29.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 171/66


VERORDENING (EU) 2016/1012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 8 juni 2016

betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij („Fokkerijverordening”)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42 en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het fokken van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen speelt economisch en sociaal gezien een strategische rol in de landbouw van de Unie en behoort tot het cultureel erfgoed van de Unie. Deze landbouwactiviteit, die bijdraagt tot voedselzekerheid in de Unie, vormt een bron van inkomsten voor de landbouwgemeenschap. Het fokken van dieren van deze soorten wordt het best bevorderd door gebruik van raszuivere fokdieren of hybride fokvarkens van vastgelegde hoge genetische kwaliteit te stimuleren.

(2)

De lidstaten hebben dan ook, als onderdeel van hun landbouwbeleid, consequent geprobeerd, soms door middel van overheidsinvesteringen om de productie van vee met specifieke genetische eigenschappen te bevorderen door bepaalde normen vast te stellen. Verschillen tussen die normen kunnen technische barrières opwerpen voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan, alsook voor de binnenkomst daarvan in de Unie.

(3)

Het rechtskader voor het Unierecht inzake het fokken van raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten en -paarden alsmede hybride fokvarkens wordt gevormd door de Richtlijnen 88/661/EEG (3), 89/361/EEG (4), 90/427/EEG (5), 91/174/EEG (6), 94/28/EG (7) en 2009/157/EG van de Raad (8). Die richtlijnen hadden tot doel de veeteelt in de Unie te ontwikkelen en tegelijkertijd de handel in fokdieren en levende producten daarvan alsook de binnenkomst daarvan in de Unie te regelen, en zo het concurrentievermogen van de fokkerijsector in de Unie in stand houden.

(4)

De Richtlijnen 87/328/EEG (9), 90/118/EEG (10) en 90/119/EEG van de Raad (11) zijn vastgesteld om te voorkomen dat lidstaten nationale voorschriften behouden of vaststellen met betrekking tot de toelating van fokrunderen en -varkens tot de voortplanting en de productie en het gebruik van sperma, eicellen en embryo's die een verbod, beperking of belemmering zouden kunnen vormen voor de handel ten aanzien van natuurlijke dekking, kunstmatige inseminatie of winning van sperma, eicellen of embryo's.

(5)

Op basis van de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG heeft de Commissie, na raadpleging van de lidstaten via het Permanent Zoötechnisch Comité dat is opgericht bij Besluit 77/505/EEG van de Raad (12), een aantal besluiten vastgesteld met soortgebonden criteria voor de goedkeuring of erkenning van fokkerij-organisaties en fokkersverenigingen, voor de inschrijving van fokdieren in stamboeken, voor de toelating van raszuivere fokschapen en -geiten tot de voortplanting en tot kunstmatige inseminatie, voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie van fokrunderen, -varkens, -schapen en -geiten en voor de opstelling van afstammings- of zoötechnische certificaten voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan.

(6)

De Commissie heeft tevens een lijst van fokorganen in derde landen en het model van afstammings- of zoötechnische certificaten voor de binnenkomst in de Unie van fokdieren en sperma, eicellen en embryo's daarvan vastgesteld.

(7)

De Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG hebben grotendeels dezelfde structuur en inhoud. Enkele van deze richtlijnen zijn in de loop der tijd gewijzigd. Ter wille van de eenvoud en de consistentie van het Unierecht is het passend om de in die richtlijnen vastgelegde voorschriften te stroomlijnen.

(8)

De afgelopen twintig jaar heeft de Commissie een aanzienlijk aantal klachten van fokkers en operatoren die fokprogramma's uitvoeren moeten behandelen in verband met de omzetting in nationale wetgeving en de interpretatie van de rechtshandelingen van de Unie inzake het fokken van dieren in verschillende lidstaten. Om te zorgen voor een eenvormige toepassing van de Unievoorschriften inzake fokdieren en om belemmeringen voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan als gevolg van divergenties in de omzetting van die richtlijnen in nationaal recht te voorkomen, moeten de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor de handel in fokdieren en levende producten daarvan, alsook de binnenkomst daarvan in de Unie, in een verordening worden neergelegd.

(9)

Bovendien is uit ervaring gebleken dat, om de toepassing van de voorschriften van die richtlijnen te vergemakkelijken, preciezere bewoordingen moeten worden gebruikt voor een aantal van de bepalingen daarvan, alsook een consequentere terminologie die voor alle lidstaten standaard is. Ter wille van de duidelijkheid en consistentie van het Unierecht moeten ook meer definities worden opgenomen, waaronder een definitie van „ras”.

(10)

Het streven naar een sterkere concurrentiepositie in de fokkerijsector mag niet leiden tot het verdwijnen van rassen met kenmerken die aangepast zijn aan bijzondere biofysische omstandigheden. Lokale rassen kunnen in het gedrang komen indien hun populatie te klein is, waardoor er genetische biodiversiteit verloren zou gaan. Dierlijke genetische rijkdommen vormen een belangrijk onderdeel van de biodiversiteit in de landbouw en dus een essentiële basis voor de duurzame ontwikkeling van de veeteelt, en bieden mogelijkheden om dieren aan te passen aan veranderende omgevingen en productieomstandigheden en aan de veranderende vraag van de markt en de consument. De rechtshandelingen van de Unie inzake het fokken van dieren moeten dan ook bijdragen tot het behoud van dierlijke genetische rijkdommen, de bescherming van biodiversiteit en de productie van typische regionale kwaliteitsproducten die zijn gebaseerd op de specifieke erfelijke eigenschappen van als landbouwhuisdier gehouden lokale rassen. Unierechtshandelingen moeten ook haalbare fokprogramma's bevorderen voor de verbetering van rassen en, vooral wanneer het om met uitsterven bedreigde of inheemse rassen gaat die niet overal in de Unie voorkomen, voor de instandhouding van rassen en het behoud van de genetische diversiteit binnen en tussen rassen.

(11)

Door selectie- en fokactiviteiten is er aanzienlijke vooruitgang geboekt met betrekking tot de ontwikkeling van kenmerken die verband houden met de productiviteit van landbouwdieren, wat op het niveau van de landbouwbedrijven tot verlaging van de productiekosten leidt. In sommige gevallen heeft dit echter ongewenste neveneffecten opgeleverd, waardoor er maatschappelijke bezorgdheid is ontstaan over dierenwelzijns- en milieukwesties. De toepassing van genomica en het gebruik van geavanceerde informatietechnologie zoals „precisieveehouderij”, die het verzamelen van grote datasets over alternatieve kenmerken die direct of indirect verband houden met dierenwelzijns- en duurzaamheidskwesties mogelijk maakt, biedt aanzienlijke mogelijkheden voor het inspelen op de maatschappelijke bezorgdheid en het verwezenlijken van de doelstellingen inzake duurzaam fokken in termen van grotere energie-efficiëntie en resistentere en robuustere dieren. Het verzamelen van gegevens over deze alternatieve kenmerken moet een grotere rol spelen in de fokprogramma's en bij de vaststelling van de selectiedoelstellingen. In deze context moeten de genetische rijkdommen van met uitsterven bedreigde rassen worden beschouwd als een genenreservoir dat mogelijkerwijs kan bijdragen tot het bereiken van deze dierenwelzijns- en duurzaamheidsdoeleinden.

(12)

Deze verordening moet van toepassing zijn op fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels en levende producten daarvan wanneer die dieren of de nakomelingen die het resultaat zijn van die levende producten bedoeld zijn voor inschrijving als raszuivere fokdieren in een stamboek of voor registratie als hybride fokvarkens in een fokregister, met name met het oog op verhandeling in de Unie, inclusief binnen een lidstaat, of op de binnenkomst in de Unie van deze fokdieren en levende producten daarvan.

(13)

De term „fokdier” of „raszuiver fokdier” moet niet alleen betrekking hebben op dieren die nog in het bezit zijn van hun voortplantingsfunctie. Gecastreerde dieren kunnen immers met hun genealogische en zoötechnische gegevens bijdragen tot de beoordeling van de genetische kwaliteit van de fokpopulatie en daarmee tot de betrouwbaarheid van de rangschikking van fokdieren op basis van die resultaten. Afhankelijk van de doelstellingen van het fokprogramma, zou het gebrek aan of het verlies van gegevens als gevolg van een expliciete uitsluiting van gecastreerde dieren van inschrijving in een stamboek of registratie in een fokregister waarschijnlijk vertekende resultaten opleveren van de beoordeling van de genetische kwaliteit van fokdieren die genetisch verwant zijn aan die gecastreerde dieren.

(14)

De in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake raszuivere fokdieren moeten gericht zijn op het verlenen van toegang tot de handel op basis van overeengekomen beginselen die gelden voor de erkenning van stamboekverenigingen die rassen beheren en voor de goedkeuring van hun respectieve fokprogramma's. In deze verordening moeten tevens regels worden vastgesteld voor de inschrijving van raszuivere fokdieren in de hoofdsectie van de stamboeken en, indien zij bestaan, in de verschillende genetische-waardeklassen van de hoofdsectie. Deze verordening moet ook voorzien in voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie en regels voor de toelating van fokdieren tot de voortplanting, alsmede de inhoud van de zoötechnische certificaten.

(15)

De in deze verordening vastgestelde voorschriften inzake hybride fokvarkens moeten eveneens gericht zijn op het verlenen van toegang tot de handel op basis van overeengekomen beginselen die gelden voor de erkenning van fokkerijgroeperingen die verschillende varkensrassen, -foklijnen of -kruisingen beheren en voor de goedkeuring van hun fokprogramma's. In deze verordening moeten tevens regels voor de registratie van hybride fokvarkens in fokregisters worden vastgesteld. Deze verordening moet ook voorzien in voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie en regels voor de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting, alsmede de inhoud van de zoötechnische certificaten.

(16)

Het is niet passend om kwesties in verband met klonen in deze verordening aan de orde te laten komen.

(17)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het verzekeren van een geharmoniseerde aanpak van de handel in fokdieren en levende producten daarvan, alsook voor de binnenkomst daarvan in de Unie, en voor de officiële controles die moeten worden verricht op de fokprogramma's die door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen worden uitgevoerd, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de gevolgen, de complexiteit, het grensoverschrijdende en het internationale karakter ervan beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(18)

De kwaliteit van de diensten die worden verleend door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen en de wijze waarop zij fokdieren evalueren en classificeren, zijn van invloed op de kwaliteit en de nauwkeurigheid van de voor die dieren verzamelde of vastgestelde zoötechnische en genealogische informatie en op hun marktwaarde. Daarom moeten er voorschriften worden vastgesteld voor de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen en de goedkeuring van hun fokprogramma's op basis van geharmoniseerde criteria van de Unie. Deze voorschriften moeten ook betrekking hebben op het toezicht daarop door de bevoegde autoriteiten van lidstaten om te waarborgen dat de door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen vastgestelde voorschriften geen ongelijkheden creëren tussen fokprogramma's en daardoor technische barrières voor de handel in de Unie opwerpen.

(19)

In deze verordening moeten procedures voor de opname van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen in lijsten, met inbegrip van de bijwerking, overdracht en bekendmaking van de lijsten, worden vastgelegd die vergelijkbaar zijn met de procedures die zijn vastgesteld in de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG.

(20)

Fokprogramma's met raszuivere fokdieren worden uitgevoerd met als algemeen doel de productieve en niet-productieve kenmerken van dieren van een ras duurzaam te verbeteren en/of een ras in stand te houden. Die fokprogramma's moeten betrekking hebben op een toereikend aantal raszuivere fokdieren, gehouden door fokkers die, overeenkomstig de doelstellingen die door de deelnemende fokkers algemeen worden aanvaard, door middel van fokken en selecteren wenselijke kenmerken van die dieren bevorderen en ontwikkelen of de instandhouding van het ras waarborgen. Ook fokprogramma's met hybride fokvarkens worden uitgevoerd met als doel wenselijke kenmerken te ontwikkelen door middel van het doelbewust kruisen van verschillende varkensrassen, -foklijnen of -kruisingen. Fokdieren (raszuiver of hybride) die deelnemen aan een fokprogramma worden ingeschreven in een stamboek of register met informatie over hun nakomelingen, en ondergaan, afhankelijk van de in het fokprogramma vermelde fokdoelstellingen, een prestatieonderzoek of een andere beoordeling die resulteert in de registratie van gegevens over kenmerken in verband met de doelstellingen van dat fokprogramma. Indien dat in het fokprogramma is gespecificeerd, wordt er een genetische evaluatie verricht om de fokwaarde van de dieren te ramen en de dieren dienovereenkomstig te rangschikken. Die fokwaarden en resultaten van prestatieonderzoek, alsook de genealogische informatie, vormen de basis voor het fokken en selecteren.

(21)

Het recht om te worden erkend als stamboekvereniging of fokkerijgroepering die aan de vastgestelde criteria voldoet, moet een basisbeginsel vormen van het Unierecht inzake het fokken van dieren en een basisbeginsel van de interne markt. De bescherming van de economische activiteit van een bestaande erkende stamboekvereniging mag voor de bevoegde autoriteit geen reden vormen om te weigeren een andere stamboekvereniging voor hetzelfde ras te erkennen of om schendingen van de beginselen van de interne markt te rechtvaardigen. Hetzelfde geldt voor de goedkeuring van nog een fokprogramma of de goedkeuring van de geografische uitbreiding van een bestaand fokprogramma dat wordt uitgevoerd met hetzelfde ras of met fokdieren van datzelfde ras die kunnen worden verworven uit de fokpopulatie van de stamboekvereniging die al een fokprogramma met dat ras uitvoert. Wanneer in een lidstaat al een of meer erkende stamboekverenigingen een goedgekeurd fokprogramma voor een bepaald ras uitvoeren, moet het de bevoegde autoriteit van die lidstaat echter in bepaalde specifieke gevallen zijn toegestaan de goedkeuring voor nog een fokprogramma voor hetzelfde ras te weigeren, zelfs indien dat fokprogramma aan alle vereisten voor goedkeuring voldoet. Een reden voor weigering kan zijn dat de goedkeuring van nog een fokprogramma voor hetzelfde ras de instandhouding van dat ras of de genetische diversiteit binnen dat ras in die lidstaat in gevaar zou brengen. De instandhouding van dat ras zou met name in het gedrang kunnen komen als gevolg van de versnippering van de fokpopulatie, wat zou kunnen leiden tot meer inteelt, meer gevallen van waargenomen genetische defecten, verlies aan selectiepotentieel of verminderde toegang van fokkers tot raszuivere dieren of levende producten daarvan. Een andere reden voor weigering kan verband houden met inconsistenties in de vastgestelde raseigenschappen of in de hoofddoelstellingen van die fokprogramma's. Onafhankelijk van het doel van het fokprogramma, namelijk de instandhouding of de verbetering van het ras, moet de bevoegde autoriteit immers de goedkeuring van nog een fokprogramma voor hetzelfde ras kunnen weigeren wanneer verschillen tussen de hoofddoelstellingen van de twee fokprogramma's of in de wezenlijke raseigenschappen die in die fokprogramma's zijn gedefinieerd, tot een minder doeltreffende genetische vooruitgang voor die doelstellingen of in die kenmerken of daarmee samenhangende kenmerken zouden leiden, of wanneer een uitwisseling van dieren tussen beide fokpopulaties het gevaar zou inhouden dat die wezenlijke kenmerken van de initiële fokpopulatie weggeselecteerd of weggefokt worden. Tot slot moet een bevoegde autoriteit voor een met uitsterven bedreigd ras of een inheems ras dat niet overal voorkomt in een of meer regio's van de Unie de goedkeuring van nog een fokprogramma voor hetzelfde ras kunnen weigeren op grond van het feit dat dat andere fokprogramma de doeltreffende tenuitvoerlegging van het bestaande fokprogramma zou verhinderen, met name wegens gebrek aan coördinatie of aan uitwisseling van genealogische en zoötechnische informatie die resulteert in het ontbreken van voordelen die met een gemeenschappelijke evaluatie van over dat ras verzamelde gegevens zouden kunnen worden behaald. Wanneer de bevoegde autoriteit de goedkeuring van een fokprogramma weigert, moet zij de aanvrager altijd de redenen daarvoor meedelen en hem het recht geven tegen die weigering in beroep te gaan.

(22)

Fokkers moeten het recht hebben voor eigen gebruik een fokprogramma te ontwerpen en uit te voeren zonder dat dit fokprogramma door de bevoegde autoriteiten moet worden goedgekeurd. Elke lidstaat of zijn bevoegde autoriteiten moeten echter de mogelijkheid behouden om voorschriften vast te stellen voor die activiteiten, met name zodra een dergelijk fokprogramma tot handelstransacties met fokdieren of de levende producten daarvan leidt of een reeds bestaand goedgekeurd fokprogramma voor datzelfde ras in het gedrang brengt.

(23)

Indien het fokprogramma gericht is op de instandhouding van het ras, kunnen de vereisten van het fokprogramma worden aangevuld met ex situ- en in situ-instandhoudingsmaatregelen of andere middelen om de stand van het ras te monitoren om een langdurige en duurzame instandhouding van dat ras te waarborgen. Die maatregelen moeten in het fokprogramma kunnen worden opgenomen.

(24)

Fokkersverenigingen, fokkerij-organisaties, met inbegrip van fokkerij-organisaties die privéondernemingen zijn, of overheidsinstanties mogen uitsluitend als stamboekvereniging worden erkend wanneer zij fokkers hebben die deelnemen aan hun fokprogramma's en wanneer zij ervoor zorgen dat hun fokkers de vrije keuze hebben in het selecteren en fokken van hun raszuivere fokdieren, het recht hebben op inschrijving van de nakomelingen van die dieren in hun stamboeken en de mogelijkheid hebben om eigenaar van die dieren te zijn.

(25)

Alvorens wijzigingen in het goedgekeurde fokprogramma uit te voeren, moet een stamboekvereniging of fokkerijgroepering die wijzigingen voorleggen aan de bevoegde autoriteit die die stamboekvereniging of fokkerijgroepering heeft erkend. Om onnodige administratieve lasten voor de bevoegde autoriteit en de stamboekvereniging of fokkerijgroepering te vermijden, hoeven alleen wijzigingen die substantiële invloed zouden kunnen hebben op het fokprogramma door de stamboekvereniging of fokkerijgroepering aan de bevoegde autoriteit te worden meegedeeld. Dat zijn met name wijzigingen met betrekking tot de uitbreiding van het geografische gebied, wijzigingen in het doel of de selectie- en fokdoelstellingen van het fokprogramma, in de beschrijving van de raseigenschappen of de uitbesteding van taken aan derden, alsook grote veranderingen in het systeem voor het registreren van stambomen of de methoden die voor prestatiebeoordeling en genetische evaluatie worden gebruikt, en andere wijzigingen die door de bevoegde autoriteit als substantiële wijziging van het fokprogramma worden beschouwd. Onverminderd de verplichte voorlegging van significante wijzigingen aan de bevoegde autoriteit, moet de stamboekvereniging of fokkerijgroepering de bevoegde autoriteit op verzoek een volledig bijgewerkte versie van het fokprogramma verstrekken.

(26)

Wanneer er een erkende noodzaak bestaat voor het in stand houden of bevorderen van de ontwikkeling van een ras op een bepaald grondgebied, of wanneer er sprake is van een met uitsterven bedreigde soort, moet de bevoegde autoriteit zelf de mogelijkheid hebben om op tijdelijke basis een fokprogramma voor dat ras uit te voeren, op voorwaarde dat er voor dat ras nog geen fokprogramma bestaat. Een bevoegde autoriteit die een dergelijk fokprogramma uitvoert, mag die mogelijkheid echter niet meer hebben als het fokprogramma kan worden overgedragen aan een operator die voldoet aan de vereisten die nodig zijn voor de correcte uitvoering van dat fokprogramma.

(27)

Aangezien er met het oog op de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen stamboekverenigingen moeten kunnen worden opgericht en erkend met een beperkt aantal aan hun fokprogramma's deelnemende fokdieren, mag de omvang van de fokpopulatie in het algemeen niet als essentiële voorwaarde worden beschouwd voor de erkenning van stamboekverenigingen die met uitsterven bedreigde rassen beheren en de goedkeuring van hun fokprogramma's, te meer daar de erkenning op nationaal niveau wordt verleend.

(28)

Om rekening te houden met de specifieke status van met uitsterven bedreigde rassen moeten in deze verordening specifieke regels worden opgenomen voor met name de opwaardering van dieren van de aanvullende sectie naar de hoofdsectie, alsook voor afwijkende bepalingen voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie.

(29)

De Unie is verdragsluitende partij bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat werd goedgekeurd bij Besluit 93/626/EEG van de Raad (13) en dat met name als doelstellingen heeft het behoud van de biologische diversiteit, het duurzame gebruik van de bestanddelen daarvan en de eerlijke en billijke verdeling van de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische rijkdommen. Bij dit verdrag is bepaald dat de verdragsluitende partijen soevereine rechten hebben met betrekking tot hun biologische rijkdommen en zij verantwoordelijk zijn voor het behoud van hun biologische diversiteit en het duurzaam gebruik van hun biologische rijkdommen. De Unie is ook partij bij het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biologische diversiteit, dat werd goedgekeurd bij Besluit 2014/283/EU van de Raad (14). Daarom moet in deze verordening in voorkomend geval rekening worden gehouden met het Verdrag inzake biologische diversiteit en met het Protocol van Nagoya, en moet deze verordening worden toegepast onverminderd Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad (15).

(30)

In een lidstaat erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen moeten hun goedgekeurde fokprogramma in een of meer andere lidstaten kunnen uitvoeren om te zorgen voor het best mogelijke gebruik, binnen de Unie, van fokdieren van hoge genetische waarde. Hiertoe moet een vereenvoudigde kennisgevingsprocedure waarborgen dat de bevoegde autoriteit in de andere lidstaat op de hoogte is van het voornemen om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten. Seizoensverplaatsingen van fokdieren binnen de grenzen van een lidstaat of over de grenzen met andere lidstaten heen hoeven echter niet noodzakelijkerwijs te betekenen dat het geografische gebied wordt uitgebreid.

(31)

Grensoverschrijdende samenwerking tussen stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen die dit willen, dient te worden gefaciliteerd, waarbij tevens de vrijheid van ondernemen wordt gewaarborgd en de belemmeringen voor het vrije verkeer van fokdieren en levende producten daarvan moeten worden weggenomen.

(32)

Aangezien het kan voorkomen dat een bevoegde autoriteit meerdere fokprogramma's moet goedkeuren die door één door haar erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering worden uitgevoerd en aangezien het kan voorkomen dat een bevoegde autoriteit goedkeuring moet verlenen voor de uitbreiding tot haar grondgebied van fokprogramma's die worden uitgevoerd door een in een andere lidstaat erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering, moet de erkenning van de stamboekvereniging of fokkerijgroepering worden losgekoppeld van de erkenning van haar fokprogramma's. Bij de beoordeling van een verzoek tot erkenning als stamboekvereniging of fokkerijgroepering moet de bevoegde autoriteit dus ook een verzoek tot goedkeuring van ten minste één fokprogramma voorgelegd krijgen.

(33)

Uit verschillende klachten waarmee de Commissie de afgelopen jaren te maken heeft gehad, blijkt dat deze verordening duidelijke voorschriften moet bevatten voor de relatie tussen de stamboekvereniging die een dochterstamboek opstelt voor een specifiek ras van raszuivere fokpaarden en -ezels en de stamboekvereniging die beweert het stamboek van de oorsprong van dat ras te hebben opgesteld.

(34)

De relatie tussen fokkers en stamboekverenigingen moet worden verduidelijkt om met name het recht van de fokkers op deelname aan het fokprogramma binnen het geografische gebied waarvoor het is goedgekeurd en, indien voorzien is in de mogelijkheid van lidmaatschap, het recht van die fokkers om lid te worden, te waarborgen. Stamboekverenigingen moeten voorschriften hebben om geschillen tussen aan hun fokprogramma's deelnemende fokkers te beslechten en gelijke behandeling van die fokkers te waarborgen. Ook moeten zij hun eigen rechten en plichten en die van de aan hun fokprogramma's deelnemende fokkers vastleggen.

(35)

Fokkers wier fokdieren naargelang het seizoen worden verplaatst binnen de grenzen van een lidstaat of binnen een gebied dat de nationale grenzen overschrijdt, moeten het recht hebben te blijven deelnemen aan het fokprogramma zolang het hoofdkwartier van hun bedrijf zich binnen het geografische gebied van dat fokprogramma bevindt.

(36)

In deze verordening moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie in de sector hybride fokvarkens. De meeste privéondernemingen in de sector hybride fokvarkens hebben gesloten productiesystemen en beheren hun eigen fokvee. Daarom moet worden voorzien in een aantal afwijkende bepalingen voor deze ondernemingen, met name ten aanzien van de deelname van fokkers aan het fokprogramma en het recht van registratie van hybride fokvarkens in de fokregisters.

(37)

Onder de definitie van „hybride fokvarken” vallen dieren van alle niveaus in de fok- en selectiepiramide, die worden gebruikt voor de optimalisering van kruisingen door de specifieke eigenschappen van hun verschillende genotypes te combineren en gebruik te maken van heterosiseffecten. Naargelang het niveau in de fok- en selectiepiramide kunnen „hybride fokvarkens” rassen, foklijnen of kruisingen zijn. Dat betekent dat niet alle dieren noodzakelijkerwijs „hybride” in de traditionele zin van het woord zijn.

(38)

Uit de ervaring die met name met de toepassing van Richtlijn 90/427/EEG en in mindere mate de Richtlijnen 89/361/EEG en 2009/157/EG is opgedaan, blijkt dat nauwkeurigere voorschriften nodig zijn om geschillen tussen fokkers en stamboekverenigingen effectief te beslechten op basis van een duidelijk vastgesteld huishoudelijk reglement en vastomlijnde rechten en plichten van fokkers. Dit kan het best worden bereikt door geschillen te beslechten binnen het rechtstelsel van de lidstaat waar zij zich voordoen.

(39)

Stamboekverenigingen die stamboeken voor raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels opstellen en bijhouden alsook fokkerijgroeperingen, met uitzondering van in gesloten productiesystemen werkende privéondernemingen, die fokregisters voor hybride fokvarkens opstellen en bijhouden, moeten die fokdieren in hun stamboeken inschrijven of hen in hun fokregisters registreren zonder te discrimineren op grond van de lidstaat van herkomst van de dieren of hun eigenaren en moeten de dieren, indien het fokprogramma daarin voorziet, op basis van hun genetische aanleg classificeren.

(40)

Het moet stamboekverenigingen tevens worden toegestaan aanvullende secties op te stellen om dieren te registreren die niet voldoen aan de afstammingscriteria maar die naar het oordeel van de stamboekverenigingen voldoen aan de in het fokprogramma van het betrokken ras gedefinieerde raseigenschappen, met als doel die dieren vervolgens te gebruiken voor fokkerij met raszuivere dieren van het ras dat onder het fokprogramma valt, zodat de nakomelingen naar de hoofdsectie van het stamboek kunnen worden opgewaardeerd. De specifieke regels voor het opwaarderen van nakomelingen van die dieren naar de hoofdsectie van een stamboek moeten op Unieniveau worden vastgesteld.

(41)

Het opwaarderen van nakomelingen naar de hoofdsectie van een stamboek moet alleen via de moederlijn zijn toegestaan, behalve waar het paardenrassen betreft. Voor een met uitsterven bedreigd runder-, varkens-, schapen- en geitenras en voor schapen van landrassen waarvoor er onvoldoende raszuivere mannelijke fokdieren zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om de stamboekverenigingen toe te staan minder strikte regels toe te passen voor het opwaarderen van nakomelingen van die in aanvullende secties opgenomen dieren naar de hoofdsectie van het stamboek teneinde verdere verslechtering van de genetische diversiteit van die rassen te vermijden. Ook moet in bijzondere voorschriften worden voorzien om de reconstructie van rassen die verdwenen zijn of waarvoor een ernstig risico op verdwijning bestaat, mogelijk te maken. lidstaten die gebruikmaken van dergelijke afwijkende regelingen moeten de risicostatus van die fokpopulaties nauwkeurig evalueren en zorgen voor een gewaarborgd beheer van genetische rijkdommen.

(42)

Wanneer het nodig is een nieuw ras te creëren door eigenschappen van raszuivere fokdieren van verschillende rassen te combineren of door dieren samen te brengen die een voldoende mate van fysieke gelijkenis vertonen en die zich al voortplanten met voldoende genetische stabiliteit om te kunnen worden beschouwd als dieren die tot een nieuw ras zijn geëvolueerd, moeten stamboekverenigingen de mogelijkheid krijgen om voor die nieuwe rassen stamboeken op te stellen en fokprogramma's uit te voeren.

(43)

Niets in deze verordening mag beletten dat dieren die in een aanvullende sectie van een stamboek van een bepaald ras zijn opgenomen, beschouwd worden als dieren waarvoor de verbintenissen van de in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) bedoelde maatregel inzake agromilieu- en klimaatsteun gelden en die dus in aanmerking komen van steun van de nationale of regionale autoriteiten in het kader van hun plattelandsontwikkelingsprogramma's.

