29.5.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 133/1


VERORDENING (EU) 2015/812 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 mei 2015

tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en Verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad, in verband met de aanlandingsverplichting, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is de geleidelijke eliminatie van de teruggooi door middel van de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld, en van soorten in de Middellandse Zee waarvoor een minimummaat geldt. Sommige bepalingen van bestaande verordeningen tot vaststelling van technische en controlemaatregelen zijn in strijd met de aanlandingsverplichting en verplichten vissers ertoe vis terug te gooien. Om punten van deze verordeningen en de aanlandingsverplichting die niet met elkaar verenigbaar zijn, weg te werken, en om de aanlandingsverplichting in de praktijk te brengen, moeten deze bepalingen worden gewijzigd of ingetrokken.

(2)

In het bijzonder moet, om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (4) worden gewijzigd door voor te schrijven dat alle onbedoelde vangsten van mariene organismen van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten die de vastgestelde vangstsamenstellingsbeperkingen overschrijden, worden aangeland en op de quota worden in mindering gebracht; door de minimummaten bij aanlanding van onder de aanlandingsverplichting vallende mariene organismen te vervangen door minimuminstandhoudingsreferentiegrootten; door voor te schrijven dat alle onbedoelde vangsten van mariene organismen van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten die de bijvangstbeperkingen in specifieke gebieden, in specifieke perioden en voor specifieke types vistuig overschrijden, worden aangeland en op de quota worden in mindering gebracht; en door te verduidelijken dat het verbod op highgrading niet moet worden toegepast wanneer in het kader van de aanlandingsverplichting wordt voorzien in vrijstellingen.

(3)

Voorts moeten, met het oog op de rechtszekerheid, de bepalingen met betrekking tot een gebiedssluiting in ICES-sector VIb om jonge schelvis te beschermen, worden gewijzigd.

(4)

Om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (5) worden gewijzigd door voor te schrijven dat alle onbedoelde vangsten van mariene organismen van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten in de Oostzee die de vastgestelde vangstsamenstellingsbeperkingen overschrijden, worden aangeland en op de quota worden in mindering gebracht; door de minimummaten bij aanlanding van mariene organismen van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten te vervangen door minimuminstandhoudingsreferentiegrootten; en door de vangst van zalm en zeeforel in specifieke perioden en specifieke gebieden, behalve met kommen, te verbieden.

(5)

Om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (6) worden gewijzigd door de minimummaten voor mariene organismen van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten te vervangen door minimuminstandhoudingsreferentiegrootten zonder daardoor het principe en de toepassing van de bestaande minimummaten bij vangst te ondergraven.

(6)

Om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (7) worden gewijzigd door voor te schrijven dat wanneer in specifieke gebieden en specifieke perioden met vrije beuglijnen, kieuwnetten, warnetten en schakelnetten wordt gevist, alle onbedoelde vangsten van kabeljauw worden aangeland en op de quota worden in mindering gebracht.

(7)

Conform het wetenschappelijk advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), waarin wordt gesteld dat de regel inzake de beperking van de visserijinspanning in het bestaande beheersplan voor kabeljauw in de Oostzee niet nodig is om te voldoen aan de doelstellingen van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid voor de bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt, moeten beperkingen van de visserijinspanning voor kabeljauwbestanden in de Oostzee worden opgeheven.

(8)

Om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad (8) worden gewijzigd door voor te schrijven dat in de trawlvisserij op wijde mantel alle onbedoelde vangsten van mariene organismen van onder de aanlandingsverplichting vallende soorten die de bijvangstbeperkingen overschrijden, worden aangeland en op de quota worden in mindering gebracht.

(9)

Om de tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad (9) worden gewijzigd door voor te schrijven dat onbedoelde vangsten van onder de aanlandingsverplichting vallende diepzeesoorten worden aangeland en op de quota worden in mindering gebracht.

(10)

Om de bewaking en tenuitvoerlegging van de aanlandingsverplichting te garanderen, moet Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (10) worden gewijzigd door te eisen dat gegevens over vangsten die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte afzonderlijk worden geregistreerd, door te eisen dat vangsten gescheiden worden opgeslagen en door bepalingen op te nemen betreffende het vermarkten van vis die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte alsmede betreffende de inzet van met controle belaste waarnemers.

(11)

Omdat teruggooi een aanzienlijke verspilling vormt en een ongunstig effect heeft op de duurzame exploitatie van de mariene organismen en mariene ecosystemen, en omdat de naleving door exploitanten van de aanlandingsverplichting cruciaal is voor het succes ervan, moeten inbreuken op de aanlandingsverplichting als ernstig worden aangemerkt op grond van Verordening (EG) nr. 1224/2009. De aanlandingsverplichting houdt voor de exploitanteneen ingrijpende verandering in. Het is daarom passend de toepassing van de voorschriften inzake ernstige inbreuken voor dat soort inbreuken met twee jaar uit te stellen.

(12)

De invoering van de aanlandingsverplichting in combinatie met bepaalde nieuwe regels voor de flexibiliteit van quota tussen de jaren maakt een aanpassing van de regels inzake de verlaging van quota en visserijinspanningen noodzakelijk.

(13)

De ontwikkeling van parallelle activiteiten die specifiek gericht zijn op de vangst van mariene organismen die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor andere doeleinden dan menselijke consumptie moet worden voorkomen en Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) moet worden gewijzigd teneinde dat principe weer te geven.

(14)

Bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 is het concept minimuminstandhoudingsreferentiegrootte ingevoerd met het oog op de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen. Wat onder de aanlandingsverplichting vallende soorten betreft, mogen vissen die kleiner zijn dan dergelijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootten niet voor rechtstreekse menselijke consumptie worden gebruikt. Verordening (EU) nr. 1379/2013 voorziet in de aanneming van gemeenschappelijke handelsnormen, met inbegrip van minimummaten voor de afzet. Teneinde het doel van deze minimuminstandhoudingsreferentiegrootten niet in het gedrang te brengen, dienen dergelijke minimummaten voor de afzet te corresponderen met de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor de betrokken soort. Derhalve dienen de minimummaten voor de afzet in overeenstemming te worden gebracht met de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten.

