30.7.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 206/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/1237 VAN DE COMMISSIE

van 18 mei 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de uitvoeringsbepalingen voor het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten en tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften inzake de vrijgave en de verbeurdverklaring van voor dergelijke certificaten gestelde zekerheden, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 1342/2003, (EG) nr. 2336/2003, (EG) nr. 951/2006, (EG) nr. 341/2007 en (EG) nr. 382/2008 van de Commissie en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2390/98, (EG) nr. 1345/2005, (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 507/2008 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 177,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 66, lid 3, onder c) en e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (3) is ingetrokken bij en vervangen door Verordening (EU) nr. 1308/2013, waarin regels zijn vastgesteld betreffende invoer- en uitvoercertificaten voor landbouwproducten. Ook wordt bij deze laatste verordening de Commissie de bevoegdheid verleend om in dit verband gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Om de soepele werking van het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten binnen het nieuwe rechtskader te garanderen, moeten bepaalde regels door middel van dergelijke handelingen worden vastgesteld.

(2)

In artikel 176 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is vastgesteld dat certificaten verplicht kunnen worden gesteld wanneer een of meer producten van de in dat artikel vastgestelde sectoren worden ingevoerd om in het vrije verkeer te worden gebracht of te worden uitgevoerd. Er moet worden vastgesteld voor welke producten van deze sectoren een invoer- of uitvoercertificaat moet worden overgelegd.

(3)

De monitoring van de handelsstromen door middel van certificaten moet op flexibele wijze worden aangepakt. Bij het bepalen van de gevallen waarin een certificaat vereist is, moet rekening worden gehouden met andere mogelijke informatiebronnen, zoals de regeling voor douanetoezicht, en met de noodzaak van certificaten of de tijd die nodig is om informatie te verzamelen door middel van certificaten. Er dient te worden bepaald in welke specifieke gevallen geen certificaat vereist is.

(4)

Er moet worden vastgesteld dat de certificaten enkel worden afgegeven mits een zekerheid is gesteld, om te garanderen dat de producten tijdens de geldigheidsduur van het certificaat worden in- of uitgevoerd. Voorts moet ook worden vastgesteld wanneer aan de invoer- of uitvoerverplichting is voldaan.

(5)

Aangezien een invoer- of uitvoercertificaat het recht geeft in of uit te voeren, moet een certificaat worden overgelegd op het moment dat de invoer- of uitvoeraangifte wordt ingediend om dit recht te laten gelden.

(6)

Aangezien de mogelijkheid bestaat dat de persoon die gebruikmaakt van het certificaat, niet de titularis noch de cessionaris is, dient ter wille van de rechtszekerheid en de administratieve efficiëntie te worden gespecificeerd welke personen gerechtigd zijn gebruik te maken van het certificaat, met inbegrip van een douanevertegenwoordiger die namens de titularis of de cessionaris optreedt.

(7)

Gezien de gebruiken bij de internationale handel in de betrokken landbouwproducten dient voor de in- of uitgevoerde hoeveelheid een bepaalde tolerantie ten opzichte van de in het certificaat vermelde hoeveelheid te worden aanvaard.

(8)

Wanneer een invoercertificaat tevens wordt gebruikt voor het beheer van een tariefcontingent waarvoor een preferentiële regeling is vastgesteld, wordt het recht op toepassing van deze preferentiële regeling aan de importeurs toegekend door middel van het certificaat, dat in sommige gevallen vergezeld moet gaan van een document van een derde land. Om te vermijden dat het contingent wordt overschreden, dient de preferentiële regeling te worden toegepast binnen de grenzen van de hoeveelheid waarvoor het certificaat is afgegeven. In dergelijke gevallen dient een zekere tolerantie te worden toegestaan, op voorwaarde dat het gedeelte van de hoeveelheid dat op basis van de tolerantie de in het certificaat vermelde hoeveelheid overschrijdt, niet onder de preferentiële regeling valt en dat de conventionele douanerechten verschuldigd zijn.

(9)

Er moeten specifieke regels worden vastgesteld betreffende de overdraagbaarheid van een certificaat.

(10)

Ook dienen bepalingen te worden vastgesteld inzake de vrijgave en de verbeurdverklaring van de voor invoer- en uitvoercertificaten gestelde zekerheid.