(44)

Voor raszuivere fokpaarden en -ezels moeten stamboekverenigingen in hun fokprogramma's voorschriften kunnen opnemen die het gebruik van bepaalde voortplantingstechnieken en van bepaalde raszuivere dieren, met inbegrip van levende producten daarvan, verbieden of beperken. Stamboekverenigingen moeten bijvoorbeeld kunnen eisen dat de nakomelingen alleen het resultaat mogen zijn van natuurlijke dekking. Stamboekverenigingen die een dergelijk verbod of een dergelijke beperking hanteren, moeten die regels opnemen in hun fokprogramma overeenkomstig de voorschriften van de stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van het ras bijhoudt.

(45)

Raszuivere fokdieren die in stamboeken worden ingeschreven moeten worden geïdentificeerd overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (17).

(46)

Voor raszuivere fokpaarden en -ezels wordt in Verordening (EU) 2016/429 bepaald dat de bevoegde veterinaire autoriteiten voor paardachtigen een uniek, levenslang geldig identificatiedocument moeten afgeven, dat bij gedelegeerde handelingen nader door de Commissie moet worden gespecificeerd. Om het zoötechnisch certificaat qua inhoud en administratieve procedure zoveel mogelijk af te stemmen op dat unieke, levenslang geldige identificatiedocument, moet de Commissie worden gemachtigd overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen met betrekking tot de vorm en de inhoud van een uniek, levenslang geldig identificatiedocument voor paardachtigen.

(47)

Het recht van de deelname van raszuivere fokpaarden of -ezels aan internationale wedstrijden is geregeld bij internationale privaatrechtelijke overeenkomsten. Gezien de internationale dimensie van de paardensector moet de Commissie bij de voorbereiding en opstelling van de desbetreffende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen rekening houden met die overeenkomsten, zodat de mogelijkheid van deelname van die raszuivere fokpaarden aan internationale wedstrijden behouden blijft.

(48)

Op Unieniveau moeten voorschriften worden vastgesteld voor de toelating van fokdieren tot de voortplanting, en met name voor natuurlijke dekking of geassisteerde voortplanting, om handelsbelemmeringen weg te nemen, in het bijzonder wanneer dergelijke fokdieren prestatieonderzoek of genetische evaluatie hebben ondergaan, uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften die in deze verordening en in het bijzonder in bijlage III zijn vastgelegd.

(49)

De lidstaten of hun bevoegde autoriteiten mogen deze verordening niet gebruiken om het gebruik van raszuivere fokdieren of levende producten daarvan voor de productie van dieren die niet bedoeld zijn voor inschrijving in een stamboek of registratie in een fokregister, te verbieden, te beperken of te verhinderen.

(50)

Terwijl op Unieniveau voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie zijn vastgesteld voor fokrunderen, -varkens, -schapen en -geiten, die op een bepaald aantal eigenschappen worden getest, hebben voor raszuivere fokpaarden en -ezels de talrijke vereisten voor verschillende rassen, gebruiken en selecties harmonisatie tot op heden in de weg gestaan. In plaats daarvan worden momenteel rasspecifieke voorschriften voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie vastgesteld door het stamboek van de oorsprong van het ras.

(51)

Om rekening te houden met technische ontwikkelingen, de wetenschappelijke vooruitgang of de noodzaak om waardevolle genetische rijkdommen te behouden, moet overeenkomstig artikel 290 VWEU aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III bij deze verordening. Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie ook uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen, die haar toelaten eenvormige en meer gedetailleerde voorschriften vast te stellen voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie van raszuivere fokrunderen, -schapen en -geiten.

(52)

Prestatieonderzoek en genetische evaluatie moeten kunnen worden uitgevoerd door een door de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering aangewezen derde of door een overheidsinstantie, met inbegrip van een autoriteit die deze taak als zelfstandige taak verricht. Die derde zou door de bevoegde autoriteit kunnen worden gemachtigd en beoordeeld in het kader van de goedkeuring van het fokprogramma. Een stamboekvereniging of fokkerijgroepering die prestatieonderzoek of genetische evaluatie uitbesteedt, moet, behoudens andersluidend besluit van de desbetreffende lidstaat of diens bevoegde autoriteiten, verantwoordelijk blijven voor het toezicht op de naleving van de vereisten die op die activiteiten van toepassing zijn, en moet de aangewezen derde in haar fokprogramma vermelden.

(53)

Afhankelijk van onder meer de soort of het ras, kan er behoefte zijn aan harmonisatie of verbetering van de methoden die bij het prestatieonderzoek of de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren door stamboekverenigingen of door hen aangewezen derden worden gehanteerd. Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om referentiecentra van de Europese Unie aan te wijzen. Teneinde, waar nodig, de taak van die referentiecentra te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU. Die referentiecentra van de Europese Unie komen in aanmerking voor financiële steun van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad (18). Voor raszuivere fokrunderen worden die taken verricht door het Interbull Centre, een vaste commissie van het Internationale Comité voor de productiecontrole bij dieren (International Committee for Animal Recording, ICAR), dat als referentieorgaan van de Europese Unie is aangewezen bij Beschikking 96/463/EG van de Raad (19).

(54)

Wanneer er sprake is van een erkende noodzaak moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om, ter ondersteuning van stamboekverenigingen die met uitsterven bedreigde rassen beheren, referentiecentra van de Europese Unie aan te wijzen om de vaststelling en harmonisatie van door die stamboekverenigingen gebruikte methoden te bevorderen. Teneinde, waar nodig, de taak van die referentiecentra te wijzigen, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden overgedragen om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU. Bij de aanwijzing van die centra en de beschrijving van hun taken moet de Commissie naar behoren rekening houden met de activiteiten van het European Regional Focal Point for Animal Genetic Resources (ERFP), dat is opgezet in het kader van het mondiaal actieplan voor dierlijke genetische hulpbronnen in Europa van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO). De door deze centra vastgestelde methoden mogen niet bindend zijn.

(55)

Fokkers die deelnemen aan een fokprogramma moeten het recht hebben om zoötechnische certificaten te verkrijgen voor hun fokdieren die onder dat fokprogramma vallen, alsook voor de levende producten van die dieren. Zoötechnische certificaten moeten fokdieren of de levende producten daarvan vergezellen wanneer zij worden verhandeld of in de Unie worden binnengebracht met het oog op de inschrijving of registratie van die dieren of van de met die levende producten verkregen nakomelingen in andere stamboeken of fokregisters. Zoötechnische certificaten moeten de fokker informatie verschaffen over de genetische kwaliteit en de afstamming van het verworven dier. Dergelijke certificaten moeten bijvoorbeeld, indien noodzakelijk, worden afgegeven om fokdieren te vergezellen wanneer zij deelnemen aan tentoonstellingen of in proefstations of centra voor kunstmatige inseminatie worden geplaatst.

(56)

Het moet duidelijk zijn dat deze verordening de lidstaten of de bevoegde autoriteiten niet belet te eisen dat sperma van raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels dat bedoeld is voor kunstmatige inseminatie met het oog op de productie van dieren die geen raszuivere fokdieren zullen worden, bij verhandeling vergezeld gaat van de informatie over de kwaliteit en de afstamming van dat dier. In het algemeen zou het concurrentievermogen van de dierfokkerijsector van de Unie kunnen toenemen wanneer de levende producten van fokdieren, en met name sperma, en de desbetreffende informatie in de zoötechnische certificaten, ook beschikbaar worden gemaakt voor operatoren die dieren reproduceren zonder de bedoeling te hebben hun nageslacht in te schrijven in een stamboek.

(57)

De binnenkomst van fokdieren en levende producten daarvan in de Unie en de uitvoer ervan naar derde landen is belangrijk voor de landbouw in de Unie. De binnenkomst van fokdieren en levende producten daarvan in de Unie moet derhalve plaatsvinden onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met de voorschriften die voor de handel in de Unie gelden. Fokdieren en levende producten daarvan mogen echter alleen in de hoofdsectie van een stamboek of fokregister in de Unie worden opgenomen als het niveau van de controles in het derde land van uitvoer toereikend is om dezelfde mate van zekerheid te waarborgen voor de afstammingsgegevens en de resultaten van het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie als in de Unie wordt geboden en als de fokorganen die deze gegevens en resultaten aanleveren opgenomen zijn in een door de Commissie bijgehouden lijst. Bovendien moeten de fokorganen in derde landen op basis van wederkerigheid de fokdieren en levende producten daarvan van de in de Unie erkende respectieve stamboekvereniging of fokkerijgroepering aanvaarden.

(58)

In Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (20) is bepaald dat de Commissie een goederennomenclatuur, namelijk de „gecombineerde nomenclatuur”, of, afgekort, „GN”, moet instellen die zowel aan de vereisten van het gemeenschappelijke douanetarief als aan die van de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en andere beleidsmaatregelen van de Unie in verband met de invoer en de uitvoer van goederen voldoet. In bijlage I bij die verordening zijn de GN-codes voor raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten en -paarden alsmede rundersperma vermeld en is aangegeven dat deze zijn uitgesloten van de conventionele invoerrechten. In dat geval moeten die dieren en de levende producten daarvan vergezeld gaan van het vereiste zoötechnische certificaat om de indeling als raszuivere fokdieren of levende producten daarvan te staven. Raszuivere fokdieren moeten ook vergezeld gaan van een document waarin vermeld staat dat zij in een door een stamboekvereniging bijgehouden stamboek zullen worden ingeschreven of in een door een fokkerijgroepering bijgehouden fokregister zullen worden geregistreerd.

(59)

Bij binnenkomst in de Unie moeten fokdieren en levende producten daarvan de veterinaire controles overeenkomstig de Richtlijnen 91/496/EEG (21) en 97/78/EG van de Raad (22) ondergaan. In het geval van raszuivere fokdieren, moeten zij ook de nodige controles ondergaan voor de toepassing van de uitsluiting van de conventionele invoerrechten voor raszuivere fokdieren.

(60)

Er moeten voorschriften worden vastgesteld inzake officiële controles voor de verificatie van de naleving van de voorschriften van deze verordening en inzake andere officiële, aan de dierenfokkerijsector aangepaste activiteiten die overeenkomstig deze verordening door de bevoegde autoriteiten worden verricht. De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles kunnen verrichten van alle operatoren die aan deze verordening zijn onderworpen, met name stamboekverenigingen, fokkerijgroeperingen, derden die prestatieonderzoek of genetische evaluatie verrichten, en fokkers, en, indien zij zoötechnische certificaten afgeven, spermacentra en sperma-opslagcentra, embryo-opslagcentra, embryoteams of embryoproductieteams.

(61)

De bevoegde autoriteiten moeten officiële controles verrichten om te verifiëren of de voorschriften van deze verordening en de vereisten van het goedgekeurde fokprogramma worden nageleefd. Die controles kunnen onder meer betrekking hebben op de inspectie van de uitrusting die voor prestatieonderzoek wordt gebruikt of op de verificatie van de procedures voor het registreren van zoötechnische en genealogische gegevens of voor het onderzoeken van documenten of systemen die worden gebruikt voor het opslaan en verwerken van die over fokdieren verzamelde gegevens. Bij dat onderzoek moet rekening worden gehouden met kwaliteitsproeven of controlesystemen die voor de nauwkeurigheid van de opgeslagen gegevens moeten zorgen, zoals afstammingscontrole om de afstamming van een dier te verifiëren. De bevoegde autoriteiten zouden officiële controles moeten kunnen verrichten in de gebouwen en kantoren en van de uitrusting van fokkers, stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen alsook van fokdieren of levende producten welke voor die onder het fokprogramma vallende fokdieren worden gewonnen.

(62)

Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar „andere officiële activiteiten” moet dit, afhankelijk van de context, worden opgevat als de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, de goedkeuring van fokprogramma's of het verlenen van bijstand aan andere lidstaten en derde landen.

(63)

Met het oog op een doeltreffende toepassing van de in deze verordening vastgelegde Unievoorschriften inzake fokdieren en levende producten daarvan is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met elkaar samenwerken en zo nodig administratieve bijstand verlenen. Daarom moeten in deze verordening algemene voorschriften inzake administratieve bijstand en samenwerking worden vastgesteld die vergelijkbaar zijn met de huidige voorschriften van titel IV van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (23), met de nodige aanpassingen.

(64)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uniforme uitvoeringsbevoegdheden worden verleend om, wanneer er bewijs is dat het Unierecht inzake het fokken van dieren op grote schaal niet wordt nageleefd in een derde land, speciale maatregelen te treffen om de gevolgen van die niet-naleving te beperken.

(65)

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten ook de nodige bevoegdheden hebben om de zoötechnische en genealogische voorschriften inzake fokdieren van deze verordening te handhaven, onder meer door middel van schorsing van de goedkeuring van een fokprogramma of intrekking van de erkenning van een stamboekvereniging of fokkerijgroepering wanneer de voorschriften van deze verordening niet worden nageleefd.

(66)

De Commissie moet indien nodig controles in de lidstaten uitvoeren, onder andere in het licht van de resultaten van door de lidstaten verrichte officiële controles, teneinde de toepassing van de voorschriften van deze verordening in alle lidstaten te waarborgen.

(67)

De Commissie moet in voorkomend geval controles in derde landen verrichten met het oog op de vaststelling van de lijst van fokorganen in derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van fokdieren en hun sperma, eicellen en embryo's moet zijn toegestaan, met het oog op de opstelling van de voorwaarden voor die binnenkomst en met het oog op de verkrijging van de zoötechnische en genealogische informatie over de werking van gelijkwaardigheidsovereenkomsten. De Commissie moet ook controles uitvoeren in derde landen wanneer een terugkerend of nieuw probleem in verband met fokdieren of levende producten daarvan dat rechtvaardigt.

(68)

De verificatie van de naleving van de voorschriften van deze verordening door middel van officiële controles is van fundamenteel belang om te waarborgen dat de doelstellingen van deze verordening in de hele Unie doeltreffend worden verwezenlijkt. Gebreken in het controlesysteem van een lidstaat kunnen in sommige gevallen een belangrijk obstakel vormen voor de verwezenlijking van die doelstellingen en ertoe leiden dat deze voorschriften op grote schaal worden overtreden. Daarom moet de Commissie kunnen reageren op ernstige gebreken in het controlesysteem van een lidstaat door maatregelen te nemen die van toepassing zijn totdat de betrokken lidstaat de noodzakelijke actie onderneemt om een einde te maken aan de verstoring. Die maatregelen bestaan onder meer in een verbod op of het afdwingen van speciale voorwaarden voor de handel in fokdieren of levende producten daarvan of andere maatregelen die de Commissie passend acht om die grootscheepse inbreuk te beëindigen.

(69)

Aangezien de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG zullen worden ingetrokken en door deze verordening zullen worden vervangen, moeten ook de uit hoofde van die richtlijnen vastgestelde handelingen van de Commissie worden ingetrokken en zo nodig worden vervangen door gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die uit hoofde van bij deze verordening toegekende respectieve bevoegdheden worden vastgesteld. Daarom moeten die handelingen van de Commissie worden ingetrokken en, waar nodig, vervangen.

(70)

Teneinde een juiste toepassing van deze verordening te waarborgen en haar aan te vullen of de bijlagen te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot vaststelling van de vereisten inzake prestatieonderzoek en genetische evaluatie, de taken van en vereisten voor referentiecentra van de Europese Unie en voor de inhoud en vorm van zoötechnische certificaten.

(71)

Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 (24). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(72)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening betreffende modelformulieren voor de informatie die door de lidstaten openbaar moet worden gemaakt op de lijst van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, de methoden voor de verificatie van de identiteit van raszuivere fokdieren, het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie, de aanwijzing van referentiecentra van de Europese Unie, de modelformulieren voor het unieke, levenslang geldige identificatiedocument voor paardachtigen, de modellen voor zoötechnische certificaten die fokdieren en levende producten daarvan vergezellen, de erkenning van de gelijkwaardigheid van in derde landen toegepaste maatregelen, ernstige verstoringen van het controlesysteem van een lidstaat en de vaststelling van bijzondere maatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van fokdieren en levende producten daarvan, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (25). Indien het Permanent Zoötechnisch Comité geen advies uitbrengt, moet de Commissie de uitvoeringshandeling niet vaststellen.

(73)

De voorschriften van de Richtlijnen 87/328/EEG, 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/118/EEG, 90/119/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG en Beschikking 96/463/EG zullen worden vervangen door de voorschriften van deze verordening en van de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die de Commissie heeft vastgesteld op grond van de bij deze verordening toegekende bevoegdheden. Die rechtshandelingen moeten daarom worden ingetrokken.

(74)

De volgende beschikkingen van de Commissie met betrekking tot onder meer soortgebonden criteria voor de goedkeuring of erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, de inschrijving van fokdieren in stamboeken, de toelating tot de voortplanting en tot kunstmatige inseminatie, prestatieonderzoeken en genetische evaluatie werden vastgesteld op grond van de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG: Beschikkingen 84/247/EEG (26), 84/419/EEG (27), 89/501/EEG (28), 89/502/EEG (29), 89/504/EEG (30), 89/505/EEG (31), 89/507/EEG (32), 90/254/EEG (33), 90/255/EEG (34), 90/256/EEG (35), 90/257/EEG (36), 92/353/EEG van de Commissie (37), 96/78/EG (38) en 2006/427/EG van de Commissie (39). In deze verordening moeten voorschriften worden vastgesteld die de voorschriften van deze beschikkingen van de Commissie vervangen.

(75)

In deze verordening moeten voorschriften worden vastgesteld die vergelijkbaar zijn met die in Beschikking 92/354/EEG van de Commissie (40).

(76)

De volgende rechtshandelingen van de Commissie werden vastgesteld op grond van de Richtlijnen 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/427/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG: Beschikkingen 89/503/EEG (41), 89/506/EEG (42), 90/258/EEG (43), 96/79/EG (44), 96/509/EG (45), 96/510/EG (46), 2005/379/EG van de Commissie (47), en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie (48). In deze verordening moeten voorschriften worden vastgesteld die de voorschriften van die rechtshandelingen van de Commissie zullen vervangen.

(77)

Ter wille van de juridische duidelijkheid en om doublures te voorkomen moeten de in de overwegingen 74, 75 en 76 bedoelde rechtshandelingen van de Commissie worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van deze verordening. Daarnaast moet de Commissie ten minste 18 maanden voor de datum van toepassing van deze verordening uitvoeringshandelingen vaststellen die voorzien in de modelformulieren voor de presentatie van de informatie die moet worden opgenomen in de lijst van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, die de lidstaten openbaar maken, alsook de modelformulieren voor de zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan. Die uitvoeringshandelingen moeten uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening van toepassing zijn.

(78)

Ter wille van een soepele overgang voor fokkersorganisaties, fokkerij-organisaties, fokkersverenigingen, privéondernemingen of andere organisaties of verenigingen die met of zonder tijdsbeperking zijn goedgekeurd of erkend krachtens de bij deze verordening ingetrokken rechtshandelingen en voor de door die operatoren uitgevoerde fokprogramma's, moeten die operatoren en hun fokprogramma's als overeenkomstig deze verordening erkend of goedgekeurd worden beschouwd. Bijgevolg hoeven deze operatoren de in deze verordening vervatte procedures voor erkenning, voor goedkeuring en voor kennisgeving van de uitbreiding van het geografische gebied naar andere lidstaten, niet te doorlopen, hoewel de overige bepalingen van deze verordening wel op hen van toepassing moeten zijn. De lidstaten moeten erop toezien dat die operatoren voldoen aan alle voorschriften van deze verordening, met name door hen aan op risico gebaseerde officiële controles te onderwerpen. In geval van niet-naleving moeten de bevoegde autoriteiten erop toezien dat die operatoren de nodige maatregelen treffen om een einde te maken aan die niet-naleving en moeten zij, indien noodzakelijk, de erkenning van die operatoren of de goedkeuring van hun fokprogramma schorsen of intrekken.

(79)

De Commissie heeft recentelijk een voorstel voor een nieuwe verordening inzake officiële controles en andere officiële activiteiten goedgekeurd. Bij die nieuwe verordening zullen Verordening (EG) nr. 882/2004, Richtlijn 89/608/EEG van de Raad (49), Richtlijn 90/425/EEG van de Raad (50), en de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG worden ingetrokken. Ook zullen in die nieuwe verordening sommige van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 882/2004 en van de genoemde richtlijnen met de nodige aanpassingen worden overgenomen. Het is echter niet de bedoeling dat het fokken van dieren ook binnen het toepassingsgebied van die nieuwe verordening zal vallen. In afwachting van de intrekking van de Richtlijnen 89/608/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG en 97/78/EG door die nieuwe verordening moeten ter wille van de juridische duidelijkheid en de rechtszekerheid de verwijzingen naar „zoötechnisch” uit de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG worden geschrapt; die wijziging is niet nodig voor de Richtlijnen 91/496/EEG en 97/78/EG. De Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG moeten dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(80)

Tot de datum van toepassing van artikel 110 van Verordening (EU) 2016/429 moeten stamboekverenigingen die goedgekeurde fokprogramma's met raszuivere fokpaarden en -ezels uitvoeren, identificatiedocumenten voor die raszuivere fokdieren kunnen blijven afgeven overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Richtlijn 90/427/EEG.

(81)

Deze verordening moet met ingang van de eerste dag van de achtentwintigste maand na de datum van inwerkingtreding ervan van toepassing worden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden vastgesteld:

a)

zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in en de binnenkomst in de Unie van fokdieren en levende producten daarvan;

b)

voorschriften voor de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen en voor de goedkeuring van hun fokprogramma's;

c)

de rechten en plichten van fokkers, stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen;

d)

voorschriften voor de inschrijving van fokdieren in stamboeken en fokregisters en voor de toelating van fokdieren en levende producten daarvan tot de voortplanting;

e)

voorschriften voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie van fokdieren;

f)

voorschriften voor de afgifte van zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan;

g)

voorschriften voor de uitvoering van officiële controles, met name de controles betreffende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen, en voorschriften voor de verrichting van andere officiële activiteiten;

h)

voorschriften voor administratieve bijstand en samenwerking en voorschriften voor handhaving door de lidstaten;

i)

voorschriften voor de uitvoering van controles in de lidstaten en derde landen door de Commissie.

2.   Deze verordening is van toepassing op fokdieren en levende producten daarvan wanneer die dieren of de nakomelingen die het resultaat zijn van die levende producten bedoeld zijn voor inschrijving als raszuivere fokdieren in een stamboek of voor registratie als hybride fokvarkens in een fokregister.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op fokdieren en levende producten daarvan wanneer die dieren en levende producten bedoeld zijn voor technische of wetenschappelijke experimenten die onder toezicht van de bevoegde autoriteiten worden uitgevoerd.

4.   Artikel 9, lid 4, artikel 13, artikel 14, lid 3 en 4, de artikelen 23 en 24, artikel 28, lid 2, en artikel 36, lid 1, zijn niet van toepassing op als fokkerijgroeperingen erkende in gesloten productiesystemen werkende privéondernemingen.

5.   Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om nationale maatregelen te nemen ter regulering van de uitvoering van fokprogramma's die niet overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12, zijn goedgekeurd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   „dier”: een landbouwhuisdier van een van de volgende soorten:

a)

runderen (Bos taurus, Bos indicus en Bubalus bubalis);

b)

varkens (Sus scrofa);

c)

schapen (Ovis aries);

d)

geiten (Capra hircus); of

e)

paardachtigen (Equus caballus en Equus asinus);

2)   „ras”: een populatie van dieren met voldoende uniformiteit om als verschillend van andere dieren van die soort te worden beschouwd door een of meer groepen van fokkers die zijn overeengekomen die dieren in te schrijven in stamboeken, onder vermelding van hun bekende voorouders, teneinde hun erfelijke eigenschappen te reproduceren door middel van voortplanting, uitwisseling en selectie in het kader van een fokprogramma;

3)   „fokdier”: raszuiver fokdier of hybride fokvarken;

4)   „levende producten”: sperma, eicellen en embryo's die van fokdieren zijn gewonnen of geproduceerd met het oog op geassisteerde voortplanting;

5)   „stamboekvereniging”: een fokkersvereniging, fokkerij-organisatie of overheidsinstantie, anders dan bevoegde autoriteiten, die overeenkomstig artikel 4, lid 3, door de bevoegde autoriteit van een lidstaat erkend is met het oog op de uitvoering van een fokprogramma met raszuivere fokdieren die in de door haar bijgehouden of opgestelde stamboeken zijn ingeschreven;

6)   „fokkerijgroepering”: een fokkersvereniging, fokkerij-organisatie, in een gesloten productiesysteem werkende privéonderneming of overheidsinstantie, anders dan bevoegde autoriteiten, die overeenkomstig artikel 4, lid 3, door de bevoegde autoriteit van een lidstaat erkend is met het oog op de uitvoering van een fokprogramma met hybride fokvarkens die in de door haar bijgehouden of opgestelde fokregisters zijn ingeschreven;

7)   „fokorgaan”: een okkersvereniging, fokkerij-organisatie, privéonderneming, opfokbedrijf of officiële dienst in een derde land die, met betrekking tot als raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden of -ezels dan wel hybride fokvarkens, van een officiële dienst in dat derde land toestemming heeft verkregen voor de binnenkomst in de Unie van fokdieren voor het fokken;

8)   „bevoegde autoriteiten”: de autoriteiten van een lidstaat die overeenkomstig deze verordening verantwoordelijk zijn voor:

a)

de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen en de goedkeuring van de fokprogramma's die zij uitvoeren met fokdieren;

b)

officiële controles van operatoren;

c)

het verlenen van bijstand aan andere lidstaten en derde landen in het geval van waargenomen niet-naleving;

d)

andere dan de onder a) en c) genoemde officiële activiteiten;

9)   „raszuiver fokdier”: een dier datis ingeschreven of is geregistreerd en in aanmerking komt voor inschrijving in de hoofdsectie van een stamboek;

10)   „hybride fokvarken”: een varken dat is geregistreerd in een fokregister en geproduceerd is door of gebruikt is voor doelgerichte kruising binnen of tussen een van de volgende categorieën:

a)

raszuivere fokvarkens van verschillende rassen of foklijnen;

b)

fokvarkens die zelf het resultaat zijn van een kruising (hybride) tussen verschillende rassen of foklijnen;

c)

fokvarkens van een van de onder a) of b) bedoelde categorieën;

11)   „foklijn”: een genetisch stabiele en uniforme subpopulatie van raszuivere dieren van een bepaald ras;

12)   „stamboek”:

a)

door een stamboekvereniging bijgehouden stamboek, bestand of informatiedrager bestaande uit een hoofdsectie en, indien de stamboekvereniging daartoe besluit, een of meer aanvullende secties voor dieren van dezelfde soort die niet voor inschrijving in de hoofdsectie in aanmerking komen;

b)

in voorkomend geval, elk soortgelijk boek dat door een fokorgaan wordt bijgehouden;

13)   „hoofdsectie”: de sectie van een stamboek waarin raszuivere fokdieren worden ingeschreven of worden geregistreerd en in aanmerking komen voor inschrijving, met gegevens over hun voorouders en, indien van toepassing, hun genetische aanleg;

14)   „klasse”: een horizontale afdeling van de hoofdsectie waarin raszuivere fokdieren op grond van hun genetische aanleg worden ingeschreven;

15)   „genetische aanleg”: een meetbare erfelijke eigenschap of een genetische bijzonderheid van een fokdier;

16)   „fokwaarde”: een schatting van het verwachte effect van het genotype van een fokdier op een bepaalde eigenschap van zijn nakomelingen;

17)   „fokregister”:

a)

door een fokkerijgroepering bijgehouden bestand of informatiedrager waarin hybride fokvarkens, met de details van hun voorouders, worden geregistreerd;

b)

in voorkomend geval, elk soortgelijk register dat door een fokorgaan wordt bijgehouden;

18)   „officiële controle”: elke vorm van controle die door de bevoegde autoriteiten wordt uitgevoerd om na te gaan of de voorschriften van deze verordening worden nageleefd;

19)   „andere officiële activiteiten”: elke activiteit, anders dan een officiële controle, die door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig deze verordening wordt uitgevoerd om de toepassing van de voorschriften van deze verordening te waarborgen;

20)   „zoötechnisch certificaat”: stamboekcertificaten, verklaringen of commerciële documentatie, op papier of in elektronische vorm afgegeven voor fokdieren en levende producten daarvan, waarin informatie wordt verstrekt met betrekking tot de afstamming, de identificatie en, indien deze beschikbaar zijn, de resultaten van prestatieonderzoek of genetische evaluatie;

21)   „binnengebracht worden in de Unie” of „binnenkomst in de Unie”: handeling waarmee fokdieren en levende producten daarvan in een van de in bijlage VI vermelde grondgebieden van buiten die grondgebieden worden binnengebracht, met uitzondering van doorvoer;

22)   „handel”: handeling waarmee dieren of levende producten daarvan binnen de Unie, inclusief binnen een lidstaat, worden gekocht, verkocht, uitgewisseld of anderszins verworven of van de hand gedaan;

23)   „operator”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is onderworpen aan de voorschriften van deze verordening, zoals stamboekverenigingen, fokkerijgroeperingen, derden die overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen zijn aangewezen, spermacentra en sperma-opslagcentra, embryo-opslagcentra, embryoteams of embryoproductieteams, en fokkers;

24)   „met uitsterven bedreigd ras”: een lokaal ras dat door een lidstaat wordt erkend als met uitsterven bedreigd ras, dat genetisch is aangepast aan een of meer traditionele productiesystemen of -omgevingen in die lidstaat, en waarvoor de status van met uitsterven bedreigd ras wetenschappelijk is vastgesteld door een orgaan dat over de noodzakelijke vaardigheden en kennis op het gebied van met uitsterven bedreigde rassen beschikt;

25)   „in gesloten productiesystemen werkende privéonderneming”: een privéonderneming met een fokprogramma waaraan geen fokkers deelnemen of waaraan wordt deelgenomen door een beperkt aantal fokkers die met die privéonderneming zijn verbonden door van deze laatste hybride fokvarkens geleverd te krijgen of aan deze laatste hybride fokvarkens te leveren;

26)   „fokprogramma”: een reeks systematische verrichtingen, waaronder het registreren, selecteren, fokken en uitwisselen van fokdieren en levende producten daarvan, opgezet en uitgevoerd met het oog op de instandhouding of de verbetering van gewenste fenotypische en/of genotypische eigenschappen bij de beoogde fokpopulatie.

