4.3.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 58/28 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/304 VAN DE COMMISSIE
van 2 maart 2016
tot inschrijving van een naam in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Heumilch/Haymilk/Latte fieno/Lait de foin/Leche de heno (GTS))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 15, lid 1, en artikel 52, lid 3, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van Oostenrijk tot registratie van de namen „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(2) |
Op 17 december 2014 heeft de Commissie drie aankondigingen van bezwaar, telkens met een met redenen omkleed bezwaarschrift, ontvangen van Duitsland (ingediend door Naturland — Verband für ökologischen Landbau e.V., Gläeserne Molkerei GmbH en Bauernverband Mecklenburg-Vorpommern e.V.). Op 30 december 2014 heeft de Duitse vereniging VHM (Verband für handwerkliche Milchverarbeitung im ökologischen Landbau e.V.) rechtstreeks een aankondiging van bezwaar bij de Commissie ingediend. Op 5 januari 2015 heeft Duitsland nog een aankondiging van bezwaar aan de Commissie toegezonden (ingediend door Deutsche Heumilchgesellschaft mbH). |
(3) |
Voor de aankondiging die VHM rechtstreeks aan de Commissie heeft toegezonden, is geen bezwaarprocedure ingeleid. Krachtens artikel 51, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 kan iedere natuurlijke of rechtspersoon die een rechtmatig belang heeft en is gevestigd of woonachtig is in een andere lidstaat dan de lidstaat vanwaar de aanvraag is ingediend, een aankondiging van bezwaar indienen bij de lidstaat waarin hij is gevestigd. VHM had bijgevolg niet het recht om een aankondiging van bezwaar of een bezwaarschrift rechtstreeks bij de Commissie in te dienen. |
(4) |
Voor de aankondiging die Duitsland op 5 januari 2015 heeft toegezonden, is geen bezwaarprocedure ingeleid. Krachtens artikel 51, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 moet een aankondiging van bezwaar binnen drie maanden na de datum van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend. Voor de aankondiging van bezwaar die op 5 januari 2015 is ontvangen, is die termijn overschreden. |
(5) |
De Commissie heeft de drie bezwaarschriften die Duitsland op 17 december 2014 heeft toegezonden, onderzocht en ontvankelijk bevonden. Bij brief van 19 februari 2015 heeft de Commissie de betrokken partijen dan ook verzocht om overeenkomstig hun interne procedures op gepaste wijze overleg te plegen om tot een akkoord te komen. |
(6) |
Het bezwaar van Naturland — Verband für ökologischen Landbau e.V., waarnaar wordt verwezen in de op 17 december 2014 door Duitsland toegezonden aankondiging, is ingetrokken. |
(7) |
De termijn voor overleg is met drie maanden verlengd. |
(8) |
Oostenrijk en Duitsland hebben een akkoord bereikt, waarover de Commissie op 10 augustus 2015 in kennis is gesteld. |
(9) |
Aangezien het akkoord tussen Oostenrijk en Duitsland in overeenstemming is met Verordening (EU) nr. 1151/2012 en de overige EU-wetgeving, kan met de inhoud ervan rekening worden gehouden. |
(10) |
In het productdossier zijn wijzigingen aangebracht aan een aantal gegevens. De wijzigingen betreffen de mogelijkheid om producerende bedrijven in afzonderlijke eenheden op te splitsen, de toevoeging van bepaalde soorten bijvoeder in het verplichte, op jaarbasis te berekenen aandeel van 75 % ruwvoer, de toestemming om groencompost voor bemesting te gebruiken en een verlichting van de voorwaarden voor de productie van vochtig hooi en gegist hooi en voor de productie en opslag van kuilvoer. |
(11) |
Deze wijzigingen worden niet als ingrijpend beschouwd in het kader van artikel 51, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1151/2012. Derhalve hoeft het gewijzigde productdossier niet te worden bekendgemaakt voor het aantekenen van bezwaar. Wel moet het voor informatiedoeleinden als bijlage bij de onderhavige verordening worden gevoegd. |
(12) |
De betrokken partijen hebben in hun akkoord ook bepaald dat de huidige producenten van producten met de namen „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” een overgangsperiode van twee jaar krijgen om zich geleidelijk aan te passen aan het productdossier. Bovendien moet de mogelijkheid worden geboden om de producten die op die datum nog niet in de handel zijn gebracht, alsnog op de markt te brengen tot de voorraden ervan zijn uitgeput. |
(13) |