(11)

Gezien het specifieke karakter van de sector moeten enkele aanvullende voorwaarden worden vastgesteld voor invoercertificaten voor hennep en knoflook.

(12)

Duidelijkheidshalve moeten voorschriften worden vastgesteld voor invoer- en uitvoercertificaten die zijn afgegeven voor producten waarvoor de verplichting van een invoer- of uitvoercertificaat bij deze verordening is afgeschaft of aangepast, en die op de datum van toepassing van deze verordening nog geldig zijn.

(13)

De bepalingen die op dit moment van toepassing zijn, dienen te worden vervangen, aangezien het doel van de onderhavige verordening en van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 van de Commissie (4) erin bestaat de bepalingen die van toepassing zijn op het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten te vereenvoudigen en aan te passen aan het nieuwe, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 gestelde rechtskader. Duidelijkheidshalve moet een aantal bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 2535/2001 (5), (EG) nr. 1342/2003 (6), (EG) nr. 2336/2003 (7), (EG) nr. 951/2006 (8), (EG) nr. 341/2007 (9) en (EG) nr. 382/2008 (10) van de Commissie worden geschrapt en moeten de Verordeningen (EG) nr. 2390/98 (11), (EG) nr. 1345/2005 (12), (EG) nr. 376/2008 (13) en (EG) nr. 507/2008 (14) van de Commissie worden ingetrokken.

(14)

De overgang van de in de geschrapte bepalingen en in de ingetrokken verordeningen vastgestelde regelingen naar de in de onderhavige verordening vastgestelde regelingen kan enkele praktische gevolgen hebben. Het is dan ook passend om de toepassing van deze verordening uit te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „certificaat”: een elektronisch of papieren document met een specifieke geldigheidsduur waarin het recht en de verplichting om producten in of uit te voeren, zijn vastgesteld;

b)   „mededeling inzake invoer- en uitvoercertificaten voor landbouwproducten”: nadere bepalingen betreffende het invoer- of uitvoercertificaat en een reeks gegevens die moet worden vermeld in een certificaataanvraag en in een certificaat, als bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-serie) (15).

Artikel 2

Gevallen waarin een certificaat vereist is

1.   Voor de volgende producten wordt een invoercertificaat overgelegd:

a)

de in deel I van de bijlage vermelde producten, wanneer zij zijn aangegeven voor het vrije verkeer in het kader van alle regelingen, behalve tariefcontingenten, tenzij anders bepaald in dat deel I;

b)

producten die zijn aangegeven voor het vrije verkeer in het kader van tariefcontingenten die worden beheerd volgens de methode van het gelijktijdige onderzoek of de methode van de traditionele/nieuwe marktdeelnemers, als respectievelijk bedoeld in artikel 184, lid 2, onder b) en c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, of volgens een combinatie daarvan of een andere passende methode;

c)

producten waarvoor deel I van de bijlage naar deze bepaling verwijst, wanneer zij zijn aangegeven voor het vrije verkeer in het kader van tariefcontingenten die worden beheerd volgens de methode van het beginsel „wie het eerst komt, het eerst maalt”, als bedoeld in artikel 184, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

d)

de in deel I van de bijlage vermelde producten, wanneer zij zijn aangegeven voor het vrije verkeer in het kader van een preferentiële regeling die wordt beheerd door middel van certificaten;

e)

producten die vallen onder regelingen voor passieve veredeling waarbij wordt gebruikgemaakt van een uitvoercertificaat, en die terugkeren naar het vrije verkeer als een product dat is vermeld in de bijlage, deel I, afdeling A of B;

f)

producten die zijn aangegeven voor het vrije verkeer op grond van artikel 185 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingeval een verlaging van de invoerrechten van toepassing is.

2.   Voor de volgende producten wordt een uitvoercertificaat overgelegd:

a)

de in deel II van de bijlage vermelde producten;

b)

producten van de Unie waarvoor een uitvoercertificaat moet worden overgelegd om in aanmerking te komen voor de toepassing van een contingent dat door de Unie of door een derde land wordt beheerd en in dat land voor deze producten is geopend;

c)

de volgende in deel II van de bijlage vermelde producten van de Unie, wanneer zij worden uitgevoerd:

i)

producten die onder de douaneprocedure van de regeling actieve veredeling vallen;

ii)

producten die basisproducten als bedoeld in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad (16) zijn en die onder de douaneprocedure van de regeling passieve veredeling vallen;

iii)

producten waarvoor de invordering of kwijtschelding van een bedrag aan invoer- of uitvoerrechten geldt, als bedoeld in titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17), en waarvoor nog geen definitief besluit is genomen.

