30.10.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 309/9 |
VERORDENING (EU) Nr. 1153/2014 VAN DE COMMISSIE
van 29 oktober 2014
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 198/2006 wat de te verzamelen gegevens en de steekproef-, nauwkeurigheids- en kwaliteitsvereisten betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1552/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de statistiek van bij- en nascholing in ondernemingen (1), en met name artikel 7, lid 3, artikel 8, lid 2, en artikel 9, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Verordening (EG) nr. 1552/2005 is een gemeenschappelijk kader voor de opstelling van Europese statistieken over de bij- en nascholing in ondernemingen vastgesteld. |
(2) |
In Verordening (EG) nr. 198/2006 van de Commissie (2) is vastgesteld welke specifieke gegevens moeten worden verzameld voor ondernemingen die scholing geven en ondernemingen die dit niet doen, en voor de verschillende vormen van bij- en nascholing, de steekproef- en nauwkeurigheidsvereisten, de kwaliteitsvereisten voor de gegevens die moeten worden verzameld, en de structuur van de kwaliteitsverslagen. |
(3) |
Er moeten vereisten worden vastgesteld voor de kwaliteit van de gegevens over scholing in ondernemingen die ten behoeve van de Europese statistiek moeten worden verzameld en ingediend, voor de standaardkwaliteitsverslagen en voor de maatregelen die nodig zijn om de kwaliteit van de gegevens te beoordelen of te verbeteren. |
(4) |
Het is zinvol het coderingsschema en de steekproef-, nauwkeurigheids- en kwaliteitsvereisten te wijzigen teneinde de lasten voor toekomstige gegevensverzameling over statistieken over bij- en nascholing in ondernemingen te verminderen. |
(5) |
Verordening (EG) nr. 198/2006 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. |
(6) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen I, II, III en V bij Verordening (EG) nr. 198/2006 worden vervangen door de teksten in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 oktober 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 255 van 30.9.2005, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 198/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1552/2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek van bij- en nascholing in ondernemingen (PB L 32 van 4.2.2006, blz. 15).
BIJLAGE
1.
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden:„BIJLAGE I
Variabelen
Opmerkingen over de tabel:
De aanduidingen „Kern” en „Sleutel” in de kolom „Groep” worden in bijlage III toegelicht. De aanduiding „ID” betekent dat de variabele een identificatievariabele is (ontbrekende waarde niet toegestaan). In de kolom „Type” duidt „QL” op een kwalitatieve variabele van het type Ja/Nee, „QM” op een kwalitatieve variabele met meerdere categorieën en „QT” op een kwantitatieve variabele. NACE verwijst naar de classificatie van economische activiteit overeenkomstig NACE Rev. 2.
1. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: kenmerken van de steekproef
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
LAND |
ID |
|
Landcode |
ENTERPR |
ID |
|
Identificatiecode van de onderneming |
REFYEAR |
ID |
|
Referentiejaar |
GEWICHT |
ID |
|
Wegingsfactor. Twee decimalen: gebruik „.” als decimaalteken |
NACE_SP |
ID |
|
Steekproefplan: categorie van economische activiteit |
SIZE_SP |
ID |
|
Steekproefplan: grootteklasse |
NSTRA_SP |