Volgens de Commissie moet de bescherming van gegarandeerde traditionele specialiteiten worden gedifferentieerd naargelang van het belang van producenten en marktdeelnemers die de betrokken namen tot dan toe rechtmatig hebben gebruikt. Gezien de hierboven uiteengezette conclusies waarover de partijen een akkoord hebben bereikt, en gezien de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 moeten de producenten, met het oog op een geleidelijke aanpassing aan het productdossier, de mogelijkheid krijgen om op basis van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, dat naar analogie ook van toepassing is op gegarandeerde traditionele specialiteiten, gedurende een overgangsperiode van twee jaar de namen „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” te gebruiken zonder aan het productdossier te voldoen, alsmede om na die periode van twee jaar de producten die niet aan het productdossier voldoen, op de markt te brengen tot de voorraden ervan zijn uitgeput. Die producten mogen evenwel niet met de aanduiding „gegarandeerde traditionele specialiteit”, de afkorting „GTS” of het desbetreffende symbool van de Unie op de markt worden gebracht. |
(14) |
In het licht van het bovenstaande moeten de namen „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten. |
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité kwaliteitsbeleid inzake landbouwproducten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De namen „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” (GTS) worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.
Met namen in de eerste alinea wordt een product aangeduid van categorie 1.4. (Andere producten van dierlijke oorsprong (eieren, honing, diverse zuivelproducten met uitzondering van boter, enz.)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).
Artikel 2
Het geconsolideerde productdossier wordt opgenomen in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 3
De namen „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” mogen met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening gedurende een periode van twee jaar worden gebruikt om producten aan te duiden die niet voldoen aan het productdossier voor „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno”. Wanneer deze namen worden gebruikt voor producten die niet aan het productdossier voldoen, mogen zij niet vergezeld gaan van de aanduiding „gegarandeerde traditionele specialiteit”, de afkorting „GTS” of het desbetreffende symbool van de Unie.
Na het verstrijken van de periode van twee jaar mogen de producenten van „Heumilch”/„Haymilk”/„Latte fieno”/„Lait de foin”/„Leche de heno” producten die deze namen dragen en die vóór het einde van die periode zijn gemaakt zonder evenwel aan het in artikel 2 bedoelde productdossier te voldoen, op de markt blijven brengen tot de voorraden ervan zijn uitgeput.
Artikel 4
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 maart 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.
(2) PB C 340 van 30.9.2014, blz. 6.
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).
BIJLAGE
AANVRAAG TOT REGISTRATIE VAN EEN GTS
Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake gegarandeerde traditionele specialiteiten voor landbouwproducten en levensmiddelen (1)
„HEUMILCH”/„HAYMILK”/„LATTE FIENO”/„LAIT DE FOIN”/„LECHE DE HENO”
EG-Nr.: AT-TSG-0007-01035 — 27.8.2012
1. Naam en adres van de aanvragende groepering
Naam: |
ARGE Heumilch Österreich |
Adres: |
Grabenweg 68, A-6020 Innsbruck |
Tel. |
0043 (0)512 345245 |
E-mail: |
office@heumilch.at |
2. Lidstaat of derde land
Oostenrijk
3. Productdossier
3.1. Te registreren namen
„Heumilch” (de); „Haymilk” (en); „Latte fieno” (it); „Lait de foin” (fr); „Leche de heno” (es)
3.2. Deze naam
☐ |
is op zichzelf specifiek |
☒ |
geeft de specificiteit van het landbouwproduct of levensmiddel weer |
De productie van hooimelk is de meest natuurlijke vorm van melkproductie. De melk is afkomstig van dieren die worden gehouden op traditionele, duurzame melkveebedrijven. Het wezenlijke verschil tussen normale melk en hooimelk, en het traditionele karakter daarvan, is dat bij de productie van hooimelk geen gegist voeder wordt gebruikt, zoals van oudsher het geval was in de melkproductie. Door de toenemende industrialisering en mechanisering van de landbouw sinds de jaren zestig is de nadruk komen te liggen op de productie van kuilvoer (gegiste voedermiddelen), waardoor de productie van gedroogde voedergewassen is verdrongen. Daarnaast is het gebruik van dieren en diervoeders die op grond van de geldende wetgeving als genetisch gemodificeerd moeten worden aangemerkt, in de richtsnoeren verboden.