Artikel 3

Zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in en voor de binnenkomst in de Unie, van fokdieren en levende producten daarvan

1.   De handel in fokdieren en levende producten daarvan en de binnenkomst in de Unie van fokdieren en levende producten daarvan mag niet worden verboden, beperkt of belemmerd op andere zoötechnische of genealogische gronden dan die welke voortvloeien uit de voorschriften van deze verordening.

2.   Fokkers van fokdieren, stamboekverenigingen, fokkerijgroeperingen of fokorganen mogen niet worden gediscrimineerd op grond van hun land van herkomst, noch op grond van het land van herkomst van hun fokdieren of de levende producten daarvan.

HOOFDSTUK II

Erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen in de lidstaten en goedkeuring van fokprogramma's

Afdeling 1

Erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen

Artikel 4

Erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen

1.   Met betrekking tot raszuivere fokdieren kunnen fokkersverenigingen, fokkerij-organisaties of overheidsinstanties een aanvraag tot erkenning als stamboekvereniging indienen bij de bevoegde autoriteiten.

Met betrekking tot hybride fokvarkens kunnen fokkersverenigingen, fokkerij-organisaties, in een gesloten productiesysteem werkende privéondernemingen, of overheidsinstanties een aanvraag tot erkenning als fokkerijgroepering indienen bij de bevoegde autoriteiten.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvragen worden schriftelijk, op papier of in elektronische vorm, ingediend.

3.   De bevoegde autoriteiten beoordelen de in lid 1 bedoelde aanvragen. Zij erkennen als stamboekvereniging iedere in lid 1, eerste alinea bedoelde aanvrager en als fokkerijgroepering iedere in lid 1, tweede alinea bedoelde aanvrager die aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het hoofdkantoor bevindt zich op het grondgebied van de lidstaat waar de bevoegde autoriteit is gevestigd;

b)

in de aanvraag wordt aangetoond dat de aanvrager aan de voorschriften van deel 1 van bijlage I voldoet voor zijn fokprogramma's waarvoor hij overeenkomstig artikel 8, lid 3, en in voorkomend geval, artikel 12, een aanvraag tot goedkeuring wil doen;

c)

de aanvraag bevat, voor elk van de voorgenomen fokprogramma's, een ontwerpversie van het fokprogramma die de informatie als bedoeld in deel 2 van bijlage I bevat, alsook, in het geval van raszuivere fokpaarden en -ezels, de informatie als bedoeld in deel 3 van bijlage I;

d)

bij de indiening van de in lid 1 bedoelde aanvraag dient de aanvrager overeenkomstig artikel 8, lid 2, een aanvraag tot goedkeuring in voor ten minste een van de voorgenomen fokprogramma's.

Artikel 5

Weigering van erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen

1.   Indien de bevoegde autoriteit met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 1, voornemens is te weigeren een aanvrager als een stamboekvereniging of fokkerijgroepering te erkennen, geeft zij die aanvrager een gemotiveerde toelichting daarvoor. Die aanvrager heeft het recht om de bevoegde autoriteit binnen 60 dagen na ontvangst van de gemotiveerde toelichting, of eerder indien de nationale regels kortere termijnen voorschrijven, te verzoeken om die voorgenomen weigering te heroverwegen.

2.   Wanneer de bevoegde autoriteit in het licht van de in lid 1 bedoelde heroverweging besluit haar weigering te bekrachtigen, geeft zij de verzoeker binnen 90 dagen na de datum van ontvangst van diens verzoek om heroverweging, of eerder indien de nationale regels kortere termijnen voorschrijven, een gemotiveerde toelichting op haar besluit tot weigering van de erkenning. Tegelijk brengt de bevoegde autoriteit de Commissie op de hoogte van haar besluit tot weigering van de erkenning en haar redenen daarvoor.

Artikel 6

Indiening van gewijzigde fokprogramma's in geval van weigering en intrekking van de erkenning van stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen bij ontbreken van goedgekeurde fokprogramma's

1.   Indien de bevoegde autoriteit die een stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, weigert een door die stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 8 ingediend fokprogramma goed te keuren, kan die stamboekvereniging of fokkerijgroepering binnen zes maanden na die weigering een gewijzigde versie van dat fokprogramma indienen.

2.   De bevoegde autoriteit trekt de erkenning van die stamboekvereniging of die fokkerijgroepering in indien er bij het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn geen gewijzigde versie van het fokprogramma is ingediend en die stamboekvereniging of die fokkerijgroepering geen ander fokprogramma heeft dat overeenkomstig artikel 8, lid 3, en in voorkomend geval, artikel 12, is goedgekeurd.

Artikel 7

Lijsten van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen

1.   De lidstaten stellen een lijst op van de stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen die overeenkomstig artikel 4, lid 3, door hun bevoegde autoriteiten zijn erkend en die ten minste één fokprogramma hebben dat overeenkomstig artikel 8, lid 3, is goedgekeurd. De lidstaten houden die lijst actueel en maken haar openbaar.

2.   De in lid 1 bedoelde lijst bevat de volgende informatie:

a)

de naam, de contactgegevens en, indien beschikbaar, de website van de stamboekvereniging of fokkerijgroepering;

b)

voor elke stamboekvereniging of fokkerijgroepering op die lijst:

i)

in het geval van raszuivere fokdieren, de naam van het ras, of in het geval van hybride fokvarkens, de naam van het ras, de foklijn of de kruising, waarop elk overeenkomstig artikel 8, lid 3, goedgekeurd fokprogramma betrekking heeft, alsook, wanneer de stamboekvereniging gebruikmaakt van de afwijkingen als bedoeld in lid 19 of in bijlage II, deel 1, hoofdstuk III, punt 2, een verwijzing naar die afwijkingen;

ii)

het geografische gebied waarop elk van haar fokprogramma's moet worden uitgevoerd;

iii)

in het geval van raszuivere paardachtigen, indien van toepassing, de naam en de contactgegevens van de stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van het ras bijhoudt;

iv)

voor elk van haar fokprogramma's, een verwijzing naar een website, indien beschikbaar, waarop informatie over die fokprogramma's beschikbaar is.

3.   De lidstaten vermelden in de in lid 2 van dit artikel bedoelde lijst ook eventueel de bevoegde autoriteit die een fokprogramma uitvoert overeenkomstig artikel 38.

4.   Indien de erkenning van een stamboekvereniging of een fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 47, lid 1, derde alinea, onder e), wordt ingetrokken of de goedkeuring van een fokprogramma overeenkomstig artikel 47, lid 1, derde alinea, onder d), wordt geschorst of ingetrokken, vermelden de lidstaten die schorsing of intrekking onverwijld op de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijst.

Indien die erkenning voor een periode van 24 maanden ingetrokken blijft of die goedkeuring voor een periode van 24 maanden geschorst of ingetrokken blijft, verwijderen de lidstaten die stamboekvereniging, die fokkerijgroepering of dat fokprogramma definitief van de in lid 1 bedoelde lijst.

5.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast die voorzien in modelformulieren voor de presentatie van de informatie die moet worden opgenomen in de in lid 1 bedoelde lijst van erkende stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 2

Goedkeuring van fokprogramma's

Artikel 8

Goedkeuring van door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen uitgevoerde fokprogramma's

1.   Een stamboekvereniging of fokkerijgroepering dient aanvragen tot goedkeuring van haar fokprogramma's in bij de bevoegde autoriteit die die stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend.

2.   De in lid 1 bedoelde aanvragen worden schriftelijk, op papier of in elektronische vorm, ingediend.

3.   De in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit beoordeelt die fokprogramma's en keurt die goed, op voorwaarde dat zij:

a)

een of meer van de volgende doelen nastreven:

i)

in het geval van raszuivere fokdieren:

de verbetering van het ras;

de instandhouding van het ras;

de creatie van een nieuw ras;

de reconstructie van een ras;

ii)

in het geval van hybride fokvarkens:

de verbetering van het ras, de foklijn of de kruising;

de creatie van een nieuw ras, een nieuwe foklijn of een nieuwe kruising;

b)

de selectie- en fokdoelstellingen gedetailleerd beschrijven;

c)

voldoen aan de vereisten van deel 2 van bijlage I en, in het geval van raszuivere fokpaarden of -ezels, deel 3 van bijlage I.

4.   Stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen kunnen specifieke technische activiteiten in verband met het beheer van hun fokprogramma's, met inbegrip van prestatieonderzoek en genetische evaluatie, aan een derde uitbesteden, op voorwaarde dat:

a)

de stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen tegenover de bevoegde autoriteit verantwoordelijk blijven voor de naleving van de voorschriften van deel 2 en 3 van bijlage I;

b)

er geen belangenconflict bestaat tussen die derde en de economische activiteiten van fokkers die aan het fokprogramma deelnemen;

c)

die derde aan alle noodzakelijke vereisten voor het verrichten van die activiteiten voldoet;

d)

die stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen in hun in lid 2 bedoelde aanvragen tot goedkeuring de uit te besteden activiteiten en de naam en contactgegevens van de betrokken derde vermelden.

5.   Wanneer er gedurende ten minste 24 maanden geen fokkers van wie het bedrijf, waar zij hun fokdieren houden, is gevestigd op een bepaald deel van het geografische gebied, deelnemen aan een overeenkomstig lid 3 goedgekeurd fokprogramma, kan de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteit de betrokken stamboekvereniging of fokkerijgroepering verzoeken het geografische gebied van haar fokprogramma zodanig aan te passen dat het desbetreffende deel daar niet meer toe behoort.

Artikel 9

Wijzigingen in een goedgekeurd fokprogramma

1.   Alvorens significante wijzigingen in verband met de in artikel 8, lid 3, bedoelde vereisten door te voeren in haar overeenkomstig die bepaling goedgekeurde fokprogramma, stelt de stamboekvereniging of fokkerijgroepering de bevoegde autoriteit die die stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, in kennis van die wijzigingen.

2.   Die kennisgeving wordt schriftelijk, op papier of in elektronische vorm, gedaan.

3.   Tenzij die bevoegde autoriteit binnen een termijn van 90 dagen vanaf de datum van kennisgeving anders aangeeft, worden die wijzigingen geacht te zijn goedgekeurd.

4.   Stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen stellen de fokkers die aan hun fokprogramma's deelnemen op transparante wijze en tijdig in kennis van de overeenkomstig lid 3 goedgekeurde wijzigingen in hun fokprogramma.

Artikel 10

Afwijkingen van artikel 8, lid 3, betreffende de goedkeuring van fokprogramma's

1.   In afwijking van artikel 8, lid 3, kan de bevoegde autoriteit die een stamboekvereniging overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, weigeren een fokprogramma van een stamboekvereniging of fokkerij die aan de vereisten van deel 2 van bijlage I en, in het geval van raszuivere fokpaarden en -ezels, deel 3 van bijlage I voldoet, goed te keuren indien dat fokprogramma het reeds in die lidstaat goedgekeurde fokprogramma van een andere stamboekvereniging voor hetzelfde ras in gevaar zou brengen voor wat betreft ten minste één van de volgende aspecten:

a)

de essentiële kenmerken van de raseigenschappen of de hoofddoelstellingen van dat fokprogramma;

b)

de instandhouding van dat ras of het behoud van de genetische diversiteit binnen dat ras; of

c)

indien dat fokprogramma is gericht op de instandhouding van dat ras, de doeltreffende tenuitvoerlegging van dat fokprogramma:

i)

in het geval van een met uitsterven bedreigd ras; of

ii)

in het geval van een inheems ras dat niet wijd verspreid is over een of meer grondgebieden van de Unie.

2.   Voor de toepassing van lid 1 houdt de bevoegde autoriteit naar behoren rekening met het volgende:

a)

het aantal fokprogramma's dat reeds voor dat ras in die lidstaat is goedgekeurd;

b)

de omvang van de fokpopulaties waarop die fokprogramma's betrekking hebben;

c)

de mogelijke genetische inbreng van fokprogramma's die voor hetzelfde ras door andere stamboekverenigingen in andere lidstaten of door fokorganen in derde landen worden uitgevoerd.

Artikel 11

Weigering van de goedkeuring van fokprogramma's

Indien de bevoegde autoriteit die een stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, weigert om een door die stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 8, lid 1, ingediend fokprogramma of overeenkomstig artikel 9, lid 1, meegedeelde wijzigingen in een fokprogramma goed te keuren, stelt zij die stamboekvereniging of fokkerijgroepering in kennis van de redenen voor die weigering.

Artikel 12

Kennisgeving en goedkeuring van fokprogramma's die worden uitgevoerd in andere lidstaten dan die waar de stamboekvereniging of fokkerijgroepering is erkend

1.   Wanneer een stamboekvereniging of een fokkerijgroepering voornemens is een overeenkomstig artikel 8, lid 3, goedgekeurd fokprogramma ook uit te voeren met fokdieren die worden gehouden in een andere lidstaat dan die waar de stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, is erkend (voor de toepassing van dit artikel: „die andere lidstaat”), stelt die stamboekvereniging of fokkerijgroepering de bevoegde autoriteit die een stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend in kennis van de voorgenomen uitbreiding van haar geografische gebied.

2.   De bevoegde autoriteit die een stamboekvereniging of fokkerij overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend:

a)

doet ten minste 90 dagen voor de beoogde startdatum van het fokprogramma in die andere lidstaat kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat en verstrekt op verzoek van de in kennis gestelde autoriteit een vertaling van die kennisgeving in een van de officiële talen van die andere lidstaat;

b)

verstrekt op verzoek van de in kennis gestelde autoriteit ten minste 60 dagen voor de beoogde startdatum van het fokprogramma in die andere lidstaat een kopie van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, goedgekeurde fokprogramma, vergezeld, indien die autoriteit daarom verzoekt, van een door de aanvragende stamboekvereniging of fokkerijgroepering te verstrekken vertaling in een van de officiële talen van die andere lidstaat.

3.   De bevoegde autoriteit van die andere lidstaat kan binnen 90 dagen na de datum van ontvangst van de in lid 2, onder a), bedoelde kennisgeving de goedkeuring voor het op haar grondgebied uitvoeren van het fokprogramma weigeren, indien:

a)

er in die andere lidstaat reeds een goedgekeurd fokprogramma met raszuivere fokdieren van hetzelfde ras wordt uitgevoerd; en

b)

de goedkeuring van nog een fokprogramma het reeds in die andere lidstaat goedgekeurde fokprogramma van een andere stamboekvereniging voor hetzelfde ras in gevaar zou brengen voor wat betreft ten minste een van de volgende elementen:

i)

de essentiële kenmerken van de raseigenschappen of de hoofddoelstellingen van dat fokprogramma;

ii)

de instandhouding van dat ras of het behoud van de genetische diversiteit binnen dat ras;

iii)

indien dat fokprogramma is gericht op de instandhouding van dat ras, de doeltreffende tenuitvoerlegging van dat fokprogramma:

in het geval van een met uitsterven bedreigd ras; of

in het geval van een inheems ras dat niet wijd verspreid is over een of meer grondgebieden van de Unie.

4.   De bevoegde autoriteit van die andere lidstaat stelt de bevoegde autoriteit die de stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, in kennis van het resultaat van de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving en, indien zij de goedkeuring voor het op haar grondgebied uitvoeren van het fokprogramma weigert, van de redenen voor die weigering.

5.   Wanneer de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat niet op de in lid 2, onder a), bedoelde kennisgeving reageert binnen negentig dagen vanaf de datum van ontvangst van die kennisgeving, houdt dit in dat goedkeuring is verleend.

6.   De bevoegde autoriteit die de stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, stelt de stamboekvereniging of fokkerijgroepering onverwijld in kennis van het resultaat van de in lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde kennisgeving en stelt haar in geval van weigering in kennis van de gemotiveerde toelichting voor die weigering, zoals bedoeld in lid 4 van dit artikel.

7.   Wanneer de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat de goedkeuring overeenkomstig lid 3 weigert, stelt zij de Commissie in kennis van haar weigering en een uiteenzetting van de redenen voor die weigering.

8.   Indien de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat de goedkeuring overeenkomstig lid 3 van dit artikel weigert en de stamboekvereniging of fokkerijgroepering die dat fokprogramma wil uitvoeren in die andere lidstaat om heroverweging van die weigering verzoekt, werken de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat en de bevoegde autoriteit die de stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, samen met betrekking tot dat verzoek om heroverweging.

9.   De bevoegde autoriteit die de stamboekvereniging of fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 4, lid 3, heeft erkend, stelt de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat in kennis van de overeenkomstig artikel 9, lid 3, goedgekeurde wijzigingen in fokprogramma's.

10.   Op verzoek van de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat verstrekt de stamboekvereniging of fokkerijgroepering die overeenkomstig dit artikel op het grondgebied werkt van die andere lidstaat die bevoegde autoriteit bijgewerkte informatie, met name over het aantal fokkers en fokdieren die bij de uitvoering van het fokprogramma op dat grondgebied betrokken zijn. Dergelijke verzoeken worden op dezelfde wijze ingediend als verzoeken aan stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen die zijn erkend in die andere lidstaat.

11.   De bevoegde autoriteit van die andere lidstaat kan de overeenkomstig dit artikel verleende goedkeuring van het fokprogramma intrekken indien er gedurende ten minste twaalf maanden op het grondgebied van die andere lidstaat geen enkele fokker deelneemt aan dat fokprogramma.

HOOFDSTUK III

Rechten en plichten van fokkers, stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen

Artikel 13

Rechten van fokkers die deelnemen aan overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma's

1.   Fokkers hebben het recht deel te nemen aan een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en in voorkomend geval, artikel 12, goedgekeurd fokprogramma, op voorwaarde dat:

a)

hun fokdieren gehouden worden op bedrijven die binnen het geografische gebied van dat fokprogramma zijn gelegen;

b)

hun fokdieren behoren tot het ras, in het geval van raszuivere fokdieren, of tot het ras, de foklijn of de kruising, in het geval van hybride fokvarkens, waarop dat fokprogramma betrekking heeft.

2.   Fokkers die deelnemen aan een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en in voorkomend geval, artikel 12, goedgekeurd fokprogramma, hebben het recht:

a)

hun raszuivere fokdieren te laten inschrijven in de hoofdsectie van het stamboek die overeenkomstig de artikelen 18 en 20 door de stamboekvereniging voor het ras is opgesteld;

b)

hun dieren te laten inschrijven in een aanvullende sectie van het stamboek die overeenkomstig artikel 20 door de stamboekvereniging voor het ras is opgesteld;

c)

hun hybride fokvarkens te laten registreren in een fokregister dat overeenkomstig artikel 23 door een fokkerijgroepering voor het ras, de foklijn of de kruising is opgesteld;

d)

deel te nemen aan prestatieonderzoek en genetische evaluatie overeenkomstig artikel 25;

e)

een zoötechnisch certificaat overeenkomstig artikel 30, leden 1 en 4, te verkrijgen;

f)

op verzoek actuele resultaten van het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie voor hun fokdieren te ontvangen, indien die resultaten beschikbaar zijn;

g)

toegang te krijgen tot alle andere diensten die in verband met dat fokprogramma door de stamboekvereniging of fokkerijgroepering die het fokprogramma uitvoert aan de deelnemende fokkers worden verleend.

3.   Naast de in de leden 1 en 2 bedoelde rechten hebben de in lid 1 bedoelde fokkers, indien de voorschriften van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen lidmaatschap mogelijk maken, ook het recht om:

a)

lid te worden van die stamboekvereniging of fokkerijgroepering;

b)

deel te nemen aan de vaststelling en ontwikkeling van het fokprogramma overeenkomstig het in bijlage I, deel 1, punt B, 1, onder b), bedoelde huishoudelijk reglement.

Artikel 14

Rechten en verplichtingen van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen

1.   Stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen hebben het recht om met betrekking tot hun overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma's, die fokprogramma's zelfstandig vast te stellen en uit te voeren, op voorwaarde dat zij voldoen aan deze verordening en andere goedkeuringsvoorwaarden.

2.   Stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen hebben het recht om fokkers uit te sluiten van deelname aan een fokprogramma wanneer deze fokkers de regels van dat fokprogramma of de verplichtingen die in het in bijlage I, deel 1, punt B, 1, onder b), bedoelde huishoudelijk reglement zijn vastgesteld, niet nakomen.

3.   Naast het in lid 2 bedoelde recht hebben stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen waarbij lidmaatschap mogelijk is het recht om fokkers uit te sluiten van lidmaatschap wanneer die fokkers hun verplichtingen die in het in bijlage I, deel 1, punt B, 1, onder b), bedoelde huishoudelijk reglement zijn vastgesteld, niet nakomen.

4.   Stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen hebben, onverminderd de rol van de rechtscolleges, een verantwoordelijkheid om geschillen tussen fokkers onderling en geschillen tussen fokkers en de stamboekvereniging of fokkerijgroepering bij de uitvoering van overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma's te beslechten overeenkomstig het in bijlage I, deel 1, punt B, 1, onder b), bedoelde huishoudelijk reglement.

HOOFDSTUK IV

Inschrijving van fokdieren in stamboeken en fokregisters en toelating tot de voortplanting

Afdeling 1

Inschrijving van raszuivere fokdieren in stamboeken en toelating tot voortplanting

Artikel 15

Structuur van stamboeken

Stamboeken bestaan uit een hoofdsectie en, indien dit in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma is gespecificeerd, een of meer aanvullende secties.

Artikel 16

Hoofdsectie van stamboeken

1.   Wanneer stamboekverenigingen verschillende criteria of procedures hebben vastgesteld voor de inschrijving van raszuivere fokdieren in verschillende klassen, kunnen die stamboekverenigingen de hoofdsectie van stamboeken in klassen onderverdelen:

a)

op grond van de genetische aanleg van die dieren en deze klassen verder onderverdelen volgens hun leeftijd of geslacht; of

b)

volgens de leeftijd of het geslacht van die dieren, mits deze klassen ook verder worden onderverdeeld op grond van hun genetische aanleg.

Op grond van die criteria en procedures kan worden vereist dat de raszuivere fokdieren alvorens in een specifieke klasse van de hoofdsectie te worden ingeschreven, een prestatieonderzoek of genetische evaluatie ondergaan overeenkomstig artikel 25 of een andere beoordeling die is beschreven in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

2.   Indien in het fokprogramma naast de voorwaarden van bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, aanvullende voorwaarden voor vermelding in de hoofdsectie van het stamboek worden vastgesteld, stelt de stamboekvereniging die dat fokprogramma uitvoert, in die hoofdsectie ten minste één klasse vast waarin op verzoek van de fokker raszuivere fokdieren worden ingeschreven die alleen aan de voorwaarden van bijlage II, deel 1, hoofdstuk I en artikel 21 voldoen.

Artikel 17

Aanvullende secties van stamboeken

Stamboekverenigingen kunnen een of meer aanvullende secties in het stamboek opstellen voor dieren van dezelfde soort die niet in aanmerking komen voor inschrijving in de hoofdsectie, mits de in het fokprogramma vastgestelde voorschriften toestaan dat de nakomelingen van die dieren in de hoofdsectie worden ingeschreven overeenkomstig de voorschriften van:

a)

bijlage II, deel 1, hoofdstuk III, punt 1, onder a), in het geval van vrouwelijke dieren van runder-, varkens-, schapen- en geitenrassen;

b)

bijlage II, deel 1, hoofdstuk III, punt 2, in het geval van met uitsterven bedreigde runder-, varkens-, schapen- en geitenrassen en schapen van landrassen; of

c)

bijlage II, deel 1, hoofdstuk III, punt 1, onder b), in het geval van mannelijke en vrouwelijke paardachtigen.

Artikel 18

Inschrijving van raszuivere fokdieren in de hoofdsectie van het stamboek

1.   Op verzoek van fokkers worden alle raszuivere fokdieren van het onder het fokprogramma van een stamboekvereniging vallende ras door die stamboekvereniging ingeschreven, of geregistreerd voor inschrijving, in de hoofdsectie van haar stamboek, mits deze dieren voldoen aan de voorschriften van bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, en, in voorkomend geval, nakomelingen zijn van fokdieren of resulteren uit levende producten daarvan overeenkomstig de voorschriften van artikel 21.

2.   Stamboekverenigingen mogen de inschrijving van een raszuiver fokdier in de hoofdsectie van hun stamboeken niet weigeren om de reden dat het reeds is ingeschreven in de hoofdsectie van een stamboek van hetzelfde ras of, in het geval van een kruisingsprogramma met raszuivere fokpaarden en -ezels, een ander ras, dat is opgesteld door een andere stamboekvereniging die overeenkomstig artikel 4, lid 3, is erkend of door een fokorgaan in een derde land dat is opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 34.

3.   Wanneer de hoofdsectie van het stamboek in klassen is verdeeld, worden raszuivere fokdieren die voldoen aan de criteria voor inschrijving in de hoofdsectie, door de stamboekvereniging ingeschreven in de klasse die overeenkomt met de genetische aanleg van die raszuivere fokdieren.

Artikel 19

Afwijkingen van de vereisten voor inschrijving van dieren in de hoofdsectie van stamboeken in het geval van de creatie van een nieuw ras of de reconstructie van een ras

1.   Indien een stamboekvereniging een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma uitvoert voor een ras waarvoor geen stamboek bestaat in een lidstaat of een derde land dat is opgenomen in de lijst als bedoeld in artikel 34, mag die stamboekvereniging, in afwijking van artikel 18, lid 1, raszuivere fokdieren, nakomelingen van raszuivere fokdieren van verschillende rassen of een dier dat naar het oordeel van de stamboekvereniging voldoet aan de beschrijving van dat nieuwe ras en dat, in voorkomend geval, voldoet aan de minimale prestatievereisten die in het fokprogramma zijn vastgesteld, inschrijven in de hoofdsectie van dat nieuw opgestelde stamboek.

Stamboekverenigingen die van deze afwijking gebruikmaken:

a)

stellen een termijn voor de opstelling van het nieuwe stamboek vast die geschikt is voor het generatie-interval van de soort of het ras in kwestie;

b)

verwijzen naar een bestaand stamboek waarin de raszuivere fokdieren of hun ouders na de geboorte voor het eerst zijn ingeschreven, samen met het originele registratienummer in dat stamboek;

c)

vermelden in hun systeem voor het registreren van de afstamming welke dieren zij als de basispopulatie van het ras beschouwen.

2.   Indien een stamboekvereniging een ras wil reconstrueren dat verdwenen is of dat ernstig gevaar loopt te verdwijnen, kan een lidstaat of, als deze daartoe besluit, de bevoegde autoriteit toestaan dat de stamboekvereniging nakomelingen van raszuivere fokdieren van het te reconstrueren ras, raszuivere fokdieren of nakomelingen van raszuivere fokdieren van andere rassen die voor de reconstructie van dat ras worden gebruikt, of een dier dat naar het oordeel van de stamboekvereniging voldoet aan de kenmerken van het te reconstrueren ras en dat, in voorkomend geval, voldoet aan de minimale prestatievereisten die in het fokprogramma zijn vastgesteld, inschrijft in de hoofdsectie van het stamboek, mits:

a)

het fokprogramma voorziet in een termijn voor de opstelling of heropstelling van dat stamboek die geschikt is voor het betrokken ras;

b)

in voorkomend geval wordt verwezen naar een stamboek waarin deze raszuivere fokdieren of hun voorouders zijn ingeschreven, samen met het originele registratienummer in dat stamboek;

c)

in het systeem voor het registreren van de afstamming wordt vermeld welke dieren deze stamboekvereniging als de basispopulatie van het ras beschouwt.

