10.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 94/2


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2016

tot oprichting van een deskundigengroep van de Commissie betreffende doelstellingen voor elektriciteitsinterconnectie

(2016/C 94/02)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van 20 en 21 maart 2014 heeft opgeroepen tot „een snelle uitvoering van alle maatregelen ter verwezenlijking van de doelstelling dat van elke lidstaat ten minste 10 % van de geïnstalleerde productiecapaciteit voor elektriciteit geïnterconnecteerd is”. De Europese Raad heeft de Commissie verzocht specifieke doelstellingen inzake interconnectie voor te stellen die tussen nu en 2030 verwezenlijkt zouden moeten worden.

(2)

In de mededeling van de Commissie met de titel „Europese strategie voor energiezekerheid” (1) is voorgesteld het huidige interconnectieniveau van 10 % tegen 2030 te verhogen tot 15 %, rekening houdend met de kostenaspecten en het potentieel van de handel in de betrokken regio’s.

(3)

De Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 heeft de Commissie verzocht regelmatig verslag aan de Europese Raad uit te brengen met het doel in 2030 het streefcijfer van 15 % te halen, zoals de Commissie heeft voorgesteld, en te waarborgen dat het streefcijfer voornamelijk zal worden gehaald via de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang.

(4)

In haar mededeling „Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering” (2) heeft de Commissie erop gewezen dat er een specifiek streefcijfer voor een minimale interconnectiecapaciteit voor elektriciteit is vastgesteld van 10 % van de geïnstalleerde elektriciteitsproductiecapaciteit van de lidstaten en dat dit cijfer in 2020 moet zijn bereikt. In die mededeling heeft de Commissie verder verklaard in 2016 te zullen rapporteren over de maatregelen die vereist zijn om tegen 2030 het streefcijfer van 15 % te bereiken.

(5)

In haar mededeling „Bereiken van het streefcijfer van 10 % voor de interconnectie van elektriciteit” (3) heeft de Commissie benadrukt dat de voltooiing van de interne elektriciteitsmarkt — waardoor met name een einde wordt gemaakt aan de isolatie van elektriciteitseilanden, wordt gezorgd voor een betrouwbare energievoorziening voor alle consumenten en een groter aandeel van de elektriciteit op basis van variabele hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt — een interconnectiecapaciteit van meer dan 10 % vereist, en dat de EU en de lidstaten er bij hun inspanningen steeds vanuit moeten gaan dat alle lidstaten in 2030 ten minste 15 % moeten hebben gehaald.

(6)

De Europese Raad van 19 en 20 maart 2015 heeft aangedrongen op een versnelde uitvoering van de infrastructuurprojecten, met inbegrip van interconnecties, met name naar perifere gebieden, voor elektriciteit en gas om energiezekerheid en een goed functionerende interne energiemarkt te garanderen.

(7)

Vanwege de verschillen tussen de lidstaten als gevolg van hun geografische ligging en de structuur van hun energiemix en energievoorziening moet tegelijkertijd een benadering worden gehanteerd waarbij elk geval apart wordt bekeken, knelpunten nauwkeurig worden beoordeeld en rekening wordt gehouden met de kosten. De structuren voor regionale samenwerking — de regionale groepen voor elektriciteit die op grond van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) (TEN-E-verordening) zijn opgericht en de relevante groepen op hoog niveau inzake energie-infrastructuur — vormen een zeer nuttig kader waarin de te volgen strategie kan worden besproken en overeenstemming kan worden bereikt.

(8)

Deze groepen op hoog niveau zorgen voor een politieke dimensie, alsmede strategische sturing en beleidsrichtsnoeren voor de technische werkzaamheden, en zij helpen bij het aanwijzen en bevorderen van prioritaire projecten voor de betrokken regio’s. In 2015 heeft er een hervorming van de Groep op hoog niveau betreffende het interconnectieplan voor de energiemarkt in het Oostzeegebied (BEMIP) plaatsgevonden en zijn twee nieuwe groepen op hoog niveau opgericht: de Groep op hoog niveau inzake interconnecties voor Zuidwest-Europa (Iberisch Schiereiland) en de Groep op hoog niveau gasconnectiviteit in Centraal- en Zuidoost-Europa (CESEC).