Artikel 3

Gevallen waarin geen certificaat vereist is

1.   Een certificaat is niet vereist en wordt niet afgegeven noch overgelegd in de volgende gevallen:

a)

het in het vrije verkeer brengen of het uitvoeren van producten zonder handelskarakter als vastgesteld in bijlage I, deel 1, titel II, punt D, 2, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (18);

b)

gevallen waarin een vrijstelling van rechten bij invoer, rechten bij uitvoer en op basis van artikel 207 van het Verdrag ingestelde maatregelen wordt toegestaan op grond van Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad (19);

c)

hoeveelheden van in het vrije verkeer te brengen of uit te voeren producten die de in de bijlage vastgestelde hoeveelheden niet overschrijden;

d)

producten die in het vrije verkeer zullen worden gebracht als terugkerende goederen overeenkomstig titel VI, hoofdstuk 2, afdeling 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;

e)

producten waarvoor de aangever op het moment van aanvaarding van de aangifte tot wederuitvoer het bewijs levert dat de terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten voor die producten is toegestaan overeenkomstig titel III, hoofdstuk 3, afdeling 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013.

In afwijking van de eerste alinea, onder b) en c), is wel een certificaat vereist wanneer het in het vrije verkeer brengen of het uitvoeren gebeurt in het kader van een preferentiële regeling waarvan de toepassing door middel van een certificaat wordt toegestaan.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder c), wordt de hoeveelheid waarvoor één certificaat wordt afgegeven, berekend als de som van alle hoeveelheden die in het vrije verkeer zullen worden gebracht of zullen worden uitgevoerd in het kader van dezelfde logistieke operatie.

2.   Een uitvoercertificaat is niet vereist en wordt niet afgegeven noch overgelegd voor producten die door particulieren of groepen particulieren worden verzonden met het oog op kosteloze distributie ervan in derde landen in het kader van humanitaire hulpacties, indien deze zendingen een incidenteel karakter hebben en bestaan uit uiteenlopende producten en de lading per vervoermiddel niet meer dan 30 000 kg bedraagt. Voor voedselhulpacties die niet aan deze voorwaarden voldoen, dient een certificaat te worden overgelegd overeenkomstig deze verordening en Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239.

Artikel 4

Zekerheid

1.   Certificaten worden enkel afgegeven mits een zekerheid is gesteld, met uitzondering van de in de bijlage vermelde gevallen.

2.   Bij het indienen van een certificaataanvraag stelt de aanvrager een zekerheid, die op de dag dat de aanvraag wordt ingediend, uiterlijk om 13.00 uur (plaatselijke tijd Brussel) beschikbaar is bij de met afgifte van certificaten belaste autoriteit.

3.   Indien de zekerheid de drempel van 100 EUR niet overschrijdt, is geen zekerheid vereist.

Daartoe wordt het bedrag van de zekerheid berekend als de som van alle hoeveelheden die voortvloeien uit de verplichtingen die samenhangen met dezelfde logistieke operatie.

4.   Een zekerheid is niet vereist indien de aanvrager:

a)

een overheidsorgaan is dat de functies van een overheidsinstantie vervult, of

b)

een particuliere instantie is die, onder het toezicht van een lidstaat, de onder a) bedoelde functies vervult.

5.   De zekerheid die betrekking heeft op de hoeveelheid waarvoor aan een aanvraag geen gevolg is gegeven, wordt onmiddellijk vrijgegeven.

Artikel 5

Rechten en plichten, tolerantie

1.   Het invoer- of uitvoercertificaat kent een recht toe en houdt een verplichting in om de hoeveelheid producten waarvoor het certificaat geldt, gedurende de geldigheidsduur ervan, respectievelijk in het vrije verkeer te brengen of uit te voeren overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239.