3.   Een stamboekvereniging die gebruik wenst te maken van de in lid 1 of lid 2 van dit artikel bedoelde afwijking stelt in haar fokprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 1, een gedetailleerd plan op voor de creatie of reconstructie van het ras.

4.   Aan het einde van de in lid 1, onder a), en lid 2, onder a), van dit artikel bedoelde termijnen verricht de bevoegde autoriteit de in artikel 43 bedoelde officiële controles.

5.   Indien overeenkomstig dit artikel een ras wordt gecreëerd of gereconstrueerd, maken de lidstaten die informatie openbaar door daartoe een vermelding op te nemen in de in artikel 7 bedoelde lijst.

Artikel 20

Opname van dieren in aanvullende secties en opwaardering tot de hoofdsectie van hun nakomelingen

1.   Indien een stamboekvereniging overeenkomstig artikel 17 aanvullende secties vaststelt, neemt die stamboekvereniging op verzoek van fokkers dieren van de onder hun fokprogramma vallende soorten die niet in aanmerking komen voor inschrijving in de hoofdsectie, op in de desbetreffende aanvullende secties als bedoeld in artikel 17, mits de dieren aan de voorwaarden in bijlage II, deel 1, hoofdstuk II, voldoen.

2.   Op verzoek van fokkers nemen stamboekverenigingen de nakomelingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde dieren op in de hoofdsectie als bedoeld in artikel 16 en beschouwen zij die nakomelingen als raszuivere fokdieren, mits die nakomelingen aan de voorwaarden in bijlage II, deel 1, hoofdstuk III, voldoen.

Artikel 21

Toelating van raszuivere fokdieren en levende producten daarvan tot de voortplanting

1.   Een stamboekvereniging die een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma voor een ras uitvoert, aanvaardt:

a)

voor natuurlijke dekking, eender welk raszuiver fokdier van dat ras;

b)

voor kunstmatige inseminatie, sperma gewonnen van raszuivere fokrunderen die overeenkomstig artikel 25 een genetische evaluatie hebben ondergaan;

c)

voor kunstmatige inseminatie, sperma gewonnen van raszuivere fokvarkens, -schapen of -geiten die overeenkomstig artikel 25 een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie hebben ondergaan;

d)

voor kunstmatige inseminatie, sperma gewonnen van raszuivere fokpaarden en -ezels die overeenkomstig artikel 25 een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie hebben ondergaan indien dat op grond van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma is vereist;

e)

voor embryotransplantatie, eicellen die zijn gewonnen en gebruikt voor de in-vitro- of in-vivoproductie van embryo's die zijn geproduceerd met onder b) of c) van dit lid bedoeld sperma, mits deze eicellen en embryo's zijn gewonnen van raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen of -geiten die overeenkomstig artikel 25 een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie hebben ondergaan;

f)

voor embryotransplantatie, eicellen die zijn gewonnen en gebruikt voor de in-vitro- of in-vivoproductie van embryo's die zijn geproduceerd met onder d) van dit lid bedoeld sperma, mits deze eicellen en embryo's zijn gewonnen van raszuivere fokpaarden en -ezels die overeenkomstig artikel 25 een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie hebben ondergaan indien dat op grond van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma is vereist;

g)

voor het testen van mannelijke raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen of -geiten, sperma gewonnen van raszuivere fokdieren die geen prestatieonderzoek of genetische evaluatie hebben ondergaan, mits dat sperma enkel wordt gebruikt voor het testen van mannelijke raszuivere fokdieren binnen de kwantitatieve grenzen die noodzakelijk zijn opdat die stamboekvereniging deze testen overeenkomstig artikel 25 kan uitvoeren.

2.   In het geval van raszuivere fokpaarden en -ezels kan een stamboekvereniging, in afwijking van lid 1 van dit artikel, een of meer in dat lid bedoelde reproductietechnieken of het gebruik van raszuivere fokdieren voor een of meer van die reproductietechnieken, met inbegrip van het gebruik van levende producten daarvan, verbieden of beperken, mits dat verbod of deze beperking wordt gespecificeerd in haar overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

Elk dergelijk verbod dat of elke dergelijke beperking die is gespecificeerd in het fokprogramma van de stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van het ras heeft opgesteld overeenkomstig bijlage I, deel 3, punt 3, onder a), is bindend voor de fokprogramma's van de stamboekverenigingen die overeenkomstig bijlage I, deel 3, punt 3, onder b), dochterstamboeken voor hetzelfde ras opstellen.

3.   In het geval van een met uitsterven bedreigd ras kan een stamboekvereniging het gebruik van een raszuiver fokdier van dat ras, met inbegrip van het gebruik van levende producten daarvan, verbieden of beperken indien dat gebruik de instandhouding of de genetische diversiteit van dat ras in gevaar zou kunnen brengen.

4.   Sperma als bedoeld in lid 1, onder g), gewonnen van mannelijke raszuivere fokdieren die zijn ingeschreven in de hoofdsectie van een stamboek dat is opgesteld door een stamboekvereniging die een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma uitvoert, wordt door een andere stamboekvereniging die een goedgekeurd fokprogramma met hetzelfde ras in dezelfde of een andere lidstaat uitvoert, tot prestatieonderzoek en, indien van toepassing, tot genetische evaluatie toegelaten onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde kwantitatieve beperkingen die voor haar eigen mannelijke raszuivere fokdieren gelden.

5.   Voor de toepassing van de leden 1 en 4 worden de levende producten van in die leden bedoelde raszuivere fokdieren gewonnen, geproduceerd, behandeld en opgeslagen door een spermacentrum of sperma-opslagcentrum of door een embryoteam of embryoproductieteam, dat overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie is goedgekeurd voor de handel in deze producten binnen de Unie.

6.   In afwijking van lid 5 kan een lidstaat toestaan dat levende producten van raszuivere fokdieren met het oog op gebruik op het grondgebied van die lidstaat worden gewonnen, geproduceerd, behandeld en opgeslagen in een spermacentrum of sperma-opslagcentrum, in een embryo-opslagcentrum, door een embryoteam of embryoproductieteam of door specifiek gekwalificeerd personeel, dat overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat is goedgekeurd.

7.   Indien een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma erop gericht is een ras of de genetische diversiteit binnen een ras in stand te houden, worden het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie, in afwijking van lid 1, onder b), c) en e), slechts uitgevoerd indien dat fokprogramma dergelijk prestatieonderzoek of dergelijke genetische evaluatie vereist.

Artikel 22

Methoden voor de verificatie van de identiteit

1.   Wanneer raszuivere fokrunderen, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels worden gebruikt voor de winning van sperma voor kunstmatige inseminatie, vereisen stamboekverenigingen dat die raszuivere fokdieren worden geïdentificeerd door analyse van hun bloedgroep of met een andere geschikte methode die ten minste dezelfde zekerheidsgraad verschaft, zoals een dna-analyse.

2.   Wanneer fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels worden gebruikt voor de winning van eicellen en embryo's, en wanneer fokvarkens worden gebruikt voor de winning van sperma voor kunstmatige inseminatie, kunnen stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen eisen dat deze fokdieren op basis van een van de in lid 1 bedoelde methoden worden geïdentificeerd.

3.   Op verzoek van een lidstaat of een Europese vereniging voor fokdieren van de betrokken soort kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen ter goedkeuring van methoden voor de verificatie van de identiteit van fokdieren mits zij ten minste dezelfde zekerheidsgraad verschaffen als de analyse van de bloedgroep van die fokdieren, waarbij zij rekening houdt met de technische ontwikkelingen en de aanbevelingen van de referentiecentra van de Europese Unie als bedoeld in artikel 29, ICAR of de International Society of Animal Genetics (ISAG). Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 2

Registratie van hybride fokvarkens in fokregisters en toelating tot de voortplanting

Artikel 23

Registratie van hybride fokvarkens in fokregisters

1.   Fokkerijgroeperingen registreren op verzoek van hun fokkers alle hybride fokvarkens van hetzelfde ras, dezelfde foklijn of dezelfde kruising die aan de voorschriften van bijlage II, deel 2, voldoen, in hun fokregister.

2.   Fokkerijgroeperingen mogen niet weigeren om hybride fokvarkens die overeenkomstig bijlage II, deel 2, zijn geregistreerd in een fokregister voor hetzelfde ras, dezelfde foklijn of dezelfde kruising dat door een overeenkomstig artikel 4, lid 3, in dezelfde of een andere lidstaat erkende fokkerijgroepering is opgesteld, in hun fokregisters te registreren.

Artikel 24

Toelating van hybride fokvarkens en levende producten daarvan tot de voortplanting

1.   Een fokkerijgroepering die een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma voor hybride fokvarkens van een ras, foklijn of kruising uitvoert, aanvaardt:

a)

voor natuurlijke dekking, alle hybride fokvarkens van hetzelfde ras, dezelfde foklijn of dezelfde kruising als gedefinieerd in dat fokprogramma;

b)

voor kunstmatige inseminatie, sperma gewonnen van hybride fokvarkens die overeenkomstig artikel 25 een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie hebben ondergaan indien dat op grond van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma is vereist;

c)

voor embryotransplantatie, eicellen die zijn gewonnen en gebruikt voor de in-vitro- of in-vivoproductie van embryo's die zijn geproduceerd met sperma als bedoeld onder b), mits deze eicellen en embryo's zijn gewonnen van hybride fokvarkens die ondergaan overeenkomstig artikel 25 een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie hebben ondergaan indien dat op grond van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma is vereist;

d)

voor het testen van mannelijke hybride fokvarkens, sperma gewonnen van deze hybride fokvarkens die geen prestatieonderzoek of genetische evaluatie hebben ondergaan, mits dat sperma enkel wordt gebruikt voor het testen van deze hybride fokvarkens binnen de kwantitatieve grenzen die noodzakelijk zijn opdat die fokkerijgroepering deze test overeenkomstig artikel 25 kan uitvoeren.

2.   Mannelijke hybride fokvarkens die zijn geregistreerd in een fokregister dat is opgesteld door een fokkerijgroepering die een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma uitvoert, alsook de levende producten daarvan, worden door een andere fokkerijgroepering die een fokprogramma met hetzelfde ras, dezelfde foklijn of dezelfde kruising in dezelfde of een andere lidstaat uitvoert, tot prestatieonderzoek en, indien van toepassing, tot genetische evaluatie toegelaten onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde kwantitatieve beperkingen die voor haar eigen hybride fokvarkens gelden.

3.   Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden de levende producten van in die leden bedoelde hybride fokvarkens gewonnen, geproduceerd, behandeld en opgeslagen in een spermacentrum of sperma-opslagcentrum of door een embryoteam of embryoproductieteam, dat overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie is goedgekeurd voor de handel in deze producten binnen de Unie.

4.   In afwijking van lid 3 kan een lidstaat toestaan dat levende producten van hybride fokvarkens met het oog op gebruik op het grondgebied van die lidstaat worden gewonnen, geproduceerd, behandeld en opgeslagen in een spermacentrum of sperma-opslagcentrum, in een embryo-opslagcentrum, door een embryoteam of embryoproductieteam of door specifiek gekwalificeerd personeel, dat overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat is goedgekeurd.

HOOFDSTUK V

Prestatieonderzoek en genetische evaluatie

Artikel 25

Methoden voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie

Wanneer een stamboekvereniging, een fokkerijgroepering of een overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), aangewezen derde een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie van fokdieren uitvoert, waarborgt die stamboekvereniging, fokkerijgroepering of derde dat dit prestatieonderzoek of deze genetische evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van:

a)

bijlage III, in het geval van raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen of -geiten en in het geval van hybride fokvarkens;

b)

het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma dat die stamboekvereniging uitvoert, in het geval van raszuivere fokpaarden en -ezels.

Artikel 26

Gedelegeerde bevoegdheden en uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de vereisten voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie

1.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 61 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de wijzigingen van bijlage III voor wat betreft de vereisten voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie voor raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen of -geiten aan te brengen die noodzakelijk zijn om rekening te houden met:

a)

wetenschappelijke ontwikkelingen;

b)

technische ontwikkelingen; of

c)

de noodzaak om waardevolle genetische rijkdommen te behouden.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen die voorzien in uniforme voorschriften voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie van raszuivere fokrunderen, -schapen en -geiten als bedoeld in dit artikel, met inbegrip van de interpretatie van de resultaten daarvan. Daarbij houdt zij rekening met de technische ontwikkelingen of de aanbevelingen van de desbetreffende referentiecentra van de Europese Unie als bedoeld in artikel 29, lid 1, of, bij gebreke daarvan, de door ICAR overeengekomen beginselen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 27

Uitvoering van prestatieonderzoek en genetische evaluatie

1.   Indien op grond van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma prestatieonderzoek of genetische evaluatie moet worden uitgevoerd, moeten stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen:

a)

dat prestatieonderzoek of die genetische evaluatie zelf uitvoeren; of

b)

de derden aanwijzen waaraan dat prestatieonderzoek of die genetische evaluatie moet worden uitbesteed.

2.   Een lidstaat of, als deze daartoe besluit, zijn bevoegde autoriteiten kunnen vereisen dat derden, slechts overeenkomstig lid 1, onder b), kunnen worden aangewezen als zij door die lidstaat of, als deze daartoe besluit, zijn bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd om een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie van fokdieren uit te voeren, tenzij de betrokken aangewezen derde een specifiek aangewezen overheidsinstantie is die onder toezicht staat van de lidstaat of zijn bevoegde autoriteiten.

3.   Een lidstaat of, als deze daartoe besluit, zijn bevoegde autoriteiten die van het in lid 2 bedoelde gebruikmaken, zorgen ervoor dat machtiging wordt verleend aan in dat lid bedoelde derden die beschikken over:

a)

de nodige faciliteiten en apparatuur om dat prestatieonderzoek of die genetische evaluatie uit te voeren;

b)

voldoende gekwalificeerd personeel; en

c)

de capaciteit om dat prestatieonderzoek of die genetische evaluatie uit te voeren overeenkomstig artikel 25.

4.   In afwijking van artikel 8, lid 4, onder a), kan een lidstaat of zijn bevoegde autoriteit besluiten dat een overeenkomstig lid 2 van dit artikel gemachtigde derde, of de in lid 2 van dit artikel bedoelde specifiek aangewezen overheidsinstantie die onder toezicht van de lidstaat of zijn bevoegde autoriteiten staat, ten aanzien van die bevoegde autoriteit verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van de voorschriften van deze verordening die op dat uitbestede prestatieonderzoek of die uitbestede genetische evaluatie van toepassing zijn.

5.   Stamboekverenigingen of fokkerijgroepering die zelf prestatieonderzoek of genetische evaluaties uitvoeren of derden die overeenkomstig lid 1, onder b), van dit artikel door een stamboekvereniging of fokkerijgroepering zijn aangewezen of door een lidstaat of zijn bevoegde autoriteiten zijn gemachtigd als bedoeld in lid 2 van dit artikel, kunnen zich ertoe verbinden de voorschriften en normen in acht te nemen die zijn vastgesteld door ICAR of kunnen deelnemen aan activiteiten van de referentiecentra van de Europese Unie als bedoeld in artikel 29.

De bevoegde autoriteiten kunnen rekening houden met de resultaten van die verbintenissen of de deelname aan die activiteiten wanneer zij die stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen erkennen, hun fokprogramma's goedkeuren, die derden machtigen of officiële controles bij die operatoren verrichten.

6.   Stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen maken gedetailleerde informatie openbaar over degenen die het prestatieonderzoek of de genetische evaluatie uitvoeren.

Artikel 28

Verplichtingen van stamboekverenigingen, fokkerijgroeperingen en derden die prestatieonderzoek of genetische evaluaties uitvoeren

1.   Wanneer een stamboekvereniging of een fokkerijgroepering prestatieonderzoek of genetische evaluaties uitvoert of deze activiteiten overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), aan een derde uitbesteedt, verstrekt deze stamboekvereniging of fokkerijgroepering op verzoek van de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 8, lid 3, of, in voorkomend geval, artikel 12, lid 5, de volgende informatie:

a)

geregistreerde resultaten afkomstig van prestatieonderzoek en genetische evaluatie met betrekking tot fokdieren van bedrijven op het grondgebied waar die bevoegde autoriteit werkzaam is;

b)

details van de registratiemethoden voor kenmerken;

c)

details over het prestatiebeschrijvingsmodel dat voor de analyse van de resultaten van het prestatieonderzoek is gebruikt;

d)

details over de statistische methoden die voor de analyse van de resultaten van het prestatieonderzoek voor elk geëvalueerd kenmerk zijn toegepast;

e)

details over de genetische parameters die voor elk geëvalueerd kenmerk zijn gebruikt, in voorkomend geval met inbegrip van de genomische evaluatie.

2.   De stamboekvereniging of fokkerijgroepering of de overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboekvereniging of fokkerijgroepering aangewezen derde maakt de resultaten van de genetische evaluatie van fokdieren waarvan het sperma voor kunstmatige inseminatie wordt gebruikt, openbaar en houdt deze resultaten actueel overeenkomstig artikel 21, lid 1, onder b), c) en d), en artikel 24, lid 1, onder b).

HOOFDSTUK VI

Referentiecentra van de Europese Unie

Artikel 29

Referentiecentra van de Europese Unie

1.   Wanneer er een erkende noodzaak bestaat tot bevordering van het harmoniseren of verbeteren van de methoden voor prestatieonderzoek of genetische evaluatie van raszuivere fokdieren die worden gebruikt door stamboekverenigingen of overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door stamboekverenigingen aangewezen derden, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen ter aanwijzing van de referentiecentra van de Europese Unie die verantwoordelijk zijn voor de wetenschappelijke en technische bijdragen voor het harmoniseren of verbeteren van die methoden.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Wanneer er een erkende noodzaak bestaat tot bevordering van het vaststellen of harmoniseren van de methoden die worden gebruikt door stamboekverenigingen, overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door stamboekverenigingen aangewezen derden, bevoegde autoriteiten of andere autoriteiten van de lidstaten voor de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen ter aanwijzing van de referentiecentra van de Europese Unie die verantwoordelijk zijn voor de wetenschappelijke en technische bijdragen voor het vaststellen of harmoniseren van die methoden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde aanwijzing gebeurt door een openbare selectieprocedure en is in de tijd beperkt of wordt regelmatig opnieuw geëvalueerd.

4.   De overeenkomstig lid 1 of lid 2 van dit artikel aangewezen referentiecentra van de Europese Unie:

a)

voldoen aan de voorschriften van bijlage IV, punt 1; en

b)

zijn verantwoordelijk voor de taken die:

i)

in het geval van referentiecentra van de Europese Unie die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn aangewezen, zijn vastgesteld in bijlage IV, punt 2;

ii)

in het geval van referentiecentra van de Europese Unie die overeenkomstig lid 2 van dit artikel zijn aangewezen, zijn vastgesteld in bijlage IV, punt 3;

indien die taken zijn opgenomen in de jaarlijkse of meerjarige werkprogramma's van de referentiecentra die zijn vastgesteld in overeenstemming met de doelstellingen en prioriteiten van de betreffende werkprogramma's die de Commissie heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EU) nr. 652/2014.

5.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 61 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van:

a)

de in bijlage IV, punt 1, vervatte voorschriften voor de referentiecentra van de Europese Unie;

b)

de in bijlage IV, punten 2 en 3, beschreven taken van de referentiecentra van de Europese Unie.

In de in dit lid bedoelde gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met:

a)

de soort raszuivere fokdieren waarvoor de methoden voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie moeten worden geharmoniseerd of verbeterd en met de wetenschappelijke en technische vooruitgang op het gebied van prestatieonderzoek of genetische evaluatie; of

b)

de met uitsterven bedreigde rassen waarvoor methoden voor de instandhouding van die rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen moeten worden vastgesteld of geharmoniseerd en de wetenschappelijke en technische vooruitgang op die gebieden.

6.   Referentiecentra van de Europese Unie die overeenkomstig lid 1 of lid 2 zijn aangewezen, worden onderworpen aan controles door de Commissie om te verifiëren of:

a)

zij aan de voorschriften van bijlage IV, punt 1, voldoen;

b)

zij de taken uitvoeren die:

i)

in het geval van referentiecentra van de Europese Unie die overeenkomstig lid 1 zijn aangewezen, zijn vastgesteld in bijlage IV, punt 2;

ii)

in het geval van referentiecentra van de Europese Unie die overeenkomstig lid 2 zijn aangewezen, zijn vastgesteld in bijlage IV, punt 3.

Indien uit de resultaten van een dergelijke controle blijkt dat een referentiecentrum van de Europese Unie de voorschriften van bijlage IV, punt 1, niet naleeft of de in bijlage IV, punt 2 of 3, beschreven taken niet vervult, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot verlaging van de overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 652/2014 van de Raad toegewezen financiële bijdrage van de Unie of tot intrekking van de aanwijzing als referentiecentrum van de Europese Unie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 2, beschreven onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK VII

Zoötechnische certificaten

Artikel 30

Uitgifte, inhoud en vorm van zoötechnische certificaten die fokdieren en levende producten daarvan vergezellen

1.   Wanneer fokkers die aan een overeenkomstig artikel 8, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma deelnemen, verzoeken om zoötechnische certificaten voor hun fokdieren of levende producten daarvan, geeft de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering die dat fokprogramma uitvoert, die certificaten af.

2.   Zoötechnische certificaten die fokdieren en levende producten daarvan vergezellen, worden alleen afgegeven door:

a)

stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen die overeenkomstig artikel 8, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma's met die fokdieren uitvoeren;

b)

de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 8, lid 3, of, in voorkomend geval, artikel 12, lid 2, onder a), als die autoriteiten daartoe besluiten; of

c)

fokorganen die in de in artikel 34 bedoelde lijst zijn opgenomen en fokprogramma's met die fokdieren uitvoeren.

3.   Stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen zorgen ervoor dat de zoötechnische certificaten tijdig worden toegezonden.

4.   Wanneer fokdieren die zijn ingeschreven in een stamboek dat wordt bijgehouden door een stamboekvereniging of zijn geregistreerd in een fokregister dat wordt bijgehouden door een fokkerijgroepering, of levende producten daarvan, worden verhandeld en wanneer die fokdieren, of de met die levende producten geproduceerde nakomelingen, bestemd zijn om in een ander stamboek of fokregister te worden ingeschreven of geregistreerd, gaan die fokdieren of levende producten vergezeld van een zoötechnisch certificaat.

Dat zoötechnische certificaat wordt afgegeven door de stamboekvereniging of fokkerijgroepering die de fokdieren of de levende producten daarvan verzendt en die het stamboek of het fokregister bijhoudt waarin die fokdieren zijn ingeschreven of geregistreerd.

5.   Wanneer fokdieren die zijn ingeschreven in een stamboek of zijn geregistreerd in een fokregister dat wordt bijgehouden door een fokorgaan dat in de in artikel 34 bedoelde lijst is opgenomen, of levende producten daarvan, in de Unie worden binnengebracht en wanneer die fokdieren of de nakomelingen die met die levende producten zijn geproduceerd, zijn bestemd om te worden ingeschreven in een stamboek dat wordt bijgehouden door een stamboekvereniging of te worden geregistreerd in een fokregister dat wordt bijgehouden door een fokkerijgroepering, gaan die fokdieren of de levende producten daarvan vergezeld van een zoötechnisch certificaat.

Dat zoötechnische certificaat wordt afgegeven door het fokorgaan dat in de in artikel 34 bedoelde lijst is opgenomen en dat het stamboek of het fokregister bijhoudt waarin die fokdieren zijn ingeschreven of geregistreerd, of door de officiële dienst van het derde land van verzending.

6.   De in de leden 4 en 5 bedoelde zoötechnische certificaten:

a)

bevatten de in de betrokken delen en hoofdstukken van bijlage V beschreven informatie;

b)

komen overeen met de overeenstemmende modelformulieren voor zoötechnische certificaten die in de op grond van lid 10 vastgestelde uitvoeringshandelingen zijn opgenomen.

7.   Een stamboekvereniging die of een fokorgaan dat prestatieonderzoek of genetische evaluaties of beide uitvoert volgens haar/zijn fokprogramma of deze activiteiten, in het geval van een stamboekvereniging overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), uitbesteedt aan derden, vermeldt in het voor een raszuiver fokdier of levende producten daarvan uitgegeven zoötechnische certificaat:

a)

resultaten van dat prestatieonderzoek;

b)

actuele resultaten van die genetische evaluatie;

c)

met het fokprogramma verband houdende genetische defecten en genetische bijzonderheden van dat fokdier of de donoren van die levende producten.

8.   Een fokkerijgroepering die of een fokorgaan dat prestatieonderzoek of genetische evaluaties of beide uitvoert volgens haar fokprogramma of deze activiteiten, in het geval van een fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), uitbesteedt aan derden, vermeldt indien dat op grond van dat fokprogramma is vereist, in het voor een hybride fokvarken of levende producten daarvan uitgegeven zoötechnische certificaat:

a)

resultaten van dat prestatieonderzoek;

b)

actuele resultaten van die genetische evaluatie; en

c)

met het fokprogramma verband houdende genetische defecten en genetische bijzonderheden van dat fokdier of de donoren van die levende producten.

9.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 61 gedelegeerde handelingen vast te stellen om wijzigingen aan te brengen in de in bijlage V vervatte inhoud van de zoötechnische certificaten om deze te actualiseren teneinde rekening te houden met:

a)

wetenschappelijke ontwikkelingen;

b)

technische ontwikkelingen;

c)

de werking van de interne markt; of

d)

de noodzaak om waardevolle genetische rijkdommen te behouden.

10.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast die voorzien in modelformulieren voor de zoötechnische certificaten voor fokdieren en levende producten daarvan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 31

Afwijkingen van de vereisten inzake de afgifte, inhoud en vorm van zoötechnische certificaten voor de handel in fokdieren en de levende producten daarvan

1.   In afwijking van artikel 30, lid 2, onder a), kan de bevoegde autoriteit toestaan dat levende producten vergezeld gaan van een zoötechnisch certificaat dat op basis van de van de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering ontvangen informatie is afgegeven door een spermacentrum of sperma-opslagcentrum of door een embryoteam of embryoproductieteam, dat overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie is goedgekeurd voor de handel in deze levende producten binnen de Unie.

2.   In afwijking van artikel 30, lid 6, onder b), kan de bevoegde autoriteit toestaan dat de in artikel 30, lid 6, onder b), bedoelde modellen niet worden gebruikt, mits:

a)

in het geval van fokrunderen, -varkens, -schapen en -geiten, de in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, van bijlage V, deel 3, hoofdstuk I, bedoelde informatie vervat ligt in andere documenten die deze fokdieren vergezellen en die door de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering zijn afgegeven;

b)

in het geval van levende producten van fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels:

i)

de informatie betreffende de donoren van die levende producten vervat ligt in andere documenten of in kopieën van het originele zoötechnische certificaat die deze levende producten vergezellen of voor of na de verzending van deze levende producten op verzoek worden verstrekt door de stamboekvereniging, de fokkerijgroepering of de andere operatoren als bedoeld in lid 1;

ii)

de informatie betreffende het sperma, de eicellen of de embryo's vervat ligt in andere documenten die dit sperma, deze eicellen of deze embryo's vergezellen en die zijn afgegeven door de stamboekvereniging, de fokkerijgroepering of de andere operatoren als bedoeld in lid 1.

3.   Indien de resultaten van het prestatieonderzoek of de genetische evaluatie op een website beschikbaar zijn voor het publiek, mogen stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen of de andere operatoren als bedoeld in lid 1 van dit artikel, in afwijking van artikel 30, lid 7, onder a) en b), en artikel 30, lid 8, onder a) en b), in het zoötechnische certificaat of in de documenten als bedoeld in lid 2, onder a), van dit artikel verwijzen naar de website waar die resultaten kunnen worden geraadpleegd.

Artikel 32

Afwijkingen van voorschriften inzake de vorm van zoötechnische certificaten die worden afgegeven voor raszuivere fokpaarden en -ezels

1.   In het geval van raszuivere fokpaarden en -ezels wordt de informatie als bedoeld in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, in afwijking van artikel 30, lid 6, vervat in één levenslang geldig identificatiedocument voor paardachtigen. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 61 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de inhoud en vorm van die identificatiedocumenten.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen die voorzien in modelformulieren voor het unieke, levenslang geldige identificatiedocument voor paardachtigen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Indien er geactualiseerde resultaten van prestatieonderzoek of genetische evaluatie op een website beschikbaar zijn voor het publiek, kunnen de bevoegde autoriteiten in afwijking van lid 1 toestaan dat de informatie als bedoeld in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, punt 1), m), niet in het document als bedoeld in lid 1, wordt opgenomen, mits de stamboekvereniging in dat document naar die website verwijst.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten toestaan dat de informatie als bedoeld in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, punten 1), m) en n), vervat ligt in andere documenten die door de stamboekvereniging worden afgegeven voor raszuivere fokdieren die zijn ingeschreven in een stamboek dat door die stamboekvereniging wordt bijgehouden.