ID |
|
Steekproefplan: aantal ondernemingen in het door NACE_SP en SIZE_SP gedefinieerde stratum, d.w.z. de populatie |
N_SP |
ID |
|
Steekproefplan: aantal ondernemingen in de steekproef uit het door NACE_SP en SIZE_SP gedefinieerde stratum |
SUB_SP |
ID |
|
Indicator die aangeeft of de onderneming tot een deelsteekproef behoort |
N_RESPST |
ID |
|
Aantal responderende ondernemingen in het door NACE_SP en SIZE_SP gedefinieerde stratum |
N_EMPREG |
ID |
|
Aantal werknemers volgens het register |
RESPONS |
ID |
|
Responsindicator (type steekproefeenheid) |
PROC |
ID |
|
Wijze waarop de gegevens worden verzameld |
IDLANGUA |
ID |
|
Taal van de gegevensverzameling |
IDREGION |
ID |
|
Identificatiecode van de regio op NUTS 1-niveau |
EXTRA1 |
ID |
|
Extra variabele 1 (zie bijlage III) |
EXTRA2 |
ID |
|
Extra variabele 2 (zie bijlage III) |
EXTRA3 |
ID |
|
Extra variabele 3 (zie bijlage III) |
2. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: achtergrondgegevens
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
A1 |
Kern |
QM |
NACE-code |
A2tot |
Kern |
QT |
Totaal aantal werknemers op 31 december van het referentiejaar |
A2 m |
|
QT |
Totaal aantal mannelijke werknemers op 31 december van het referentiejaar |
A2f |
|
QT |
Totaal aantal vrouwelijke werknemers op 31 december van het referentiejaar |
A4 |
Sleutel |
QT |
Totaal aantal door werknemers in het referentiejaar gewerkte uren |
A5 |
Sleutel |
QT |
Totale (directe + indirecte) loonkosten voor alle werknemers in het referentiejaar |
3. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: strategieën voor bij- en nascholing
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
A8 |
|
QL |
Persoon of eenheid in de onderneming belast met de organisatie van bij- en nascholing |
A9 |
|
QM |
Beoordeling welke vaardigheden in de toekomst in de onderneming nodig zijn |
|
|
|
Ja, maar niet regelmatig (voornamelijk in verband met personeelswijzigingen) |
|
|
|
Ja, het maakt deel uit van het algemene planningsproces in de onderneming |
|
|
|
Neen |
A10 |
|
QM |
Reactie op toekomstige behoeften via |
|
|
|
Bij- en nascholing van huidig personeel |
|
|
|
Aanwerving van nieuw personeel met de passende kwalificaties, vaardigheden en competenties |
|
|
|
Aanwerving van nieuw personeel gecombineerd met specifieke scholing |
|
|
|
Interne reorganisatie om de beschikbare vaardigheden en competenties beter te benutten |
A12 |
|
QM |
Vaardigheden en competenties die de komende jaren van belang zijn (drie belangrijkste) |
|
|
|
Algemene IT-vaardigheden |
|
|
|
Professionele IT-vaardigheden |
|
|
|
Managementvaardigheden |
|
|
|
Vaardigheden op het gebied van werken in teams |
|
|
|
Vaardigheden op het gebied omgaan met klanten |
|
|
|
Probleemoplossingsvaardigheden |
|
|
|
Vaardigheden op het gebied van kantooradministratie |
|
|
|
Vreemdetalenkennis |
|
|
|
Technische, praktische of werkgerelateerde vaardigheden |
|
|
|
Mondelinge of schriftelijke communicatieve vaardigheden |
|
|
|
Taal- en rekenvaardigheden |
|
|
|
Geen van deze |
|
|
|
Weet niet |
A13 |
|
QL |
Opstelling van een schriftelijk opleidingsplan of -programma leidt tot de planning van bij- en nascholing |
A14 |
|
QL |
Jaarlijks budget voor opleiding, waaronder bij- en nascholing |
A15 |
|
QL |
Nationale, bedrijfstakspecifieke of andere overeenkomsten tussen de sociale partners die betrekking op bij- en nascholing hebben |
A16a |
|