(15)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet het uitdrukkelijk mogelijk maken dat in teruggooiplannen technische maatregelen kunnen worden opgenomen die strikt met de uitvoering van de aanlandingsverplichting verband houden en ten doel hebben de selectiviteit te vergroten en ongewenste vangsten zoveel mogelijk te beperken.

(16)

Vissen die zijn beschadigd door predatoren zoals visetende zeezoogdieren, roofvissen of -vogels, kunnen een risico vormen voor mensen, huisdieren en andere vissen vanwege ziekteverwekkers en bacteriën die door zulke predatoren kunnen worden overgedragen. De aanlandingsverplichting dient derhalve niet van toepassing te zijn op vangsten van dergelijke beschadigde vissen en de vissen moeten onmiddellijk op zee worden verwijderd.

(17)

De Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2187/2005, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad alsmede Verordeningen (EU) nr. 1379/2013 en (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

Aangezien de vangstsamenstellingsvoorschriften en daarmee samenhangende beperkingen op het gebruik van haring in Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad (12) in het kader van de aanlandingsverplichting niet langer relevant zijn omdat alle onder de aanlandingsverplichting vallende haring moet worden aangeland en in mindering gebracht op de quota, en haring die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor andere doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie moet worden gebruikt, moet die verordening worden ingetrokken.

(19)

De term „Gemeenschap” in het dispositief van Verordeningen (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 1967/2006, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 2347/2002 en (EG) nr. 1224/2009 moet worden gewijzigd om rekening te houden met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98

Verordening (EG) nr. 850/98 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 2, onder c), artikel 46, lid 1, onder b) en voetnoot 5 van bijlage I wordt het substantief „Gemeenschap” en het daarmee overeenstemmende adjectief vervangen door „Unie”; de eventuele noodzakelijke grammaticale aanpassingen worden aangebracht.

2)

Artikel 1 bis wordt geschrapt.

3)

Aan artikel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

„i)   „onbedoelde vangst”: incidentele vangst van mariene organismen die op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) aangeland en op de quota in mindering gebracht moet worden omdat de organismen kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte of omdat de vangst de uit hoofde van de vangstsamenstellings- en bijvangstvoorschriften toegestane hoeveelheden overschrijdt.

(13)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het bevissen van in de bijlagen I tot en met V genoemde soorten met gebruikmaking van een maaswijdte die kleiner is dan de klasse die is vastgesteld voor de in die bijlagen genoemde doelsoorten, is verboden.”

;

b)

aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De punten a) en b) van de eerste alinea zijn niet van toepassing op onbedoelde vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

5)

Aan artikel 7, lid 5, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De eerste alinea geldt niet voor onbedoelde vangsten van schaaldieren van de soort Pandalus die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het bevissen van schaaldieren van de soort Pandalus met netten met een maaswijdte in de klasse van 32 tot 54 mm zonder het in de eerste alinea gespecificeerde vistuig is echter verboden.”

.

6)

Aan artikel 10 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Punt b) van de eerste alinea is niet van toepassing op onbedoelde vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

7)

Aan artikel 11, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Punt a) van de eerste alinea is niet van toepassing op onbedoelde vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

8)

Artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

1.   Indien mariene organismen van een soort die onder de aanlandingsverplichting valt, worden gevangen met overschrijding van de toegestane percentages of hoeveelheden als vermeld in artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, onder b), artikel 27, lid 2, artikel 29, lid 4, onder b), artikel 29 ter, leden 2 en 4, artikel 29 quinquies, lid 5, onder d), lid 6, onder d), en lid 7, onder c), artikel 29 septies, lid 1, artikel 34 ter, lid 2, onder c), en lid 10 van deze verordening, en de bijlagen I tot en met VII, X en XI daarvan, is artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van toepassing. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

2.   Mariene organismen van een soort die niet valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en die worden gevangen met overschrijding van de toegestane percentages als vermeld in artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 2, artikel 22, lid 2, onder b), artikel 27, lid 2, artikel 29, lid 4, onder b), artikel 29 ter, leden 2 en 4, artikel 29 quinquies, lid 5, onder d), lid 6, onder d), en lid 7, onder c), artikel 29 septies, lid 1, artikel 34 ter, lid 2, onder c), en lid 10 van deze verordening, en de bijlagen I tot en met VII, X en XI daarvan, worden niet aangeland maar worden onmiddellijk in zee teruggezet.”

.

9)

Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Mariene organismen zijn ondermaats indien zij kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die in de bijlagen XII en XII bis voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld, of die elders in overeenstemming met het Unierecht is bepaald. De minimuminstandhoudingsreferentiegrootten die in bijlage XII en XII bis van deze verordening zijn bepaald, zijn van toepassing behalve wanneer er minimuminstandhoudingsreferentiegrootten zijn bepaald in een overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde handeling.”

.

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 18 bis

Procedure voor het vaststellen van minimuminstandhoudingsreferentiegrootten in het kader van teruggooiplannen.

De Commissie is bevoegd om, met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde handelingen en gedurende de looptijd daarvan, minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vast te stellen voor soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die grootten worden vastgesteld door middel van een overeenkomstig artikel 48 bis van onderhavige verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde gedelegeerde handeling met het doel de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen te waarborgen en kunnen in voorkomend geval afwijken van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vastgesteld in bijlage XII en XII bis bij onderhavige verordening.”

.

11)

Artikel 19 wordt vervangen door:

„Artikel 19

1.   Artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is van toepassing op de vangsten van ondermaatse mariene organismen van soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen.

2.   Wanneer in lid 1 bedoelde vangsten zijn aangeland, voorzien de lidstaten in maatregelen om de opslag ervan te vergemakkelijken of hiervoor afzetmarkten te vinden, zoals steun voor investeringen in de bouw en aanpassing van aanlandings- en beschuttingsplaatsen, of steun voor investeringen om visserijproducten een meerwaarde te geven.

3.   Ondermaatse mariene organismen van een soort die niet valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, mogen niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangeland, overgebracht, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar worden onmiddellijk in zee teruggezet.