Artikel 33

Afwijkingen van de vereisten betreffende de afgifte, inhoud en vorm van zoötechnische certificaten voor de binnenkomst van fokdieren en levende producten daarvan in de Unie

1.   In afwijking van artikel 30, lid 2, onder c), en lid 5, mogen levende producten vergezeld gaan van een zoötechnisch certificaat dat namens het fokorgaan en op basis van de van dat fokorgaan ontvangen informatie is afgegeven door een spermacentrum of sperma-opslagcentrum of door een embryoteam of embryoproductieteam, dat overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie is goedgekeurd voor het binnenbrengen van deze levende producten in de Unie.

2.   In afwijking van artikel 30, lid 6, onder b), hoeven de in artikel 30, lid 6, onder b), bedoelde modellen niet te worden gebruikt, mits:

a)

de in de betrokken delen en hoofdstukken van bijlage V beschreven informatie vervat ligt in andere documenten die het fokdier of de levende producten daarvan vergezellen;

b)

het fokorgaan dat het fokprogramma uitvoert of een andere operator als bedoeld in lid 1 een exhaustieve lijst van die documenten verstrekken, verklaren dat de in de betrokken delen en hoofdstukken van bijlage V beschreven informatie in die documenten vervat ligt, en de inhoud van die documenten certificeert.

3.   Indien de resultaten van het prestatieonderzoek of de genetische evaluatie op een website beschikbaar zijn voor het publiek, mogen fokorganen of de andere operatoren als bedoeld in lid 1 van dit artikel, in afwijking van artikel 30, lid 7, onder a) en b), en artikel 30, lid 8, onder a) en b), in het zoötechnische certificaat of in de andere documenten als bedoeld in lid 2, onder a), van dit artikel verwijzen naar de website waar die resultaten kunnen worden geraadpleegd.

HOOFDSTUK VIII

Binnenkomst in de Unie van fokdieren en levende producten daarvan

Artikel 34

Op een lijst plaatsen van fokorganen

1.   Een lijst van fokorganen wordt door de Commissie bijgehouden, bijgewerkt en gepubliceerd.

2.   In de lid 1 bedoelde lijst neemt de Commissie slechts een fokorgaan op als zij documentatie van een officiële dienst van het derde land heeft ontvangen waaruit blijkt dat het fokorgaan aan de volgende vereisten voldoet:

a)

het voert een fokprogramma uit dat gelijkwaardig is aan overeenkomstig artikel 8, lid 3, goedgekeurde fokprogramma's die door stamboekverenigingen worden uitgevoerd met hetzelfde ras of door fokkerijgroeperingen worden uitgevoerd met hetzelfde ras, dezelfde foklijn of dezelfde kruising wat betreft:

i)

de inschrijving van fokdieren in stamboeken of de registratie ervan in fokregisters;

ii)

de toelating van fokdieren tot de voortplanting;

iii)

het gebruik van levende producten van fokdieren voor onderzoek en voortplanting;

iv)

de methoden die worden gebruikt voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie;

b)

het staat onder toezicht van of wordt gecontroleerd door een officiële dienst in dat derde land;

c)

het heeft een huishoudelijk reglement vastgesteld om ervoor te zorgen dat fokdieren die door stamboekverenigingen worden ingeschreven in stamboeken of door fokkerijgroeperingen worden geregistreerd in fokregisters, en de nakomelingen die met levende producten van die fokdieren zijn geproduceerd, zonder discriminatie op grond van hun land van herkomst worden ingeschreven of in aanmerking komen voor inschrijving in het door dat fokorgaan bijgehouden stamboek van hetzelfde ras in geval van raszuivere fokdieren, of in het door dat fokorgaan bijgehouden fokregister van hetzelfde ras, dezelfde foklijn of dezelfde kruising in het geval van hybride fokvarkens.

3.   In de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijst vermeldt de Commissie ook de derde landen waarvoor de maatregelen overeenkomstig artikel 35 gelijkwaardig worden geacht, met vermelding van alle fokorganen in die derde landen.

4.   Fokorganen die niet langer aan ten minste een van de in lid 2 bedoelde voorschriften voldoen, worden onverwijld door de Commissie uit de lijst geschrapt.

Artikel 35

Gelijkwaardigheid van maatregelen die in derde landen worden toegepast op het fokken van dieren

1.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin erkend wordt dat maatregelen die in een derde land worden toegepast, gelijkwaardig zijn met de maatregelen die vereist zijn uit hoofde van deze verordening met betrekking tot:

a)

de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen overeenkomstig artikel 4;

b)

de goedkeuring van fokprogramma's van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen overeenkomstig artikel 8;

c)

de inschrijving van raszuivere fokdieren in stamboeken en de registratie van hybride fokvarkens in fokregisters overeenkomstig de artikelen 18, 20 en 23;

d)

de toelating van fokdieren tot de voortplanting overeenkomstig de artikelen 21, 22 en 24;

e)

het gebruik van levende producten van fokdieren voor testen en voortplanting overeenkomstig de artikelen 21 en 24;

f)

prestatieonderzoek en genetische evaluatie overeenkomstig artikel 25;

g)

de officiële controles van operatoren overeenkomstig artikel 43.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld op basis van:

a)

een gedegen onderzoek van de informatie en de gegevens die worden verstrekt door het derde land dat zijn maatregelen wenst te laten erkennen als gelijkwaardig met de maatregelen die uit hoofde van deze verordening zijn vereist;

b)

in voorkomend geval, de bevredigende resultaten van een overeenkomstig artikel 57 door de Commissie verrichte controle.

3.   In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen kunnen de nadere regelingen voor de binnenkomst in de Unie van dieren en levende producten daarvan uit het betrokken derde land worden vastgesteld, die betrekking kunnen hebben op:

a)

de vorm en inhoud van de zoötechnische certificaten die deze fokdieren of levende producten daarvan vergezellen;

b)

specifieke voorschriften voor de binnenkomst in de Unie van die fokdieren of levende producten daarvan en de officiële controles van die fokdieren of levende producten daarvan die bij binnenkomst in de Unie moeten worden verricht;

c)

zo nodig, procedures voor de opstelling en wijziging van lijsten van fokorganen in het betrokken derde land waarvan fokdieren en levende producten daarvan in de Unie mogen binnenkomen.

4.   Wanneer niet meer wordt voldaan aan de op het tijdstip van hun vaststelling gestelde voorwaarden voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van de maatregelen, trekt de Commissie de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen onverwijld in door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 36

Inschrijving in stamboeken of registratie in fokregisters van fokdieren en nakomelingen die met levende producten zijn geproduceerd die de Unie zijn binnengebracht

1.   Op verzoek van een fokker wordt een fokdier dat de Unie is binnengebracht en nakomelingen die met levende producten zijn geproduceerd die de Unie zijn binnengebracht, door een stamboekvereniging of een fokkerijgroepering in de hoofdsectie van haar stamboek ingeschreven of in haar fokregister geregistreerd indien:

a)

dat fokdier of de donoren van die levende producten zijn ingeschreven in een stamboek of zijn geregistreerd in een fokregister dat wordt bijgehouden door een fokorgaan in het derde land van verzending;

b)

die levende producten voldoen aan de voorwaarden van artikel 21, lid 1 of lid 2, indien dat is vereist in het fokprogramma dat door die stamboekvereniging of fokkerijgroepering wordt uitgevoerd;

c)

dat fokdier voldoet aan de raseigenschappen of, in het geval van een hybride fokvarken, aan de eigenschappen van het ras, de foklijn of de kruising als vermeld in dat door die stamboekvereniging of fokkerijgroepering uitgevoerde fokprogramma;

d)

het onder a) bedoelde fokorgaan is opgenomen in de lijst van fokorganen als bedoeld in artikel 34.

2.   Het binnenbrengen van fokdieren of levende producten daarvan in de Unie en het daaropvolgende gebruik van die dieren of levende producten daarvan worden niet door de lidstaten of de bevoegde autoriteiten verboden, beperkt of belemmerd op zoötechnische of genealogische gronden indien die fokdieren of de donoren van die levende producten zijn ingeschreven in een stamboek of zijn geregistreerd in een fokregister dat wordt bijgehouden door een fokorgaan dat is opgenomen in de overeenkomstig artikel 34 opgestelde lijst van fokorganen.

Artikel 37

Controles met betrekking tot aanspraken op het conventionele douanerecht voor raszuivere fokdieren die in de Unie worden binnengebracht

1.   Wanneer een operator die verantwoordelijk is voor een zending raszuivere fokdieren vraagt dat het conventionele douanerecht voor raszuivere fokdieren als bepaald in Verordening (EEG) nr. 2658/87 wordt toegepast op de dieren van die zending:

a)

gaan die dieren vergezeld van:

i)

het zoötechnische certificaat als bedoeld in artikel 30, lid 5, of artikel 32;

ii)

een document waarin staat dat zij in een door een stamboekvereniging bijgehouden stamboek zullen worden ingeschreven of in een door een fokkerijgroepering bijgehouden fokregister zullen worden geregistreerd;

b)

worden er controles op die zending verricht bij de grensinspectiepost waar de documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 91/496/EEG worden verricht.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde controles hebben tot doel na te gaan dat:

a)

de zending vergezeld gaat van de in lid 1, onder a), bedoelde documenten;

b)

de inhoud en de etikettering van de zending overeenkomen met de informatie in de documenten als bedoeld in lid 1.

HOOFDSTUK IX

Bevoegde autoriteiten die een fokprogramma met raszuivere fokdieren uitvoeren

Artikel 38

Bevoegde autoriteiten die een fokprogramma met raszuivere fokdieren uitvoeren

1.   Indien er in een lidstaat of op een grondgebied waar een bevoegde autoriteit werkzaam is, geen fokkersorganisatie, fokkersvereniging of overheidsinstantie is die een fokprogramma uitvoert met raszuivere fokdieren behorend tot een ras van runderen, varkens, schapen, geiten, paarden of ezels, kan die bevoegde autoriteit beslissen om een fokprogramma voor dat ras uit te voeren, mits:

a)

het noodzakelijk is om dat ras in stand te houden of te creëren in de lidstaat of op het grondgebied waar die bevoegde autoriteit werkzaam is; of

b)

dat ras een met uitsterven bedreigd ras is.

2.   Een bevoegde autoriteit die overeenkomstig dit artikel een fokprogramma uitvoert, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dit geen negatieve effecten heeft op de mogelijkheid:

a)

voor fokkersorganisaties, fokkersverenigingen of overheidsinstanties om overeenkomstig artikel 4, lid 3, als stamboekvereniging te worden erkend;

b)

voor stamboekverenigingen om hun fokprogramma's overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 te laten goedkeuren.

3.   Wanneer een bevoegde autoriteit een fokprogramma met raszuivere fokdieren uitvoert, moet die bevoegde autoriteit:

a)

beschikken over voldoende en gekwalificeerd personeel en adequate faciliteiten en apparatuur om dat fokprogramma doeltreffend uit te voeren;

b)

in staat zijn om de controles te verrichten die nodig zijn om de afstamming te registreren van de raszuivere fokdieren die onder dat fokprogramma vallen;

c)

beschikken over een voldoende grote populatie raszuivere fokdieren en een voldoende aantal fokkers binnen het geografische gebied waarop dat fokprogramma wordt uitgevoerd;

d)

in staat zijn om de gegevens die zijn verzameld over de raszuivere fokdieren die nodig zijn voor de uitvoering van dat fokprogramma te genereren, of te hebben laten genereren, en in staat zijn die gegevens te gebruiken;

e)

een huishoudelijk reglement hebben vastgesteld:

i)

ter regeling van het beslechten van geschillen met fokkers die aan dat fokprogramma deelnemen;

ii)

om de gelijke behandeling te waarborgen van fokkers die aan dat fokprogramma deelnemen;

iii)

waarin de rechten en plichten zijn neergelegd van fokkers die aan dat fokprogramma deelnemen.

4.   Het fokprogramma als bedoeld in lid 1 omvat:

a)

informatie over het doel, te weten: de instandhouding van het ras, de verbetering van het ras, de creatie van een nieuw ras of de reconstructie van een ras, of een combinatie daarvan;

b)

de naam van het ras waarop dat fokprogramma betrekking heeft, om verwarring te voorkomen met soortgelijke raszuivere fokdieren van andere rassen die in andere bestaande stamboeken zijn ingeschreven;

c)

de gedetailleerde eigenschappen van het ras, met inbegrip van een aanduiding van de belangrijkste kenmerken, waarop het fokprogramma betrekking heeft;

d)

informatie over het geografische gebied waar het wordt uitgevoerd;

e)

informatie over het systeem voor de identificatie van raszuivere fokdieren waarmee wordt gewaarborgd dat raszuivere fokdieren slechts in het stamboek worden ingeschreven als zij afzonderlijk zijn geïdentificeerd, overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en registratie van de dieren van de soort in kwestie;

f)

informatie over het systeem voor het registreren van de afstamming van raszuivere fokdieren die zijn ingeschreven of zijn geregistreerd en in aanmerking komen voor inschrijving in stamboeken;

g)

de selectie- en fokdoelstellingen van het fokprogramma, met vermelding van de belangrijkste doelstellingen van dat fokprogramma, en in voorkomend geval de gedetailleerde met deze doelstellingen verband houdende evaluatiecriteria voor de selectie van raszuivere fokdieren;

h)

indien voor het fokprogramma een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie is vereist:

i)

de informatie over de systemen waarmee de resultaten van prestatieonderzoek worden gegenereerd, geregistreerd, gecommuniceerd en gebruikt;

ii)

de informatie over het systeem voor de genetische evaluatie en, in voorkomend geval, de genomische evaluatie van raszuivere fokdieren;

i)

indien er aanvullende secties als bedoeld in artikel 17 worden ingesteld of indien de hoofdsectie is onderverdeeld in klassen als bedoeld in artikel 16: de voorschriften voor de onderverdeling van het stamboek en de criteria of procedures die worden toegepast voor de opname van dieren in die secties of de indeling van die dieren in die klassen;

j)

indien in dat fokprogramma, in het geval van raszuivere fokpaarden of -ezels, het gebruik van een of meer reproductietechnieken of het gebruik van raszuivere fokdieren voor een of meer reproductietechnieken, als bedoeld in artikel 21, lid 2, wordt verboden of beperkt: informatie over dat verbod of die beperking;

k)

indien de bevoegde autoriteit specifieke technische activiteiten in verband met het beheer van haar fokprogramma uitbesteedt aan derden: informatie over die activiteiten en de naam en contactgegevens van de aangewezen derden.

5.   Wanneer een bevoegde autoriteit een fokprogramma met raszuivere fokpaarden of -ezels uitvoert, zijn naast de voorschriften van de leden 3 en 4 ook de voorschriften van bijlage I, deel 3, en van de punten 1, 2, 3, punt 4, onder a) en c), van toepassing.

6.   Wanneer een bevoegde autoriteit een fokprogramma met raszuivere fokdieren uitvoert, stelt die bevoegde autoriteit de fokkers die aan dat fokprogramma deelnemen, op transparante wijze en tijdig in kennis van eventuele wijzigingen in dat fokprogramma.

7.   Wanneer een bevoegde autoriteit een fokprogramma met raszuivere fokdieren uitvoert, zijn de artikelen 3, 13 tot en met 22, 25, 27, artikel 28, lid 2, de artikelen 30, 31 en 32 en artikel 36, lid 1, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK X

Officiële controles en andere officiële activiteiten, administratieve bijstand, samenwerking en handhaving door de lidstaten

Artikel 39

Aanwijzing van bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die zij verantwoordelijk maken voor het verrichten van officiële controles ter verificatie van de naleving van de voorschriften van deze verordening en andere officiële activiteiten om de toepassing van die voorschriften te waarborgen.

2.   Elke lidstaat:

a)

stelt een lijst op van de bevoegde autoriteiten die hij overeenkomstig lid 1 heeft aangewezen, met inbegrip van hun contactgegevens, en houdt die lijst actueel;

b)

vermeldt in de onder a) bedoelde lijst het adres waaraan het volgende wordt toegezonden:

i)

de kennisgevingen als bedoeld in artikel 12; of

ii)

de informatie, verzoeken en mededelingen als bedoeld in de artikelen 48 en 49;

c)

maakt de onder a) bedoelde lijst openbaar op een website en meldt die website bij de Commissie.

3.   De Commissie stelt een lijst op van de in lid 2, onder c), bedoelde websites, houdt die lijst actueel en maakt haar openbaar.

Artikel 40

Naleving door bevoegde autoriteiten die fokprogramma's uitvoeren

In afwijking van dit hoofdstuk nemen de lidstaten de nodige maatregelen om te verifiëren of de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 38 fokprogramma's uitvoeren de in dat artikel vastgestelde regels naleven.

Artikel 41

Algemene verplichtingen van bevoegde autoriteiten

De bevoegde autoriteiten:

a)

beschikken over procedures en/of regelingen om de doeltreffendheid, geschiktheid, onpartijdigheid, kwaliteit en samenhang van de officiële controles en de andere officiële activiteiten die zij verrichten, te waarborgen en te verifiëren;

b)

beschikken over procedures en/of regelingen om te waarborgen dat hun personeelsleden die de officiële controles en andere officiële activiteiten verrichten, geen belangenconflict hebben ten aanzien van de operatoren bij wie zij die officiële controles en andere officiële activiteiten verrichten;

c)

beschikken of kunnen beschikken over voldoende personeel met de juiste kwalificaties, opleiding en ervaring opdat de officiële controles en andere officiële activiteiten doelmatig en doeltreffend kunnen worden verricht;

d)

beschikken over passende en goed onderhouden faciliteiten en uitrusting om te waarborgen dat de personeelsleden de officiële controles en andere officiële activiteiten doelmatig en doeltreffend kunnen verrichten;

e)

beschikken over de wettelijke bevoegdheden om de officiële controles en andere officiële activiteiten te verrichten en de maatregelen te nemen waarin deze verordening voorziet;

f)

beschikken over wettelijke procedures om te waarborgen dat de personeelsleden toegang hebben tot de gebouwen, documenten en geautomatiseerde informatiebeheersystemen van operatoren, zodat zij hun taken naar behoren kunnen verrichten.

Artikel 42

Vertrouwelijkheidsverplichtingen van bevoegde autoriteiten

1.   Onverminderd de gevallen waarin openbaarmaking op grond van uniaal of nationaal recht is vereist, vereisen de bevoegde autoriteiten van hun personeelsleden dat zij aan derden geen informatie openbaar maken die zij bij het vervullen van hun taken in het kader van officiële controles en andere officiële activiteiten hebben verkregen en die gezien de aard ervan onder het beroepsgeheim valt, tenzij een hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt.

2.   De informatie die onder het beroepsgeheim valt, omvat informatie waarvan de openbaarmaking het volgende in het gedrang zou brengen:

a)

het doel van officiële controles of onderzoeken;

b)

de bescherming van de commerciële belangen van een operator of enige andere natuurlijke persoon of rechtspersoon;

c)

de bescherming van gerechtelijke procedures en juridisch advies.

Artikel 43

Voorschriften voor officiële controles

1.   De bevoegde autoriteiten verrichten regelmatig en met een passende frequentie officiële controles van operatoren, waarbij rekening wordt gehouden met:

a)

het risico op niet-naleving van de voorschriften van deze verordening;

b)

de antecedenten van de operatoren met betrekking tot de resultaten van officiële controles in dat verband en de naleving van de voorschriften van deze verordening;

c)

de betrouwbaarheid en de resultaten van eigen controles die door de operatoren, of op hun verzoek door derden, zijn verricht om na te gaan of de voorschriften van deze verordening worden nageleefd;

d)

informatie die kan wijzen op niet-naleving van de voorschriften van deze verordening.

2.   De bevoegde autoriteiten verrichten de officiële controles volgens schriftelijk vastgelegde procedures die instructies bevatten voor de personeelsleden die de officiële controles uitvoeren.

3.   De officiële controles worden na voorafgaande kennisgeving aan de operator uitgevoerd, tenzij er redenen zijn om de officiële controles zonder voorafgaande kennisgeving uit te voeren.

4.   De officiële controles worden zo veel mogelijk uitgevoerd op een wijze waarbij de operatoren zo min mogelijk hinder ondervinden, zonder dat dit de kwaliteit van die officiële controles negatief beïnvloedt.

5.   De bevoegde autoriteiten verrichten alle officiële controles op dezelfde wijze, ongeacht of de fokdieren of levende producten daarvan:

a)

afkomstig zijn uit de lidstaat waar de officiële controles worden verricht of uit een andere lidstaat; of

b)

in de Unie binnenkomen.

Artikel 44

Transparantie van officiële controles

De bevoegde autoriteit verricht officiële controles met een hoge mate van transparantie en maakt relevante informatie over de organisatie en uitvoering van officiële controles openbaar.

Artikel 45

Schriftelijke gegevens over officiële controles

1.   De bevoegde autoriteiten houden schriftelijke gegevens bij van elke door hen verrichte officiële controle.

Die schriftelijke gegevens bevatten de volgende informatie:

a)

een beschrijving van het doel van de officiële controle;

b)

de toegepaste controlemethoden;

c)

de resultaten van de officiële controle;

d)

in voorkomend geval, maatregelen die de bevoegde autoriteiten naar aanleiding van de officiële controle van de operator verlangen.

2.   Tenzij het doel van een gerechtelijk onderzoek of de bescherming van een gerechtelijke procedure anders vereist, verstrekken de bevoegde autoriteiten een kopie van de in lid 1 bedoelde schriftelijke gegevens aan de aan een officiële controle onderworpen operator.

Artikel 46

Verplichtingen van aan officiële controles en andere officiële activiteiten onderworpen operatoren

1.   Voor zover dit nodig is voor de uitvoering van officiële controles of andere officiële activiteiten geven de operatoren personeelsleden van die bevoegde autoriteiten, indien de bevoegde autoriteiten dat verlangen, de noodzakelijke toegang tot:

a)

hun uitrusting, gebouwen en andere plaatsen die onder hun gezag staan;

b)

hun geautomatiseerde informatiebeheersystemen;

c)

hun fokdieren en de levende producten daarvan die onder hun gezag staan;

d)

hun documenten en andere relevante informatie.

2.   Tijdens officiële controles en andere officiële activiteiten ondersteunen de operatoren de personeelsleden van de bevoegde autoriteiten bij de uitvoering van hun taken en werken zij met die personeelsleden samen.

Artikel 47

Maatregelen bij vastgestelde niet-naleving

1.   Wanneer niet-naleving is vastgesteld, nemen de bevoegde autoriteiten:

a)

de nodige maatregelen om de oorsprong en de reikwijdte van die niet-naleving te bepalen en de verantwoordelijkheden van de betrokken operatoren vast te stellen;

b)

passende maatregelen om te waarborgen dat de operatoren de niet-naleving verhelpen en voorkomen dat deze zich opnieuw voordoet.

Bij hun besluit over de te nemen maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met de aard van de niet-naleving en met de antecedenten van de betrokken operatoren op het gebied van naleving.

Meer bepaald handelen de bevoegde autoriteiten indien nodig als volgt:

a)

zij bevelen dat de stamboekvereniging de inschrijving van raszuivere fokdieren in stamboeken uitstelt of dat de fokkerijgroepering de registratie van hybride fokvarkens in fokregisters uitstelt;

b)

zij verbieden dat de fokdieren of de levende producten daarvan worden gebruikt voor fokkerij overeenkomstig deze verordening;

c)

zij schorsen de afgifte van zoötechnische certificaten door de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering;

d)

zij schorsen de goedkeuring van een door een stamboekvereniging of fokkerijgroepering uitgevoerd fokprogramma of trekken deze goedkeuring in wanneer de activiteiten van die stamboekvereniging of fokkerijgroepering herhaaldelijk, voortdurend of in het algemeen niet aan de voorschriften van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, of, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma voldoen;

e)

zij trekken de overeenkomstig artikel 4, lid 3, verleende erkenning van de stamboekvereniging of fokkerijgroepering in wanneer die stamboekvereniging of fokkerijgroepering herhaaldelijk, voortdurend of in het algemeen niet aan de voorschriften van artikel 4, lid 3, voldoet;

f)

zij nemen andere maatregelen die zij passend achten om naleving van de voorschriften van deze verordening te waarborgen.

2.   De bevoegde autoriteiten verstrekken de betrokken operatoren of hun vertegenwoordigers:

a)

een schriftelijke kennisgeving van hun besluit met betrekking tot de overeenkomstig lid 1 te nemen actie of maatregel en de motivering voor dat besluit;

b)

informatie over rechtsmiddelen tegen dergelijke besluiten en over de toepasselijke procedures en termijnen.

3.   De bevoegde autoriteiten volgen de situatie en wijzigen de maatregelen die zij overeenkomstig dit artikel hebben genomen, schorsen deze of trekken deze in naargelang de ernst van de niet-naleving en het bestaan van duidelijk bewijs van terugkeer naar naleving.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat alle of een deel van de uit hoofde van dit artikel door de betrokken bevoegde autoriteiten gemaakte kosten door de verantwoordelijke operatoren worden gedragen.

Artikel 48

Samenwerking en administratieve bijstand

1.   Wanneer niet-naleving haar oorsprong heeft in meer dan een lidstaat of qua reikwijdte en gevolgen meer dan een lidstaat betreft, werken de bevoegde autoriteiten in die lidstaten met elkaar samen en verlenen zij elkaar administratieve bijstand om te zorgen voor een juiste toepassing van de voorschriften van deze verordening.

2.   De in lid 1 bedoelde samenwerking en administratieve bijstand kunnen het volgende omvatten:

a)

het met redenen omkleed verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat („de verzoekende bevoegde autoriteit”) om informatie van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat („de aangezochte bevoegde autoriteit”) die nodig is voor het verrichten en de follow-up van officiële controles;

b)

in een geval van niet-naleving die gevolgen voor andere lidstaten kan hebben, de kennisgeving door de bevoegde autoriteit die kennis heeft van de niet-naleving aan de bevoegde autoriteiten van die andere lidstaten;

c)

de onverwijlde verstrekking van de benodigde informatie en documenten door de aangezochte bevoegde autoriteit aan de verzoekende bevoegde autoriteit zodra de betreffende informatie en documenten beschikbaar worden;

d)

het door de aangezochte bevoegde autoriteit verrichten van onderzoeken of officiële controles die noodzakelijk zijn om:

i)

de verzoekende bevoegde autoriteit alle nodige informatie en documenten te verstrekken, waaronder informatie over de resultaten van deze onderzoeken of officiële controles en, in voorkomend geval, de genomen maatregelen;

ii)

de naleving van de voorschriften van deze verordening binnen hun rechtsgebied, zo nodig ter plaatse, te verifiëren;

e)

in overleg tussen de betrokken bevoegde autoriteiten, de deelname door een bevoegde autoriteit van een lidstaat aan officiële controles ter plaatse die door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat worden verricht.

3.   Indien bij officiële controles van fokdieren of levende producten daarvan die uit een andere lidstaat afkomstig zijn, blijkt dat de voorschriften van deze verordening herhaaldelijk niet zijn nageleefd, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat die deze controles heeft verricht, dat onverwijld mee aan de Commissie en aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.

4.   Dit artikel is van toepassing onverminderd de nationale voorschriften die:

a)

van toepassing zijn op de vrijgave van documenten die het voorwerp uitmaken van of verband houden met gerechtelijke procedures;

b)

gericht zijn op de bescherming van de commerciële belangen van natuurlijke personen of rechtspersonen.

5.   Alle communicatie tussen de bevoegde autoriteiten overeenkomstig dit artikel geschiedt schriftelijk, op papier of in elektronische vorm.

Artikel 49

Kennisgeving van door derde landen verstrekte informatie aan de Commissie en de lidstaten

1.   Wanneer de bevoegde autoriteiten informatie van een derde land ontvangen die wijst op niet-naleving van de voorschriften van deze verordening, delen zij die informatie onverwijld mee:

a)

aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waarvan is geweten dat die niet-naleving hen aanbelangt;

b)

aan de Commissie indien die informatie voor de Unie van belang is of kan zijn.

2.   Informatie die verkregen is door middel van overeenkomstig deze verordening verrichte officiële controles en onderzoeken mag aan een derde land als bedoeld in lid 1 worden meegedeeld mits:

a)

de bevoegde autoriteiten die de informatie hebben verstrekt, met die mededeling instemmen;

b)

voldaan wordt aan de desbetreffende voorschriften van de Unie en de lidstaten die van toepassing zijn op de mededeling van persoonsgegevens aan derde landen.

Artikel 50

Gecoördineerde bijstand en follow-up door de Commissie

1.   De overeenkomstig dit hoofdstuk door de bevoegde autoriteiten genomen maatregelen en acties worden onverwijld door de Commissie gecoördineerd indien:

a)

de Commissie over informatie beschikt die wijst op het bestaan van activiteiten die gevallen van niet-naleving van de voorschriften van deze verordening zijn of lijken te zijn en waarbij meer dan een lidstaat betrokken is;

b)

de bevoegde autoriteiten in de betrokken lidstaten geen overeenstemming kunnen bereiken over passende maatregelen om de niet-naleving van de voorschriften van deze verordening aan te pakken.