2.   De douaneaangifte voor het vrije verkeer of voor uitvoer wordt ingediend door:

a)

de titularis van het certificaat als vermeld in vak 4 van het certificaat, waarvan een model is opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 (hierna „titularis” genoemd);

b)

de cessionaris, als vermeld in vak 6 van het onder a) bedoelde certificaat, of

c)

een douanevertegenwoordiger die voor rekening van de titularis of de cessionaris handelt, als vastgesteld in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 952/2013, waarbij in de douaneaangifte wordt vermeld dat de titularis of de cessionaris de persoon is namens wie aan de in lid 1 bedoelde verplichting wordt voldaan.

3.   Indien zo bepaald in specifieke wetgeving van de Unie, kan de verplichting om in het vrije verkeer te brengen of uit te voeren, de verplichting inhouden om in het vrije verkeer te brengen uit of uit te voeren naar het land dat of de groep landen die is/zijn vermeld in het certificaat.

4.   De verplichting om in het vrije verkeer te brengen of uit te voeren, wordt geacht te zijn nagekomen indien de totale in het certificaat vermelde hoeveelheid door de douane is ingeklaard, respectievelijk uitgeklaard volgens de desbetreffende procedure. In die context is een positieve of negatieve tolerantie van toepassing op de in het certificaat vermelde hoeveelheid overeenkomstig artikel 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239.

5.   Een positieve tolerantie is niet van toepassing wanneer de op het invoercertificaat vermelde hoeveelheid overeenstemt met de hoeveelheid die is vermeld op een uitvoerdocument, dat een van de bewijsstukken is op basis waarvan het product in aanmerking komt voor de preferentiële behandeling gezien zijn specifieke kwaliteit, specifieke variëteit of specifieke kenmerken, als vereist in de desbetreffende internationale overeenkomst.

Wanneer een invoercertificaat vereist is voor een tariefcontingent, wordt het gedeelte waarmee de in het invoercertificaat vermelde hoeveelheid wordt overschreden en dat binnen de positieve tolerantie valt, in het vrije verkeer gebracht in het kader van hetzelfde certificaat en geldt het conventionele douanerecht.

Artikel 6

Overdraagbaarheid

1.   De uit certificaten voortvloeiende verplichtingen zijn niet overdraagbaar. Tenzij anders bepaald, kunnen de uit certificaten voortvloeiende rechten gedurende de geldigheidsduur van het certificaat worden overgedragen door de titularis ervan.

2.   De overdracht van uit een certificaat of uittreksel voortvloeiende rechten mag slechts ten gunste van een enkele cessionaris gebeuren en heeft betrekking op de nog niet van het certificaat of uittreksel afgeschreven hoeveelheden.

3.   De titularis verzoekt de met afgifte van certificaten belaste autoriteit die het oorspronkelijke certificaat heeft afgegeven, om de overdracht.

4.   De cessionaris draagt zijn recht op zijn beurt niet over, maar mag het aan de titularis retrocederen. De retrocessie heeft betrekking op de nog niet op het certificaat of uittreksel afgeschreven hoeveelheden. De met afgifte van certificaten belaste autoriteit vermeldt de retrocessie overeenkomstig de mededeling inzake invoer- en uitvoercertificaten voor landbouwproducten.

5.   De overdracht of retrocessie is van kracht met ingang van de datum zoals gevalideerd door de met afgifte van certificaten belaste autoriteit.

Artikel 7

Vrijgeven en verbeuren van de zekerheid

1.   De vrijgave van de zekerheid waarin is voorzien in artikel 24, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie (20), kan gedeeltelijk zijn in verhouding tot de hoeveelheid producten waarvoor is bewezen dat de verplichting tot invoer of uitvoer is nagekomen. Die hoeveelheid bedraagt niet minder dan 5 % van de totale op het certificaat vermelde hoeveelheid.

Indien de ingevoerde of uitgevoerde hoeveelheid evenwel minder dan 5 % van de op het certificaat vermelde hoeveelheid bedraagt, wordt de hele zekerheid verbeurd.

2.   Bij de berekening van het te verbeuren gedeelte van de zekerheid brengt de met afgifte van certificaten belaste autoriteit, waar van toepassing, een bedrag in mindering dat overeenkomt met de in artikel 5, lid 4, bedoelde kwantitatieve tolerantie.