4.   De leden 1 en 3 zijn niet van toepassing op sardine, ansjovis, haring, horsmakreel en makreel, voor maximaal 10 % van het levend gewicht van de totale vangsten die van elk van die soorten aan boord worden gehouden.

Het percentage ondermaatse sardine, ansjovis, haring, horsmakreel of makreel wordt berekend ten opzichte van het levend gewicht van de totale hoeveelheid mariene organismen die na sortering of bij aanlanding aan boord is.

Het percentage mag worden berekend aan de hand van een of meer representatieve monsters. Het maximum van 10 % mag tijdens het overladen, de aanlanding, het vervoer, de opslag, de uitstalling of de verkoop niet worden overschreden.

5.   Lid 3 is niet van toepassing op ondermaatse sardine, ansjovis, horsmakreel en makreel die is gevangen om te worden gebruikt als levend aas dat aan boord mag worden gehouden, mits ervoor wordt gezorgd dat de vissen in leven blijven.”

.

12)

Aan artikel 19 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op vangsten of soorten die zijn vrijgesteld van de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.”

.

13)

Aan artikel 20 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   Indien haring valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is lid 1 van dit artikel niet van toepassing.

Het is verboden haring te bevissen in de in lid 1 genoemde geografische zones en perioden wanneer gebruik wordt gemaakt van:

a)

gesleept vistuig met een maaswijdte van minder van 55 mm;

b)

ringzegens;

c)

kieuwnetten, warnetten, schakelnetten met een maaswijdte van minder dan 55 mm, of

d)

drijfnetten met een maaswijdte van minder dan 55 mm behalve wanneer in overeenstemming met lid 3.”

.

14)

Aan artikel 20 bis worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien haring valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit artikel niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van haring worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het is verboden haring te bevissen in de in de eerste alinea genoemde geografische zone en perioden wanneer gebruik wordt gemaakt van:

a)

gesleept vistuig met een maaswijdte van minder van 55 mm;

b)

ringzegens, of

c)

kieuwnetten, warnetten, schakelnetten en drijfnetten met een maaswijdte van minder dan 55 mm.”

.

15)

Aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Indien sprot valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is lid 1 van dit artikel niet van toepassing.

Het is verboden sprot te bevissen in de in lid 1 genoemde geografische zones en perioden wanneer gebruik wordt gemaakt van:

a)

gesleept vistuig met een maaswijdte van minder van 32 mm;

b)

ringzegens, of

c)

kieuwnetten, warnetten, schakelnetten en drijfnetten met een maaswijdte van minder dan 30 mm.”

.

16)

Aan artikel 22, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien makreel valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing.

Het is verboden makreel te bevissen in de in de eerste alinea genoemde geografische zone wanneer meer dan 15 % van de vangst van die soort wordt gevangen met gebruikmaking van:

a)

gesleept vistuig met een maaswijdte van minder van 70 mm, of

b)

ringzegens.”

.

17)

Aan artikel 23, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien ansjovis valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van ansjovis worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het is verboden ansjovis met pelagische trawls te bevissen in de in de eerste alinea genoemde geografische zone.”

.

18)

Aan artikel 27 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Indien kever valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is lid 1 van dit artikel niet van toepassing.

Het is verboden kever in de in lid 1 genoemde geografische zone te bevissen met gebruikmaking van gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm.”

.

19)

Aan artikel 29, lid 4, punt b), wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien zandspiering en/of sprot en schol en/of tong vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, zijn de bepalingen onder i), ii) en iii) van dit punt niet van toepassing.

Het is verboden zandspiering en/of sprot te bevissen met vaartuigen die gebruikmaken van vistuig dat niet in dit punt is gespecificeerd.”

.

20)

Aan artikel 29 bis, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien zandspiering valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van zandspiering worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het is verboden zandspiering te bevissen in de in de eerste alinea genoemde geografische zone met gebruikmaking van gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 32 mm.”

.

21)

Artikel 29 ter wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 2 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien langoustine valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing.

Het is verboden langoustine te bevissen met gebruikmaking van het vistuig en in de geografische gebieden die in lid 1 worden genoemd.”

;

b)

aan lid 4 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien langoustine valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing.

Het is verboden langoustine te bevissen in de in lid 1 genoemde geografische gebieden en buiten de daarin vermelde perioden.”

.

22)

Artikel 29 quater wordt vervangen door:

„Artikel 29 quater

Rockall-schelvisbox in ICES-deelgebied VI

Iedere vorm van visserij, met uitzondering van de visserij met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door loxodromen die achtereenvolgens de punten met de onderstaande geografische coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):

57°00′ NB, 15°00′ WL

57°00′ NB, 14°00′ WL

56°30′ NB, 14°00′ WL

56°30′ NB, 15°00′ WL

57°00′ NB, 15°00′ WL.”

.

23)

Artikel 29 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 3 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien de in de eerste alinea, punt b), genoemde soorten en andere onder vangstbeperkingen vallende soorten met gebruikmaking van het in de eerste alinea, punt a), genoemde vistuig worden gevangen, en deze soorten vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea, punt b), niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van deze soorten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het bevissen van de niet in de eerste alinea, punt b), genoemde soorten is verboden.”

;

b)

aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Indien de in de eerste alinea, punt b), genoemde soorten en andere onder vangstbeperkingen vallende soorten met gebruikmaking van het in de eerste alinea, punt a), genoemde vistuig worden gevangen, en deze soorten vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea, punt b), niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van deze soorten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het bevissen van de niet in de eerste alinea, punt b), genoemde soorten is verboden.”

.

24)

Aan artikel 29 sexies, lid 2, worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien de in de eerste alinea, punt b), genoemde soorten en andere onder vangstbeperkingen vallende soorten met gebruikmaking van het in de eerste alinea, punt a), genoemde vistuig worden gevangen, en deze soorten vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea, punt b), niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van deze soorten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het bevissen van de niet in de eerste alinea, punt b), genoemde soorten is verboden.”

.