2.   In de in lid 1 bedoelde gevallen kan de Commissie:

a)

vragen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die betrokken zijn bij de activiteiten die gevallen van niet-naleving van de voorschriften van deze verordening zijn of lijken te zijn, haar verslag doen van de maatregelen die zij hebben genomen;

b)

in samenwerking met de lidstaten die betrokken zijn bij de activiteiten die gevallen van niet-naleving van de voorschriften van deze verordening zijn of lijken te zijn, een inspectieteam sturen om een controle van de Commissie ter plaatse te verrichten;

c)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verzending, en indien nodig van andere betrokken lidstaten, verzoeken hun officiële controles naar behoren te verscherpen en haar verslag te doen van de maatregelen die zij hebben genomen;

d)

informatie met betrekking tot dergelijke gevallen indienen bij het in artikel 62, lid 1, bedoelde comité, met een voorstel voor maatregelen om de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde gevallen van niet-naleving te verhelpen;

e)

andere passende maatregelen nemen.

Artikel 51

Algemeen beginsel voor de financiering van officiële controles

De lidstaten stellen voldoende financiële middelen beschikbaar om te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten het personeel en de overige middelen hebben die noodzakelijk zijn om officiële controles en andere officiële activiteiten te verrichten.

Artikel 52

Sancties

De lidstaten stellen vast welke sancties van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten delen deze bepalingen uiterlijk op 1 november 2018 aan de Commissie mede en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen.

HOOFDSTUK XI

Controles door de Commissie

Afdeling 1

Controles door de Commissie in de lidstaten

Artikel 53

Controles door de Commissie in de lidstaten

1.   Binnen het toepassingsgebied van deze verordening kunnen deskundigen van de Commissie controles in lidstaten verrichten om in voorkomend geval:

a)

de toepassing van de voorschriften van deze verordening te verifiëren;

b)

de handhavingspraktijken en de werking van officiële controlesystemen en de bevoegde autoriteiten die zich daarvan bedienen, te verifiëren;

c)

onderzoek te doen naar en informatie te verzamelen over:

i)

belangrijke of terugkerende problemen bij de toepassing of handhaving van de voorschriften van deze verordening;

ii)

opkomende problemen of nieuwe ontwikkelingen in verband met bepaalde praktijken van operatoren.

2.   De in lid 1 bedoelde controles worden in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten georganiseerd.

3.   De in lid 1 bedoelde controles kunnen controles ter plaatse omvatten die worden verricht in samenwerking met de bevoegde autoriteiten die officiële controles uitvoeren.

4.   De deskundigen van de Commissie kunnen worden bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten. De deskundigen uit de lidstaten die de deskundigen van de Commissie vergezellen, krijgen dezelfde toegangsrechten als die deskundigen van de Commissie.

Artikel 54

Verslagen van de Commissie over controles die haar deskundigen in de lidstaten verrichten

1.   De Commissie:

a)

stelt een ontwerpverslag op over de resultaten en over de aanbevelingen waarin de tekortkomingen worden behandeld die door haar deskundigen bij de in artikel 53, lid 1, bedoelde controles zijn vastgesteld;

b)

stuurt een kopie van het onder a) bedoelde ontwerpverslag voor commentaar naar de lidstaat waar die controles werden verricht;

c)

houdt rekening met de opmerkingen van de lidstaat, als bedoeld onder b) van dit lid bij het opstellen van het definitieve verslag over de resultaten van de in artikel 53, lid 1, bedoelde controles die door haar deskundigen in die lidstaat zijn verricht;

c)

maakt het onder c) bedoelde definitieve verslag en de onder b) bedoelde opmerkingen van de lidstaat openbaar.

2.   Zo nodig kan de Commissie in haar definitieve verslag als bedoeld in lid 1, onder c), van dit artikel aanbevelingen doen voor corrigerende of preventieve maatregelen van de lidstaten om de tijdens de overeenkomstig artikel 53, lid 1, verrichte controles van de Commissie vastgestelde specifieke of systemische tekortkomingen te verhelpen.

Artikel 55

Verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot controles door de Commissie

1.   De lidstaten:

a)

verlenen, op verzoek van de deskundigen van de Commissie, alle nodige technische bijstand en verstrekken de beschikbare documentatie en andere technische ondersteuning om die deskundigen in staat te stellen om de in artikel 53, lid 1, bedoelde controles doelmatig en doeltreffend te kunnen uitvoeren;

b)

verlenen de nodige bijstand om ervoor te zorgen dat de deskundigen van de Commissie toegang hebben tot alle gebouwen, waaronder delen daarvan, en tot andere plaatsen, apparatuur en tot informatie, met inbegrip van geautomatiseerde informatiebeheersystemen alsook, in voorkomend geval, tot fokdieren en levende producten daarvan, die zij nodig hebben om de in artikel 53, lid 1, bedoelde controles te verrichten.

2.   De lidstaten nemen, in het licht van de aanbevelingen in het in artikel 54, lid 1, onder c), bedoelde definitieve verslag, passende vervolgmaatregelen om de naleving van de voorschriften van deze verordening te waarborgen.

Artikel 56

Ernstige verstoring van het controlesysteem van een lidstaat

1.   Wanneer de Commissie aanwijzingen heeft dat het controlesysteem van een lidstaat ernstig verstoord is en die verstoring kan leiden tot een wijdverspreide inbreuk op de voorschriften van deze verordening, stelt zij uitvoeringshandelingen vast die voorzien in een of meer van de volgende maatregelen:

a)

speciale voorwaarden voor of een verbod op de handel in de fokdieren of de levende producten daarvan die gevolgen ondervinden van de verstoring van het officiële controlesysteem;

b)

eventuele andere passende tijdelijke maatregelen.

Die uitvoeringshandelingen houden op van toepassing te zijn zodra de verstoring is verholpen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen worden uitsluitend genomen wanneer de Commissie de betrokken lidstaat heeft verzocht de situatie binnen een passende termijn recht te zetten en de lidstaat dit niet heeft gedaan.

3.   De Commissie volgt de in lid 1 bedoelde situatie op en stelt uitvoeringshandelingen vast tot wijziging of intrekking van de genomen maatregelen, afhankelijk van hoe de situatie zich ontwikkelt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Afdeling 2

Controles door de Commissie in derde landen

Artikel 57

Controles door de Commissie in derde landen

1.   Deskundigen van de Commissie kunnen controles in een derde land verrichten om in voorkomend geval:

a)

na te gaan of de wetgeving en systemen van het derde land voldoen aan of gelijkwaardig zijn met de voorschriften van deze verordening;

b)

de capaciteit van het controlesysteem van het derde land te verifiëren teneinde te waarborgen dat zendingen fokdieren en de levende producten daarvan die binnengebracht worden in de Unie aan de relevante voorschriften van hoofdstuk VIII van deze verordening voldoen;

c)

informatie en gegevens te verzamelen om inzicht te krijgen in de oorzaken van terugkerende of nieuwe problemen in verband met fokdieren en de levende producten daarvan die uit het derde land de Unie worden binnengebracht.

2.   De in lid 1 bedoelde controles door de Commissie zijn in het bijzonder gericht op:

a)

de zoötechnische en genealogische wetgeving van het derde land met betrekking tot fokdieren en levende producten daarvan;

b)

de organisatie van de bevoegde autoriteiten van het derde land, hun bevoegdheden en onafhankelijkheid, het toezicht dat erop wordt uitgeoefend en het gezag dat zij hebben om de toepasselijke wetgeving doeltreffend te handhaven;

c)

de opleiding van de personeelsleden in het derde land, die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van de controles of het toezicht op fokorganen;

d)

de middelen waarover de bevoegde autoriteiten van het derde land beschikken;

e)

het bestaan en de werking van schriftelijk vastgelegde controleprocedures en op prioriteiten gebaseerde controlesystemen;

f)

de reikwijdte en uitvoering van door de bevoegde autoriteiten van het derde land uitgevoerde controles betreffende fokdieren en de levende producten daarvan die uit andere derde landen komen;

g)

de garanties die het derde land kan geven ten aanzien van de naleving van of de gelijkwaardigheid met de voorschriften van deze verordening.

Artikel 58

Frequentie en organisatie van de controles door de Commissie in derde landen

1.   De frequentie van de in artikel 57, lid 1, bedoelde controles in een derde land wordt bepaald op basis van:

a)

de beginselen en doelstellingen van de voorschriften van deze verordening;

b)

de hoeveelheid en aard van de fokdieren en de levende producten daarvan die uit dat derde land de Unie binnenkomen;

c)

de resultaten van in artikel 57, lid 1, bedoelde, reeds verrichte controles;

d)

de resultaten van officiële controles betreffende fokdieren en de levende producten daarvan die uit het derde land de Unie worden binnengebracht en van eventuele andere door de bevoegde autoriteiten van lidstaten verrichte officiële controles;

e)

alle andere informatie die de Commissie passend acht.

2.   Om de doelmatigheid en doeltreffendheid van de in artikel 57, lid 1, bedoelde controles te bevorderen, kan de Commissie het betrokken derde land voorafgaand aan dergelijke controles verzoeken het volgende te verstrekken:

a)

de in artikel 34, lid 2, of in artikel 35, lid 2, onder a), bedoelde informatie;

b)

in voorkomend geval en indien noodzakelijk, de schriftelijke gegevens van de door de bevoegde autoriteiten van dat derde land verrichte controles.

3.   De Commissie kan deskundigen uit de lidstaten aanwijzen om haar eigen deskundigen tijdens de in artikel 57, lid 1, bedoelde controles bij te staan.

Artikel 59

Verslagen van de Commissie over controles die haar deskundigen in derde landen verrichten

De Commissie brengt verslag uit over de resultaten van elke overeenkomstig de artikelen 57 en 58 verrichte controle.

Die verslagen omvatten in voorkomend geval ook aanbevelingen. De Commissie maakt die verslagen openbaar.

Artikel 60

Vaststelling van bijzondere maatregelen betreffende de binnenkomst in de Unie van fokdieren en levende producten daarvan

1.   Wanneer er aanwijzingen zijn dat de voorschriften van deze verordening op grote schaal en op ernstige wijze niet worden nageleefd in een derde land, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot een of meer van de volgende maatregelen:

a)

zij verbiedt de binnenkomst in de Unie van uit dat derde land afkomstige dieren, of hun sperma, eicellen of embryo's als fokdieren of levende producten daarvan;

b)

zij verbiedt de inschrijving in door stamboekverenigingen bijgehouden stamboeken of de registratie in door fokkerijgroeperingen bijgehouden fokregisters van fokdieren of de donoren van de levende producten daarvan die afkomstig zijn uit dat derde land.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Naast of in de plaats van die uitvoeringshandelingen kan de Commissie een of meer van de volgende maatregelen nemen:

a)

dat derde land of de fokorganen van dat derde land schrappen van de in artikel 34, lid 1, bedoelde lijst;

b)

andere passende maatregelen nemen.

2.   In de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen en andere maatregelen worden fokdieren en levende producten daarvan met behulp van de codes van de Gecombineerde Nomenclatuur aangeduid.

3.   Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen en andere maatregelen houdt de Commissie rekening met:

a)

de overeenkomstig artikel 58, lid 2, verzamelde informatie;

b)

andere informatie die het bij de in lid 1 bedoelde niet-naleving betrokken derde land heeft verstrekt;

c)

zo nodig, de resultaten van de in artikel 57, lid 1, bedoelde controles.

4.   De Commissie volgt de in lid 1 bedoelde niet-naleving op en wijzigt de genomen maatregelen overeenkomstig dezelfde procedure als voor de vaststelling ervan of trekt deze in, afhankelijk van hoe de situatie zich ontwikkelt.

HOOFDSTUK XII

Delegatie en uitvoering

Artikel 61

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De bevoegdheid om de in artikel 26, lid 1, artikel 29, lid 5, artikel 30, lid 9, en artikel 32, lid 1, bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 19 juli 2016. Uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar stelt de Commissie een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 26, lid 1, artikel 29, lid 5, artikel 30, lid 9, en artikel 32, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Alvorens een gedelegeerde handeling vast te stellen, raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over betere wetgeving van 13 april 2016.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

6.   Een overeenkomstig artikel 26, lid 1, artikel 29, lid 5, artikel 30, lid 9, en artikel 32, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn kan op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden worden verlengd.

Artikel 62

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Zoötechnisch Comité, ingesteld bij Besluit 77/505/EEG. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is de derde alinea van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 daarvan, van toepassing.

Artikel 63

Overgangsmaatregelen in verband met de datum van vaststelling van bepaalde uitvoeringshandelingen

De Commissie stelt de in artikel 7, lid 5, en artikel 30, lid 10, bedoelde uitvoeringshandelingen uiterlijk op 1 mei 2017 vast. Overeenkomstig artikel 69 zijn die uitvoeringshandelingen van toepassing vanaf 1 november 2018.

HOOFDSTUK XIII

Slotbepalingen

Artikel 64

Intrekking en overgangsmaatregelen

1.   De Richtlijnen 87/328/EEG, 88/661/EEG, 89/361/EEG, 90/118/EEG, 90/119/EEG, 90/427/EEG, 91/174/EEG, 94/28/EG en 2009/157/EG en Beschikking 96/463/EG worden ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen en naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII bij deze verordening.

3.   Artikel 8, lid 1, van Richtlijn 90/427/EEG blijft van kracht tot 21 april 2021.

4.   Fokkersorganisaties, fokkerij-organisaties, fokkersverenigingen, privéondernemingen en andere organisaties of verenigingen die zijn goedgekeurd of erkend krachtens de in lid 1 bedoelde ingetrokken handelingen worden geacht erkend te zijn uit hoofde van deze verordening en vallen in alle andere opzichten onder de voorschriften van deze verordening.

5.   Fokprogramma's die worden uitgevoerd door de in lid 4 bedoelde operatoren worden geacht goedgekeurd te zijn uit hoofde van deze verordening en vallen in alle andere opzichten onder de voorschriften van deze verordening.

6.   Indien de in lid 4 bedoelde operatoren al fokprogramma's uitvoeren in een andere lidstaat dan die waar hun goedkeuring of erkenning uit hoofde van de in lid 1 bedoelde ingetrokken handelingen werd verleend, stellen die operatoren de bevoegde autoriteit die de goedkeuring of erkenning heeft verleend in kennis van die activiteiten.

De in de eerste alinea bedoelde bevoegde autoriteit stelt de relevante bevoegde autoriteit van die andere lidstaat in kennis van de uitvoering van die activiteiten.

7.   Indien een in lid 4 bedoelde operator vóór 19 juli 2016 en overeenkomstig de in lid 1 bedoelde ingetrokken handelingen een stamboek bijhoudt met een specifieke sectie waar raszuivere fokdieren van het varkensras uit een andere lidstaat of een derde land, die specifieke eigenschappen vertonen waardoor zij zich onderscheiden van de populatie van dat ras dat onder het door die operator uitgevoerde fokprogramma valt, worden ingeschreven, mag die operator doorgaan met het bijhouden van die specifieke sectie.

Artikel 65

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 652/2014

Artikel 30 van Verordening (EU) nr. 652/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

„Referentielaboratoria en -centra van de Europese Unie”.

2)

Lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Er kunnen subsidies aan de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 bedoelde referentielaboratoria van de Europese Unie en aan de in artikel 29 van Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad (*) bedoelde referentiecentra van de Europese Unie worden verleend voor de kosten die zij maken bij de uitvoering van de door de Commissie goedgekeurde werkprogramma's.

(*)  Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van de handelingen op het gebied van dierfokkerij („Fokkerijverordening”) (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 66).”."

3)

Lid 2, onder a), wordt vervangen door:

„a)

kosten voor personeelsleden, ongeacht hun status, die rechtstreeks betrokken zijn bij de activiteiten van de laboratoria of centra, die worden uitgevoerd in hun hoedanigheid van referentielaboratorium of -centrum van de Europese Unie;”.

Artikel 66

Wijzigingen van Richtlijn 89/608/EEG

Richtlijn 89/608/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

„Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire wetgeving”.

2)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Deze richtlijn regelt de wijzen waarop de bevoegde autoriteiten die in de lidstaten belast zijn met de controle van de veterinaire wetgeving, met die van de andere lidstaten en met de bevoegde diensten van de Commissie samenwerken om de naleving van deze wetgeving te verzekeren.”.

3)

In artikel 2, lid 1, wordt het tweede streepje geschrapt.

4)

In artikel 4, lid 1, wordt het eerste streepje vervangen door:

„—

verstrekt de aangezochte autoriteit aan eerstgenoemde alle gegevens, verklaringen, documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften die haar ter beschikking staan of die zij verkrijgt overeenkomstig lid 2, en die de eerstgenoemde autoriteit nodig heeft om te kunnen verifiëren of de veterinaire wetgeving wordt nageleefd,”.

5)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   Op verzoek van de verzoekende autoriteit geeft de aangezochte autoriteit haar kennis of doet zij haar, met inachtneming van de regels die van kracht zijn in de lidstaat waar zij is gevestigd, kennis van alle besluiten of beslissingen die uitgaan van de bevoegde autoriteiten en betrekking hebben op de toepassing van de veterinaire wetgeving.”.

6)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Op verzoek van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde, met name door middel van rapporten en andere documenten of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, alle passende gegevens mee die haar ter beschikking staan of die zij verkrijgt overeenkomstig artikel 4, lid 2, met betrekking tot daadwerkelijk geconstateerde handelingen die de verzoekende autoriteit in strijd lijken met de veterinaire wetgeving.”.

7)

Artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Wanneer de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat zulks voor de naleving van de veterinaire wetgeving nuttig achten:

a)

oefenen zij zoveel mogelijk het in artikel 6 bedoelde toezicht uit, of doen zij dit uitoefenen;

b)

doen zij zo spoedig mogelijk de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten, met name door middel van rapporten en andere documenten of voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, mededeling van alle hun ter beschikking staande gegevens betreffende handelingen die in strijd zijn of hun in strijd lijken te zijn met de veterinaire wetgeving, met name van de bij deze handelingen gebruikte middelen of methoden.”.

8)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

1.   De bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat stellen de Commissie, zodra zij daarover beschikken, in kennis van:

a)

alle door hen dienstig geachte gegevens over:

goederen waarmee handelingen zijn verricht of vermoedelijk zijn verricht die in strijd zijn met de veterinaire wetgeving;

de methoden en praktijken die zijn toegepast of vermoedelijk zijn toegepast om die wetgeving te overtreden;

b)

alle gegevens betreffende tekortkomingen of leemten in die wetgeving waarvan het bestaan bij de toepassing daarvan kon worden aangetoond of verondersteld.

2.   De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat, zodra zij daarover beschikt, in kennis van alle gegevens waarmede zij de naleving van de veterinaire wetgeving kunnen verzekeren.”.

9)

Artikel 10 wordt gewijzigd als volgt:

a)

in lid 1 wordt de aanhef vervangen door:

„1.   Wanneer door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vastgestelde handelingen die strijdig zijn of lijken te zijn met de veterinaire voorschriften, op Unieniveau van bijzonder belang zijn, met name:”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Gegevens over natuurlijke of rechtspersonen worden in de in lid 1 bedoelde mededelingen slechts gegeven voor zover dit strikt noodzakelijk is om te kunnen vaststellen of handelingen strijdig zijn met de veterinaire wetgeving.”.

10)

In artikel 11 wordt de aanhef vervangen door:

„De Commissie en de lidstaten, in het kader van het Permanent Veterinair Comité bijeen:”.

11)

In artikel 15, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

„2.   Lid 1 belet niet dat de krachtens deze richtlijn verkregen gegevens worden gebruikt bij gerechtelijke procedures of rechtsvervolgingen die later worden ingesteld wegens niet-naleving van de veterinaire wetgeving, en bij de preventie en opsporing van onregelmatigheden ten nadele van de fondsen van de Unie.”.

Artikel 67

Wijzigingen van Richtlijn 90/425/EEG

Richtlijn 90/425/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

„Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt”.

2)

In artikel 1 wordt de tweede alinea geschrapt.

3)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2 wordt geschrapt;

b)

punt 6 wordt vervangen door:

„6.   bevoegde autoriteit: de voor het verrichten van veterinaire controles bevoegde centrale autoriteit van een lidstaat of de autoriteit aan wie zij deze bevoegdheid heeft overgedragen;”.

4)

In artikel 3, lid 1, wordt de tweede alinea onder d) vervangen door:

„Tot aan hun bestemming moeten de dieren en de producten vergezeld gaan van deze certificaten of documenten, die worden afgegeven door de officiële, voor het bedrijf, het centrum of de organisatie van oorsprong verantwoordelijke dierenarts.”.

5)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1, onder a), wordt vervangen door:

„a)

de houders van de in artikel 1 bedoelde dieren en producten de in deze richtlijn bedoelde nationale of uniale gezondheidsvoorschriften in alle stadia van productie en verhandeling naleven;”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De lidstaten van verzending treffen passende maatregelen om aan overtreding van de veterinaire wetgeving door natuurlijke of rechtspersonen sancties te verbinden indien blijkt dat de uniale voorschriften niet in acht zijn genomen, in het bijzonder wanneer wordt geconstateerd dat de certificaten, documenten of identificatiemerken niet overeenstemmen met de status van de dieren of van de bedrijven van oorsprong, of met de feitelijke kenmerken van de producten.”.

6)

Artikel 19 wordt geschrapt.

7)

In bijlage A wordt hoofdstuk II geschrapt.

Artikel 68

Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 november 2018 aan de artikelen 66 en 67 te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die maatregelen onmiddellijk mee.

Wanneer de lidstaten die maatregelen vaststellen, wordt in de tekst daarvan zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze verordening verwezen. Die maatregelen vermelden ook dat verwijzingen in de bestaande wetgeving, regelgeving en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze verordening ingetrokken richtlijn(en) gelden als verwijzingen naar deze verordening. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 69

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 november 2018.

Artikel 65 is van toepassing met ingang van 19 juli 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 8 juni 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  PB C 226 van 16.7.2014, blz. 70.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 april 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 17 mei 2016.

(3)  Richtlijn 88/661/EEG van de Raad van 19 december 1988 betreffende de zoötechnische normen die gelden voor fokvarkens (PB L 382 van 31.12.1988, blz. 36).

(4)  Richtlijn 89/361/EEG van de Raad van 30 mei 1989 betreffende raszuivere fokschapen en -geiten (PB L 153 van 6.6.1989, blz. 30).

(5)  Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 55).

(6)  Richtlijn 91/174/EEG van de Raad van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de Richtlijnen 77/504/EEG en 90/425/EEG (PB L 85 van 5.4.1991, blz. 37).

(7)  Richtlijn 94/28/EG van de Raad van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 178 van 12.7.1994, blz. 66).

(8)  Richtlijn 2009/157/EG van de Raad van 30 november 2009 betreffende raszuivere fokrunderen (PB L 323 van 10.12.2009, blz. 1).

(9)  Richtlijn 87/328/EEG van de Raad van 18 juni 1987 betreffende de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting (PB L 167 van 26.6.1987, blz. 54).

(10)  Richtlijn 90/118/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van raszuivere fokvarkens tot de voortplanting (PB L 71 van 17.3.1990, blz. 34).

(11)  Richtlijn 90/119/EEG van de Raad van 5 maart 1990 betreffende de toelating van hybride fokvarkens tot de voortplanting (PB L 71 van 17.3.1990, blz. 36).

(12)  Besluit 77/505/EEG van de Raad van 25 juli 1977 tot instelling van een Permanent Zoötechnisch Comité (PB L 206 van 12.8.1977, blz. 11).

(13)  Besluit van de Raad 93/626/EEG van 25 oktober 1993 betreffende de sluiting van het Verdrag inzake biologische diversiteit (PB L 309 van 13.12.1993, blz. 1).

(14)  Besluit 2014/283/EU van de Raad van 14 april 2014 tot sluiting namens de Europese Unie van het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische hulpbronnen en de eerlijke en billijke verdeling van de baten die voortvloeien uit het gebruik ervan bij het Verdrag inzake biodiversiteit (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 231).

(15)  Verordening (EU) nr. 511/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende voor gebruikers bestemde nalevingsmaatregelen uit het Protocol van Nagoya inzake toegang tot genetische rijkdommen en de eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit hun gebruik in de Unie (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 59).

(16)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(17)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 inzake overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde rechtshandelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).

(18)  Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).

(19)  Beschikking 96/463/EG van de Raad van 23 juli 1996 tot aanwijzing van de referentie-instantie die verantwoordelijk is voor de uniformisering van de methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de testresultaten (PB L 192 van 2.8.1996, blz. 19).

(20)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(21)  Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).

(22)  Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).

(23)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(24)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(25)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(26)  Beschikking 84/247/EEG van de Commissie van 27 april 1984 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties of verenigingen van veefokkers die stamboeken voor raszuivere fokrunderen bijhouden of instellen (PB L 125 van 12.5.1984, blz. 58).

(27)  Beschikking 84/419/EEG van de Commissie van 19 juli 1984 tot vaststelling van de criteria voor inschrijving in de rundveestamboeken (PB L 237 van 5.9.1984, blz. 11).

(28)  Beschikking 89/501/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van en het toezicht op fokkersverenigingen en fokkerijgroeperingen die stamboeken voor raszuivere fokvarkens bijhouden of instellen (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 19).

(29)  Beschikking 89/502/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de inschrijving van raszuivere fokvarkens in de stamboeken (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 21).

(30)  Beschikking 89/504/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van en het toezicht op fokkersverenigingen, fokkerijgroeperingen en privéondernemingen die registers voor hybride fokvarkens bijhouden of instellen (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 31).

(31)  Beschikking 89/505/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van de criteria voor de inschrijving van hybride fokvarkens in de registers (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 33).

(32)  Beschikking 89/507/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van methoden inzake prestatie-onderzoek en bepaling van de fokwaarde van raszuivere en hybride fokvarkens (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 43).

(33)  Beschikking 90/254/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen van fokkers die stamboeken voor raszuivere fokschapen en -geiten bijhouden of instellen (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 30).

(34)  Beschikking 90/255/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 tot vaststelling van criteria voor de inschrijving van raszuivere fokschapen en -geiten in de stamboeken (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 32).

(35)  Beschikking 90/256/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 houdende vaststelling van methoden inzake prestatie-onderzoek en beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokschapen en -geiten (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 35).

(36)  Beschikking 90/257/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 tot vaststelling van criteria voor de toelating van raszuivere fokschapen en -geiten tot de fokkerij en voor het gebruik van sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 38).

(37)  Beschikking 92/353/EEG van de Commissie van 11 juni 1992 tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van organisaties en verenigingen die stamboeken voor geregistreerde paardachtigen bijhouden of aanleggen (PB L 192 van 11.7.1992, blz. 63).

(38)  Beschikking 96/78/EG van de Commissie van 10 januari 1996 tot vaststelling van de criteria voor de inschrijving en de registratie van paardachtigen in de stamboeken voor de fokkerij (PB L 19 van 25.1.1996, blz. 39).

(39)  Beschikking 2006/427/EG van de Commissie van 20 juni 2006 houdende vaststelling van methoden inzake prestatieonderzoek en van methoden voor de beoordeling van de genetische waarde van raszuivere fokrunderen (PB L 169 van 22.6.2006, blz. 56).

(40)  Beschikking 92/354/EEG van de Commissie van 11 juni 1992 tot vaststelling van bepaalde voorschriften voor de coördinatie tussen organisaties en verenigingen die stamboeken van geregistreerde paardachtigen bijhouden of aanleggen (PB L 192 van 11.7.1992, blz. 66).

(41)  Beschikking 89/503/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van het certificaat voor raszuivere fokvarkens en voor sperma, eicellen en embryo4s daarvan (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 22).

(42)  Beschikking 89/506/EEG van de Commissie van 18 juli 1989 tot vaststelling van het certificaat voor hybride fokvarkens en voor sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 247 van 23.8.1989, blz. 34).

(43)  Beschikking 90/258/EEG van de Commissie van 10 mei 1990 houdende vaststelling van het zoötechnisch certificaat voor raszuivere fokschapen en -geiten en voor sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 145 van 8.6.1990, blz. 39).

(44)  Beschikking 96/79/EG van de Commissie van 12 januari 1996 tot vaststelling van de fokkerijcertificaten voor sperma, eicellen en embryo's van geregistreerde paardachtigen (PB L 19 van 25.1.1996, blz. 41).

(45)  Beschikking 96/509/EG van de Commissie van 18 juli 1996 tot vaststelling van genealogische en zoötechnische voorschriften voor de invoer van sperma van bepaalde dieren (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 47).

(46)  Beschikking 96/510/EG van de Commissie van 18 juli 1996 tot vaststelling van de stamboek- en fokkerijcertificaten voor de invoer van fokdieren en van sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 210 van 20.8.1996, blz. 53).