De voeding van de dieren varieert per seizoen: wanneer er groenvoeder beschikbaar is, bestaat deze voornamelijk uit verse grassen en hooi, maar ook uit de in punt 3.6 genoemde toegestane voedermiddelen; in de winter bestaat ze uit hooi en de in punt 3.6 genoemde toegestane voedermiddelen.
3.3. Aanvraag tot registratie met of zonder reservering overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 509/2006
☒ |
Registratie met reservering van de naam |
☐ |
Registratie zonder reservering van de naam |
3.4. Productcategorie
Categorie 1.4. Andere producten van dierlijke oorsprong
3.5. Beschrijving van het landbouwproduct of levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde benaming geldt
Koemelk overeenkomstig de geldende wetgeving.
3.6. Beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het landbouwproduct of levensmiddel waarvoor de in punt 3.1 vermelde naam van toepassing is
Hooimelk wordt op traditionele wijze geproduceerd volgens de „Heumilchregulativ” (regelgeving betreffende de productie van hooimelk). Het voornaamste kenmerk van hooimelk is dat bij de productie geen gebruik mag worden gemaakt van, ten eerste, gegiste voedermiddelen zoals kuilvoer, en, ten tweede, dieren en diervoeders die op grond van de geldende wetgeving als genetisch gemodificeerd moeten worden aangemerkt.
„Heumilchregulativ”
Hooimelk is koemelk die wordt geproduceerd door melkveehouders die zich ertoe hebben verbonden aan de volgende criteria te voldoen. Met het oog op het behoud van de traditionele hooimelkproductie mag geen gebruik worden gemaakt van dieren en diervoeders die op grond van de geldende wetgeving als genetisch gemodificeerd moeten worden aangemerkt.
Het hele landbouwbedrijf moet volgens de regels van de hooimelkproductie worden geëxploiteerd.
a) |
Een bedrijf mag echter zijn opgesplitst in duidelijk van elkaar gescheiden productie-eenheden die niet allemaal volgens die regels werken. Weliswaar moet het om duidelijk van elkaar verschillende productietakken gaan. |
b) |
Wanneer, als bedoeld onder a), niet alle eenheden van het bedrijf volgens de regels van de hooimelkproductie werken, moet de ondernemer de dieren die in de hooimelkeenheden worden gebruikt, gescheiden houden van de dieren die in andere eenheden worden gebruikt, en moet hij over die afbakening een boekhouding bijhouden. |
Toegestane voedermiddelen
— |
De dieren voeden zich voornamelijk met verse grassen, peulgewassen en kruiden wanneer er groenvoeder beschikbaar is, en in de winter met hooi. |
— |
Het volgende aanvullende ruwvoer is eveneens toegestaan: koolzaad, voedermaïs, voederrogge, voederbiet, hooi-, luzerne- en maïspellets en vergelijkbare voedermiddelen. |
— |
Het aandeel ruwvoer in de voeding moet op jaarbasis in gewicht ten minste 75 % van het droogvoer bedragen. |
— |
Toegestane graansoorten zijn tarwe, gerst, haver, triticale, rogge en maïs, in hun gebruikelijke handelsvariant of gemengd met mineralen (zemelen, pellets e.d.). |
— |
Ook paardenbonen, voedererwten, lupine, oliehoudende vruchten en persschroot of perskoeken zijn toegestaan. |
Verboden voedermiddelen
— |
Kuilvoer (gegiste voeders) en vochtig of gegist hooi zijn niet toegestaan als voedermiddel. |
— |
Bijproducten van brouwerij, branderij of ciderfabricage en bijproducten van de voedingsindustrie zoals vochtig brouwerijafval of vochtige pulp zijn niet toegestaan als voedermiddel. Een uitzondering geldt voor gedroogde pulp uit de productie van suiker en droge, proteïnehoudende voedermiddelen uit de graanverwerking. |
— |
Het gebruik van bevochtigde voedermiddelen voor vrouwelijk vee is niet toegestaan. |
— |
Voedermiddelen van dierlijke oorsprong (melk, wei, diermeel e.d.) zijn niet toegestaan, met uitzondering van melk en wei voor jong vee. |
— |
Tuin- en fruitafval en afval van aardappelen en ureum zijn niet toegestaan als voedermiddel. |
Bemestingsvoorschriften
— |