25)

In artikel 29 septies wordt het volgende lid ingevoegd:

„1 bis.   Indien blauwe leng valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is lid 1 niet van toepassing.

Het is verboden blauwe leng te bevissen met gebruikmaking van eender welk vistuig in de periode en in de geografische zones die in lid 1 worden genoemd.”

.

26)

Artikel 35 wordt geschrapt.

27)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 47

Procedure voor de vaststelling van technische maatregelen in het kader van teruggooiplannen

De Commissie is bevoegd om, met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde handelingen en gedurende de looptijd daarvan, bijzondere bepalingen inzake de onder de aanlandingsverplichting vallende visserijen of soorten vast te stellen die technische maatregelen behelzen bedoeld in artikel 7, lid 2, van die verordening. Die maatregelen worden vastgesteld door middel van een overeenkomstig artikel 48 bis van onderhavige verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde gedelegeerde handeling met het doel de selectiviteit van het vistuig te verbeteren of ongewenste vangsten te beperken of zoveel mogelijk uit te bannen, en kunnen in voorkomend geval afwijken van de in onderhavige verordening vervatte maatregelen.”

.

28)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 48 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 18 bis en 47 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 juni 2015.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 18 bis en 47 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig de artikelen 18 bis en 47 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”

.

29)

In bijlage XII en XII bis wordt het woord „minimumgrootte(n)” vervangen door het woord „minimuminstandhoudingsreferentiegrootte(n)”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005

Verordening (EG) nr. 2187/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„p)   „onbedoelde vangst”: incidentele vangst van mariene organismen die op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14) aangeland en op de quota in mindering gebracht moet worden omdat de organismen kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte of omdat de vangst de uit hoofde van de vangstsamenstellings- en bijvangstvoorschriften toegestane hoeveelheden overschrijdt.

(14)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Voor alle in de bijlagen II en III genoemde soorten is het gebruik van trawlnetten, Deense zegens en soortgelijk vistuig, kieuwnetten, warnetten en schakelnetten met een maaswijdte die kleiner is dan de klasse die is vastgesteld voor de in die bijlagen genoemde doelsoorten, verboden.”

;

b)

aan lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De eerste alinea is niet van toepassing op onbedoelde vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

;

c)

aan lid 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De eerste alinea is niet van toepassing op onbedoelde vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

3)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Inachtneming van de voorgeschreven vangstpercentages

1.   Indien mariene organismen van een soort die onder de aanlandingsverplichting valt, met overschrijding van de in de bijlagen II en III vastgestelde toegestane percentages worden gevangen, is artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van toepassing. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

2.   Mariene organismen van een soort die valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en waarvan de vangst de in de bijlagen II en III bij deze verordening vastgestelde toegestane percentages overschrijdt, worden niet aangeland maar worden onmiddellijk in zee teruggezet.”

.

4)

In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Mariene organismen zijn ondermaats indien zij kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die in bijlage IV voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld, of die elders in overeenstemming met het Unierecht is bepaald. De minimuminstandhoudingsreferentiegrootten die in bijlage IV bij deze verordening zijn bepaald, zijn van toepassing behalve wanneer er minimuminstandhoudingsreferentiegrootten zijn bepaald in een overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde handeling.”

.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Procedure voor de vaststelling van minimuminstandhoudingsreferentiegrootten in het kader van teruggooiplannen

De Commissie is bevoegd om, met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, bedoelde handelingen en gedurende de looptijd daarvan, minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vast te stellen voor soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van die verordening. Die grootten worden vastgesteld door middel van een overeenkomstig artikel 28 ter van onderhavige verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde gedelegeerde handeling met het doel de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen te waarborgen en kunnen in voorkomend geval afwijken van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten omschreven in bijlage IV bij onderhavige verordening.”

.

6)

In artikel 15 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is van toepassing op vangsten van ondermaatse mariene organismen van soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen.

1 bis.   Wanneer in lid 1 bedoelde vangsten zijn aangeland, voorzien de lidstaten in maatregelen om de opslag ervan te vergemakkelijken of hiervoor afzetmarkten te vinden, zoals steun voor investeringen in de bouw en aanpassing van aanlandings- en beschuttingsplaatsen, of steun voor investeringen om visserijproducten een meerwaarde te geven.

1 ter.   Ondermaatse mariene organismen van een soort die niet vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, mogen niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangeland, overgebracht, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar worden onmiddellijk in zee teruggezet.”

.

7)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien zalm (Salmo salar) valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing op vangsten van zalm. Indien zeeforel (Salmo trutta) valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing op vangsten van zeeforel. Onbedoelde vangsten van zalm (Salmo salar) of zeeforel (Salmo trutta) worden aangeland en, in het geval van zalm, op de quota in mindering gebracht.

Het is verboden zalm (Salmo salar) en zeeforel (Salmo trutta) te bevissen met gebruikmaking van eender welk vistuig binnen de geografische gebieden en gedurende de perioden als bedoeld in de eerste alinea van dit lid en zoals omschreven in lid 2.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Zalm (Salmo salar) en zeeforel (Salmo trutta) mogen in afwijking van lid 1 worden bevist met gebruikmaking van kommen.”

.

8)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 28 bis

Procedure voor de vaststelling van technische maatregelen in het kader van teruggooiplannen.

De Commissie is bevoegd om, met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, bedoelde handelingen en gedurende de looptijd daarvan, bijzondere bepalingen inzake de onder de aanlandingsverplichting vallende visserijen of soorten vast te stellen die technische maatregelen behelzen bedoeld in artikel 7, lid 2, van die verordening. Die maatregelen worden vastgesteld door middel van een overeenkomstig artikel 28 ter van onderhavige verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde gedelegeerde handeling met als doel de selectiviteit van het vistuig te verbeteren of ongewenste vangsten te beperken of zoveel mogelijk uit te bannen, en kunnen in voorkomend geval afwijken van de in onderhavige verordening vervatte maatregelen.

Artikel 28 ter

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 14 bis en 28 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 juni 2015.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 14 bis en 28 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig de artikelen 14 bis en 28 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”

.