(47)  Beschikking 2005/379/EG van de Commissie van 17 mei 2005 betreffende stamboekcertificaten en gegevens voor raszuivere fokrunderen en sperma, eicellen en embryo's daarvan (PB L 125 van 18.5.2005, blz. 15).

(48)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (PB L 59 van 3.3.2015, blz. 1).

(49)  Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving (PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34).

(50)  Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29).


BIJLAGE I

ERKENNING VAN STAMBOEKVERENIGINGEN EN FOKKERIJGROEPERINGEN EN GOEDKEURING VAN FOKPROGRAMMA'S ALS BEDOELD IN HOOFDSTUK II

DEEL 1

Voorschriften voor de erkenning van stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen zoals bedoeld in artikel 4, lid 3, onder b)

A.

Fokkersverenigingen, fokkerij-organisaties, in gesloten productiesystemen werkende privéondernemingen, en overheidsinstanties:

1.

hebben rechtspersoonlijkheid overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in de lidstaat waar het verzoek om erkenning wordt ingediend;

2.

beschikken over voldoende en gekwalificeerd personeel en geschikte faciliteiten en apparatuur om de fokprogramma's waarvoor zij voornemens zijn goedkeuring te vragen overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, indien van toepassing, artikel 12 doeltreffend uit te voeren;

3.

zijn in staat de controles te verrichten die nodig zijn om de afstamming te registreren van de fokdieren die onder die fokprogramma's zullen vallen;

4.

beschikken voor elk fokprogramma over een voldoende grote populatie fokdieren binnen de geografische gebieden die onder die fokprogramma's zullen vallen;

5.

zijn in staat om de over de fokdieren verzamelde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van die fokprogramma's te genereren, of voor hen te laten hebben genereren.

B.

Naast de voorschriften onder A

1.

geldt voor fokkersverenigingen, fokkerij-organisaties en overheidsinstanties dat zij:

a)

beschikken over voldoende fokkers om deel te nemen aan elk van hun fokprogramma's;

b)

een huishoudelijk reglement hebben vastgesteld:

i)

tot regeling van het beslechten van geschillen met fokkers die deelnemen aan hun fokprogramma's;

ii)

om de gelijke behandeling te waarborgen van fokkers die deelnemen aan hun fokprogramma's;

iii)

waarin de rechten en plichten zijn neergelegd van fokkers die deelnemen aan hun fokprogramma's en van de stamboekvereniging of fokkerijgroepering;

iv)

waarin de rechten en plichten zijn neergelegd van leden, indien fokkers lid kunnen worden;

2.

niets in het in punt 1, onder b), bedoelde huishoudelijk reglement belet fokkers die deelnemen aan de fokprogramma's om:

a)

vrij te kiezen bij het selecteren en fokken van hun fokdieren;

b)

de nakomelingen van die fokdieren te laten inschrijven in de stamboeken of te laten registreren in de fokregisters overeenkomstig de voorschriften van hoofdstuk IV van deze verordening;

c)

eigenaar van hun fokdieren te zijn.

DEEL 2

Voorschriften voor de goedkeuring van fokprogramma's die door stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen worden uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12

1.

Het fokprogramma, zoals bedoeld in artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 omvat:

a)

informatie over het doel, te weten: de instandhouding van het ras, de verbetering van het ras, de foklijn of de kruising, de creatie van een nieuw ras, een nieuwe foklijn of een nieuwe kruising, of de reconstructie van een ras, of een combinatie daarvan;

b)

de naam van het ras in het geval van raszuivere fokdieren, of van het ras, de foklijn of de kruising in het geval van hybride fokvarkens, waarop het fokprogramma betrekking heeft, om verwarring te voorkomen met gelijkaardige fokdieren of andere rassen, foklijnen of kruisingen die in andere bestaande stamboeken of fokregisters zijn ingeschreven of geregistreerd;

c)

in het geval van raszuivere fokdieren, de gedetailleerde eigenschappen van het ras waarop het fokprogramma betrekking heeft, met inbegrip van een aanduiding van de belangrijkste kenmerken,

d)

in het geval van hybride fokvarkens, de gedetailleerde eigenschappen van het ras, de foklijn of de kruising, waarop het fokprogramma betrekking heeft;

e)

informatie over het geografische gebied waar het wordt uitgevoerd of zal moeten worden uitgevoerd;

f)

de informatie over het systeem voor de identificatie van fokdieren waarmee wordt gewaarborgd dat die fokdieren uitsluitend worden ingeschreven in een stamboek of geregistreerd in een fokregister wanneer zij afzonderlijk zijn geïdentificeerd, overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en registratie van de dieren van de betrokken soort;

g)

informatie over het systeem voor het registreren van de afstamming van raszuivere fokdieren die zijn ingeschreven of zijn geregistreerd en in aanmerking komen voor inschrijving in stamboeken of van hybride fokvarkens die zijn geregistreerd in fokregisters;

h)

de selectie- en fokdoelstellingen van het fokprogramma, met inbegrip van de vermelding van de voornaamste doelstellingen van dat fokprogramma, en in voorkomend geval de gedetailleerde met die doelstellingen verband houdende evaluatiecriteria voor de selectie van fokdieren;

i)

in het geval van de creatie van een nieuw ras of in het geval van de reconstructie van een ras, als bedoeld in artikel 19, de informatie over de precieze omstandigheden die de creatie van dat nieuwe ras of de reconstructie van dat ras rechtvaardigen;

j)

indien voor het fokprogramma een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie vereist is:

i)

de informatie over de systemen waarmee de resultaten van prestatieonderzoek worden gegenereerd, geregistreerd, gecommuniceerd en gebruikt;

ii)

de informatie over de systemen voor de genetische evaluatie en, in voorkomend geval, voor de genomische evaluatie van fokdieren;

k)

indien er aanvullende secties worden ingesteld of als de hoofdsectie is onderverdeeld in klassen: de voorschriften voor de onderverdeling van het stamboek en de criteria of procedures die worden toegepast voor de opname van dieren in die secties of de indeling van die dieren in die klassen;

l)

indien de stamboekvereniging of fokkerijgroepering specifieke technische activiteiten in verband met het beheer van haar fokprogramma uitbesteedt aan derden als bedoeld in artikel 8, lid 4: de informatie over die activiteiten en de naam en contactgegevens van de aangewezen derden;

m)

indien de stamboekvereniging of fokkerijgroepering van plan is gebruik te maken van de in artikel 31, lid 1, bedoelde afwijking: informatie over het spermacentrum of sperma-opslagcentrum of het embryoteam of embryoproductieteam dat de zoötechnische certificaten afgeeft, en informatie over de methoden van afgifte van die zoötechnische certificaten;

n)

indien de fokkerijgroepering besluit om informatie over de resultaten van een prestatieonderzoek of een genetische evaluatie, genetische defecten en genetische bijzonderheden te vermelden op de zoötechnische certificaten die zijn afgegeven voor haar hybride fokvarkens en de levende producten daarvan, als bedoeld in artikel 30, lid 8: informatie over dat besluit.

2.

Het fokprogramma bestrijkt een voldoende ruime populatie van fokdieren en een toereikend aantal fokkers binnen het geografische gebied waar het wordt uitgevoerd of zal worden uitgevoerd.

DEEL 3

Aanvullende voorschriften voor stamboekverenigingen die stamboeken voor raszuivere fokpaarden en -ezels opstellen of bijhouden

1.

In aanvulling op de in deel 2, punt 1, onder f), vastgelegde identificatievereisten worden raszuivere fokpaarden en -ezels alleen ingeschreven in een stamboek indien zij zijn geïdentificeerd met een dekcertificaat en, indien vereist door het fokprogramma, voordat zij zijn gespeend.

In afwijking van de eerste alinea kan een lidstaat, of als deze daartoe besluit, zijn bevoegde autoriteit, een stamboekvereniging toestemming geven om raszuivere fokpaarden en -ezels in te schrijven in het stamboek dat wordt bijgehouden door die stamboekvereniging indien die dieren worden geïdentificeerd aan de hand van een andere geschikte methode die ten minste dezelfde zekerheid biedt als een dekcertificaat, zoals een afstammingscontrole op basis van een dna-analyse of een bloedgroepanalyse, mits die toestemming in overeenstemming is met de beginselen die zijn vastgelegd door de stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van dat ras bijhoudt.

2.

In aanvulling op de vereisten in deel 2 omvatten fokprogramma's die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 en die worden uitgevoerd voor raszuivere fokdieren van een paarden- of ezelras:

a)

in voorkomend geval de voorwaarden voor inschrijving van raszuivere fokdieren die behoren tot een ander ras of een specifieke hengstenlijn of merriefamilie binnen dat andere ras in de hoofdsectie van het stamboek;

b)

indien in dat fokprogramma het gebruik van een of meer reproductietechnieken of het gebruik van raszuivere fokdieren voor een of meer reproductietechnieken, als bedoeld in artikel 21, lid 2, wordt verboden of beperkt: informatie over dat verbod of die beperking;

c)

voorschriften voor de afgifte van dekcertificaten of voor het gebruik van andere geschikte methoden als bedoeld in punt 1 en, indien dit is vereist in het fokprogramma, voor de identificatie van het veulen voordat het is gespeend.

3.

De volgende specifieke voorschriften zijn naast de voorschriften van de delen 1 en 2 van toepassing op raszuivere fokpaarden en -ezels:

a)

Indien een stamboekvereniging aan de bevoegde autoriteit verklaart dat het door haar opgestelde stamboek het stamboek van de oorsprong van het ras is, waarvoor haar fokprogramma geldt, moet die stamboekvereniging:

i)

beschikken over historische gegevens betreffende de opstelling van dat stamboek en de beginselen van dat fokprogramma openbaar hebben gemaakt;

ii)

aantonen dat er op het moment waarop de in artikel 4, lid 1, bedoelde aanvraag wordt ingediend, geen andere, in dezelfde of een andere lidstaat dan wel in een derde land erkende stamboekvereniging of fokorgaan bekend is die/dat een stamboek voor hetzelfde ras heeft opgesteld en een fokprogramma uitvoert voor dat ras op grond van de onder i) bedoelde beginselen;

iii)

nauw samenwerken met de onder b) bedoelde stamboekverenigingen, en in het bijzonder deze stamboekverenigingen op transparante wijze en tijdig in kennis stellen van eventuele wijzigingen in de onder i) bedoelde beginselen;

iv)

in voorkomend geval niet-discriminerende voorschriften hebben opgesteld met betrekking tot haar activiteiten inzake stamboeken die voor hetzelfde ras zijn opgesteld door fokorganen die niet in de in artikel 34 bedoelde lijst zijn opgenomen.

b)

Indien een stamboekvereniging aan de bevoegde autoriteit verklaart dat het door haar opgestelde stamboek het dochterstamboek is van het onder haar fokprogramma vallende ras, geldt voor die stamboekvereniging dat:

i)

zij de beginselen die zijn vastgesteld door de in dit lid, onder a), bedoelde stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van hetzelfde ras bijhoudt, in haar eigen fokprogramma heeft opgenomen;

ii)

zij de informatie met betrekking tot het gebruik van de in punt i) bedoelde beginselen en hun bron openbaar heeft gemaakt;

iii)

zij beschikt over mechanismen om toe te zien op de noodzakelijke aanpassingen van de voorschriften die zijn vastgelegd in het in artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 bedoelde fokprogramma aan de wijzigingen die zijn aangebracht in die beginselen door de in dit lid, onder a), bedoelde stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van het ras bijhoudt.

4.

De volgende afwijkingen zijn van toepassing op de vereisten voor de erkenning van stamboekverenigingen van raszuivere fokpaarden en -ezels:

a)

in afwijking van deel 1, punt B, 1, onder b), geldt, indien er voor één ras op de in bijlage VI genoemde grondgebieden verschillende stamboekverenigingen zijn die stamboeken voor dat ras bijhouden en indien hun in artikel 8, lid 3, bedoelde fokprogramma's alle in bijlage VI genoemde grondgebieden omvatten, voor de in deel 1, punt B, 1, onder b), bedoelde procedurevoorschriften die door die stamboekverenigingen zijn vastgesteld, het volgende:

i)

zij mogen voorschrijven dat raszuivere fokpaarden en -ezels van dat ras geboren moeten zijn op een in bijlage VI genoemd specifiek grondgebied om in aanmerking te komen voor inschrijving in het stamboek van dat ras bij aangifte van hun geboorte;

ii)

zij waarborgen dat de in punt i) bedoelde beperking niet van toepassing is op de inschrijving in een stamboek van dat ras ten behoeve van voortplanting;

b)

in afwijking van punt 3, onder a), van dit deel kan, indien de beginselen van het fokprogramma uitsluitend worden vastgesteld door een internationale organisatie die op mondiaal niveau actief is en indien het stamboek van de oorsprong van dat ras noch door een stamboekvereniging in een lidstaat noch door een fokorgaan in een derde land wordt bijgehouden, de bevoegde autoriteit in een lidstaat stamboekverenigingen erkennen die een dochterstamboek voor dat ras bijhouden, op voorwaarde dat zij de in punt 1, onder h), van deel 2 bedoelde doelstellingen en criteria vastleggen in overeenstemming met de beginselen die door die internationale organisatie zijn vastgesteld en dat die beginselen:

i)

door die stamboekvereniging voor controle aan de in artikel 4, lid 3, bedoelde bevoegde autoriteit ter beschikking worden gesteld;

ii)

worden opgenomen in het fokprogramma van die stamboekvereniging;

c)

in afwijking van punt 3, onder b), van dit deel mag een stamboekvereniging die een dochterstamboek bijhoudt, aanvullende klassen vaststellen op grond van de genetische aanleg, op voorwaarde dat de raszuivere fokpaarden en -ezels die in de klassen van de hoofdsectie van het stamboek van de oorsprong van het ras of van andere dochterstamboeken van het ras worden ingeschreven, mogen worden ingeschreven in de overeenkomstige klassen van de hoofdsectie van dat dochterstamboek.


BIJLAGE II

INSCHRIJVING IN STAMBOEKEN EN REGISTRATIE IN FOKREGISTERS, ALS BEDOELD IN HOOFDSTUK IV

DEEL 1

Inschrijving van raszuivere fokdieren in stamboeken en opname van dieren in aanvullende secties

HOOFDSTUK I

Inschrijving van raszuivere fokdieren in de hoofdsectie

1.

De in artikel 18, lid 1, bedoelde vereisten luiden als volgt:

a)

het dier voldoet aan de volgende afstammingscriteria:

i)

voor runderen, varkens, schapen en geiten geldt dat het dier afstamt van ouders en grootouders die zijn ingeschreven in de hoofdsectie van een stamboek van hetzelfde ras;

ii)

voor paardachtigen geldt dat het dier afstamt van ouders die zijn ingeschreven in de hoofdsectie van een stamboek van hetzelfde ras;

b)

de afstamming van het dier is vastgesteld overeenkomstig de voorschriften van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval artikel 12 goedgekeurde fokprogramma;

c)

het dier is geïdentificeerd overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van dieren van de betrokken soort en de voorschriften in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma;

d)

in het geval van handel in of binnenkomst in de Unie van een dier, en indien het de bedoeling is dat dier in te schrijven of te registreren voor inschrijving in het stamboek, gaat het dier vergezeld van een overeenkomstig artikel 30 afgegeven zoötechnisch certificaat;

e)

indien een dier geproduceerd is uit een levend product dat verhandeld of binnengebracht is in de Unie en indien het de bedoeling is dat dier in te schrijven of te registreren voor inschrijving in een stamboek, gaat dat levende product vergezeld van een overeenkomstig artikel 30 afgegeven zoötechnisch certificaat.

2.

In afwijking van punt 1, onder a), ii), van dit hoofdstuk, mag een stamboekvereniging die een fokprogramma met raszuivere fokpaarden en -ezels uitvoert, in de hoofdsectie van haar stamboek een raszuiver fokpaard of -ezel inschrijven:

a)

dat/die, in het geval van kruising, in de hoofdsectie van een stamboek van een ander ras is ingeschreven, op voorwaarde dat in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma dat andere ras en de criteria voor de inschrijving van dat raszuivere fokdier worden vastgelegd; of

b)

dat/die, in het geval van lijnenfokkerij, behoort tot een specifieke hengstenlijn of merriefamilie van een ander ras, op voorwaarde dat die foklijnen en families en de criteria voor de inschrijving van dat raszuivere fokdier zijn vastgelegd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

3.

In aanvulling op de voorschriften van punt 1, onder c), van dit hoofdstuk gaat een stamboekvereniging die in haar stamboek een raszuiver fokpaard of -ezel inschrijft dat/die reeds is ingeschreven in een stamboek dat is opgesteld door een andere stamboekvereniging die een overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurd fokprogramma uitvoert, over tot inschrijving van dat raszuivere fokdier in onder het identificatienummer dat eraan is toegekend overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 dat de uniekheid en continuïteit van de identificatie van dat dier moet waarborgen, en, tenzij de twee betrokken stamboekverenigingen een afwijking zijn overeengekomen, onder dezelfde naam, met vermelding van de code van het land van geboorte, overeenkomstig internationale overeenkomsten voor het betrokken ras.

HOOFDSTUK II

Opname van dieren in aanvullende secties

1.

De in artikel 20, lid 1, bedoelde voorwaarden luiden als volgt:

a)

het dier is geïdentificeerd overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van dieren van de betrokken soort en de voorschriften die zijn vastgelegd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma;

b)

naar het oordeel van de stamboekvereniging voldoet het dier aan de eigenschappen van het ras, zoals bedoeld in bijlage I, deel 2, punt 1, onder c);

c)

het dier voldoet, indien van toepassing, ten minste aan de minimale prestatievereisten die zijn beschreven in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma ten aanzien van de kenmerken waarop de in de hoofdsectie ingeschreven raszuivere fokdieren overeenkomstig bijlage III worden onderzocht.

2.

De stamboekvereniging kan voor de conformiteit met de in punt 1, onder b), van dit hoofdstuk bedoelde raseigenschappen of de in punt 1, onder c), van dit hoofdstuk bedoelde prestatievereisten verschillende voorschriften toepassen, afhankelijk van de vraag of het dier:

a)

tot het ras behoort, hoewel de afkomst niet bekend is; of

b)

is verkregen uit een kruisingsprogramma dat vermeld staat in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

HOOFDSTUK III

De opwaardering van de nakomelingen van dieren die zijn opgenomen in aanvullende secties naar de hoofdsectie

1.

De in artikel 20, lid 2, bedoelde voorwaarden luiden als volgt:

a)

bij runderen, varkens, schapen en geiten stamt het vrouwelijke dier af van:

i)

een moeder en een grootmoeder van moederszijde die zijn opgenomen in een aanvullende sectie van een stamboek van hetzelfde ras, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1;

ii)

een vader en beide grootvaders die zijn ingeschreven in de hoofdsectie van een stamboek van hetzelfde ras.

De eerste generatie nakomelingen die afstamt van het in de aanhef van de eerste alinea bedoelde vrouwelijke dier en een mannelijk raszuiver fokdier dat is ingeschreven in de hoofdsectie van het stamboek van hetzelfde ras wordt ook beschouwd als raszuiver fokdier en wordt ingeschreven, of wordt geregistreerd en komt in aanmerking voor inschrijving in de hoofdsectie van dat stamboek.

b)

voor paardachtigen geldt dat het dier voldoet aan de voorwaarden voor inschrijving in de hoofdsectie van mannelijke en vrouwelijke dieren die afstammen van dieren die zijn opgenomen in de aanvullende sectie, als vastgelegd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

2.

In afwijking van punt 1 van dit hoofdstuk en punt 1, onder a), i) van hoofdstuk I mag een lidstaat of, indien deze daartoe besluit, zijn in artikel 4, lid 3, bedoelde bevoegde autoriteit toestaan dat een stamboekvereniging die een fokprogramma uitvoert met raszuivere fokdieren van een met uitsterven bedreigd runder-, varkens-, schapen- of geitenras of van schapen van een landras, in de hoofdsectie van haar stamboek een dier inschrijft dat afstamt van ouders en grootouders die zijn ingeschreven of opgenomen in de hoofdsectie of aanvullende secties van een stamboek van dat ras.

Een lidstaat of, indien deze daartoe besluit, zijn bevoegde autoriteit die toestaat dat een stamboekvereniging gebruikmaakt van die afwijking ziet erop toe dat:

a)

die stamboekvereniging de noodzaak om gebruik te maken van die afwijking heeft gemotiveerd, met name door aan te tonen dat er een gebrek is aan mannelijke raszuivere fokdieren van dat ras die beschikbaar zijn voor fokdoeleinden;

b)

die stamboekvereniging een of meer aanvullende secties heeft opgesteld in haar stamboek;

c)

de voorschriften op grond waarvan de stamboekvereniging dieren in de hoofdsectie of aanvullende secties van dat stamboek inschrijft of opneemt zijn vastgelegd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

De lidstaten die gebruikmaken van deze afwijking maken de in artikel 7 bedoelde lijst van rassen openbaar waarvoor een dergelijke afwijking is toegekend.

DEEL 2

Registratie van hybride fokvarkens in fokregisters

De in artikel 23 bedoelde vereisten luiden als volgt:

a)

het hybride fokvarken stamt af van ouders en grootouders die zijn ingeschreven in stamboeken of zijn geregistreerd in fokregisters;

b)

het hybride fokvarken is na de geboorte geïdentificeerd overeenkomstig het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van varkens en de voorschriften die zijn vastgelegd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma;

c)

de afstamming van het hybride fokvarken is vastgesteld overeenkomstig de voorschriften die zijn vastgelegd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma;

d)

het hybride fokvarken gaat indien vereist, vergezeld van een overeenkomstig artikel 30 afgegeven zoötechnisch certificaat.


BIJLAGE III

PRESTATIEONDERZOEK EN GENETISCHE EVALUATIE ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 25

DEEL 1

Algemene vereisten

Indien stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen of overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen aangewezen derden, prestatieonderzoek of genetische evaluaties verrichten, stellen zij methoden voor prestatieonderzoek of genetische evaluatie vast en gebruiken zij die methoden, die wetenschappelijk aanvaardbaar zijn volgens gevestigde zoötechnische beginselen en waarbij, indien van toepassing, rekening wordt gehouden met:

a)

de voorschriften en normen die door de desbetreffende referentiecentra van de Europese Unie, zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, zijn vastgesteld; of

b)

bij gebrek aan die voorschriften en normen, de beginselen overeengekomen door ICAR.

DEEL 2

Vereisten voor prestatieonderzoek

1.

Prestatieonderzoek wordt verricht op basis van een of meer van de volgende prestatieonderzoeksystemen die zijn opgesteld volgens de in deel 1 bedoelde methoden:

a)

individueel prestatieonderzoek van fokdieren zelf of van fokdieren aan de hand van hun nakomelingen, broers of zussen of andere bloedverwanten in proefstations;

b)

individueel prestatieonderzoek van fokdieren zelf of van fokdieren aan de hand van hun nakomelingen, broers of zussen of andere familieleden op boerderijen;

c)

prestatieonderzoek met behulp van onderzoeksgegevens die zijn verzameld door boerderijen, verkooppunten, slachthuizen of andere operatoren;

d)

prestatieonderzoek van fokdieren in dezelfde leeftijdsgroep (vergelijking in leeftijdsgroepen);

e)

ieder ander prestatieonderzoeksysteem dat wordt uitgevoerd volgens de in deel 1 bedoelde methoden.

De prestatieonderzoeksystemen worden zo opgesteld dat een geldige vergelijking tussen de fokdieren mogelijk is. De nakomelingen, broers of zussen of andere familieleden die zullen worden getest in een proefstation of op een boerderij worden op objectieve wijze gekozen en niet selectief behandeld. Bij het testen op een boerderij worden zij op een dusdanige manier over de boerderijen verdeeld dat een geldige vergelijking tussen de geteste fokdieren mogelijk is.

Stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen die deze prestatieonderzoeksystemen uitvoeren in proefstations leggen volgens de in deel 1 bedoelde methoden in het onderzoeksprotocol de voorwaarden voor de toelating van fokdieren vast, alsmede informatie over de identiteit en relevante eerdere testresultaten van de deelnemende dieren, de kenmerken die moeten worden geregistreerd, de gebruikte testmethoden en alle andere relevante informatie.

2.

Stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen bepalen in hun overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma welke kenmerken moeten worden geregistreerd in verband met de selectiedoelstellingen die in die fokprogramma's zijn vastgelegd.

3.

Indien kenmerken van de melkproductie moeten worden geregistreerd, worden er gegevens geregistreerd over de melkproductie, de kenmerken van de samenstelling van de melk en andere relevante kenmerken die zijn vastgelegd in de in deel 1 bedoelde methoden. Er mogen aanvullende gegevens worden geregistreerd over andere kenmerken van de melk of de melkkwaliteit.

4.

Indien kenmerken van de vleesproductie moeten worden geregistreerd, worden er gegevens geregistreerd over de kenmerken van de vleesproductie en andere relevante kenmerken die zijn vastgelegd in de in deel 1 bedoelde methoden. Er mogen aanvullende gegevens worden geregistreerd over andere kenmerken van het vlees of de vleeskwaliteit.

5.

Indien er andere kenmerken dan die in de punten 3 en 4 van dit deel moeten worden geregistreerd, worden die kenmerken geregistreerd volgens de in deel 1 bedoelde methoden. Hiertoe kunnen soort- en rasspecifieke kenmerken behoren, zoals lichaamsbouw, vruchtbaarheid, geboortegemak, gezondheidskenmerken, de levensvatbaarheid van de nakomelingen, levensduur, vezelkwaliteit, voederefficiëntie, gehoorzaamheid, duurzaamheidskenmerken en alle andere relevante kenmerken in verband met de selectiedoelstellingen van de in hun overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

6.

Verzamelde gegevens over de in de punten 3, 4 en 5 bedoelde kenmerken worden alleen opgenomen in de genetische evaluatie indien die gegevens gegenereerd zijn op basis van een registratiesysteem dat is gespecificeerd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

7.

Voor elk van de geregistreerde kenmerken als bedoeld in de punten 3, 4 en 5 wordt de informatie over de gehanteerde prestatieonderzoeksystemen, het gehanteerde testprotocol en in voorkomend geval de gehanteerde methode voor de validering van de testresultaten gespecificeerd in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

8.

Indien de genetische evaluatie wordt uitgevoerd met betrekking tot de in de punten 3, 4 en 5 bedoelde kenmerken, wordt met de registratie van die kenmerken gewaarborgd dat er aan het eind van de test een betrouwbare schatting van de fokwaarden kan worden gemaakt voor die kenmerken.

9.

De in punt 1, onder c), van dit deel bedoelde onderzoeksgegevens kunnen alleen worden geregistreerd en opgenomen in de genetische evaluatie indien die gegevens gevalideerd worden volgens de in deel 1 bedoelde methoden.

DEEL 3

Vereisten voor genetische evaluatie

1.

De genetische evaluatie van fokdieren omvat de desbetreffende productie- en niet-productiekenmerken, als bedoeld in deel 2 in verband met de selectiedoelstellingen die zijn vastgelegd in de overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma's.

2.

De genetische evaluatie omvat uitsluitend de in deel 2 bedoelde kenmerken waarvan de registratie wordt uitgevoerd zoals nader is bepaald in het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma.

3.

Er wordt een schatting gemaakt van de fokwaarden van fokdieren volgens de in deel 1 bedoelde methoden op basis van:

a)

gegevens over fokdieren die zijn verzameld door middel van een in deel 2 bedoeld prestatieonderzoek;

b)

genomische informatie die over fokdieren verzameld is;

c)

gegevens die zijn gegenereerd met een andere methode die in overeenstemming is met de in deel 1 bedoelde methoden; of

d)

een combinatie van de onder a), b) en c), bedoelde informatie en gegevens.

4.

De bij de genetische evaluatie gehanteerde statistische methoden voldoen aan de in deel 1 bedoelde methoden. Die statistische methoden waarborgen een genetische evaluatie die niet wordt beïnvloed door de belangrijkste omgevingseffecten of de gegevensstructuur en die rekening houdt met alle informatie die beschikbaar is over het fokdier, zijn nakomelingen, broers en zussen, naaste familieleden en andere verwanten, afhankelijk van het prestatieonderzoeksysteem.

5.

De betrouwbaarheid van de geschatte fokwaarden wordt gemeten volgens de in deel 1 bedoelde methoden. Bij publicatie van de geschatte fokwaarden voor fokdieren, worden de betrouwbaarheid van die gepubliceerde fokwaarden en de evaluatiedatum vermeld.

6.

Raszuivere fokstieren waarvan het sperma is bedoeld om te worden gebruikt voor kunstmatige inseminatie worden onderworpen aan een genetische evaluatie. Die genetische evaluatie wordt uitgevoerd voor de belangrijkste productie kenmerken in verband met het fokprogramma, als vastgelegd in de in deel 1 bedoelde methoden, en kan worden uitgevoerd voor alle andere relevante productie- en niet-productiekenmerken die zijn vastgelegd in de in deel 1 bedoelde methoden. Indien voor die eigenschappen een genetische evaluatie wordt uitgevoerd bij raszuivere fokstieren waarvan het sperma bestemd is om te worden gebruikt voor kunstmatige inseminatie, worden de fokwaarden voor die kenmerken gepubliceerd met uitzondering van de waarden voor de in artikel 21, lid 1, onder g), bedoelde dieren (onbewezen stieren).