QL |
Personeelsvertegenwoordiging/ondernemingsraad betrokken bij het beheer van bij- en nascholing |
A16b |
|
QM |
Aspecten waarover de personeelsvertegenwoordiging/ondernemingsraad zich uitspreekt |
|
|
|
Doelstellingen van scholing |
|
|
|
Vaststelling van de criteria voor de selectie van deelnemers of specifieke doelgroepen |
|
|
|
Vorm/type scholing (bijv. interne/externe cursussen; andere vormen zoals begeleide „on the job”-training) |
|
|
|
Inhoud van de scholing |
|
|
|
Budget voor scholing |
|
|
|
Selectie van externe opleidingverstrekkers |
|
|
|
Evaluatie/beoordeling van de resultaten van scholingsactiviteiten |
4. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: kenmerken van bij- en nascholing
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
B1a |
Kern |
QL |
Interne bij- en nascholingscursussen tijdens het referentiejaar |
B1b |
Kern |
QL |
Externe bij- en nascholingscursussen tijdens het referentiejaar |
B2a |
Kern |
QL |
Begeleide „on the job”-training tijdens het referentiejaar |
|
|
QM |
Deelname aan begeleide „on the job”-training |
|
|
|
Minder dan 10 % van alle werknemers |
|
|
|
Van 10 % tot minder dan 50 % van alle werknemers |
|
|
|
50 % of meer van alle werknemers |
B2b |
Kern |
QL |
Jobrotation, uitwisseling, detachering of studiebezoeken tijdens het referentiejaar |
|
|
QM |
Deelname aan jobrotation, uitwisseling, detachering of studiebezoeken |
|
|
|
Minder dan 10 % van alle werknemers |
|
|
|
Van 10 % tot minder dan 50 % van alle werknemers |
|
|
|
50 % of meer van alle werknemers |
B2c |
Kern |
QL |
Deelname aan conferenties en/of workshops tijdens het referentiejaar |
|
|
QM |
Deelname aan conferenties/workshops |
|
|
|
Minder dan 10 % van alle werknemers |
|
|
|
Van 10 % tot minder dan 50 % van alle werknemers |
|
|
|
50 % of meer van alle werknemers |
B2d |
Kern |
QL |
Deelname aan leer- of kwaliteitskringen tijdens het referentiejaar |
|
|
QM |
Deelname aan leer- en kwaliteitskringen |
|
|
|
Minder dan 10 % van alle werknemers |
|
|
|
Van 10 % tot minder dan 50 % van alle werknemers |
|
|
|
50 % of meer van alle werknemers |
B2e |
Kern |
QL |
Geplande scholing door zelfstudie en/of e-learning tijdens het referentiejaar |
|
|
QM |
Deelname aan zelfstudie en/of e-learning |
|
|
|
Minder dan 10 % van alle werknemers |
|
|
|
Van 10 % tot minder dan 50 % van alle werknemers |
|
|
|
50 % of meer van alle werknemers |
B3 |
|
QL |
Bij- en nascholingscursussen in het jaar voorafgaand aan het referentiejaar |
B4 |
|
QL |
Andere vormen van bij- en nascholing in het jaar voorafgaand aan het referentiejaar |
B5a |
|
QL |
Bijdragen aan bij- en nascholing tijdens het referentiejaar |
|
|
QT |
Hoogte van de bijdragen bij- en nascholing (in euro) |
B5b |
|
QL |
Ontvangsten uit bij- en nascholing tijdens het referentiejaar |
|
|
QT |
Hoogte van de ontvangsten uit bij- en nascholing (in euro) |
B6 |
|
QM |
Maatregelen waarvan de onderneming profiteert |
|
|
|
Belastingmaatregelen (belastingaftrek, belastingvrijstelling, belastingkrediet, belastingvermindering, belastinguitstel) |
|
|
|
Ontvangsten uit (nationale, regionale, bedrijfstakspecifieke) opleidingsfondsen |
|
|
|
EU-subsidies (bijv. Europees Sociaal Fonds) |
|
|
|
Overheidssubsidies |
|
|
|
Andere bronnen |
|
|
|
Geen van deze |
De punten 5 en 6 zijn bestemd voor ondernemingen die in het referentiejaar bij- en nascholingscursussen geven ((B1a of B1b) = ja).