9)

In bijlage IV wordt het woord „minimumaanlandingsgrootten” vervangen door het woord „minimuminstandhoudingsreferentiegrootten” en het woord „minimumgrootte” door het woord „minimuminstandhoudingsreferentiegrootte”.

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006

Verordening (EG) nr. 1967/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 1, onder a), iii), de titel van artikel 6, artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 2, artikel 16, lid 2, de titel van artikel 18, artikel 26, lid 1, artikel 27, lid 3 en bijlage I, deel B, lid 7, worden het substantief „Gemeenschap” en het daarmee overeenstemmende adjectief vervangen door „Unie”; de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen worden aangebracht.

2)

Aan artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„18.   „onbedoelde vangst”: incidentele vangst van mariene organismen die op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) aangeland moet worden omdat de organismen kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte.

(15)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

3)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Procedure voor de vaststelling van technische maatregelen in het kader van teruggooiplannen

De Commissie is bevoegd om, met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, bedoelde handelingen en gedurende de looptijd daarvan, bijzondere bepalingen inzake de onder de aanlandingsverplichting vallende visserijen of soorten vast te stellen die technische maatregelen behelzen bedoeld in artikel 7, lid 2, van die verordening. Die maatregelen worden vastgesteld door middel van een overeenkomstig artikel 29 bis van onderhavige verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde gedelegeerde handeling met als doel de selectiviteit van het vistuig te verbeteren of ongewenste vangsten te beperken of zoveel mogelijk uit te bannen, en kunnen in voorkomend geval afwijken van de in onderhavige verordening vervatte maatregelen.”

.

4)

Artikel 15 wordt gewijzigd als volgt:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Mariene organismen zijn ondermaats indien zij kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die in bijlage III voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld of dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die elders in overeenstemming met het Unierecht is bepaald. De minimuminstandhoudingsreferentiegrootten die in bijlage III van deze verordening zijn bepaald, zijn van toepassing behalve wanneer er minimuminstandhoudingsreferentiegrootten zijn bepaald in een overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde handeling.

1 bis.   Voor vangsten van ondermaatse mariene organismen van een soort die onder de aanlandingsverplichting valt, is artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van toepassing.

1 ter.   Wanneer in lid 2 bedoelde vangsten zijn aangeland, voorzien de lidstaten in maatregelen om de opslag ervan te vergemakkelijken of hiervoor afzetmarkten te vinden, zoals steun voor investeringen in de bouw en aanpassing van aanlandings- en beschuttingsplaatsen, of steun voor investeringen om visserijproducten een meerwaarde te geven.

1 quater.   Ondermaatse mariene organismen van een soort die niet onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 valt, mogen niet aan boord worden gehouden, noch worden overgeladen, aangeland, overgebracht, opgeslagen, verkocht, uitgestald of te koop aangeboden, maar worden onmiddellijk in zee teruggezet.”

;

b)

in lid 3 wordt „lid 1” vervangen door „lid 1 bis”.

5)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 15 bis

Procedure voor de vaststelling van minimuminstandhoudingsreferentiegrootten in het kader van teruggooiplannen

De Commissie is bevoegd om, met het oog op de vaststelling van de in artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, bedoelde handelingen en gedurende de looptijd daarvan, minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vast te stellen voor soorten waarvoor de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van die verordening geldt. Die grootten worden bepaald door middel van een overeenkomstig artikel 29 bis van onderhavige verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde gedelegeerde handeling met het doel de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen te waarborgen, en kunnen in voorkomend geval afwijken van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten omschreven in bijlage III bij deze verordening.”

.

6)

In artikel 16 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, is het met toestemming en onder gezag van de lidstaat waar deze activiteiten plaatsvinden, toegestaan ondermaatse mariene organismen ten behoeve van het rechtstreeks uitzetten en overbrengen ervan te bevissen, levend aan boord te houden, over te laden, aan te landen, over te brengen, op te slaan, te verkopen, uit te stallen of te koop aan te bieden.”

.

7)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 29 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 14 bis en 15 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 juni 2015.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 14 bis en 15 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig de artikelen 14 bis en 15 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”

.

8)

In bijlage III wordt het woord „minimumgrootten van mariene organismen” vervangen door het woord „minimuminstandhoudingsreferentiegrootten” en het woord „minimumgrootte” door het woord „minimuminstandhoudingsreferentiegrootte”.

Artikel 4

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1098/2007

Verordening (EG) nr. 1098/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de artikelen 2 en 10, artikel 11, lid 1, artikel 16, lid 2 en artikel 17, leden 1, 2 en 5 worden het substantief „Gemeenschap” en het daarmee overeenstemmende adjectief vervangen door „Unie”; de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen worden aangebracht.

2)

Aan artikel 3 wordt het volgende punt toegevoegd:

„g)   „onbedoelde vangst”: incidentele vangst van mariene organismen die op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16) aangeland en op de quota in mindering gebracht moet worden omdat de organismen kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte of omdat de vangst de uit hoofde van de vangstsamenstellings- en bijvangstvoorschriften toegestane hoeveelheden overschrijdt.

(16)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

3)

De titel van hoofdstuk IV wordt vervangen door:

„PERIODEN WAARIN MAG WORDEN GEVIST”

.

4)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

„Perioden waarin niet met bepaalde soorten vistuig mag worden gevist”

;

b)

aan lid 2 worden de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien kabeljauw valt onder de aanlandingsverplichting als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van kabeljauw worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het is verboden kabeljauw met gebruikmaking van vrije beuglijnen te bevissen in de in lid 1 bedoelde gebieden en perioden.”

;

c)

de leden 3, 4 en 5 worden geschrapt;

d)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   In afwijking van lid 1 mogen vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m tijdens de in lid 1 bedoelde gesloten perioden vissen tot maximum vijf dagen per maand, verdeeld in blokken van ten minste twee opeenvolgende dagen. Tijdens deze dagen mogen vissersvaartuigen alleen hun netten uitwerpen en vis lossen van maandag 6.00 uur tot vrijdag 18.00 uur in dezelfde week.

Artikel 16 geldt voor de in de eerste alinea van dit lid bedoelde vissersvaartuigen die niet over een speciaal visdocument voor de kabeljauwvisserij beschikken.”