3.   Wanneer de met afgifte van certificaten belaste autoriteit een vrijstelling van de verplichting tot zekerheidsstelling verleent omdat het te garanderen bedrag minder dan 500 EUR bedraagt, als vastgesteld in artikel 18, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, betaalt de betrokken partij uiterlijk 60 dagen na de datum waarop de geldigheid van het certificaat verstrijkt, hetzelfde bedrag als het verbeurde gedeelte van de zekerheid.

4.   Indien het totale bedrag van de te verbeuren zekerheid voor een bepaald certificaat 100 EUR of minder bedraagt, dan geeft de met afgifte van certificaten belaste autoriteit de hele zekerheid vrij.

Artikel 8

Kennisgevingen

Overeenkomstig de nadere bepalingen die zijn vastgesteld in de krachtens artikel 223, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde uitvoeringshandeling, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van:

a)

de afgegeven vervangingscertificaten als bedoeld in artikel 15, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;

b)

gevallen van overmacht als bedoeld in artikel 16, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;

c)

wat betreft hennep, de vastgestelde bepalingen, de opgelegde sancties en de voor controles bevoegde autoriteiten, als bedoeld in artikel 17, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;

d)

wat betreft knoflook, de hoeveelheden waarop de in artikel 18 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 bedoelde „B”-certificaten betrekking hebben;

e)

wat betreft ethylalcohol, de afgegeven invoercertificaten als bedoeld in artikel 19 van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;

f)

onregelmatigheden als bedoeld in artikel 20, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;

g)

de autoriteiten die bevoegd zijn voor het ontvangen van certificaataanvragen en voor het afgeven van de certificaten of vervangingscertificaten als bedoeld in artikel 20, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239;

h)

de officiële stempels en, in voorkomend geval, droogstempels als bedoeld in artikel 20, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239.

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE SECTORALE BEPALINGEN

Artikel 9

Hennep

1.   Voor het in het vrije verkeer brengen van de in deel I, afdelingen C, D en G, van de bijlage bij deze verordening vermelde hennep(producten) wordt een invoercertificaat overgelegd overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 („invoercertificaat Agrim”).

Het certificaat wordt uitsluitend afgegeven indien ten genoegen van de lidstaat waar de hennep(producten) in het vrije verkeer zullen worden gebracht, is aangetoond dat is voldaan aan alle voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 189, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in deze verordening en aan alle vereisten die door de betrokken lidstaat zijn vastgesteld op grond van artikel 189, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

2.   De certificaataanvraag bevat de informatie overeenkomstig de aanwijzingen voor hennep(producten) in de mededeling inzake invoer- en uitvoercertificaten voor landbouwproducten.

De lidstaten kunnen aanvullende vereisten vaststellen betreffende de certificaataanvraag en de afgifte en het gebruik van het certificaat, als vastgesteld in artikel 189, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

3.   Met het oog op de toepassing van artikel 189, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 stellen de betrokken lidstaten regelingen vast voor de erkenning van de importeurs van niet voor inzaai bestemd hennepzaad. Deze regelingen omvatten de erkenningsvoorwaarden, een controleregeling en de bij onregelmatigheden op te leggen sancties.

4.   Wanneer niet voor inzaai bestemd hennepzaad als bedoeld in afdeling G van deel I van de bijlage in het vrije verkeer wordt gebracht, wordt het invoercertificaat slechts afgegeven als de erkende importeur zich ertoe verbindt aan de autoriteiten die bevoegd zijn voor de controles van de desbetreffende operaties in de lidstaat waar de importeur is erkend, binnen de termijn en volgens de voorwaarden die zijn vastgesteld door de lidstaat, de nodige documenten over te leggen waarin wordt aangetoond dat het hennepzaad waarvoor het certificaat wordt afgegeven, uiterlijk twaalf maanden na de uitgifte van het certificaat:

a)

zich in een zodanige situatie bevindt dat het niet meer voor inzaai kan worden gebruikt;

b)

voor de bereiding van diervoeder met ander zaad dan hennepzaad gemengd is, waarbij het hennepzaad ten hoogste 15 % van de totale hoeveelheid zaad uitmaakt, of bij wijze van uitzondering ten hoogste 25 % wanneer de erkende importeur daartoe een gemotiveerd verzoek indient, of

c)

naar een derde land is uitgevoerd.