Punt 7 is bestemd voor alle opleidende ondernemingen in het referentiejaar, d.w.z.:
— |
ondernemingen die in 2015 bij- en nascholingscursussen geven ((B1a of B1b) = ja), of |
— |
ondernemingen die andere vormen van bij- en nascholing geven in 2015 ((B2a of B2b of B2c of B2d of B2e) = ja). |
Punt 8 is alleen bestemd voor niet-opleidende ondernemingen.
5. Variabelen die moeten worden verzameld voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen hebben gegeven: deelnemers, onderwerpen en verstrekkers van bij- en nascholing
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
C1tot |
Sleutel |
QT |
Totaal aantal deelnemers aan alle bij- en nascholingscursussen |
C2 m |
|
QT |
Aantal deelnemers aan bij- en nascholingscursussen — mannen |
C2f |
|
QT |
Aantal deelnemers aan bij- en nascholingscursussen — vrouwen |
C3tot |
Sleutel |
QT |
Totale betaalde werktijd (in uren) besteed aan bij- en nascholingscursussen |
C3i |
|
QT |
Betaalde werktijd (in uren) besteed aan interne bij- en nascholingscursussen |
C3e |
|
QT |
Betaalde werktijd (in uren) besteed aan externe bij- en nascholingscursussen |
C4 |
|
QT |
Aandeel van de scholingsuren besteed aan verplichte cursussen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk |
C5 |
|
QM |
Behandelde onderwerpen (drie belangrijkste) |
|
|
|
Algemene IT-vaardigheden |
|
|
|
Professionele IT-vaardigheden |
|
|
|
Managementvaardigheden |
|
|
|
Vaardigheden op het gebied van werken in teams, |
|
|
|
Vaardigheden op het gebied omgaan met klanten |
|
|
|
Probleemoplossingsvaardigheden |
|
|
|
Vaardigheden op het gebied van kantooradministratie |
|
|
|
Vreemdetalenkennis |
|
|
|
Technische, praktische of werkgerelateerde vaardigheden |
|
|
|
Mondelinge of schriftelijke communicatieve vaardigheden |
|
|
|
Taal- en rekenvaardigheden |
|
|
|
Geen van deze |
C6 |
|
QM |
Verstrekkers (bij- en nascholingscursussen) (drie belangrijkste) |
|
|
|
Scholen, universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs |
|
|
|
Openbare opleidingsinstituten (door de overheid gefinancierd of geleid) bv. centra voor volwasseneneducatie) |
|
|
|
Particuliere opleidingsbedrijven |
|
|
|
Particuliere ondernemingen waarvan opleiding niet de hoofdactiviteit is |
|
|
|
Werkgeversverenigingen, kamers van koophandel, bedrijfstakspecifieke organisatie |
|
|
|
Vakbonden |
|
|
|
Andere opleidingverstrekkers |
6. Variabelen die moeten worden verzameld voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen hebben gegeven: kosten van bij- en nascholing
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
C7a |
|
QL |
Cursusgeld en andere betalingen voor cursussen |
|
|
QT |
Kosten van bij- en nascholingscursussen: cursusgeld en andere betalingen voor cursussen van werknemers (in euro) |
C7b |
|
QL |
Reis- en verblijfkosten |
|
|
QT |
Kosten van bij- en nascholingscursussen: reis- en verblijfkosten (in euro) |
C7c |
|
QL |
Loonkosten voor interne opleiders |
|
|
QT |
Kosten van bij- en nascholingscursussen: loonkosten voor interne opleiders (in euro) |
C7d |
|
QL |
Kosten van opleidingscentrum, lokalen en cursusmateriaal |
|
|
QT |
Kosten van bij- en nascholingscursussen: opleidingscentrum, lokalen en cursusmateriaal voor bij- en nascholingscursussen (in euro) |
C7sub |
|
QL |
Alleen „kosten van bij- en nascholing, subtotaal” (geen subcategorieën) |
|
Sleutel |
QT |
Kosten van bij- en nascholing, subtotaal (in euro) |
PAC |
Sleutel |
QT |
Kosten van verzuim: berekenen (PAC = C3tot × A5/A4 in euro) |
C7tot |
Sleutel |
QT |