;

e)

lid 7 wordt geschrapt.

5)

In artikel 9 worden aan lid 3 de volgende alinea's toegevoegd:

„Indien kabeljauw valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, is de eerste alinea van dit lid niet van toepassing. Onbedoelde vangsten van kabeljauw worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.

Het is verboden kabeljauw met de in lid 2 genoemde soorten vistuig te bevissen in de in lid 1 genoemde gebieden en perioden.”

.

Artikel 5

Wijziging van Verordening (EG) nr. 254/2002

Verordening (EG) nr. 254/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

„Onbedoelde vangst”: incidentele vangst van mariene organismen die op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17) aangeland en op de quota in mindering gebracht moet worden omdat de organismen kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte of omdat de vangst de uit hoofde van de vangstsamenstellings- en bijvangstvoorschriften toegestane hoeveelheden overschrijdt.

(17)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

2)

In artikel 3 wordt aan lid 1 de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer evenwel het in de eerste alinea genoemde vistuig wordt gebruikt, worden alle onbedoelde vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

3)

Aan artikel 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De eerste alinea is niet van toepassing op onbedoelde vangsten van mariene organismen die onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vallen. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

Artikel 6

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2347/2002

Verordening (EG) nr. 2347/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de artikelen 1 en 5 worden het substantief „Gemeenschap” en het daarmee overeenstemmende adjectief vervangen door „Unie”; de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen worden aangebracht.

2)

Aan artikel 2 wordt het volgende punt toegevoegd:

„f)   „onbedoelde vangst”: incidentele vangst van mariene organismen die op grond van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (18) aangeland en op de quota in mindering gebracht moet worden omdat de organismen kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte of omdat de vangst de uit hoofde van de vangstsamenstellings- en bijvangstvoorschriften toegestane hoeveelheden overschrijdt.

(18)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

3)

In artikel 3, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

„Vissersvaartuigen die niet in het bezit zijn van een diepzeevisdocument, mogen diepzeesoorten niet bevissen dan tot een vangst van 100 kg per visreis. Vangsten van diepzeesoorten door dergelijke vaartuigen van meer dan 100 kg worden niet aan boord gehouden, overgeladen of aangeland.

De tweede alinea is niet van toepassing op onbedoelde vangsten van diepzeesoorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die onbedoelde vangsten worden aangeland en op de quota in mindering gebracht.”

.

Artikel 7

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009

Verordening (EG) nr. 1224/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, artikel 2, lid 1, artikel 3, artikel 4, punten 2, 7, 9, 10, 18 en 24, artikel 5, leden 2, 6 en 7, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1, artikel 9, leden 4 tot en met 7, artikel 10, lid 2, artikel 12, artikel 14, leden 1 en 4 tot en met 8, artikel 15, leden 1 tot en met 5, artikel 17, leden 1 en 2, artikel 18, lid 1, artikel 20, leden 1 en 3, artikel 21, lid 1, artikel 22, leden 1 tot en met 3 en 5, artikel 23, leden 1 en 3, artikel 24, leden 1 tot en met 5, artikel 28, lid 1, artikel 33, leden 2, 5 en 8, artikel 36, lid 2, artikel 37, lid 1, artikel 40, lid 1, artikel 43, lid 2, artikel 44, leden 1 tot en met 3, artikel 48, leden 1, 2 en 5, artikel 49, lid 1, artikel 50, leden 1 en 5, artikel 55, lid 1, artikel 56, lid 2, artikel 58, leden 2 en 7, artikel 62, lid 5, artikel 65, lid 1, artikel 68, lid 1, artikel 71, lid 1, artikel 73, leden 1 en 7, artikel 74, lid 2, artikelen 77 en 79, artikel 80, leden 1 tot en met 4, artikel 81, lid 1, artikel 83, leden 1 en 2, artikel 87, artikel 108, lid 2, onder c), artikel 112, leden 1 en 2, en artikel 113, leden 2, 4 en 5, wordt het substantief „Gemeenschap” en het daarmee overeenstemmende adjectief vervangen door „Unie”; de eventuele noodzakelijke grammaticale veranderingen worden aangebracht.

2)

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   Onverminderd bijzondere bepalingen in de meerjarenplannen, houdt de kapitein van ieder Unievissersvaartuig met een lengte over alles van 10 m of meer een visserijlogboek van de activiteiten bij, waarin hij met name voor iedere visreis alle hoeveelheden van elke gevangen en aan boord gehouden soort vermeldt boven 50 kg equivalent levend gewicht. Die 50 kg-drempel geldt zodra de vangsten van een soort 50 kg overschrijden.”

;

b)

in lid 2 wordt punt f) vervangen door:

„f)

de geschatte hoeveelheden van iedere soort in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, het aantal exemplaren, met inbegrip van de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld;”

;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Kapiteins van Unievissersvaartuigen noteren in hun visserijlogboek alle geschatte teruggegooide hoeveelheden van meer dan 50 kg equivalent levend gewicht voor alle soorten die niet onder de aanlandingsverplichting vallen.

Kapiteins van Unievissersvaartuigen noteren in hun visserijlogboek ook alle geschatte teruggegooide hoeveelheden voor soorten die niet vallen onder de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19).

(19)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).”"

.

3)

In artikel 17, lid 1, worden de punten e) en f) vervangen door:

„e)

de in het visserijlogboek geregistreerde hoeveelheden per soort, met inbegrip van de hoeveelheden kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld;

f)

de hoeveelheden van elke soort die zullen worden aangeland of overgeladen, met inbegrip van de hoeveelheden kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld.”

.

4)

In artikel 21, lid 2, wordt punt c) vervangen door:

„c)

de geschatte hoeveelheden van iedere soort in kilogram productgewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product, of in voorkomend geval, het aantal exemplaren, met inbegrip van de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld;”

.

5)

In artikel 23, lid 2, wordt punt c) vervangen door:

„c)

de hoeveelheden van iedere soort in kilogram productgewicht, gespecificeerd naar aanbiedingsvorm van het product, of in voorkomend geval het aantal exemplaren, met inbegrip van de hoeveelheden of aantallen exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld;”

.

6)

Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt punt a) vervangen door:

„a)

voor de hoeveelheden die in de voorafgaande maand zijn aangeland uit elk bestand of elke groep bestanden waarvoor een TAC of quotum geldt, met inbegrip van de hoeveelheden kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijk vermeld, en”

;

b)

lid 6 wordt vervangen door:

„6.   Vangsten voor wetenschappelijk onderzoek die op de markt worden gebracht en verkocht, met inbegrip van, in voorkomend geval, vangsten van exemplaren kleiner dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, worden in mindering gebracht op het betrokken quotum van de vlaggenlidstaat voor zover zij 2 % van de betrokken quota te boven gaan. Artikel 12, lid 2, van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (20) geldt niet voor wetenschappelijke onderzoeksreizen tijdens welke die vangsten worden gedaan.

(20)  Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad van 25 februari 2008 betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 60 van 5.3.2008, blz. 1).”"

.

7)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 49 bis

Gescheiden opslag van vangsten van exemplaren kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten

1.   Alle vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en die aan boord van een Unievissersvaartuig worden gehouden, worden in bakken, ruimten of containers opgeslagen, onderscheiden van andere bakken, ruimten of containers. Die vangsten worden niet vermengd met andere visserijproducten.

2.   Lid 1 is niet van toepassing:

a)

indien de vangsten voor meer dan 80 % bestaan uit één of meer kleine pelagische of industriële soorten, die worden opgesomd in artikel 15, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

op vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m, indien de vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte zijn gesorteerd, geschat en in het logboek zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 14 van onderhavige verordening.

3.   In de in lid 2 bedoelde gevallen houden de lidstaten steekproefgewijs toezicht op de vangstsamenstelling.

Artikel 49 ter

De minimis-regel

De lidstaten zien erop toe dat de vangsten die vallen onder de in artikel 15, lid 5, punt c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, bedoelde de-minimisvrijstelling het in de desbetreffende maatregel van de Unie vastgestelde vrijstellingspercentage niet overschrijden.

Artikel 49 quater

Aanlanding van vangsten van exemplaren kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootten

Indien vangsten van exemplaren die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte worden aangeland, worden die vangsten apart opgeslagen en zo behandeld dat zij worden onderscheiden van voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde visserijproducten. De lidstaten controleren de naleving van deze verplichting overeenkomstig artikel 5.”

.

8)

Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

a)

wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Elke lidstaat is verantwoordelijk voor de controle, op zijn grondgebied, op de toepassing van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in alle stadia van de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, van de eerste verkoop tot de detailverkoop, met inbegrip van het vervoer. De lidstaten zien er in het bijzonder op toe dat het gebruik van visserijproducten die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, beperkt blijft tot andere toepassingen dan rechtstreekse menselijke consumptie.”

;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   Hoeveelheden visserijproducten van verscheidene soorten, bestaande uit exemplaren die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en die afkomstig zijn uit hetzelfde betrokken geografische gebied en van hetzelfde vissersvaartuig, of dezelfde groep vissersvaartuigen, mogen vóór de eerste verkoop in partijen worden verdeeld.”

.

9)

In artikel 58, lid 5, wordt het volgende punt ingevoegd:

„e bis)

in het geval dat in de hoeveelheden bedoeld in punt e) vissen aanwezig zijn die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, afzonderlijke informatie betreffende de hoeveelheden van iedere soort, uitgedrukt in kilogram nettogewicht of als het aantal exemplaren;”

.

10)

In artikel 64, lid 1 wordt punt h) vervangen door:

„h)

in voorkomend geval, de bestemming van producten die uit de markt zijn genomen voor opslag van visserijproducten overeenkomstig artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1379/2013;

h bis)

in voorkomend geval, de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram nettogewicht of als het aantal exemplaren, die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, en de bestemming ervan;”

.

11)

In artikel 66, lid 3, wordt het volgende punt toegevoegd:

„h)

in voorkomend geval, de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram nettogewicht of als het aantal exemplaren, die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;”

.

12)

In artikel 68, lid 5, wordt het volgende punt toegevoegd:

„g)

in voorkomend geval, de hoeveelheden, uitgedrukt in kilogram nettogewicht of als het aantal exemplaren, die kleiner zijn dan de toepasselijke minimuminstandhoudingsreferentiegrootte;”

.

13)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 73 bis

Met controle belaste waarnemers voor het toezicht op de aanlandingsverplichting

Onverminderd artikel 73, lid 1, van deze verordening kunnen de lidstaten met controle belaste waarnemers inzetten aan boord van vissersvaartuigen die hun vlag voeren met het oog op het toezicht op de visserij die valt onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Artikel 73, leden 2 tot en met 9, van onderhavige verordening is op die met controle belaste waarnemers van toepassing.”

.

14)

In artikel 90, lid 1, wordt punt c) vervangen door:

„c)

vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, niet aan boord brengen en houden of niet aanlanden, tenzij dit aan boord brengen en houden en het aanlanden van deze vangsten in zou gaan tegen verplichtingen uit hoofde van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid in visserijtakken of visserijzones waar die regels van toepassing zijn, of zouden vallen onder vrijstellingen uit hoofde van die regels.”

.

15)

In artikel 92 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De lidstaten passen op ernstige inbreuken als bedoeld in artikel 42, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en voor schendingen van de aanlandingsverplichting bedoeld in artikel 90, lid 1, onder c), van onderhavige verordening een puntensysteem toe op basis waarvan de houder van een visvergunning voor een inbreuk op de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid een passend aantal punten krijgt.”

.