Als echter een deel van het zaad waarop het certificaat betrekking heeft, niet binnen de voorgeschreven termijn van twaalf maanden aan één van de in de eerste alinea bepaalde voorwaarden voldoet, kan de lidstaat op een met redenen omkleed verzoek van de erkende importeur de bedoelde termijn met een of twee perioden van zes maanden verlengen.

De in de eerste alinea bedoelde documenten worden opgesteld door de marktdeelnemers die de betrokken werkzaamheden hebben uitgevoerd en bevatten ten minste:

a)

naam, volledig adres, lidstaat en handtekening van de marktdeelnemer;

b)

een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden die aan het bepaalde in de eerste alinea voldoen en de datum van uitvoering;

c)

de bij de werkzaamheden betrokken hoeveelheid hennepzaad in kilogram.

Aan de hand van een risicoanalyse controleert elke betrokken lidstaat de juistheid van de documenten betreffende de op zijn grondgebied uitgevoerde, in de eerste alinea bedoelde werkzaamheden.

5.   In afwijking van artikel 6, lid 1, zijn de rechten die voortvloeien uit de invoercertificaten voor hennep(producten), niet overdraagbaar.

Artikel 10

Knoflook

1.   Invoercertificaten voor in deel I, afdelingen E en F, van de bijlage vermelde knoflook zijn „B”-certificaten.

2.   Aanvragers mogen enkel bij de met afgifte van certificaten belaste autoriteit van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd en voor btw-doeleinden zijn geregistreerd, aanvragen voor „B”-certificaten indienen.

3.   In afwijking van artikel 6, lid 1, zijn de rechten die voortvloeien uit de „B”-certificaten niet overdraagbaar.

HOOFDSTUK III

WIJZIGINGEN, INTREKKING, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2535/2001, (EG) nr. 1342/2003, (EG) nr. 2336/2003, (EG) nr. 951/2006, (EG) nr. 341/2007 en (EG) nr. 382/2008

1.   De volgende bepalingen worden geschrapt:

a)

in Verordening (EG) nr. 2535/2001: de artikelen 20, 21 en 22;

b)

in Verordening (EG) nr. 1342/2003: artikel 6, lid 1, onder a), artikel 8, lid 2, artikel 9, leden 1 en 2, artikel 12, onder a), en artikel 16;

c)

in Verordening (EG) nr. 2336/2003: de artikelen 5 en 7;

d)

in Verordening (EG) nr. 951/2006: de artikelen 4 quater, 4 quinquies en 4 sexies, artikel 5, lid 1, de artikelen 7 tot en met 7 septies, artikel 8 bis, de artikelen 9 en 10, artikel 11, lid 1, onder a), en lid 2, artikel 12 bis, artikel 17, lid 1, en artikel 18, lid 1;

e)

in Verordening (EG) nr. 341/2007: artikel 5, lid 1, artikel 5, lid 2, tweede alinea, en de artikelen 13 en 14;

f)

in Verordening (EG) nr. 382/2008: artikel 2, artikel 5, leden 1 en 2, artikel 6, leden 1 en 2, artikel 7 en artikel 8, leden 1 en 2.

2.   De in lid 1 vermelde bepalingen blijven van toepassing voor certificaten die zijn afgegeven in het kader van de desbetreffende verordeningen.

Artikel 12

Intrekking

De Verordeningen (EG) nr. 2390/98, (EG) nr. 1345/2005, (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 507/2008 worden ingetrokken.

Hierbij geldt echter het volgende:

deze verordeningen blijven van toepassing voor certificaten die zijn afgegeven in het kader van de desbetreffende verordeningen, en

artikel 34, lid 10, van Verordening (EG) nr. 376/2008 blijft van toepassing tot de desbetreffende voorschriften betreffende tariefcontingenten die zijn vastgesteld op basis van de artikelen 186 en 187 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van toepassing zijn geworden.

Artikel 13

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepasselijke geldigheidsduur en aan het bedrag van de gestelde zekerheid voor certificaten die niet zijn verstreken op 6 november 2016.