Totale kosten bij- en nascholing: berekenen (C7tot = C7sub + B5a – B5b in euro) |
7. Variabelen die moeten worden verzameld voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen of andere vormen van bij- en nascholing hebben gegeven: kwaliteit van bij- en nascholing, resultaten en problemen
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
D2a |
|
QM |
Beoordeling van de resultaten van bij- en nascholingsactiviteiten |
|
|
|
Ja, voor alle activiteiten |
|
|
|
Ja, voor sommige activiteiten |
|
|
|
Nee, bewijs van deelname is voldoende |
D2b |
|
QM |
Beoordelingsmethoden |
|
|
|
Certificering na een schriftelijke of praktische toets |
|
|
|
Tevredenheidsonderzoek onder deelnemers |
|
|
|
Beoordeling van gedrag of prestatie van deelnemers met betrekking tot de scholingsdoelstellingen |
|
|
|
Beoordeling/meting van het effect van scholing op de prestaties van desbetreffende afdelingen of de gehele onderneming |
|
|
|
Overige |
D3 |
|
QM |
Factoren die de verstrekking van bij- en nascholing in het referentiejaar hebben beperkt |
|
|
|
Geen beperkende factoren: verstrekte scholingsniveau sloot goed aan bij de behoeften van de onderneming |
|
|
|
Aanwerving van personeel dat al over de vereiste kwalificaties, vaardigheden en competenties beschikt |
|
|
|
Moeilijkheden om de opleidingsbehoeften in de onderneming te beoordelen |
|
|
|
Gebrek aan geschikt aanbod van bij- en nascholingscursussen op de markt |
|
|
|
Hoge kosten van bij- en nascholingscursussen |
|
|
|
Meer nadruk op initieel beroepsonderwijs dan op bij- en nascholing |
|
|
|
Er is in eerdere jaren al veel aan bij- en nascholing gedaan |
|
|
|
Personeel heeft weinig tijd om aan bij- en nascholing deel te nemen |
|
|
|
Andere redenen |
8. Variabelen die voor ondernemingen die geen scholing geven, moeten worden verzameld: redenen om geen bij- en nascholing te verstrekken
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
E1 |
|
QM |
Redenen om in het referentiejaar geen bij- en nascholing te geven |
|
|
|
Beschikbare kwalificaties, vaardigheden en competenties kwamen overeen met de huidige behoeften van de onderneming |
|
|
|
Aanwerving van personeel dat al over de vereiste kwalificaties, vaardigheden en competenties beschikt, had de voorkeur |
|
|
|
Moeilijkheden bij de beoordeling van de opleidingsbehoeften in de onderneming |
|
|
|
Gebrek aan geschikt aanbod van bij- en nascholingscursussen op de markt |
|
|
|
Hoge kosten van bij- en nascholingscursussen |
|
|
|
Meer nadruk op initieel beroepsonderwijs dan op bij- en nascholing |
|
|
|
Er is in eerdere jaren al veel aan bij- en nascholing gedaan |
|
|
|
Personeel heeft geen tijd om aan bij- en nascholing deel te nemen |
|
|
|
Andere redenen |
9. Variabelen die voor alle ondernemingen moeten worden verzameld: initieel beroepsonderwijs
Naam van de variabele |
Groep |
Type |
Beschrijving |
F1 |
Kern |
QL |
Deelnemers aan initieel beroepsonderwijs die gewoonlijk werknemers van de onderneming zijn |
F2 |
|
QM |
Redenen om initieel beroepsonderwijs te geven (indien F1 = ja) |
|
|
|
Om toekomstige werknemers overeenkomstig de behoeften van de onderneming te bekwamen |
|
|
|
Om na de voltooiing van initieel beroepsonderwijs de beste leerlingen voor toekomstige indienstneming te kiezen |
|
|
|
Om bij externe aanwerving gebrek aan aansluiting op de behoeften van de onderneming te voorkomen |
|
|
|
Om al tijdens het initiële beroepsonderwijs gebruik te maken van de productieve capaciteit van deelnemers aan dit onderwijs |
|
|
|
Andere redenen” |
2.
Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden:„BIJLAGE II
Steekproef
1.
Voornaamste bron voor het steekproefkader zijn de ondernemingsregisters zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1). Uit dit kader wordt een voor het land representatieve gestratificeerde aselecte steekproef van ondernemingen getrokken.
2.
De steekproef wordt gestratificeerd naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse waarbij ten minste aan de volgende specificaties wordt voldaan:
— |
20 NACE Rev. 2-categorieën [B, C10-C12, C13-C15, C17-C18, C19-C23, C24-C25, C26-C28+C33, C29-C30, C16+C31-C32, D-E, F, G45, G46, G47, H, I, J, K64-K65, K66, L + M + N + R + S], |
— |
drie grootteklassen, op basis van het aantal werknemers: (10-49) (50-249) (250 en meer) voor landen met minder dan 50 miljoen inwoners; |
— |
zes grootteklassen, op basis van het aantal werknemers: (10-19) (20-49) (50-249) (250-499) (500-999) (1 000 en meer) voor lidstaten met 50 miljoen en meer inwoners. |
3.
Bij de berekening van de steekproefomvang wordt ervoor gezorgd dat de halve lengte van het 95 %-betrouwbaarheidsinterval niet meer dan 0,2 is voor de geschatte parameters, dat wil zeggen voor het aandeel „ondernemingen die scholing geven” (rekening houdend met het non-responspercentage in de steekproef) voor elk van de 60 bovenbedoelde strata (120 strata voor lidstaten met 50 miljoen of meer inwoners).
4.
Voor de berekening van de steekproefomvang kan de volgende formule worden gebruikt:
waarbij:
rh |
= |
de verwachte respons in stratum h |
c |
= |
de maximale halve lengte van het betrouwbaarheidsinterval |
teh |
= |
het verwachte aandeel van opleidende ondernemingen in stratum h |
Nh |
= |
het totaal aantal (opleidende + niet-opleidende) ondernemingen in stratum h” |
3.
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden:„BIJLAGE III
Beginselen voor de toerekening en weging van de records
De lidstaten treffen alle passende maatregelen om de item- en unit-non-respons te beperken. Zij doen alle redelijke inspanningen om andere gegevensbronnen te gebruiken voordat zij tot toerekening overgaan.
De volgende variabelen zijn kernvariabelen waarvoor geen ontbrekende waarden of toerekening zijn toegestaan:
— |
A1, A2tot, B1a, B1b, B2a(QL), B2b(QL), B2c(QL), B2d(QL), B2e(QL), F1. |
De volgende variabelen zijn sleutelvariabelen waarvoor ontbrekende waarden zo veel mogelijk moeten worden vermeden en toerekening wordt aanbevolen:
— |
A4, A5, C1tot, C3tot, C7sub(QT), PAC, C7tot. |
Toerekening voor item-non-respons wordt aanbevolen onder toepassing van onderstaande algemene regels:
1. |
Wanneer een record minder dan 50 % van de vermelde variabelen bevat, wordt dit gewoonlijk als unit-non-respons aangemerkt. |
2. |
Voor een enkele NACE Rev. 2/groottecel is geen toerekening toegestaan indien bij meer dan 50 % van de responderende ondernemingen voor meer dan 25 % van de kwantitatieve variabelen waarden ontbreken. |
3. |
Voor een enkele NACE Rev. 2-/groottecel vindt voor een kwantitatieve variabele geen toerekening plaats indien die variabele door minder dan 50 % van de ondernemingen wordt geleverd. |
4. |
Voor een enkele NACE Rev. 2-/groottecel vindt voor een kwalitatieve variabele geen toerekening plaats indien die variabele door minder dan 80 % van de ondernemingen wordt geleverd. |
In bijlage I is aangegeven welke variabelen kwantitatief en welke kwalitatief zijn.
