24.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 78/40


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/495 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2015

tot vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen op het gebied van het waterbeleid overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2015) 1756)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 8 ter, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG voorziet in de vaststelling van een aandachtstoffenlijst van in eerste instantie maximaal tien stoffen of groepen stoffen waarvoor in de hele Unie monitoringgegevens moeten worden vergaard ter ondersteuning van toekomstige prioritering overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). De lijst moet melding maken van de monitoringmatrices en van mogelijke analysemethoden die geen buitensporige kosten met zich brengen.

(2)

Artikel 8 ter van Richtlijn 2008/105/EG bepaalt onder meer de voorwaarden en modaliteiten voor de monitoring van de stoffen op de aandachtstoffenlijst, voor de rapportage van de monitoringresultaten door de lidstaten en voor de bijwerking van de lijst.

(3)

De stoffen op de aandachtstoffenlijst moeten worden geselecteerd uit de stoffen waarvoor de beschikbare informatie erop wijst dat zij op het niveau van de Unie een significant risico voor of via het aquatische milieu kunnen betekenen, maar waarvoor de monitoringgegevens onvoldoende zijn om het feitelijke risico vast te stellen. Zeer toxische stoffen die in veel lidstaten worden gebruikt en in het aquatisch milieu worden geloosd, maar niet of zelden worden gecontroleerd, moeten in aanmerking worden genomen voor opname in de aandachtstoffenlijst. Die selectie moet rekening houden met de in artikel 8 ter, lid 1, onder a) tot en met e), van Richtlijn 2008/105/EG gespecificeerde informatie, met bijzondere aandacht voor opkomende verontreinigende stoffen.

(4)

De monitoring van de stoffen op de aandachtstoffenlijst moet hoogwaardige gegevens over de concentraties ervan in het aquatische milieu opleveren, geschikt om de risicobeoordelingen die ten grondslag liggen aan de identificatie van prioritaire stoffen, te ondersteunen in het kader van een aparte toetsing overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG. Stoffen waarvan bij die toetsing blijkt dat zij een ernstig risico vormen, moeten in aanmerking worden genomen voor opname in de lijst van prioritaire stoffen. In dat geval wordt ook een milieukwaliteitsnorm vastgesteld waaraan de lidstaten moeten voldoen. Het voorstel om een stof op te nemen in de lijst van prioritaire stoffen wordt onderworpen aan een effectbeoordeling.

(5)

Overeenkomstig artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG moeten diclofenac, 17-β-estradiol (E2) en 17-α-ethinylestradiol (EE2) in de eerste aandachtstoffenlijst worden opgenomen, met het oog op het verzamelen van monitoringgegevens om passende maatregelen te kunnen vaststellen om het risico van die stoffen tegen te gaan. Estron (E1) moet gezien zijn nauwe chemische verwantschap met 17-beta-estradiol, waarvan het een afbraakproduct is, ook in aandachtstoffenlijst worden opgenomen.

(6)

In de loop van 2014 heeft de Commissie gegevens vergaard over een reeks andere stoffen die in de aandachtstoffenlijst kunnen worden opgenomen. Zij heeft rekening gehouden met de in artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG bedoelde informatiebronnen en heeft deskundigen uit de lidstaten en belanghebbenden geraadpleegd. Er is een rangschikkingsproces uitgevoerd. Daarbij werden met name stoffen onderzocht waaraan bij de meest recent uitgevoerde toetsing van prioritaire stoffen bijna de prioritaire status was verleend, maar waarvoor nog bijkomende monitoringgegevens nodig zijn om de ernst van het risico te kunnen bevestigen. Er werden ook diverse andere stoffen onderzocht die geïdentificeerd zijn als potentiële, opkomende verontreinigende stoffen en waarvoor weinig of geen recente monitoringgegevens beschikbaar waren. Het risico dat elk van die stoffen vormt, werd berekend op basis van de beschikbare gegevens over hun intrinsieke gevaar en de blootstelling van het milieu aan de stoffen. De blootstelling werd geraamd op basis van gegevens over de omvang van de productie en het gebruik, rekening houdend met alle actuele monitoringgegevens.

(7)

Tijdens het verzamelen van gegevens over de stoffen op de oorspronkelijke lijst werden voor sommige van die stoffen bijkomende monitoringgegevens aangetroffen. De beschikbaarheid van betrouwbare, actuele gegevens voor ten minste vier lidstaten werd voldoende geacht om de stoffen niet in de aandachtstoffenlijst op te nemen. Wanneer die stoffen buiten beschouwing werden gelaten, samen met enkele andere, waarvan de toxiciteit bijzonder werd betwijfeld of het gebruik zou worden stopgezet, werden de volgende als de hoogst gerangschikte geïdentificeerd: oxadiazon, methiocarb, 2,6-di-tert-butyl-4-methylfenol, triallaat, vier neonicotinoïde pesticiden, het macrolideantibioticum erytromycine en 2-ethylhexyl 4-methoxycinnamaat. Derhalve moeten ook die stoffen in de aandachtstoffenlijst worden opgenomen, geïdentificeerd aan de hand van hun Chemical Abstracts Service (CAS)- en hun EU-nummer. Van een vijfde neonicotinoïde pesticide en twee andere macrolideantibiotica werd ook vastgesteld dat ze mogelijk een ernstig risico vormen. De mogelijkheid dat stoffen met dezelfde werking additieve effecten hebben, zou eens te meer hun gelijktijdige opname in de aandachtstoffenlijst rechtvaardigen. Het zou mogelijk moeten zijn om de neonicotinoïden gelijktijdig te analyseren zodat ze, net zoals de macrolideantibiotica, als groep in de lijst kunnen worden opgenomen.