Melkleveranciers mogen op hun landbouwgrond geen zuiveringsslib, afgeleide producten of compost verspreiden die afkomstig zijn van gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties. Groencompost is wel toegestaan. |
— |
Melkleveranciers moeten op al hun voedergronden een minimale periode van drie weken in acht nemen tussen de verspreiding van dierlijke mest en het gebruik van de verkregen voedergewassen. |
Gebruik van chemische hulpstoffen
— |
Op alle voedergronden van melkleveranciers mogen synthetische gewasbeschermingsmiddelen slechts selectief en gericht en onder toezicht van gespecialiseerde landbouwadviseurs worden toegepast. |
— |
Toegestane verpoederde substanties ter bestrijding van vliegen mogen in gebouwen die zijn bestemd voor het melkvee alleen worden gebruikt wanneer er geen vrouwelijk vee aanwezig is. |
Termijnen voor de melklevering
— |
De eerste levering van melk als hooimelk mag op zijn vroegst tien dagen na het kalven plaatsvinden. |
— |
Wanneer koeien kuilvoer (gegiste voeders) hebben gekregen, bedraagt de minimumtermijn 14 dagen. |
— |
Dieren in bergweiden die op de oorspronkelijke veehouderij kuilvoer (gegiste voeders) hebben gekregen, mogen vóór de verweiding ten minste 14 dagen lang geen kuilvoer hebben gekregen. Indien dit niet het geval is, mag hun melk pas na een verblijf van 14 dagen op de bergweiden als hooimelk worden gebruikt (in de inrichting voor hooimelkproductie van hetzelfde bedrijf). Op bergweiden mag kuilvoer niet worden geproduceerd of bij het voederen van dieren worden gebruikt. |
Verbod op genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen en diervoeders
— |
Vanwege het traditionele karakter van hooimelk mag voor de productie ervan geen gebruik worden gemaakt van dieren of diervoeders die op grond van de geldende wetgeving als genetisch gemodificeerd moeten worden aangemerkt. |
Overige bepalingen
— |
Zowel de productie als de opslag van kuilvoer (gegiste voeders) is verboden. |
— |
Zowel de productie als de opslag van alle typen omhulde balen is verboden. |
— |
De productie van vochtig of gegist hooi is verboden. |
3.7. Specificiteit van het landbouwproduct of het levensmiddel
Het verschil tussen hooimelk en normale koemelk is gelegen in de productieomstandigheden zoals beschreven in punt 3.6, waarop de „Heumilchregulativ” (regelgeving betreffende de productie van hooimelk) van toepassing is.
Uit onderzoek van Ginginzer en zijn medewerkers bij de Bundesanstalt für alpenländische Milchwirtschaft (BAM, federaal bureau voor melkproducten uit bergweiden) (Rotholz) uit 1995 en 2001 is gebleken dat 65 % van de monsters van op basis van kuilvoer verkregen melk meer dan 1 000 sporen Clostridium per liter bevatte. In het geval van melk uit een industriële kaasmakerij bevatte 52 % van de monsters meer dan 10 000 sporen Clostridium per liter. Daarentegen bevatte 85 % van de monsters van hooimelk waarvoor geen kuilvoer was gebruikt minder dan 200 sporen per liter, en 15 % tussen 200 en 300 sporen. Door de bijzondere voeding van de dieren bevat hooimelk aanmerkelijk minder Clostridium-sporen. Daarom doen zich veel minder vaak ernstige organoleptische gebreken en ernstige gebreken in de gaten voor bij harde kazen die worden geproduceerd op basis van rauwe hooimelk.
In het kader van het onderzoeksproject „Einfluss der Silage auf die Milchqualität” (invloed van kuilvoer op de melkkwaliteit) (Ginzinger en Tschager, BAM, Rotholz, 1993) is de smaak van op basis van kuilvoer verkregen melk vergeleken met die van melk waarvoor geen kuilvoer was gebruikt. Bij 77 % van de onderzochte melkmonsters afkomstig van dieren die hooi hadden gekregen, werden geen smaakproblemen vastgesteld. Bij melkmonsters van dieren die kuilvoer kregen (gewone melk) was dat slechts 29 %. Dit opmerkelijke verschil is ook vastgesteld bij monsters die zijn genomen in de reservoirs van melkwagens: bij 94 % van de monsters van melk afkomstig van dieren die hooi en geen kuilvoer hadden gekregen, werd geen smaakprobleem vastgesteld, tegen slechts 45 % van de monsters van op basis van kuilvoer verkregen melk.