7.

Voor raszuivere fokstieren waarvan het sperma bestemd is om te worden gebruikt voor kunstmatige inseminatie is de minimale betrouwbaarheid van de fokwaarden ten minste:

a)

bij stieren die tot melkrassen behoren (met inbegrip van dubbeldoelrassen) 0,5 voor de belangrijkste kenmerken van de melkproductie of voor de belangrijkste indicatoren voor de melksamenstelling, waarbij de voor verscheidene individuele kenmerken geschatte fokwaarden gecombineerd worden;

b)

bij stieren die tot vleesrassen behoren (met inbegrip van dubbeldoelrassen) 0,3 voor de belangrijkste kenmerken van de vleesproductie of voor de belangrijkste indicatoren voor de samenstelling, waarbij de voor verscheidene individuele kenmerken geschatte fokwaarden gecombineerd worden.

8.

De vereisten voor de in punt 7 bedoelde minimale betrouwbaarheidswaarden zijn niet van toepassing op raszuivere fokstieren die:

a)

worden gebruikt voor het testen binnen de kwantitatieve beperkingen waarvoor een stamboekvereniging de in artikel 21, lid 1, onder g), bedoelde testen kan uitvoeren (onbewezen stieren); of

b)

deelnemen aan een fokprogramma dat dat prestatieonderzoek en genetische evaluatie vereist en dat gericht is op de instandhouding van het ras of het behoud van de genetische diversiteit binnen het ras.

9.

Genomisch geëvalueerde raszuivere fokstieren worden geschikt geacht voor kunstmatige inseminatie indien hun genomische evaluatie:

a)

is gevalideerd volgens de in deel 1 bedoelde methoden voor elk genomisch geëvalueerd kenmerk;

b)

voor elk van deze kenmerken met regelmatige tussenpozen, en telkens wanneer zich grote veranderingen in de genomische evaluatie, de genetische evaluatie of de referentiepopulatie voordoen, opnieuw wordt gevalideerd.

10.

De stamboekvereniging of de fokkerijgroepering of, op verzoek van die stamboekvereniging of fokkerijgroepering, de overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboekvereniging of fokkerijgroepering aangewezen derde, maken de informatie over de genetische defecten en genetische bijzonderheden van fokdieren, die verband houden met het fokprogramma openbaar.


BIJLAGE IV

REFERENTIECENTRA VAN DE EUROPESE UNIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 29

1.   In artikel 29, lid 4, onder a), bedoelde vereisten

Referentiecentra van de Europese Unie die overeenkomstig artikel 29 worden aangewezen:

a)

beschikken over voldoende gekwalificeerd personeel:

i)

met een passende opleiding:

op het gebied van prestatieonderzoek en genetische evaluatie van raszuivere fokdieren, indien die centra zijn aangewezen overeenkomstig artikel 29, lid 1;

op het gebied van de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen, indien die centra zijn aangewezen overeenkomstig artikel 29, lid 2;

ii)

dat is opgedragen het vertrouwelijke karakter van bepaalde onderwerpen, resultaten en mededelingen te eerbiedigen; en

iii)

dat voldoende kennis heeft van onderzoeksactiviteiten op nationaal, uniaal en internationaal niveau;

b)

beschikken over of hebben toegang tot de infrastructuur, apparatuur en producten die nodig zijn om taken uit te voeren, als bedoeld in:

i)

punt 2, indien die centra worden aangewezen overeenkomstig artikel 29, lid 1;

ii)

punt 3, indien die centra worden aangewezen overeenkomstig artikel 29, lid 2.

2.   In artikel 29, lid 4, onder b), i), bedoelde taken voor de overeenkomstig artikel 29, lid 1, aangewezen referentiecentra van de Europese Unie

De overeenkomstig artikel 29, lid 1, aangewezen referentiecentra van de Europese Unie:

a)

werken samen met stamboekverenigingen en derden die overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door stamboekverenigingen zijn aangewezen om de eenvormige toepassing van de in artikel 25 bedoelde methoden voor prestatieonderzoek en genetische evaluatie voor raszuivere fokdieren te vergemakkelijken;

b)

informeren stamboekverenigingen, overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboeken aangewezen derden, of bevoegde autoriteiten over de methoden van prestatieonderzoek en genetische evaluatie bij raszuivere fokdieren;

c)

evalueren regelmatig de resultaten van door stamboekverenigingen of overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboekverenigingen aangewezen derden, uitgevoerde prestatieonderzoeken en genetische evaluaties, alsook de gegevens waarop zij zijn gebaseerd;

d)

vergelijken methoden voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren;

e)

op verzoek van de Commissie of een lidstaat:

i)

verlenen bijstand bij de harmonisatie van de methoden voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren;

ii)

bevelen berekeningsmethoden aan voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren;

iii)

zetten een platform op voor het vergelijken van de resultaten van de in de lidstaten gehanteerde methoden voor het prestatieonderzoek en de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren, in het bijzonder door:

het ontwikkelen van controleprotocollen voor in de lidstaten uitgevoerde prestatieonderzoeken en genetische evaluaties van raszuivere fokdieren, om de vergelijkbaarheid van de resultaten en de doeltreffendheid van de fokprogramma's te verbeteren;

het uitvoeren van een internationale beoordeling van vee op basis van de gecombineerde resultaten van in de lidstaten en derde landen uitgevoerde prestatieonderzoeken en genetische evaluaties van raszuivere fokdieren;

het verspreiden van de resultaten van die internationale beoordelingen;

het publiceren van omrekeningsformules, alsmede de daarmee verband houdende informatie op basis waarvan de formules werden bepaald;

f)

verstrekken gegevens over de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren en opleiding om stamboekverenigingen of overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboekverenigingen aangewezen derden, die aan internationale vergelijkingen van de resultaten van genetische evaluaties deelnemen, te ondersteunen;

g)

vergemakkelijken het oplossen van problemen die in lidstaten opkomen en die verband houden met de genetische evaluatie van raszuivere fokdieren;

h)

werken samen binnen hun takenpakket met internationaal erkende organisaties;

i)

bieden op verzoek van de Commissie technische deskundigheid aan het Permanent Zoötechnisch Comité.

3.   In artikel 29, lid 4, onder b), ii), bedoelde taken voor de overeenkomstig artikel 29, lid 2, aangewezen referentiecentra van de Europese Unie

De overeenkomstig artikel 29, lid 2, aangewezen referentiecentra van de Europese Unie:

a)

werken samen met stamboekverenigingen, derden die overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door stamboekverenigingen zijn aangewezen, bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten in de lidstaten om de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen te vergemakkelijken;

b)

informeren stamboekverenigingen, overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door stamboekverenigingen aangewezen derden, bevoegde autoriteiten of andere autoriteiten in de lidstaten over de methoden die worden gehanteerd voor de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen;

c)

op verzoek van de Commissie:

i)

ontwikkelen of harmoniseren methoden die worden gehanteerd voor de instandhouding in situ en ex situ van met uitsterven bedreigde rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen, of verlenen bijstand bij een dergelijke ontwikkeling of harmonisatie;

ii)

ontwikkelen methoden voor de karakterisering van de status van met uitsterven bedreigde rassen wat betreft hun genetische diversiteit of het gevaar dat zij voor de veeteelt verloren gaan, of verlenen bijstand bij een dergelijke ontwikkeling;

iii)

stimuleren de uitwisseling van informatie tussen lidstaten over de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen;

iv)

bieden opleidingen aan om stamboekverenigingen of derden die overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), door die stamboekverenigingen zijn aangewezen, bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten te ondersteunen bij de instandhouding van met uitsterven bedreigde rassen of het behoud van de genetische diversiteit binnen die rassen;

v)

werken binnen hun takenpakket samen met Europese en internationaal erkende organisaties;

vi)

bieden binnen hun takenpakket technische deskundigheid aan het Permanent Zoötechnisch Comité.


BIJLAGE V

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD IN ZOÖTECHNISCHE CERTIFICATEN ZOALS BEDOELD IN HOOFDSTUK VII

DEEL 1

Algemene vereisten

In de titel van het zoötechnische certificaat:

a)

wordt vermeld of het dier een raszuiver fokdier is of een hybride fokvarken, dan wel of de levende producten afkomstig zijn van raszuivere fokdieren of hybride fokvarkens;

b)

wordt verwezen naar de taxonomische soort;

c)

wordt aangegeven of de zending bedoeld is voor de handel of voor binnenkomst in de Unie;

d)

wordt verwezen naar deze verordening.

DEEL 2

Zoötechnische certificaten voor raszuivere fokdieren en levende producten daarvan

HOOFDSTUK I

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor raszuivere fokdieren

1.

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor raszuivere fokdieren bevatten de volgende informatie:

a)

de naam van de stamboekvereniging die het certificaat afgeeft, of in het geval van binnenkomst in de Unie van het raszuivere fokdier, de naam van het fokorgaan dat het certificaat afgeeft en, indien beschikbaar, een verwijzing naar de website van die stamboekvereniging of dat fokorgaan;

b)

de naam van het stamboek;

c)

in voorkomend geval, de klasse in de hoofdsectie waar het raszuivere fokdier is ingeschreven;

d)

de naam van het ras van het raszuivere fokdier;

e)

het geslacht van het raszuivere fokdier;

f)

het volgnummer in het stamboek („stamboeknummer”) van het raszuivere fokdier;

g)

het identificatiesysteem en het individuele identificatienummer dat is gegeven aan het raszuivere fokdier overeenkomstig:

i)

het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van de betrokken soort;

ii)

bij ontstentenis van diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van dieren waarvoor een individueel identificatienummer vereist is, de voorschriften van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en in voorkomend geval artikel 12 goedgekeurde fokprogramma; of

iii)

in geval van binnenkomst in de Unie van het raszuivere fokdier: de wetgeving van het derde land;

h)

indien vereist overeenkomstig artikel 22, leden 1 en 2: de methode voor de verificatie van de identiteit van raszuivere fokdieren die wordt gebruikt voor de winning van sperma, eicellen en embryo's en de resultaten van de verificatie van die identiteit;

i)

de geboortedatum en het geboorteland van het raszuivere fokdier;

j)

de naam, het adres en indien beschikbaar het e-mailadres van de fokker (geboorteplaats van het raszuivere fokdier);

k)

de naam en het adres en indien beschikbaar het e-mailadres van de eigenaar;

l)

de afstamming:

Vader

Stamboeknr. en sectie

Grootvader van vaderszijde

Stamboeknr. en sectie

 

Grootmoeder van vaderszijde

Stamboeknr. en sectie

Moeder

Stamboeknr. en sectie

Grootvader van moederszijde

Stamboeknr. en sectie

 

Grootmoeder van moederszijde

Stamboeknr. en sectie

m)

eventuele beschikbare resultaten van het prestatieonderzoek en de bijgewerkte resultaten van de genetische evaluatie, met inbegrip van de evaluatiedatum en genetische defecten en genetische bijzonderheden in verband met het fokprogramma, met gevolgen voor het raszuivere fokdier zelf;

n)

in het geval van drachtige vrouwelijke dieren, de datum van inseminatie of paring en de identificatie van het bevruchtende mannelijke dier, die in een apart document kunnen worden vermeld;

o)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de stamboekvereniging die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van een raszuiver fokdier, door het fokorgaan; die persoon vertegenwoordigt die stamboekvereniging of dat fokorgaan, of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

2.

Indien zoötechnische certificaten worden afgegeven voor een groep raszuivere fokvarkens, kan de in punt 1 van dit hoofdstuk bedoelde informatie worden vermeld op één enkel zoötechnisch certificaat op voorwaarde dat die raszuivere fokdieren dezelfde leeftijd en dezelfde genetische moeder en vader hebben.

HOOFDSTUK II

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor het sperma van raszuivere fokdieren

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor het sperma van raszuivere fokdieren bevatten de volgende informatie:

a)

alle in hoofdstuk I van dit deel bedoelde informatie over het raszuivere fokdier waarvan het sperma afkomstig is;

b)

informatie aan de hand waarvan het sperma, het aantal te verzenden dosissen, de plaats en datum van winning, de naam, het adres en het erkenningsnummer van het spermacentrum of sperma-opslagcentrum en de naam en het adres van de geadresseerde kunnen worden geïdentificeerd;

c)

in het geval van sperma dat bedoeld is voor onderzoek van raszuivere fokdieren die geen prestatieonderzoek of genetische evaluatie hebben ondergaan: het aantal dosissen van dat sperma in overeenstemming met de in artikel 21, lid 1, onder g), bedoelde kwantitatieve beperkingen, de naam en het adres van de stamboekvereniging of de door die stamboekvereniging overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), aangewezen derde die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dat prestatieonderzoek overeenkomstig artikel 25;

d)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de stamboekvereniging die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van sperma, door het fokorgaan; die persoon vertegenwoordigt die stamboekvereniging of dat fokorgaan of een in artikel 31, lid 1, of artikel 33, lid 1, bedoelde operator of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

HOOFDSTUK III

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor eicellen van raszuivere fokdieren

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor eicellen van raszuivere fokdieren bevatten de volgende informatie:

a)

alle in hoofdstuk I van dit deel bedoelde informatie over het vrouwelijk donordier waarvan de eicellen afkomstig zijn;

b)

informatie aan de hand waarvan de eicellen, het aantal rietjes, de plaats en datum van winning, de naam, het adres en het erkenningsnummer van het embryoteam of embryoproductieteam en de naam en het adres van de geadresseerde kunnen worden geïdentificeerd;

c)

wanneer een rietje meer dan één eicel bevat, een duidelijke vermelding van het aantal eicellen dat van hetzelfde raszuivere fokdier gewonnen is;

d)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de stamboekvereniging die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van de eicellen, gemachtigd is door het fokorgaan dat het certificaat afgeeft; die persoon vertegenwoordigt die stamboekvereniging of dat fokorgaan of een in artikel 31, lid 1, of artikel 33, lid 1, bedoelde operator of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

HOOFDSTUK IV

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor embryo's van raszuivere fokdieren

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor embryo's van raszuivere fokdieren bevatten de volgende informatie:

a)

alle in hoofdstuk I van dit deel bedoelde informatie over het vrouwelijk donordier en het bevruchtende mannelijke dier;

b)

informatie aan de hand waarvan de embryo's, het aantal rietjes, de plaats en datum van winning of productie, de naam, het adres en het erkenningsnummer van het embryoteam of embryoproductieteam en de naam en het adres van de geadresseerde kunnen worden geïdentificeerd;

c)

wanneer een rietje meer dan één embryo bevat, een duidelijke vermelding van het aantal embryo's die van dezelfde ouders afstammen;

d)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de stamboekvereniging die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van de embryo's, gemachtigd is door het fokorgaan dat het certificaat afgeeft; die persoon vertegenwoordigt die stamboekvereniging of dat fokorgaan of een in artikel 31, lid 1, of artikel 33, lid 1, bedoelde operator of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

DEEL 3

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor hybride fokvarkens en levende producten daarvan

HOOFDSTUK I

Zoötechnische certificaten voor hybride fokvarkens

1.

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor hybride fokvarkens bevatten de volgende informatie:

a)

de naam van de fokkerijgroepering die het certificaat afgeeft, of in het geval van binnenkomst in de Unie van het hybride fokvarken, de naam van het fokorgaan en, indien beschikbaar, een verwijzing naar de website van die fokkerijgroepering of dat fokorgaan;

b)

de naam van het fokregister;

c)

de naam van het ras, de foklijn of kruising van het hybride fokvarken en de ouders en grootouders van dat varken;

d)

het geslacht van het hybride fokvarken;

e)

het volgnummer in het fokregister („fokregisternummer”) van het hybride fokvarken;

f)

het identificatiesysteem en het individuele identificatienummer dat is gegeven aan het hybride fokvarken overeenkomstig:

i)

het diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van varkens;

ii)

bij ontstentenis van diergezondheidsrecht van de Unie betreffende de identificatie en de registratie van dieren waarvoor een individueel identificatienummer is vereist, de voorschriften van het overeenkomstig artikel 8, lid 3, en, in voorkomend geval, artikel 12 goedgekeurde fokprogramma; of

iii)

in geval van binnenkomst in de Unie van het hybride fokvarken: de wetgeving van het derde land;

g)

indien vereist overeenkomstig artikel 22, lid 2: de methode voor de verificatie van de identiteit van het hybride fokvarken en de resultaten van de verificatie van die identiteit;

h)

de geboortedatum en het geboorteland van het hybride fokvarken;

i)

de naam, het adres en, indien beschikbaar, het e-mailadres van de fokker (geboorteplaats van het hybride fokvarken);

j)

de naam, het adres en, indien beschikbaar, het e-mailadres van de eigenaar;

k)

de afstamming:

Vader

Fokregisternr.

Ras, foklijn of kruising

Grootvader van vaderszijde

Fokregisternr.

Ras, foklijn of kruising

Grootmoeder van vaderszijde

Fokregisternr.

Ras, foklijn of kruising

Moeder

Fokregisternr.

Ras, foklijn of kruising

Grootvader van moederszijde

Fokregisternr.

Ras, foklijn of kruising

Grootmoeder van moederszijde

Fokregisternr.

Ras, foklijn of kruising

l)

indien vereist in het fokprogramma: de resultaten van het prestatieonderzoek of de bijgewerkte resultaten van de genetische evaluatie of beide, met inbegrip van de evaluatiedatum en genetische defecten en genetische bijzonderheden in verband met het fokprogramma, met gevolgen voor het hybride fokvarken zelf of, voor zover bekend, zijn nakomelingen;

m)

in het geval van drachtige vrouwelijke dieren, de informatie over de datum van inseminatie of paring alsook de identificatie van het bevruchtende mannelijke dier, die in een apart document mag worden vermeld;

n)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de fokkerijgroepering die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van een hybride fokvarken, gemachtigd is door het fokorgaan dat het certificaat afgeeft; die persoon vertegenwoordigt die fokkerijgroepering of dat fokorgaan of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

2.

Indien zoötechnische certificaten worden afgegeven voor een groep hybride fokvarkens, kan de in punt 1 van dit hoofdstuk bedoelde informatie worden vermeld op één enkel zoötechnisch certificaat, op voorwaarde dat die hybride fokvarkens dezelfde leeftijd en dezelfde genetische moeder en vader hebben.

HOOFDSTUK II

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor sperma van hybride fokvarkens

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor sperma van hybride fokvarkens bevatten de volgende informatie:

a)

alle in hoofdstuk I van dit deel bedoelde informatie over het hybride fokvarken waarvan het sperma afkomstig is;

b)

informatie aan de hand waarvan het sperma, het aantal doses, de datum van winning, de naam, het adres en het erkenningsnummer van het spermacentrum of sperma-opslagcentrum en de naam en het adres van de geadresseerde kunnen worden geïdentificeerd;

c)

in het geval van sperma dat is bedoeld voor prestatieonderzoek of genetische evaluatie van hybride fokvarkens die geen prestatieonderzoek of genetische evaluatie hebben ondergaan, het aantal spermadosissen in overeenstemming met de in artikel 24, lid 1, onder d), bedoelde kwantitatieve beperkingen, de naam en het adres van de fokkerijgroepering of de door die fokkerijgroepering overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder b), aangewezen derde die verantwoordelijk is voor de uitvoering van dat prestatieonderzoek overeenkomstig artikel 25;

d)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de fokkerijgroepering die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van sperma, is gemachtigd door het fokorgaan dat het certificaat afgeeft; die persoon vertegenwoordigt die fokkerijgroepering of dat fokorgaan of een in artikel 31, lid 1, of artikel 33, lid 1, bedoelde operator of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

HOOFDSTUK III

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor eicellen van hybride fokvarkens

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor eicellen van hybride fokvarkens bevatten de volgende informatie:

a)

alle in hoofdstuk I van dit deel bedoelde informatie over het vrouwelijk donordier waarvan de eicellen afkomstig zijn;

b)

informatie aan de hand waarvan de eicellen, het aantal rietjes, de datum van winning, de naam, het adres en het erkenningsnummer van het embryoteam of embryoproductieteam en de naam en het adres van de geadresseerde kunnen worden geïdentificeerd;

c)

wanneer een rietje meer dan één eicel bevat, een duidelijke vermelding van het aantal eicellen dat van hetzelfde hybride fokvarken is gewonnen;

d)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de fokkerijgroepering die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van de eicellen, is gemachtigd door het fokorgaan dat het certificaat afgeeft; die persoon vertegenwoordigt die fokkerijgroepering of dat fokorgaan of een in artikel 31, lid 1, of artikel 33, lid 1, bedoelde operator of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.

HOOFDSTUK IV

In artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor embryo's van hybride fokvarkens

De in artikel 30 bedoelde zoötechnische certificaten voor sperma van hybride fokvarkens bevatten de volgende informatie:

a)

alle in hoofdstuk I van dit deel bedoelde informatie over het vrouwelijk donordier en het bevruchtende mannelijke dier;

b)

informatie aan de hand waarvan de embryo's, het aantal rietjes, de plaats en datum van winning of productie, de naam, het adres en het erkenningsnummer van het embryoteam of embryoproductieteam en de naam en het adres van de geadresseerde kunnen worden geïdentificeerd;

c)

wanneer een rietje meer dan één embryo bevat, een duidelijke vermelding van het aantal embryo's die van dezelfde ouders afstammen;

d)

de datum en plaats van afgifte van het zoötechnisch certificaat en de naam, hoedanigheid en handtekening van de persoon die tot het ondertekenen van dat certificaat gemachtigd is door de fokkerijgroepering die het certificaat afgeeft, of, in het geval van binnenkomst in de Unie van de embryo's, is gemachtigd door het fokorgaan dat het certificaat afgeeft; die persoon vertegenwoordigt die fokkerijgroepering of dat fokorgaan of een in artikel 31, lid 1, of artikel 33, lid 1, bedoelde operator of een in artikel 30, lid 2, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit.


BIJLAGE VI

GRONDGEBIEDEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, PUNT 21)

1.

Het grondgebied van het Koninkrijk België

2.

Het grondgebied van de Republiek Bulgarije

3.

Het grondgebied van de Tsjechische Republiek

4.

Het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, met uitzondering van Faeröer en Groenland

5.

Het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland

6.

Het grondgebied van de Republiek Estland

7.

Het grondgebied van Ierland

8.

Het grondgebied van de Helleense Republiek

9.

Het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met uitzondering van Ceuta en Melilla

10.

Het grondgebied van de Franse Republiek

11.

Het grondgebied van de Republiek Kroatië

12.

Het grondgebied van de Italiaanse Republiek

13.

Het grondgebied van de Republiek Cyprus

14.

Het grondgebied van de Republiek Letland

15.

Het grondgebied van de Republiek Litouwen

16.

Het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg

17.

Het grondgebied van Hongarije

18.

Het grondgebied van de Republiek Malta

19.

Het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa

20.

Het grondgebied van de Republiek Oostenrijk

21.

Het grondgebied van de Republiek Polen

22.

Het grondgebied van de Portugese Republiek

23.

Het grondgebied van Roemenië

24.

Het grondgebied van de Republiek Slovenië

25.

Het grondgebied van de Slowaakse Republiek

26.

Het grondgebied van de Republiek Finland

27.

Het grondgebied van het Koninkrijk Zweden

28.

Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland


BIJLAGE VII

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2009/157/EG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2, punten 9 en 12

Artikel 2, onder a), b) en e)

Artikel 3, lid 1

Artikel 2, onder c)

Artikel 8, lid 3

Artikel 2, onder d)

Artikel 4, lid 3

Artikel 3

Artikel 18, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 7, lid 5

Artikel 5

Artikel 30, lid 1, artikel 30, lid 4, eerste alinea, artikel 30, lid 6, en bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 1, onder d)

Artikel 6, onder a)

Artikel 26, lid 1 en bijlage III

Artikel 6, onder b)

Bijlage I, deel 1

Artikel 6, onder c)

Bijlage I, deel 2

Artikel 6, onder d)

Bijlage II, deel 1

Artikel 6, onder e)

Artikel 30, leden 9 en 10 en bijlage V

Artikel 7, lid 1

Artikel 62, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 62, lid 2

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11


Richtlijn 87/328/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 21, lid 4

Artikel 2, lid 2

Artikelen 12 en 13

Artikel 2, lid 3

Artikel 3

Artikel 22, leden 1 en 3

Artikel 4

Artikel 21, lid 5

Artikel 5

Artikel 29, lid 1

Artikel 6

Artikel 7


Besluit 96/463/EG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 29, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 29, lid 4, onder a) en onder b), i)

Artikel 2

Bijlage II

Bijlage IV, punten 1 en 2


Richtlijn 88/661/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2, punten 9, 10, 12 en 17

Artikel 2, lid 1

Artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 3 en artikel 8, lid 3

Artikel 2, lid 2

Artikel 3

Artikel 21, lid 2

Artikel 4, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 64, lid 7

Artikel 4 bis, eerste alinea

Artikel 7, lid 1

Artikel 4 bis, tweede alinea

Artikel 7, lid 5

Artikel 5

Artikel 30, lid 1, artikel 30, lid 4, eerste alinea, artikel 30, lid 6 en bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 1, onder d)

Artikel 6, lid 1

Artikel 30, leden 9 en 10, bijlage I, delen 1 en 2, bijlage II, deel 1, bijlage III en bijlage V

Artikel 6, lid 2

Artikel 7, lid 1

Artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 3, en artikel 8, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 7 bis

Artikel 7, leden 1 en 5

Artikel 8

Artikel 25, lid 2

Artikel 9

Artikel 30, lid 1, artikel 30, lid 4, eerste alinea, artikel 30, lid 6 en bijlage I, deel 2, punt 1, onder d)

Artikel 10, lid 1

Artikel 30, leden 9 en 10, bijlage I, delen 1 en 2, bijlage II, deel 2, bijlage III en bijlage V

Artikel 10, lid 2

Artikel 11, lid 1

Artikel 62, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 62, lid 2

Artikel 11, lid 3

Artikel 62, lid 2

Artikel 12

Artikel 1, lid 3

Artikel 13

Artikel 14


Richtlijn 90/118/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 21, lid 4

Artikel 2, lid 2

Artikelen 12 en 13 en artikel 28, lid 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 14 en artikel 28, lid 2

Artikel 3

Artikel 21, lid 5

Artikel 4

Artikel 62, lid 1

Artikel 5

Artikel 6


Richtlijn 90/119/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 24, lid 1 en artikel 25

Artikel 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 3

Artikel 4


Richtlijn 89/361/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 2

Artikel 2, punten 9 en 12

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1, artikel 4, lid 3 en artikel 8, lid 3

Artikel 3, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 4

Bijlage I, delen 1 en 2, bijlage II, deel 1, en bijlage III

Artikel 5

Artikel 7, leden 1 en 5

Artikel 6

Artikel 30, lid 1, artikel 30, lid 4, eerste alinea, artikel 30, lid 6, en bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 1, onder d)

Artikel 7

Artikel 1, lid 3

Artikel 8

Artikel 62, lid 1

Artikel 9

Artikel 10


Richtlijn 90/427/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 2

Artikel 2, punten 9 en 12

Artikel 3, eerste alinea

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, tweede alinea

Artikel 1, lid 3

Artikel 4, lid 1, onder a)

Bijlage I, delen 1 en 3

Artikel 4, lid 1, onder b)

Bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 1, onder c)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3, artikel 19, lid 4, artikel 33, artikel 34, lid 1, onder c), artikel 30, leden 9 en 10, artikel 32, bijlage I, bijlage II, deel I, en bijlage V

Artikel 5

Artikel 7, leden 1 en 5

Artikel 6

Bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 3

Artikel 7

Bijlage II, deel 1, en bijlage III, deel 1

Artikel 8, lid 1

Bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 1, onder c)

Artikel 8, lid 2

Artikel 30, lid 1, artikel 30, lid 4, eerste alinea, artikel 30, lid 6, artikel 32, bijlage II, deel 1, hoofdstuk I, punt 1, onder d)

Artikel 9

Artikel 1, lid 3

Artikel 10

Artikel 62, lid 1

Artikel 11

Artikel 12

Bijlage


Richtlijn 91/174/EEG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, artikel 35, lid 1 en artikel 45, lid 1

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8


Richtlijn 94/28/EG van de Raad

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 4

Artikel 3, lid 1 en artikel 36, lid 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 34

Artikel 4

Artikel 36, lid 1, onder a), c) en d), en artikel 37, lid 1, onder a)

Artikel 5

Artikel 36, lid 1, onder b) en d)

Artikel 6

Artikel 36, lid 1, onder b) en d)

Artikel 7

Artikel 36, lid 1, onder b) en d)

Artikel 8

Artikel 39, lid 2

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 37, lid 1, onder b) en lid 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 10

Artikelen 57 en 60

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 62, lid 1

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15