(8)

Overeenkomstig artikel 8 ter, lid 1, van Richtlijn 2008/105/EG heeft de Commissie mogelijke analysemethoden voor de voorgestelde stoffen geïdentificeerd. De detectiegrens van de methode moet ten minste even laag zijn als de stofspecifieke voorspelde concentratie zonder effect voor elke stof in de betrokken matrix. Indien nieuwe informatie voor bepaalde stoffen leidt tot een daling van de voorspelde concentratie zonder effect, moet de maximaal aanvaardbare detectiegrens van de methode wellicht worden verlaagd, terwijl die stoffen op de lijst blijven staan. Die analysemethoden brengen geen buitensporige kosten met zich mee.

(9)

Met het oog op de vergelijkbaarheid moeten alle stoffen in volledige watermonsters worden gemonitord. Het zou echter wenselijk zijn om 2-ethylhexyl 4-methoxycinnamaat ook in zwevende vaste deeltjes of sediment te monitoren, aangezien het de neiging heeft om zich over die matrix te verdelen.

(10)

De in dit besluit vastgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De eerste aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen bedoeld in artikel 8 ter van Richtlijn 2008/105/EG is opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2015.

Voor de Commissie

Karmenu VELLA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84.

(2)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).


BIJLAGE

Aandachtstoffenlijst van in de hele Unie te monitoren stoffen bedoeld in artikel 8 ter van Richtlijn 2008/105/EG

Naam van de stof/groep van stoffen

CAS-nummer (1)

EU-nummer (2)

Indicatieve analysemethode (3)  (4)  (5)

Maximaal aanvaardbare detectiegrens van de methode (ng/l)

17-α-Ethinylestradiol (EE2)

57-63-6

200-342-2

SPE — LC-MS-MS in groot volume

0,035

17-β-Estradiol (E2), Estron (E1)

50-28-2,

53-16-7

200-023-8

SPE — LC-MS-MS

0,4

Diclofenac

15307-86-5

239-348-5

SPE — LC-MS-MS

10

2,6-Di-tert-butyl-4-methylfenol

128-37-0

204-881-4

SPE — GC-MS

3 160

2-Ethylhexyl-4-methoxycinnamaat

5466-77-3

226-775-7

SPE — LC-MS-MS

of GC-MS

6 000

Macrolideantibiotica (6)

 

 

SPE — LC-MS-MS

90

Methiocarb

2032-65-7

217-991-2

SPE — LC-MS-MS

of GC-MS

10

Neonicotinoïden (7)

 

 

SPE — LC-MS-MS

9

Oxadiazon

19666-30-9

243-215-7

LLE/SPE — GC-MS

88

Triallaat

2303-17-5

218-962-7

LLE/SPE — GC-MS

of LC-MS-MS

670


(1)  Chemical Abstracts Service.

(2)  Europese Unienummer — niet beschikbaar voor alle stoffen.

(3)  Om de vergelijkbaarheid van de resultaten van verschillende lidstaten te garanderen moeten alle stoffen in volledige watermonsters worden gemonitord.

(4)  Extractiemethoden:

LLE

liquid liquid extraction (vloeistof-vloeistofextractie),

SPE

solid-phase extraction (vastefase-extractie).

Analysemethoden:

GC-MS— Gas chromatography-mass spectrometry (gaschromatografie gekoppeld aan massaspectrometrie),

LC-MS-MS— Liquid chromatography (tandem) triple quadrupole mass spectrometry (vloeistofchromatografie gekoppeld aan triple quadrupool (tandem-)massaspectrometrie).

(5)  De aangewezen methode om 2-ethylhexyl-4-methoxycinnamaat in zwevende vaste deeltjes of sediment (grootte < 63 μm) te monitoren, is: SLE (solid liquid extraction (vastestof-vloeistofextractie)) — GC-MS, met een maximale detectiegrens van 0,2 mg/kg.

(6)  Erytromycine (CAS-nummer 114-07-8, EU-nummer 204-040-1), claritromycine (CAS-nummer 81103-11-9), azitromycine (CAS-nummer 83905-01-5, EU-nummer 617-500-5).

(7)  Imidacloprid (CAS-nummer 105827-78-9/138261-41-3, EU-nummer 428-040-8), thiacloprid (CAS-nummer 111988-49-9), thiamethoxam (CAS-nummer 153719-23-4, EU-nummer 428-650-4), clothianidine (CAS-nummer 210880-92-5, EU-nummer 433-460-1), acetamiprid (CAS-nummer 135410-20-7/160430-64-8).