16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/54


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2274 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in Nieuw-Zeeland overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd), die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en de gelijkwaardigheidsbesluiten waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (otc) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld, en of ze bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land ten aanzien van CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(4)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(5)

De juridisch bindende vereisten van Nieuw-Zeeland voor CTP's die over een vergunning voor dat land beschikken, bestaan uit Part 5C van de Reserve Bank of New Zealand Act 1989 (hierna „de primaire regels” genoemd) en de besluiten waarbij CTP's een vergunning krijgen als een aangewezen afwikkelingssysteem (hierna „aanwijzingsbesluiten” genoemd). In de primaire regels en in de aanwijzingsbesluiten zijn de vereisten vastgelegd die CTP's doorlopend in acht moeten nemen om clearingdiensten in Nieuw-Zeeland te mogen aanbieden. In Nieuw-Zeeland gevestigde CTP's kunnen een vergunning als een aangewezen afwikkelingssysteem krijgen van de gouverneur-generaal, op advies van zowel de minister van Financiën als de minister van Handel en in overeenstemming met een gezamenlijke aanbeveling van de Bank of New Zealand en de Financial Markets Authority (hierna tezamen „de gezamenlijke toezichthouders” genoemd). Een CTP kan voorwaarden opgelegd krijgen om een vergunning als aangewezen afwikkelingssysteem te krijgen. Met de aanwijzingsbesluiten wordt het specifieke interne reglement van orde van het aangewezen afwikkelingssysteem goedgekeurd dat de voorwaarden bevat waaraan aangewezen afwikkelingssystemen moeten voldoen en dat consistent is met het door de gezamenlijke toezichthouders bekendgemaakte beleid op hoog niveau van de gezamenlijke toezichthouders. Volgens de Reserve Bank of New Zealand Act 1989 moeten aangewezen afwikkelingssystemen zich voegen naar de desbetreffende internationale normen voor clearing- en afwikkelingssystemen, met inbegrip van de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO). De gezamenlijke toezichthouders hebben een beleidslijn „The Designation and Oversight of Designated Settlement Systems” uitgevaardigd, waarin van aangewezen afwikkelingssystemen wordt geëist dat deze zich voegen naar de PFMI's.

(6)

De juridisch bindende vereisten voor CTP's met een vergunning in Nieuw-Zeeland hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen die in de primaire regels zijn omschreven, leggen normen van hoog niveau vast die aangewezen afwikkelingssystemen moeten naleven om een vergunning te kunnen krijgen voor het verrichten van clearingdiensten in Nieuw-Zeeland. Die primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in Nieuw-Zeeland. Om aan te tonen dat ze de primaire regels naleven, moeten aangewezen afwikkelingssystemen hun intern reglement van orde ter goedkeuring voorleggen aan de gezamenlijke toezichthouders. Dat interne reglement van orde, samen met de aanwijzingsbesluiten waarmee dat wordt goedgekeurd, vormt het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten in Nieuw-Zeeland, die gedetailleerde voorschriften moeten bevatten over de wijze waarop de aangewezen afwikkelingssystemen aan die normen en de PFMI's voldoen. De inachtneming door het aangewezen afwikkelingssysteem van die normen en van de PFMI's wordt beoordeeld door de gezamenlijke toezichthouders. Nadat het systeem een vergunning als aangewezen afwikkelingssysteem heeft gekregen, wordt het intern reglement van orde juridisch bindend en het kan alleen worden aangepast indien de gezamenlijke toezichthouders geen bezwaar maken tegen de voorgenomen aanpassingen.

(7)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor aangewezen afwikkelingssystemen die in Nieuw-Zeeland gevestigd zijn, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald zowel door het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als door de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om een gelijkwaardige uitkomst inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(8)

De omvang van de financiële markt waarop aangewezen afwikkelingssystemen waaraan in Nieuw-Zeeland vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in Nieuw-Zeeland geclearde derivatentransacties minder dan 1 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in aangewezen afwikkelingssystemen die in Nieuw-Zeeland zijn gevestigd, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer ze deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(9)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat op in Nieuw-Zeeland gevestigde aangewezen afwikkelingssystemen van toepassing is, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels voor aangewezen afwikkelingssystemen met een vergunning in Nieuw-Zeeland, aangevuld door hun eigen intern reglement van orde waarmee de PFMI's ten uitvoer worden gelegd, limiteren het lagere risiconiveau dat in Nieuw-Zeeland bestaat en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(10)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland waarborgt dat aangewezen afwikkelingssystemen die in dat land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(11)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(12)

Het toezicht op aangewezen afwikkelingssystemen met een vergunning in Nieuw-Zeeland vindt plaats door de gezamenlijke toezichthouders. De gezamenlijke toezichthouders kunnen aangewezen afwikkelingssystemen en hun deelnemers om informatie verzoeken en kunnen sancties opleggen indien deze weigeren te antwoorden. De gezamenlijke toezichthouders kunnen de vergunning van een aangewezen afwikkelingssysteem intrekken. De gezamenlijke toezichthouders monitoren de inachtneming door aangewezen afwikkelingssystemen van de voorwaarden waarvan de vergunning als aangewezen afwikkelingssysteem afhankelijk is gesteld. Bij deze voorwaarden kan het onder meer gaan om vereisten om de gezamenlijke toezichthouders in kennis te stellen van belangrijke gebeurtenissen (zoals de niet-naleving van of veranderingen aan het risicobeheerskader van het systeem of het beleid inzake financiële middelen), regelmatige verslagen aan de gezamenlijke toezichthouders, alsmede de bekendmaking van informatie, met inbegrip van een zelfbeoordeling aan de hand van relevante internationale normen (PFMI's). De gezamenlijke toezichthouders houden regelmatig bijeenkomsten met de directie van de aangewezen afwikkelingssystemen en kunnen de vergunning herzien en afhankelijk stellen van aanvullende voorwaarden of deze herroepen indien de toepasselijke voorwaarden niet in acht worden genomen.

(13)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat aangewezen afwikkelingssystemen waaraan in Nieuw-Zeeland een vergunning is verleend, onderworpen zijn aan doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(14)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(15)

CTP's uit derde landen kunnen in Nieuw-Zeeland actief zijn mits het voor hen en hun deelnemers toepasselijke toezichtkader juridisch robuust is. Bovendien moeten CTP's uit derde landen onder effectief toezicht staan om de naleving van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader te garanderen. Een memorandum van overeenstemming kan worden afgesloten tussen de Bank of New Zealand en de bevoegde toezichthouder van de CTP uit het derde land.

(16)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van Nieuw-Zeeland voorziet in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's uit derde landen.

(17)

Dit besluit is gebaseerd op de op het moment van de vaststelling van dit besluit in Nieuw-Zeeland geldende juridisch bindende vereisten met betrekking tot aangewezen afwikkelingssystemen. De Commissie dient, in samenwerking met de ESMA, de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader voor aangewezen afwikkelingssystemen in Nieuw-Zeeland en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(18)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in Nieuw-Zeeland van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient de mogelijkheid onverlet te laten voor de Commissie om naast de algemene beoordeling te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Dit soort herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(19)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in Nieuw-Zeeland van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit Part 5C van de Reserve Bank of New Zealand Act 1989, zoals aangevuld door de beleidslijn „The Designation and Oversight of Designated Settlement Systems” waarin van aangewezen afwikkelingssystemen wordt geëist dat deze zich voegen naar de PFMI's, en dat van toepassing is op aangewezen afwikkelingssystemen, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 beschouwd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures.