13.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 68/9


RICHTLIJN (EU) 2015/413 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 maart 2015

ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, onder c),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verbetering van de verkeersveiligheid vormt een centrale doelstelling van het verkeersbeleid van de Unie. De Unie voert een beleid voor een betere verkeersveiligheid om tot een daling van het aantal doden en gewonden en van de materiële schade te komen. Een belangrijk onderdeel van dat beleid is de consequente toepassing van sancties voor in de Unie begane verkeersovertredingen die de verkeersveiligheid in aanzienlijke mate in het gedrang brengen.

(2)

Wegens het ontbreken van passende procedures, en onverminderd de bestaande mogelijkheden uit hoofde van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad (3) en van Besluit 2008/616/JBZ van de Raad (4) (de „Prüm-besluiten”), worden sancties in de vorm van geldboetes voor bepaalde verkeersovertredingen vaak niet toegepast wanneer die overtredingen worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden. Deze richtlijn beoogt ervoor te zorgen dat ook in die gevallen de doeltreffendheid van het onderzoek van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen wordt gewaarborgd.

(3)

In haar mededeling van 20 juli 2010 met als titel „Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte — Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020” benadrukte de Commissie dat handhaving van de verkeersregels een cruciaal element blijft dat de voorwaarden schept om het aantal doden en letsels ten gevolge van verkeersongevallen terug te dringen. De Raad heeft in zijn conclusies van 2 december 2010 over verkeersveiligheid erop aangedrongen aandacht te besteden aan de behoefte aan een nog strengere controle op de naleving van de verkeersregels op de weg door de lidstaten en, waar nodig, door de Unie. De Raad heeft de Commissie verzocht de mogelijkheden te onderzoeken om de verkeersregels op EU-niveau voor zover passend te harmoniseren en verdere maatregelen vast te stellen om de grensoverschrijdende toepassing van sancties met betrekking tot verkeersovertredingen te vergemakkelijken, en dan met name voor verkeersovertredingen die ernstige verkeersongevallen veroorzaken.

(4)

Op 19 maart 2008 heeft de Commissie een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende handhaving van de verkeersveiligheid op basis van artikel 71, lid 1, punt c), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu artikel 91 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie — VWEU). Richtlijn 2011/82/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) was echter vastgesteld op grond van artikel 87, lid 2, VWEU. In het arrest van 6 mei 2014 in zaak C-43/12 (6) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie Richtlijn 2011/82/EU nietig verklaard met als argument dat deze richtlijn niet rechtsgeldig op basis van artikel 87, lid 2, VWEU kan worden vastgesteld. Het arrest handhaafde de gevolgen van Richtlijn 2011/82/EU tot de inwerkingtreding van een nieuwe richtlijn op grondslag van artikel 91, lid 1, punt c), VWEU, op voorwaarde dat deze inwerkingtreding gebeurt binnen een redelijke termijn die niet langer dan twaalf maanden na de datum van de uitspraak is. Er moet daarom een nieuwe richtlijn worden vastgesteld op grond van dat artikel.

(5)

Er moet worden geijverd voor een grotere convergentie van de controlemaatregelen tussen de lidstaten, en de Commissie moet in dit opzicht nagaan of het nodig is gemeenschappelijke normen voor automatische apparatuur voor verkeersveiligheidscontroles te ontwikkelen.

(6)

De burgers van de Unie moeten beter bewust worden gemaakt van de geldende regels betreffende verkeersveiligheid op de weg in de verschillende lidstaten en van de uitvoering van deze richtlijn, met name door middel van passende maatregelen die ervoor zorgen dat er voldoende informatie wordt verstrekt over de gevolgen van het niet eerbiedigen van de regels betreffende verkeersveiligheid op de weg in een andere lidstaat dan de lidstaat van inschrijving.

(7)

Ter verbetering van de verkeersveiligheid in de hele Unie en ter waarborging van een gelijke behandeling van bestuurders, dat wil zeggen van binnen- en buitenlandse overtreders, moet de toepassing van sancties worden vergemakkelijkt, ongeacht de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven. Daartoe moet een systeem van grensoverschrijdende uitwisseling van informatie worden gebruikt voor bepaalde welomschreven verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, ongeacht de administratieve of strafrechtelijke aard daarvan in de wetgeving van de betrokken lidstaat, waardoor de lidstaat van de overtreding toegang krijgt tot gegevens uit kentekenregisters van de lidstaat van inschrijving.

(8)

Een efficiëntere uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters, die het gemakkelijker moet maken personen te identificeren die ervan verdacht worden een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding te hebben begaan, zou het afschrikwekkende effect kunnen vergroten en de bestuurder van een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat van de overtreding, daardoor kunnen aanzetten tot voorzichtiger rijgedrag, waardoor wordt voorkomen dat er slachtoffers vallen als gevolg van verkeersongevallen.

(9)

De onder deze richtlijn vallende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen worden in de lidstaten niet op dezelfde manier behandeld. Sommige lidstaten merken deze overtredingen in hun nationaal recht aan als „administratieve” overtredingen, andere lidstaten als „strafrechtelijke” overtredingen. De richtlijn moet worden toegepast ongeacht de kwalificatie van deze overtredingen in het nationaal recht.

(10)

De lidstaten moeten elkaar toegang verlenen tot hun gegevens uit kentekenregisters teneinde de informatie-uitwisseling te verbeteren en de van kracht zijnde procedures sneller te laten verlopen. Daartoe moeten de in de Prüm-besluiten vervatte bepalingen inzake de technische specificaties en de beschikbaarheid van geautomatiseerde gegevensuitwisseling zoveel mogelijk worden opgenomen in deze richtlijn.

(11)

Bij Besluit 2008/616/JBZ wordt overgegaan tot specificatie van de beveiligingskenmerken voor bestaande softwaretoepassingen en de aanverwante technische eisen voor de uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters. Zonder afbreuk te doen aan de algemene toepasselijkheid van dat besluit, moeten deze beveiligingskenmerken en technische eisen om redenen van regelgevings- en praktische efficiëntie voor de toepassing van deze richtlijn worden gebruikt.

(12)

Voor de gegevensuitwisseling uit hoofde van deze richtlijn moet worden uitgegaan van bestaande softwaretoepassingen, die daarnaast de rapportering van de lidstaten aan de Commissie dienen te vergemakkelijken. Dergelijke toepassingen moeten voorzien in een snelle, veilige en vertrouwelijke uitwisseling van specifieke gegevens uit kentekenregisters tussen de lidstaten. Er moet gebruik worden gemaakt van de softwaretoepassing Eucaris (European Vehicle and Driving Licence Information System), die uit hoofde van de Prüm-besluiten voor gegevens uit kentekenregisters verplicht is voor de lidstaten. De Commissie moet het functioneren van de voor de toepassing van deze richtlijn gebruikte softwaretoepassingen beoordelen en daarover een verslag brengen.

(13)

Het toepassingsgebied van deze softwaretoepassingen moet beperkt blijven tot de processen die gebruikt worden bij de gegevensuitwisseling tussen de nationale contactpunten in de lidstaten. De procedures en geautomatiseerde processen waarin de informatie dient te worden gebruikt, vallen buiten het toepassingsgebied van dergelijke toepassingen.

(14)

De strategie voor informatiebeheer voor de interne veiligheid van de EU beoogt zo eenvoudig mogelijke, gemakkelijk te traceren en kostenefficiënte oplossingen voor de uitwisseling van gegevens te vinden.

(15)

De lidstaten moeten de eigenaar, de houder van het voertuig of de persoon die anderszins geïdentificeerd is als degene die ervan verdacht wordt de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding begaan te hebben, kunnen bereiken om hem op de hoogte te houden van de toepasselijke procedures en de juridische gevolgen uit hoofde van het recht van de lidstaat van de overtreding. Daarbij moeten de lidstaten overwegen de informatie betreffende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen toe te zenden in de taal van de inschrijvingsdocumenten, of in een taal die de betrokken persoon wellicht kent, om ervoor te zorgen dat de betrokken persoon de informatie die met hem wordt gedeeld, duidelijk begrijpt. De lidstaten dienen de passende procedures uit te voeren om ervoor te zorgen dat de informatie alleen bij de betrokken persoon aankomt en niet bij een derde. De lidstaten moeten daartoe soortgelijke nadere regelingen gebruiken als voor de afhandeling van dergelijke overtredingen, zoals, in voorkomend geval, een aangetekend schrijven. Zo zal de betrokken persoon op passende wijze kunnen reageren op de informatiebrief, met name door meer informatie op te vragen, door de boete te betalen of zijn rechten van verdediging uit te oefenen, in het bijzonder wanneer er bij de identificatie van de persoon een vergissing is opgetreden. Verdere procedures vallen onder de toepasselijke rechtsinstrumenten, waaronder die inzake wederzijdse bijstand en wederzijdse erkenning, bijvoorbeeld Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad (7).

(16)

De lidstaten moeten een gelijkwaardige vertaling van de door de lidstaat van de overtreding toegezonden informatiebrief verstrekken, zoals bepaald in Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad (8).

(17)

Voor het voeren van een verkeersveiligheidsbeleid dat is gericht op het leveren van een hoog niveau van bescherming van alle weggebruikers in de Unie dienen de lidstaten, rekening houdend met de verschillende situaties in de Unie en zonder afbreuk te doen aan bestaand strenger beleid en strengere regelgeving, op te treden om te zorgen voor een grotere convergentie van de verkeersregels en de toepassing ervan in de lidstaten. In het kader van haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn moet de Commissie nagaan of het nodig is gemeenschappelijke normen te ontwikkelen om tot vergelijkbare methoden, praktijken en minimumnormen op Unieniveau te komen, rekening houdend met de internationale samenwerking en de bestaande overeenkomsten op het vlak van de verkeersveiligheid, met name het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 8 november 1968.

(18)

In haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze richtlijn, moet de Commissie onderzoeken of er gemeenschappelijke criteria nodig zijn voor afhandelingsprocedures die de lidstaten moeten volgen ingeval van niet-betaling van een geldboete, in overeenstemming met het recht en de procedures van de lidstaten. In dat verslag moet de Commissie aandacht besteden aan onderwerpen als de procedures tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor het doorzenden van de definitieve beslissing om een sanctie en/of een geldboete op te leggen, alsmede aan de onderlinge erkenning en tenuitvoerlegging van de definitieve beslissing.

(19)

Bij de voorbereiding van de toetsing van deze richtlijn raadpleegt de Commissie de relevante belanghebbenden, zoals de autoriteiten en bevoegde organen op het gebied van verkeersveiligheid en wetshandhaving, de verenigingen van verkeersslachtoffers en andere niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de verkeersveiligheid.

(20)

Een nauwere samenwerking tussen wetshandhavingsautoriteiten moet gepaard gaan met de eerbiediging van de grondrechten, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en op de bescherming van persoonsgegevens, gewaarborgd door specifieke regelingen inzake gegevensbescherming. In deze regelingen moet met name rekening worden gehouden met de specifieke aard van grensoverschrijdende onlinetoegang tot gegevensbestanden. Er moeten softwaretoepassingen worden opgezet waarmee veilig informatie kan worden uitgewisseld en die de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens garanderen. De gegevens die uit hoofde van deze richtlijn worden verzameld, mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan voor de toepassing van deze richtlijn. De lidstaten moeten voldoen aan de verplichtingen met betrekking tot de voorwaarden voor het gebruik en de tijdelijke opslag van de gegevens.

(21)

De bij deze richtlijn geregelde verwerking van persoonsgegevens is passend voor het bereiken van de legitieme doelstellingen die met deze richtlijn worden nagestreefd, namelijk een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie te waarborgen door de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en daardoor ook de toepassing van sancties te vergemakkelijken en daarbij worden de grenzen van hetgeen passend en noodzakelijk is voor het bereiken van die doelstellingen niet overschreden.

(22)

De identiteitsgegevens van een overtreder zijn persoonsgegevens. Op de verwerkingsactiviteiten die in het kader van de toepassing van deze richtlijn worden ontplooid, moet Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing zijn. Onverminderd de procedurevereisten inzake beroep en de verhaalmogelijkheden in de betrokken lidstaat, moet de persoon op wie de gegevens betrekking hebben, na ontvangst van de kennisgeving met betrekking tot de overtreding, dienovereenkomstig informatie ontvangen over zijn rechten inzake toegang, rechtzetting en vernietiging van zijn persoonsgegevens alsmede over de wettelijke maximumtermijn gedurende welke de gegevens mogen worden bewaard. In deze context moet de persoon op wie de gegevens betrekking hebben ook het recht hebben om onjuiste persoonsgegevens te laten corrigeren of onrechtmatig opgeslagen gegevens onmiddellijk te laten wissen.

(23)

In het kader van de Prüm-besluiten zijn de specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming in Besluit 2008/615/JBZ van toepassing op de verwerking van gegevens uit kentekenregisters die persoonsgegevens bevatten. In dat verband hebben de lidstaten de mogelijkheid die specifieke bepalingen toe te passen op persoonsgegevens die tevens in het kader van onderhavige richtlijn worden verwerkt, met dien verstande dat zij erop moeten toezien dat bij het verwerken van gegevens inzake alle onder onderhavige richtlijn vallende overtredingen de nationale bepalingen tot uitvoering van Richtlijn 95/46/EG in acht worden genomen.

(24)

Derde landen moeten aan de uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters kunnen deelnemen, mits zij daartoe een overeenkomst met de Unie hebben gesloten. Een dergelijke overeenkomst moet de nodige bepalingen inzake gegevensbescherming bevatten.

(25)

Deze richtlijn eerbiedigt de door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens erkende grondrechten en beginselen, zoals de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op een eerlijk proces, het vermoeden van onschuld en het recht van verdediging.

(26)

Teneinde het doel van uitwisseling van informatie tussen de lidstaten via interoperabele middelen te kunnen bereiken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het in aanmerking nemen van de relevante wijzigingen in de Prüm-besluiten, of ingeval zulks wordt opgelegd door rechtshandelingen van de Unie die rechtstreeks relevant zijn voor de bijwerking van bijlage I. Het is van bijzonder belang dat de Commissie, zoals te doen gebruikelijk, bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(27)

De Commissie moet de toepassing van deze richtlijn analyseren om verdere effectieve en efficiënte maatregelen ter verhoging van de verkeersveiligheid te bepalen. Onverminderd de verplichtingen om deze richtlijn om te zetten moeten ook Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk hierbij met de Commissie samenwerken, waar passend, om te zorgen voor een tijdige en volledige rapportage in dezen.

(28)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie door het vergemakkelijken van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen wanneer die worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(29)

Aangezien Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk niet gebonden waren door Richtlijn 2011/82/EU en haar derhalve niet hebben omgezet, is het passend om voor deze lidstaten voldoende extra tijd in te ruimen voor die omzetting.

(30)

De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (10) en heeft op 3 oktober 2014 een advies uitgebracht,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Doel

Deze richtlijn beoogt een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie te waarborgen door de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en daardoor ook de toepassing van sancties te vergemakkelijken wanneer die overtredingen worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden.

Artikel 2

Toepassingsgebied

De richtlijn is van toepassing op de volgende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen:

a)

rijden met een te hoge snelheid;

b)

niet dragen van een veiligheidsgordel;

c)

niet stoppen voor een rood licht;

d)

rijden onder invloed van drank;

e)

rijden onder invloed van drugs;

f)

niet dragen van een veiligheidshelm;

g)

gebruiken van een verboden rijstrook;

h)

illegaal gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatieapparaat tijdens het rijden.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „voertuig”: een door motorkracht aangedreven voertuig, daaronder begrepen motorfietsen, dat normaal wordt gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg;

b)   „lidstaat van de overtreding”: de lidstaat waar de overtreding is begaan;

c)   „lidstaat van inschrijving”: de lidstaat waar het voertuig waarmee de overtreding is begaan, is ingeschreven;

d)   „rijden met een te hoge snelheid”: sneller rijden dan de maximumsnelheid die in de lidstaat van de overtreding geldt voor de weg of het voertuigtype;

e)   „niet dragen van de veiligheidsgordel”: niet voldoen aan de verplichting een veiligheidsgordel te dragen of een kinderbeveiligingssysteem te gebruiken overeenkomstig Richtlijn 91/671/EEG van de Raad (11) en het recht van de lidstaat van de overtreding;

f)   „niet stoppen voor een rood licht”: door een rood verkeerslicht rijden of elk ander relevant stopteken als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

g)   „rijden onder invloed van drank”: rijden onder invloed van alcohol, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

h)   „rijden onder invloed van drugs”: rijden onder invloed van drugs of andere stoffen met een soortgelijke werking, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

i)   „niet dragen van een veiligheidshelm”: geen veiligheidshelm dragen als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

j)   „gebruiken van een verboden rijstrook”: illegaal gebruiken van een deel van de weg zoals een pechstrook, een voor het openbaar vervoer voorbehouden rijstrook of een tijdelijk afgesloten rijstrook vanwege congestie of wegwerkzaamheden, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

k)   „illegaal gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatieapparaat tijdens het rijden”: illegaal gebruik van een mobiele telefoon of andere communicatieapparatuur tijdens het rijden, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van de overtreding;

l)   „nationaal contactpunt”: een aangewezen bevoegde autoriteit voor de uitwisseling van gegevens uit kentekenregisters;

m)   „geautomatiseerde bevraging”: een onlinetoegangsprocedure voor het raadplegen van de gegevensbanken van één, meer dan één of alle lidstaten of van de deelnemende landen;

n)   „houder van het voertuig”: de persoon op wiens naam het voertuig is ingeschreven, als gedefinieerd in het recht van de lidstaat van inschrijving.

Artikel 4

Procedure voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten

1.   Voor onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen als bedoeld in artikel 2, verlenen de lidstaten de nationale contactpunten van andere lidstaten als bedoeld in lid 2 van dit artikel toegang tot de volgende nationale gegevens uit kentekenregisters, met de bevoegdheid geautomatiseerde bevragingen uit te voeren:

a)

gegevens met betrekking tot voertuigen, alsmede

b)

gegevens met betrekking tot de eigenaar of houder van het voertuig.

De onder a) en b) bedoelde specifieke gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van een bevraging stroken met bijlage I.

2.   Ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde uitwisseling van informatie wijst elke lidstaat een nationaal contactpunt aan. De bevoegdheden van het nationaal contactpunt worden bepaald door het toepasselijke recht van de betrokken lidstaat.

3.   Bij het uitvoeren van een bevraging in de vorm van een uitgaand verzoek gebruikt het nationale contactpunt van de lidstaat van de overtreding een volledig kenteken.

Die bevragingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van hoofdstuk 3 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ, uitgezonderd punt 1 van hoofdstuk 3 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ, waarop bijlage I bij deze richtlijn van toepassing is.

De lidstaat van de overtreding gebruikt uit hoofde van deze richtlijn de verkregen gegevens om vast te stellen wie persoonlijk aansprakelijk is voor de in artikel 2 opgenomen verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.

4.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de uitwisseling van informatie via interoperabele elektronische middelen plaatsvindt, zonder uitwisseling van gegevens uit andere databanken die niet voor de toepassing van deze richtlijn worden gebruikt. Zij zorgen ervoor dat een dergelijke uitwisseling van informatie op een kosteneffectieve en veilige manier verloopt. De lidstaten waarborgen de beveiliging en bescherming van de verstrekte gegevens door zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande softwaretoepassingen zoals die welke in artikel 15 van Besluit 2008/616/JBZ wordt genoemd, alsmede gewijzigde versies van die softwaretoepassingen, in overeenstemming met bijlage I bij deze richtlijn en de punten 2 en 3 van hoofdstuk 3 van de bijlage bij Besluit 2008/616/JBZ. De gewijzigde versies van de softwaretoepassingen voorzien zowel in een online-uitwisselingswijze in realtime als in een uitwisselingswijze met gegroepeerde gegevens; deze laatste methode moet toelaten dat meerdere verzoeken of antwoorden in één bericht kunnen worden uitgewisseld.

5.   Elke lidstaat draagt de eigen kosten in verband met de administratie, het gebruik en het onderhoud van de in lid 4 vermelde softwaretoepassingen.

Artikel 5

Informatiebrief inzake verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen

1.   De lidstaat van de overtreding besluit om al dan niet een afhandelingsprocedure met betrekking tot de in artikel 2 opgenomen verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen in te stellen.

Indien de lidstaat van de overtreding besluit een dergelijke procedure in te stellen, stelt hij overeenkomstig zijn nationale recht de eigenaar, de houder van het voertuig of de anderszins geïdentificeerde persoon die ervan verdacht wordt de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding begaan te hebben, hiervan in kennis.

Deze informatie omvat, zoals geldt krachtens het nationale recht, de juridische gevolgen daarvan op het grondgebied van de lidstaat van de overtreding uit hoofde van het recht van die lidstaat.

2.   Wanneer de lidstaat van de overtreding de informatiebrief verstuurt aan de eigenaar, de houder van het voertuig of aan de anderszins geïdentificeerde persoon die ervan verdacht wordt de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding begaan te hebben, deelt hij overeenkomstig zijn recht alle relevante informatie mee, en met name de aard van de desbetreffende verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, de plaats, de datum en het tijdstip van de overtreding, de titel van de overtreden nationale wetsartikelen, alsmede de sanctie daarop, en in voorkomend geval gegevens betreffende de apparatuur die is gebruikt om de overtreding vast te stellen. Daartoe kan de lidstaat van de overtreding gebruikmaken van het model in bijlage II.

3.   Indien de lidstaat van de overtreding besluit een afhandelingsprocedure met betrekking tot de in artikel 2 opgenomen verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen in te stellen, verstuurt de lidstaat van de overtreding, met het oog op de eerbiediging van de grondrechten, de informatiebrief in de taal van het inschrijvingsdocument van het voertuig, voor zover dat beschikbaar is, of in één van de officiële talen van de lidstaat van inschrijving.

Artikel 6

Rapportering door de lidstaten aan de Commissie

Uiterlijk op 6 mei 2016 en daarna om de twee jaar zendt elke lidstaat een alomvattend verslag aan de Commissie.

Het alomvattende verslag vermeldt het aantal aan het nationale contactpunt van de lidstaat van inschrijving gerichte geautomatiseerde bevragingen die de lidstaat van de overtreding heeft uitgevoerd naar aanleiding van op zijn grondgebied begane overtredingen, tezamen met het soort overtredingen waarvoor verzoeken zijn ingediend en het aantal verzoeken zonder resultaat.

In dit alomvattend verslag staat eveneens een omschrijving van de situatie op nationaal vlak met betrekking tot het gevolg dat is gegeven aan de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, uitgaande van het aantal van dergelijke overtredingen naar aanleiding waarvan een informatiebrief is gestuurd.

Artikel 7

Gegevensbescherming

1.   De bepalingen inzake gegevensbescherming die zijn vervat in Richtlijn 95/46/EG zijn van toepassing op de conform deze richtlijn verwerkte persoonsgegevens.

2.   In het bijzonder zorgt iedere lidstaat ervoor dat persoonsgegevens die krachtens deze richtlijn zijn verwerkt, binnen een redelijke tijdspanne worden gecorrigeerd indien zij onjuist zijn, of worden gewist of afgeschermd indien zij niet langer vereist zijn, overeenkomstig de artikelen 6 en 12 van Richtlijn 95/46/EG, en dat een maximumduur voor de opslag van gegevens wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle persoonsgegevens die worden verwerkt krachtens deze richtlijn uitsluitend gebruikt worden voor de in artikel 1 van deze richtlijn genoemde doelstelling en dat de personen waarop de gegevens betrekking hebben, dezelfde rechten hebben inzake toegang, het laten corrigeren, wissen of afschermen van gegevens, schadevergoeding en het aanwenden van rechtsmiddelen, als die welke ter uitvoering van de relevante bepalingen van Richtlijn 95/46/EG in het nationale recht zijn vastgesteld.

3.   Eenieder heeft het recht ervan in kennis te worden gesteld welke in de lidstaat van inschrijving bewaarde persoonsgegevens zijn toegezonden aan de lidstaat van de overtreding, inclusief de datum van het verzoek en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van de overtreding.

Artikel 8

Informatie voor weggebruikers in de Unie

1.   De Commissie plaatst op haar internetsite een in alle officiële talen van de instellingen van de Unie gestelde samenvatting van de in de lidstaten van kracht zijnde regels die binnen het bereik van deze richtlijn vallen. De lidstaten verstrekken informatie over deze regels aan de Commissie.

2.   De lidstaten zorgen voor voldoende voorlichting van de weggebruikers over de regels die op hun grondgebied gelden en over de maatregelen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn, in samenwerking met organisaties, zoals onder meer organisaties voor verkeersveiligheid, niet-gouvernementele organisaties op het gebied van verkeersveiligheid en automobielclubs.

Artikel 9

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 10 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot bijwerking van bijlage I in het licht van de technische vooruitgang teneinde rekening te houden met relevante wijzigingen van de Prüm-besluiten, of ingeval zulks wordt opgelegd door rechtshandelingen van de Unie die rechtstreeks relevant zijn voor de bijwerking van bijlage I.

Artikel 10

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 9 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar vanaf 13 maart 2015. Uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van de termijn van vijf jaar stelt de Commissie een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   De in artikel 9 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Dit besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Het is van bijzonder belang dat de Commissie de gangbare praktijk volgt en deskundigen raadpleegt, waaronder deskundigen van de lidstaten, voordat zij een gedelegeerde handeling vaststelt. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 9 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van deze termijn de Commissie ervan in kennis hebben gesteld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

Artikel 11

Toetsing van de richtlijn

Onverminderd de bepalingen in de tweede alinea van artikel 12, lid 1, dient de Commissie uiterlijk op 7 november 2016 bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn door de lidstaten. In dit verslag besteedt de Commissie met name aandacht aan de volgende aspecten en dient ze, in voorkomend geval, voorstellen in om deze aspecten te behandelen:

een beoordeling of andere verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen aan het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten worden toegevoegd;

een beoordeling van de doeltreffendheid van deze richtlijn op het vlak van vermindering van het aantal verkeersdoden in de Unie;

een beoordeling over de noodzaak van gemeenschappelijke normen voor automatische controleapparatuur en voor procedures. In deze context wordt de Commissie gevraagd om op het niveau van de Unie richtsnoeren met betrekking tot verkeersveiligheid te ontwikkelen binnen het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, en aldus te zorgen voor meer convergentie op het vlak van handhaving van de verkeersregels door de lidstaten door middel van vergelijkbare methoden en praktijken. Deze richtsnoeren kunnen minstens betrekking hebben op de in artikel 2, punten a) tot en met d), opgesomde overtredingen;

een beoordeling of het nodig is de toepassing van sancties voor verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen te versterken en gemeenschappelijke criteria voor te stellen voor de afhandelingsprocedures in geval van niet-betaling van een geldboete, binnen het kader van alle relevante beleidslijnen van de Unie, met inbegrip van het gemeenschappelijk vervoersbeleid;

de mogelijkheden om, waar nodig, de verkeersregels te harmoniseren;

een beoordeling van de in artikel 4, lid 4, genoemde softwaretoepassingen, met als doel te zorgen voor de correcte uitvoering van deze richtlijn en een effectieve, snelle, veilige en vertrouwelijke uitwisseling van specifieke gegevens uit kentekenregisters te waarborgen.

Artikel 12

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 6 mei 2015 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

In afwijking van de eerste alinea kunnen het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland de in de eerste alinea genoemde datum verschuiven naar 6 mei 2017.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de vierde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 11 maart 2015.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

Z. KALNIŅA-LUKAŠEVICA


(1)  PB C 12 van 15.1.2015, blz. 115.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 februari 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 maart 2015.

(3)  Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1).

(4)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).

(5)  Richtlijn 2011/82/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (PB L 288 van 5.11.2011, blz. 1).

(6)  Arrest in zaak C-43/12 Commissie tegen Europees Parlement en Raad, EU:C:2014:298.

(7)  Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16).

(8)  Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).

(9)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(10)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(11)  Richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels en kinderbeveiligingssystemen in voertuigen (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26).


BIJLAGE I

Specifieke gegevens die nodig zijn voor het uitvoeren van de bevraging als bedoeld in artikel 4, lid 1

Onderwerp

V/F (1)

Toelichting

Gegevens in verband met het voertuig

V

 

Lidstaat van inschrijving

V

 

Kenteken

V

(A (2))

Gegevens in verband met de overtreding

V

 

Lidstaat van de overtreding

V

 

Referentiedatum van de overtreding

V

 

Referentietijdstip van de overtreding

V

 

Doel van de bevraging

V

Code om het soort overtreding aan te geven, zoals opgenomen in artikel 2

1.

=

Rijden met een te hoge snelheid

2.

=

Rijden onder invloed van drank

3.

=

Niet dragen van een veiligheidsgordel

4.

=

Niet stoppen voor een rood licht

5.

=

Gebruiken van een verboden rijstrook

10.

=

Rijden onder invloed van drugs

11.

=

Niet dragen van een veiligheidshelm

12.

=

Illegaal gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatieapparaat tijdens het rijden

Specifieke gegevens die worden verstrekt in het kader van de bevraging op grond van artikel 4, lid 1

Deel I.   Gegevens met betrekking tot voertuigen

Onderwerp

V/F (3)

Toelichting

Kenteken

V

 

Chassisnummer/VIN

V

 

Lidstaat van inschrijving

V

 

Merk

V

(D.1 (4)) bijv. Ford, Opel, Renault

Handelsbenaming van het voertuig

V

(D.3) bijv. Focus, Astra, Mégane

EU-categoriecode

V

(J) bijv. bromfiets, motorfiets, personenauto

Deel II.   Gegevens met betrekking tot eigenaren of houders van voertuigen

Onderwerp

V/F (5)

Toelichting

Gegevens in verband met de houder van het voertuig

 

(C.1 (6))

De gegevens hebben betrekking op de houder van het specifieke kentekenbewijs.

Naam houder (bedrijf) van de inschrijving

V

(C.1.1)

Er worden verschillende velden gebruikt voor achternaam, tussenvoegsels, titels enz., en de naam wordt meegedeeld in een formaat dat geschikt is om gedrukt te worden.

Voornaam

V

(C.1.2)

Er worden verschillende velden gebruikt voor voornaam/voornamen en initialen, en de naam wordt meegedeeld in een formaat dat geschikt is om gedrukt te worden.

Adres

V

(C.1.3)

Er worden verschillende velden gebruikt voor straat, huisnummer en toevoeging, postcode, woonplaats, land van verblijf enz., en het adres wordt meegedeeld in een formaat dat geschikt is om gedrukt te worden.

Geslacht

F

man/vrouw

Geboortedatum

V

 

Juridische status

V

individu, vereniging, onderneming, firma enz.

Geboorteplaats

F

 

ID-nummer

F

Een identificator die de persoon of het bedrijf op een unieke manier identificeert.

Gegevens in verband met de eigenaar van het voertuig

 

(C.2) De gegevens hebben betrekking op de eigenaar van het voertuig.

Naam eigenaar (bedrijf)

V

(C.2.1)

Voornaam

V

(C.2.2)

Adres

V

(C.2.3)

Geslacht

F

man/vrouw

Geboortedatum

V

 

Juridische status

V

individu, vereniging, onderneming, firma enz.

Geboorteplaats

F

 

ID-nummer

F

Een identificator die de persoon of het bedrijf op een unieke manier identificeert.

 

 

Wanneer het een autowrak, een gestolen voertuig of gestolen nummerplaat, of een verouderde voertuigregistratie betreft, wordt geen informatie over de eigenaar/houder verstrekt. In plaats daarvan wordt de boodschap „Informatie niet bekendgemaakt” teruggestuurd.


(1)  V = verplicht voor zover beschikbaar in het nationale register, F = facultatief.

(2)  Geharmoniseerde code, zie Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57).

(3)  V = verplicht voor zover beschikbaar in het nationale register, F = facultatief.

(4)  Geharmoniseerde code, zie Richtlijn 1999/37/EG.

(5)  V = verplicht voor zover beschikbaar in het nationale register, F = facultatief.

(6)  Geharmoniseerde code, zie Richtlijn 1999/37/EG.


BIJLAGE II

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld

Image

Tekst van het beeld