2.   Op vraag van de titularis wordt de gestelde zekerheid voor een certificaat vrijgegeven wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de geldigheidsduur van het certificaat is op de in lid 1 bedoelde datum nog niet verstreken;

b)

het certificaat is vanaf de in lid 1 bedoelde datum niet langer vereist voor de betrokken producten;

c)

het certificaat is op de in lid 1 bedoelde datum slechts gedeeltelijk of helemaal niet gebruikt.

Artikel 14

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 6 november 2016.

Artikel 11, lid 1, onder d), is van toepassing met ingang van 1 oktober 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1239 van de Commissie van 18 mei 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten (zie bladzijde 44 van dit Publicatieblad).

(5)  Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie van 14 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad voor de invoerregeling voor melk en zuivelproducten en houdende opening van tariefcontingenten (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 29).

(6)  Verordening (EG) nr. 1342/2003 van de Commissie van 28 juli 2003 houdende bijzondere uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer- en uitvoercertificaten in de sector granen en rijst (PB L 189 van 29.7.2003, blz. 12).

(7)  Verordening (EG) nr. 2336/2003 van de Commissie van 30 december 2003 houdende vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 670/2003 van de Raad tot vaststelling van specifieke maatregelen betreffende de markt voor ethylalcohol uit landbouwproducten (PB L 346 van 31.12.2003, blz. 19).

(8)  Verordening (EG) nr. 951/2006 van de Commissie van 30 juni 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft de handel met derde landen in de sector suiker (PB L 178 van 1.7.2006, blz. 24).

(9)  Verordening (EG) nr. 341/2007 van de Commissie van 29 maart 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van tariefcontingenten en instelling van een stelsel van invoercertificaten en certificaten van oorsprong voor uit derde landen ingevoerde knoflook en bepaalde andere landbouwproducten (PB L 90 van 30.3.2007, blz. 12).

(10)  Verordening (EG) nr. 382/2008 van de Commissie van 21 april 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees (PB L 115 van 29.4.2008, blz. 10).

(11)  Verordening (EG) nr. 2390/98 van de Commissie van 5 november 1998 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1706/98 van de Raad ten aanzien van de regeling voor de invoer van bepaalde graansubstituten en verwerkte producten op basis van granen en rijst, van oorsprong uit de staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (de ACS-staten) of uit de landen en gebieden overzee (LGO), en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 2245/90 (PB L 297 van 6.11.1998, blz. 7).

(12)  Verordening (EG) nr. 1345/2005 van de Commissie van 16 augustus 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoercertificatenregeling in de sector olijfolie (PB L 212 van 17.8.2005, blz. 13).

(13)  Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).

(14)  Verordening (EG) nr. 507/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector vezelvlas en -hennep (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 38).

(15)  Mededeling inzake invoer- en uitvoercertificaten (PB C 278 van 30.7.2016).

(16)  Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(18)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(19)  Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).

(20)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 18).


BIJLAGE

DEEL I

CERTIFICAATVERPLICHTING BIJ INVOER

Lijst van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde producten

A.   Rijst (artikel 1, lid 2, onder b), van en bijlage I, deel II, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (1)

1006 20

Gedopte rijst, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten

1 000  kg

1006 30

Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten

1 000  kg

1006 40 00

Breukrijst, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten

1 000  kg


B.   Suiker (artikel 1, lid 2, onder c), van en bijlage I, deel III, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (2)

1701

Alle producten die worden ingevoerd in het kader van een andere preferentiële regeling dan een tariefcontingent (3)  (4)

(—)


C.   Zaaizaad (artikel 1, lid 2, onder e), van en bijlage I, deel V, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Zekerheid

Nettohoeveelheden (5)

ex 1207 99 20

Zaaizaad voor de inzaai van henneprassen

 (6)

(—)


D.   Vlas en hennep (artikel 1, lid 2, onder h), van en bijlage I, deel VIII, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Zekerheid

Nettohoeveelheden (7)

5302 10 00

Hennep, ruw of geroot

 (8)

(—)


E.   Groenten en fruit (artikel 1, lid 2, onder i), van en bijlage I, deel IX, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (9)

0703 20 00

Knoflook, vers of gekoeld, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten (10)

(—)

ex 0703 90 00

Andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten

(—)