(9)

Er moet een groep worden opgericht om de Commissie en de structuren voor regionale samenwerking te voorzien van technisch advies betreffende de manier waarop het streefcijfer van 15 % interconnectie het best kan worden omgezet in regionale, nationale en/of grensgerelateerde streefcijfers en betreffende de voornaamste technische vraagstukken in verband met de uitvoering van de noodzakelijke interconnecties, met inbegrip van vraagstukken in verband met de verwezenlijking van het streefcijfer van 10 % interconnectie.

(10)

De deskundigengroep dient zodanig samengesteld te zijn dat een evenwichtige vertegenwoordiging van de relevante expertise en interessegebieden, alsmede van geslacht en geografische oorsprong, is gewaarborgd. De groep moet daarom worden samengesteld uit vertegenwoordigers van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en van de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders, met name voor elektriciteit (ENTSB’s), en uit deskundigen en relevante organisaties die de industrie, de academische wereld en niet-gouvernementele organisaties vertegenwoordigen en beschikken over relevante expertise op het gebied van de interne energiemarkt en de interconnectie van elektriciteit.

(11)

Er dienen voorschriften inzake de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep te worden vastgesteld.

(12)

Persoonsgegevens dienen te worden verwerkt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

De deskundigengroep betreffende doelstellingen voor elektriciteitsinterconnectie („de groep”) wordt opgericht.

Artikel 2

Taken

1.   De groep heeft tot taak om:

a)

te bepalen welke factoren van invloed kunnen zijn op de uitwisseling van elektriciteit tussen lidstaten en op basis daarvan technisch advies aan de Commissie te verstrekken betreffende een methodologie voor het omzetten van het streefcijfer van 15 % interconnectie in regionale, nationale en/of grensgerelateerde streefcijfers die tegen 2030 moeten worden bereikt, rekening houdend met de kostenaspecten en het potentieel van de handel in de betrokken regio’s;

b)

wanneer daarom wordt verzocht, technisch advies te verstrekken betreffende het bereiken van het streefcijfer van 10 %, te signaleren welke risico’s ertoe kunnen leiden dat het streefcijfer tegen 2020 niet wordt bereikt en oplossingen aan de Commissie voor te stellen waarmee knelpunten wat betreft de uitvoering kunnen worden weggewerkt, met name in verband met de financiering van projecten en procedures voor het verlenen van vergunningen.

2.   Bij het vervullen van de in lid 1 vastgelegde taken raadpleegt de groep op gezette tijden de structuren voor regionale samenwerking, dat wil zeggen de regionale groepen voor elektriciteit die op grond van Verordening (EU) nr. 347/2013 zijn opgezet, en de relevante groepen op hoog niveau betreffende energie-infrastructuur.

Artikel 3

Raadpleging

De Commissie en het directoraat-generaal Energie kunnen de groep raadplegen met betrekking tot alle zaken die verband houden met de interconnectie van elektriciteit.

Artikel 4

Leden

1.   De groep bestaat uit ten hoogste 15 leden die worden geselecteerd uit:

a)

het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER);

b)

de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas (ENTSB-E en ENTSB-G);

c)

Europese industrie-organisaties en -verenigingen;

d)

academische en onderzoeksorganisaties die zijn gericht op de interne energiemarkt en energie-infrastructuur, en met name op elektriciteit;

e)

relevante Europese niet-gouvernementele en internationale organisaties die zijn gericht op de interne energiemarkt en energie-infrastructuur, en met name op elektriciteit;

f)

personen die op persoonlijke titel worden benoemd als vooraanstaande deskundigen op het in artikel 2, lid 1, genoemde vakgebied.

2.   Er kan worden voorzien in de benoeming van eenzelfde aantal plaatsvervangers als leden. Voor de benoeming van de plaatsvervangers gelden dezelfde voorwaarden als voor de benoeming van de leden; plaatsvervangers nemen automatisch de plaats in van leden die afwezig of verhinderd zijn.

3.   Leden die geen doeltreffende bijdrage aan de beraadslagingen van de groep meer kunnen leveren, die ontslag nemen of die niet aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, of van artikel 339 van het Verdrag voldoen, worden niet meer uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van de groep en kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.

4.   Op persoonlijke titel benoemde leden handelen onafhankelijk en in het algemene belang.

5.   Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 5

Benoeming

1.   De directeur-generaal van DG Energie benoemt de leden uit specialisten die op de in artikel 2 bedoelde gebieden bekwaam zijn en die hebben gereageerd op de oproep tot het indienen van sollicitaties.

