9.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 351/3


VERORDENING (EU) Nr. 1307/2014 VAN DE COMMISSIE

van 8 december 2014

houdende vaststelling van de criteria en geografische grenzen van graslanden met grote biodiversiteit voor de doeleinden van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/30/EG (2), en met name artikel 7 ter, lid 3, onder c), tweede alinea,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (3), en met name artikel 17, lid 3, onder c), tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG is bepaald dat biobrandstoffen en biovloeistoffen alleen mogen worden meegeteld voor de vastgestelde doeleinden en dat marktdeelnemers alleen voor overheidssteun in aanmerking komen als zij voldoen aan de duurzaamheidscriteria die in die richtlijnen zijn vastgesteld. Als onderdeel van deze regeling kunnen biobrandstoffen en biovloeistoffen alleen worden meegeteld voor de doeleinden of in aanmerking komen voor overheidssteun als zij niet zijn gemaakt van grondstoffen die zijn verkregen van land dat in of na januari 2008 grasland met grote biodiversiteit was, tenzij in het geval van niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit is aangetoond dat het oogsten van de grondstof noodzakelijk is voor het behoud van de status ervan als grasland.

(2)

In artikel 17, lid 3, onder c), laatste alinea, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 3, onder c), laatste alinea, van Richtlijn 98/70/EG wordt de Commissie verzocht de criteria en geografische grenzen vast te stellen op grond waarvan grasland kan worden beschouwd als grasland met grote biodiversiteit in het kader van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG.

(3)

Graslanden met grote biodiversiteit verschillen per klimaatzone en kunnen onder meer heide, graasland, hooiland, savanne, steppe, met struikgewas bedekte grond, toendra en prairie omvatten. Deze gebieden ontwikkelen onderscheiden kenmerken, bijvoorbeeld ten aanzien van de mate van bedekking met bomen en de begrazings- en maai-intensiteit. Voor de doeleinden van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG moet derhalve een brede definitie van grasland worden gehanteerd.

(4)

In de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG wordt onderscheid gemaakt tussen natuurlijk en niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit en worden beide gedefinieerd. Het is derhalve dienstig om operationele criteria in deze definities op te nemen. Voor de doeleinden van deze verordening is het dienstig grasland met verlaagde productiviteit wat biodiversiteit betreft als verarmd te beschouwen.

(5)

Of aan artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG is voldaan, wordt gecontroleerd overeenkomstig artikel 7 quater, leden 1 en 3, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, leden 1 en 3, van Richtlijn 2009/28/EG.

(6)

Uitgebreide informatie over geografische grenzen van graslanden met grote biodiversiteit is op internationaal niveau nog niet beschikbaar. Deze verordening geeft derhalve alleen de geografische grenzen aan voor grasland met grote biodiversiteit waarvoor reeds informatie beschikbaar is.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG ingestelde Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de doeleinden van artikel 7 ter, lid 3, onder c), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), van Richtlijn 2009/28/EG zijn de volgende criteria en definities van toepassing:

1.   „grasland”: terrestrische ecosystemen die ten minste vijf jaar voortdurend door kruid- en struikvegetatie zijn gedomineerd. Graasland en hooiland dat wordt gemaaid voor hooi maakt er deel van uit, maar grond die voor de teelt van andere gewassen wordt gebruikt en tijdelijk braakliggend bouwland maakt er geen deel van uit. Verder maken permanent beboste gebieden, zoals gedefinieerd in artikel 17, lid 4, onder b), van Richtlijn 2009/28/EG er geen deel van uit, tenzij het boslandbouwsystemen betreft waarvan landgebruiksystemen deel uitmaken waarbij bomen tegelijk met gewassen of dierlijke productiesystemen in een landbouwcontext worden beheerd. Dominantie van kruid- en struikvegetatie betekent dat hun gecombineerde bodembedekking groter is dan de bedekking door boomkronen;

2.   „menselijke tussenkomst”: oordeelkundig beweiden, maaien, snijden, oogsten of afbranden;

3.   „natuurlijk grasland met grote biodiversiteit”: grasland dat:

a)

ook zonder menselijke tussenkomst grasland zou blijven, en

b)

de natuurlijke soortensamenstelling en ecologische kenmerken en processen behoudt;

4.   „niet-natuurlijk grasland met grote biodiversiteit”: grasland dat:

a)

zonder menselijke tussenkomst zou ophouden grasland te zijn, en

b)

niet verarmd is, dat wil zeggen niet gekenmerkt wordt door verlies van biodiversiteit op de lange termijn door bijvoorbeeld overbegrazing, mechanische schade aan de vegetatie, bodemerosie of verlies van bodemkwaliteit, en

c)

rijk aan soorten is, dat wil zeggen:

i)

een habitat van aanzienlijke omvang is voor ernstig bedreigde, bedreigde of kwetsbare soorten die zijn opgenomen op de rode lijst van bedreigde soorten van de Internationale Unie tot behoud van de natuur en de natuurlijke rijkdommen of op andere lijsten die een soortgelijk doel dienen voor soorten of habitats die in nationale wetgeving zijn vastgesteld of die worden erkend door een bevoegde nationale autoriteit in het land van oorsprong van de grondstof, of

ii)

een habitat van aanzienlijk belang is voor endemische soorten of voor soorten met een beperkt verspreidingsgebied, of

iii)

een habitat van aanzienlijk belang is voor de genetische diversiteit binnen dezelfde soort, of

iv)

een habitat van aanzienlijk belang is voor wereldwijd significante concentraties van migrerende of samenscholende soorten, of

v)

een regionaal of nationaal significant of in hoge mate bedreigd of uniek ecosysteem is.

Artikel 2

Onverminderd artikel 3 worden graslanden in de volgende geografische gebieden van de Europese Unie altijd aangemerkt als grasland met grote biodiversiteit:

1.

in bijlage I bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (4) genoemde habitats;

2.

habitats die van aanzienlijk belang zijn voor diersoorten en plantensoorten die voor de Unie van belang zijn en die in de bijlagen II en IV van Richtlijn 92/43/EEG zijn opgenomen;

3.

habitats die van aanzienlijk belang zijn voor wilde vogelsoorten die in bijlage I bij Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn opgenomen.

Grasland met grote biodiversiteit in de Europese Unie blijft niet beperkt tot de in de punten 1, 2 en 3 genoemde geografische gebieden. Ander grasland kan aan de in artikel 1 vastgestelde criteria voor grasland met grote biodiversiteit voldoen.

Artikel 3

Wanneer wordt aangetoond dat de oogst van de grondstof noodzakelijk is voor het behoud van de status van grasland, hoeft verder geen bewijs te worden geleverd om aan te tonen dat aan artikel 7 ter, lid 3, onder c), ii), van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, lid 3, onder c), ii), van Richtlijn 2009/28/EG is voldaan.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 8 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(2)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 88.

(3)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(4)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(5)  PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.