F.   Verwerkte groenten en verwerkt fruit (artikel 1, lid 2, onder j), van en bijlage I, deel X, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (11)

ex 0710 80 95

Knoflook (12) en Allium ampeloprasum, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten (13)

(—)

ex 0710 90 00

Mengsels van groenten die knoflook (12) en/of Allium ampeloprasum bevatten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten (13)

(—)

ex 0711 90 80

Knoflook (12) en Allium ampeloprasum, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten (13)

(—)

ex 0711 90 90

Mengsels van groenten die knoflook (12) en Allium ampeloprasum bevatten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten (13)

(—)

ex 0712 90 90

Gedroogde knoflook (12) en Allium ampeloprasum en mengsels van gedroogde groenten die knoflook (12) en/of Allium ampeloprasum bevatten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met inbegrip van producten die worden ingevoerd in het kader van de in artikel 2, lid 1, onder c), bedoelde tariefcontingenten (13)

(—)


G.   Andere producten (artikel 1, lid 2, onder x), van en bijlage I, deel XXIV, afdeling 1, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Zekerheid

Nettohoeveelheden (14)

1207 99 91

Niet voor inzaai bestemd hennepzaad

 (15)

(—)


H.   Ethylalcohol uit landbouwproducten (artikel 1, lid 2, onder u), van en bijlage I, deel XXI, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (16)

ex 2207 10 00

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van 80 % vol. of meer, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

100 hl

ex 2207 20 00

Ethylalcohol en gedistilleerde dranken, gedenatureerd, ongeacht het gehalte, verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

100 hl

ex 2208 90 91

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol., verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

100 hl

ex 2208 90 99

Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol., verkregen uit in bijlage I bij het Verdrag vermelde landbouwproducten

100 hl

DEEL II

CERTIFICAATVERPLICHTING BIJ UITVOER

Lijst van de in artikel 2, lid 2, onder a), bedoelde producten

A.   Rijst (artikel 1, lid 2, onder b), van en bijlage I, deel II, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (17)

1006 20

Gedopte (bruine) rijst of zilvervliesrijst

500 kg

1006 30

Halfwitte of volwitte rijst, ook indien gepolijst of geglansd

500 kg


B.   Suiker (artikel 1, lid 2, onder c), van en bijlage I, deel III, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

GN-code

Beschrijving

Nettohoeveelheden (18)

1701

Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm (19)

2 000  kg

1702 60 95

1702 90 95

Andere suiker in vaste vorm en suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen, met uitzondering van lactose, glucose, maltodextrine en isoglucose (19)

2 000  kg

2106 90 59

Suikerstroop, gearomatiseerd of met toegevoegde kleurstoffen, andere dan stroop van isoglucose, van lactose, van glucose en van maltodextrine (19)

2 000  kg


(1)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(2)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(3)  De certificaatverplichting bij invoer is van toepassing tot en met 30 september 2017.

(4)  Met uitzondering van de invoer van preferentiële suiker van GN-code 1701 99 10 van oorsprong uit de Republiek Moldavië als bedoeld in Besluit 2014/492/EU van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 1) en de preferentiële invoer van suiker van GN-code 1701 van oorsprong uit Georgië als bedoeld in Besluit 2014/494/EU van de Raad van16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (PB L 261 van 30.8.2014, blz. 1).

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.

(5)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(6)  Er wordt geen zekerheid geëist.

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.

(7)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(8)  Er wordt geen zekerheid geëist.

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.

(9)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(10)  De certificaatverplichting bij invoer is van toepassing tot en met 30 september 2017.

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.

(11)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(12)  Het betreft tevens producten waarbij het woord „knoflook” slechts een onderdeel is van de benaming. Voorbeelden daarvan zijn onder meer „soloknoflook”, „olifantenknoflook”, „éénteensknoflook” en „reuzenknoflook”.

(13)  De certificaatverplichting bij invoer is van toepassing tot en met 30 september 2017.

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.

(14)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(15)  Er wordt geen zekerheid geëist.

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.

(16)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(17)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op uitvoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(18)  Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 3, lid 1, onder c), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op uitvoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een door middel van certificaten beheerd tariefcontingent.

(19)  De certificaatverplichting bij uitvoer is van toepassing tot en met 30 september 2017.