De in artikel 4, onder c), d) en e), genoemde organisaties stellen elk een vertegenwoordiger en diens plaatsvervanger voor. De directeur-generaal van DG Energie kan een voorgestelde vertegenwoordiger of plaatsvervanger weigeren als deze niet voldoet aan de in de oproep tot het indienen van sollicitaties genoemde vereisten. In dat geval wordt de betrokken organisatie gevraagd een andere vertegenwoordiger of plaatsvervanger aan te wijzen.

De in artikel 4, onder a) en b), genoemde leden worden niet door middel van een openbare oproep geselecteerd, maar worden rechtstreeks benoemd.

2.   De leden worden benoemd voor een termijn van twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

3.   Wat betreft de op persoonlijke titel benoemde leden, kan worden voorzien in de benoeming van eenzelfde aantal plaatsvervangers als leden. Voor de benoeming van plaatsvervangers gelden dezelfde voorwaarden als voor de benoeming van leden. De plaatsvervangers nemen automatisch de plaats in van leden die afwezig of verhinderd zijn.

4.   De organisaties en de namen van personen die op persoonlijke titel zijn benoemd, worden bekendgemaakt in het register van deskundigengroepen en andere adviesorganen van de Commissie („het register”).

Artikel 6

Werkwijze

1.   De groep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van het directoraat-generaal Energie.

2.   Met instemming van het directoraat-generaal Energie kan de groep subgroepen oprichten om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door de groep opgesteld mandaat. Deze subgroepen worden ontbonden zodra zij hun mandaat hebben vervuld.

3.   De vertegenwoordiger van de Commissie kan op ad-hocbasis gastdeskundigen met specifieke bekwaamheid met betrekking tot een bepaald agendapunt uitnodigen om deel te nemen aan de werkzaamheden van de groep of een subgroep. Ook kan de vertegenwoordiger van de Commissie de status van waarnemer toekennen aan personen of organisaties als bedoeld in voorschrift 8, punt 3, van de horizontale voorschriften voor deskundigengroepen en kandidaat-lidstaten.

4.   Leden van de groep en hun plaatsvervangers, alsmede externe deskundigen en waarnemers, voldoen aan de bij de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan vastgestelde verplichtingen tot geheimhouding en aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie, die zijn vastgesteld in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (6) en (EU, Euratom) 2015/444 (7) van de Commissie. Bij niet-nakoming van die verplichtingen mag de Commissie alle passende maatregelen nemen.

5.   De groep en subgroepen komen bijeen in de gebouwen van de Commissie. Het secretariaat wordt verzorgd door de Commissie. Andere ambtenaren van de Commissie die een belang hebben bij de beraadslagingen, mogen de vergaderingen van de groep en de subgroepen bijwonen.

6.   De groep stelt zijn reglement van orde vast op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen.

7.   Alle relevante documenten zoals agenda’s, notulen en bijdragen van deelnemers worden ter beschikking gesteld hetzij in het register van deskundigengroepen, hetzij via een link in het register naar een speciale website. De toegang tot speciale websites wordt niet onderworpen aan gebruikersregistratie of enige andere beperking. Op de bekendmakingsplicht wordt een uitzondering gemaakt wanneer de openbaarmaking van een document de bescherming van een openbaar of particulier belang zou ondermijnen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8).

Artikel 7

Vergaderkosten

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van de groep ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij verrichten.

2.   De reis- en verblijfkosten van de deelnemers aan de werkzaamheden van de groep worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de desbetreffende voorschriften van de Commissie (9).

3.   Deze kosten worden vergoed binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die volgens de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen worden toegekend.

Artikel 8

Toepassingsduur

Dit besluit is van toepassing voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van vaststelling.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2016.

Voor de Commissie

Miguel ARIAS CAÑETE

Lid van de Commissie


(1)  COM(2014) 330 final.

(2)  COM(2015) 80 final.

(3)  COM(2015) 82 final.

(4)  Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

(5)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(6)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(7)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(8)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze uitzonderingen strekken tot bescherming van de openbare veiligheid, militaire aangelegenheden, internationale betrekkingen, het financieel, monetair of economisch beleid, de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, commerciële belangen, gerechtelijke procedures en juridisch advies, inspecties/onderzoeken/audits en het besluitvormingsproces van de instelling.

(9)  Besluit C(2007) 5858 van de Commissie van 5 december 2007 — Rules on the reimbursement of expenses incurred by people from outside the Commission invited to attend meetings in an expert capacity (regeling inzake de vergoeding van niet tot het personeel van de Commissie behorende personen die worden uitgenodigd als deskundige deel te nemen aan vergaderingen).