16)

Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de tabel vervangen door:

„Mate van overschrijding van de toegestane aanlandingen

Vermenigvuldigingsfactor

Tot en met 10 %

Overschrijding * 1,0

Meer dan 10 % tot en met 20 %

Overschrijding * 1,2

Meer dan 20 % tot en met 40 %

Overschrijding * 1,4

Meer dan 40 % tot en met 50 %

Overschrijding * 1,8

Overschrijdingen met meer dan 50 %

Overschrijding * 2,0”

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   Bovenop de in lid 2 bedoelde vermenigvuldigingsfactoren is, in het geval van een overschrijding van de toegestane aanlanding met meer dan 10 %, een vermenigvuldigingsfactor van 1,5 van toepassing indien:

a)

een lidstaat zijn quotum, toewijzing of beschikbaar gedeelte van een bestand of groep bestanden in de afgelopen twee jaar herhaaldelijk heeft overschreden en er voor die overschrijdingen verlagingen zijn toegepast als bedoeld in lid 2;

b)

uit de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, en in het bijzonder de verslagen van het WTECV blijkt dat overbevissing een ernstige bedreiging vormt voor de instandhouding van het betrokken bestand, of

c)

het bestand onder een meerjarenplan valt.”

;

c)

lid 3 bis wordt geschrapt.

17)

In artikel 106, lid 2, wordt de tabel vervangen door:

„Mate van overschrijding van de beschikbare visserijinspanning

Vermenigvuldigingsfactor

Tot en met 10 %

Overschrijding * 1,0

Meer dan 10 % tot en met 20 %

Overschrijding * 1,2

Meer dan 20 % tot en met 40 %

Overschrijding * 1,4

Meer dan 40 % tot en met 50 %

Overschrijding * 1,8

Overschrijdingen met meer dan 50 %

Overschrijding * 2,0”

Artikel 8

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1379/2013

Verordening (EU) nr. 1379/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 28 wordt het volgende lid toegevoegd:

„8.   Voor het verwezenlijken van de doelstelling van artikel 7, lid 1, punt b), zorgen de producentenorganisaties er in de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door hen ingediende productie- en afzetprogramma's voor dat de aanlanding van mariene organismen die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte niet leidt tot de ontwikkeling van activiteiten die specifiek gericht zijn op het vangen van die mariene organismen.

Bij het uitvoeren van de controles overeenkomstig lid 7 van dit artikel zorgen de lidstaten ervoor dat de producentenorganisaties de in de eerste alinea van dit lid bedoelde verplichting nakomen.”

.

2)

Artikel 47 wordt vervangen door:

„Artikel 47

Voorschriften tot vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen

1.   Onverminderd lid 2 blijven de voorschriften tot vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen, met name die welke zijn opgenomen in Verordening (EEG) nr. 2136/89 van de Raad (21), Verordening (EEG) nr. 1536/92 van de Raad (22) en Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad (23), alsmede andere voorschriften die zijn vastgesteld voor de toepassing van gemeenschappelijke handelsnormen, zoals Verordening (EEG) nr. 3708/85 van de Commissie (24), van toepassing.

2.   Indien minimuminstandhoudingsreferentiegrootten worden vastgesteld, vormen die de minimummaten voor de afzet.

(21)  Verordening (EEG) nr. 2136/89 van de Raad van 21 juni 1989 tot vaststelling van gemeenschappelijke normen voor het in de handel brengen van sardineconserven (PB L 212 van 22.7.1989, blz. 79)."

(22)  Verordening (EEG) nr. 1536/92 van de Raad van 9 juni 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor tonijn- en bonietconserven (PB L 163 van 17.6.1992, blz. 1)."

(23)  Verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad van 26 november 1996 houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten (PB L 334 van 23.12.1996, blz. 1)."

(24)  Verordening (EEG) nr. 3703/85 van de Commissie van 23 december 1985 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde soorten verse of gekoelde vis (PB L 351 van 28.12.1985, blz. 63).”"

.

Artikel 9

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013

Artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Aan lid 4 wordt een nieuw punt toegevoegd:

„d)

vis die door predatoren toegebrachte schade vertoont.”

;

b)

In lid 5 wordt punt a) vervangen door:

„a)

bijzondere bepalingen inzake de visserij of soorten die vallen onder de in lid 1 bedoelde aanlandingsverplichting, zoals de technische maatregelen bedoeld in artikel 7, lid 2, die ten doel hebben de selectiviteit van het vistuig te verbeteren of ongewenste vangsten te beperken of zoveel mogelijk uit te bannen;”

;

c)

Het volgende lid wordt toegevoegd:

„14.   Uiterlijk 31 mei 2016, en uiterlijk 31 mei van elk daaropvolgend jaar tot en met 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag in betreffende de uitvoering van de aanlandingsverplichting, dat gebaseerd is op de informatie die de lidstaten, de adviesraden en andere relevante bronnen aan de Commissie hebben doorgegeven.

De jaarverslagen vermelden:

de stappen die de lidstaten en de producentenorganisaties hebben gezet om de aanlandingsverplichting na te leven;

de stappen die de lidstaten hebben gezet met betrekking tot het controleren van de naleving van de aanlandingsverplichting;

informatie over het sociaaleconomisch effect van de aanlandingsverplichting;

informatie over het effect van de aanlandingsverplichting op de veiligheid aan boord van vissersvaartuigen;

informatie over het gebruik van en de afzetmarkten voor vangsten van exemplaren, kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, van een onder de aanlandingsverplichting vallende soort;

informatie over de infrastructuur van havens en de uitrusting van vaartuigen met betrekking tot de aanlandingsverplichting;

per betrokken visserij, informatie over de moeilijkheden die zijn ondervonden bij de uitvoering van de aanlandingsverplichting en aanbevelingen om die moeilijkheden te ondervangen.”

.

Artikel 10

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1434/98 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7, punten 14 en 15, is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 20 mei 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

Z. KALNIŅA-LUKAŠEVICA


(1)  PB C 311 van 12.9.2014, blz. 68.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 28 april 2015 (niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 mei 2015.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad van 21 december 2005 betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 88/98 (PB L 349 van 31.12.2005, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(7)  Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauwbestanden in de Oostzee en de visserijtakken die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 779/97 (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 1).

(8)  Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (PB L 41 van 13.2.2002, blz. 1).

(9)  Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (PB L 351 van 28.12.2002, blz. 6).

(10)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(11)  Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).

(12)  Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad van 29 juni 1998 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie (PB L 191 van 7.7.1998, blz. 10).