14.7.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 185/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2015/1136 VAN DE COMMISSIE
van 13 juli 2015
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (Spoorwegveiligheidsrichtlijn) (1), en met name artikel 6, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op grond van Richtlijn 2004/49/EG moeten geleidelijk gemeenschappelijke veiligheidsmethoden (CSM) worden geïntroduceerd om een hoog veiligheidsniveau te handhaven en dat niveau, indien nodig en redelijkerwijs uitvoerbaar, te verbeteren. |
(2) |
Op 12 oktober 2010 heeft de Commissie het Europees Spoorwegbureau (hierna „het Bureau” genoemd) overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG een mandaat gegeven tot wijziging van Verordening (EG) nr. 352/2009 van de Commissie (2). Die verordening moest worden herzien in het licht van de gewijzigde taken en verantwoordelijkheden van de beoordelingsinstantie als bedoeld in artikel 6 van die verordening en van de extra risicoaanvaardingscriteria die konden worden gebruikt om de aanvaardbaarheid van door storingen van technische systemen veroorzaakte risico's te beoordelen wanneer de initiatiefnemer ervoor opteert het beginsel van de expliciete risico-inschatting te hanteren. Er moest worden nagegaan of door de opname van de hierboven bedoelde extra risicoaanvaardingscriteria het huidige spoorwegveiligheidsniveau in de Unie ten minste in stand zou worden gehouden overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/49/EG. Omdat dit proces veel meer tijd in beslag nam dan verwacht, heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 (3) vastgesteld, met inbegrip van het reeds in Verordening (EG) nr. 352/2009 opgenomen risicoaanvaardingscriterium. |
(3) |
In de effectbeoordeling naar aanleiding van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 ingevoerde wijzigingen zijn ook de geharmoniseerde risicoaanvaardingscriteria voor technische systemen geanalyseerd. In dat verslag wordt erop gewezen dat het essentieel is om de gemeenschappelijke veiligheidsmethode aan te vullen met een aantal extra risicoaanvaardingscriteria waarin de huidige verordening niet voorziet. Die criteria zullen het voor de lidstaten gemakkelijker maken om elkaars structurele subsystemen en voertuigen die aan de EU-regelgeving inzake spoorweginteroperabiliteit voldoen, wederzijds te erkennen. |
(4) |
Teneinde een onderscheid te maken tussen enerzijds de aanvaarding van aan technische systemen verbonden risico's en anderzijds de aanvaarding van operationele risico's en het algemene aan het spoorwegsysteem inherente risico, moeten de „risicoaanvaardingscriteria” voor technische systemen worden vervangen door „geharmoniseerde ontwerpdoelstellingen” voor die systemen. De in deze verordening voorgestelde geharmoniseerde ontwerpdoelstellingen kunnen worden gebruikt om de aanvaardbaarheid van uit functionele storingen van een technisch systeem voortvloeiende risico's aan te tonen wanneer de initiatiefnemer ervoor opteert het beginsel van de expliciete risico-inschatting te hanteren. Een aantal definities moeten worden gewijzigd in het licht van recente terminologische ontwikkelingen en er moeten enkele nieuwe definities worden toegevoegd. |
(5) |
Het Bureau heeft de Commissie een aanbeveling gedaan betreffende de wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 teneinde een oplossing aan te reiken voor de nog openstaande punten van het mandaat van de Commissie inzake de geharmoniseerde ontwerpdoelstellingen. Deze verordening is gebaseerd op de aanbeveling van het Bureau. |
(6) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2004/49/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juli 2015.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44.
(2) Verordening (EG) nr. 352/2009 van de Commissie van 24 april 2009 betreffende de vaststelling van een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 108 van 29.4.2009, blz. 4).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8).
BIJLAGE
Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 2.5.1 wordt vervangen door:
|
2) |
De punten 2.5.4 tot en met 2.5.7 worden vervangen door:
|
3) |
De volgende punten 2.5.8 tot en met 2.5.12 worden toegevoegd:
(1) Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).”." |