In een aan de universiteit van Wenen voltooide afstudeerscriptie (Schreiner, Seiz, Winzinger, 2011) is bewezen dat hooimelk ongeveer tweemaal zo veel omega-3- en andere vetzuren bevat als gewone melk, doordat de dieren worden gevoederd met ruwvoer en grassen.
3.8. Traditioneel karakter van het landbouwproduct of het levensmiddel
De productie en verwerking van hooimelk zijn al zo oud als de melkveehouderij in de landbouw (ongeveer vijfde eeuw voor Christus). Reeds in de middeleeuwen werd in de „Schwaighöfen” (traditionele boerderijen) kaas gemaakt van hooimelk in het Alpenvorland en de bergen van Tirol. De term „Schwaig” komt uit het Middelhoogduits en verwijst naar een specifieke vorm van een nederzetting, en vooral van een veehouderij, in de Alpen. Landsheren hebben er zelf een groot aantal „Schwaighöfe” gebouwd als permanente nederzettingen die dienst deden als veehouderijen, met name in de melkproductie (en de productie van kaas in het bijzonder). Het is bekend dat dergelijke houderijen sinds de twaalfde eeuw in Tirol en het gebied rond Salzburg bestaan. In berggebieden is de productie van hooimelk van oorsprong gekoppeld aan de productie van harde kazen op basis van rauwe melk. Rond 1900 zijn regels voor de productie van hooimelk („Milchregulative”) vastgesteld voor niet op basis van kuilvoer verkregen melk die geschikt is voor de productie van harde kazen. Op basis van deze teksten zijn in Oostenrijk in de jaren vijftig van de vorige eeuw de „Milchregulative” opgesteld voor de melkproductie in Vorarlberg, Tirol en het gebied rond Salzburg. In 1975 zijn deze voorschriften geharmoniseerd en goedgekeurd door het Milchwirtschaftsfonds (fonds voor de melksector) als regels geldend voor melk die geschikt is voor de productie van harde kazen (Bestimmungen über die Übernahme von harkäsetauglicher Milch, Österreichische Milchwirtschaft (bepalingen inzake de overname van melk voor de productie van harde kazen, Oostenrijkse melksector), volume 14, bijlage 6, nr. 23c van 21 juli 1975). Tot 1993 werden door het voormalige Oostenrijkse orgaan voor de planning van de melkproductie voor bepaalde productiegebieden „gebieden met kuilvoerverbod” vastgesteld ten behoeve van de productie van hooimelk (of melk waarvoor geen kuilvoer is gebruikt, of melk die geschikt is voor de productie van harde kazen) die nodig was voor kaasboerderijen waar rauwe melk als grondstof wordt gebruikt. In 1995 zijn de gebieden met een kuilvoerverbod ten behoeve van hooimelk opnieuw ingesteld, bij de speciale richtlijn van het federale ministerie van Land- en Bosbouw, Milieu en Waterbeheer ter bevordering van een extensieve en milieuvriendelijke landbouw (Österreichisches Programm für umweltgerechte Landwirtschaft (ÖPUL, Oostenrijks programma voor milieuvriendelijke landbouw)), een maatregel waarmee afstand wordt gedaan van kuilvoer.
Ook op de bergweiden zijn de dieren altijd gevoederd volgens de criteria voor de productie van hooimelk. Dat op de bergweiden reeds lang kaas wordt geproduceerd, blijkt uit documenten en wetteksten uit 1544 betreffende de bergweide „Wildschönauer Holzalm” in Tirol.
Sinds begin jaren tachtig van de vorige eeuw beheert een aantal producenten van hooimelk hun bedrijf ook op basis van biologische/ecologische criteria.
3.9. Minimumeisen en -procedures voor de controle van de specificiteit
—
4. Autoriteiten of organen die de naleving van het productdossier controleren
4.1. Naam en adres
—
4.2. Specifieke taken van de autoriteit of het orgaan
—
(1) PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1. Vervangen door Verordening (EU) nr. 1151/2012.