De richtlijnen voor toerekening worden verstrekt in de artikel 8 genoemde handleiding.
De lidstaten berekenen en verstrekken voor elk van de gegevensrecords een wegingsfactor vergezeld van de hulpvariabelen die voor de berekening van deze wegingsfactor zijn gebruikt. Deze hulpvariabelen moeten zo nodig als EXTRA1, EXTRA2, EXTRA3 worden geregistreerd. In het kwaliteitsverslag wordt toegelicht welke methoden voor de vaststelling van de wegingsfactoren zijn gebruikt.”
4.
Bijlage V bij Verordening (EG) nr. 198/2006 komt als volgt te luiden:„BIJLAGE V
Standaardkwaliteitsverslag
De lidstaten dienen een standaardkwaliteitsverslag in overeenkomstig de standaardstructuur van het Europees statistisch systeem betreffende kwaliteitsverslagen. Bij het standaardkwaliteitsverslag wordt een kopie van de nationale vragenlijst gevoegd.
De standaardkwaliteitsvoorwaarden worden als volgt toegepast:
1. RELEVANTIE
Uitvoering van de enquête en mate waarin de statistieken in de huidige en potentiële gebruikersbehoeften voorzien. Hieronder vallen een beschrijving van de gebruikers en hun individuele behoeften, alsmede een beoordeling van de mate waarin in deze behoeften is voorzien.
2. NAUWKEURIGHEID
2.1. Steekproeffouten
Dit omvat:
— |
een beschrijving van de steekproefopzet en de effectieve steekproef; |
— |
een beschrijving van de berekening van de uiteindelijke wegingsfactoren inclusief het non-responsmodel en de gebruikte hulpvariabelen, gebruikte schatter, bv. de Horvitz-Thompson-schatter, variantie van de schattingen naar steekproefstratum, software voor het schatten van de variantie. in het bijzonder, een beschrijving van de gebruikte hulpvariabelen of informatie om Eurostat in staat te stellen de uiteindelijke wegingsfactoren opnieuw te berekenen, aangezien dit nodig is voor het schatten van de variantie; |
— |
wanneer een non-responsanalyse wordt gemaakt, een beschrijving van de systematische fouten in de steekproef en de resultaten. |
Te verstrekken tabellen (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan):
— |
aantal ondernemingen in het steekproefkader; |
— |
aantal ondernemingen in de brutosteekproef en in de effectieve steekproef. |
Te verstrekken tabellen voor de waargenomen effectieve steekproef (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan):
— |
variatiecoëfficiënten (2) voor de volgende sleutelstatistieken; |
— |
totaal aantal werknemers in ondernemingen, totaal aantal ondernemingen dat bij- en nascholing heeft verstrekt, verhouding tussen het totale aantal ondernemingen dat een vorm van bij- en nascholing heeft verstrekt en het totale aantal ondernemingen; |
— |
totaal aantal ondernemingen dat bij- en nascholing heeft verstrekt, verhouding tussen het totale aantal ondernemingen dat bij- en nascholing heeft verstrekt en het totale aantal ondernemingen; |
— |
totaal aantal werknemers in ondernemingen die een vorm van bij- en nascholing hebben verstrekt, totaal aantal deelnemers aan bij- en nascholingscursussen, verhouding tussen het totale aantal deelnemers aan bij- en nascholingscursussen en het totale aantal werknemers, verhouding tussen het totale aantal deelnemers aan bij- en nascholingscursussen en het totale aantal werknemers in ondernemingen die bij- en nascholing hebben verstrekt; |
— |
totale kosten van bij- en nascholingscursussen; |
— |
totaal aantal ondernemingen dat initieel beroepsonderwijs verstrekt, verhouding tussen het totaal aantal ondernemingen dat initieel beroepsonderwijs verstrekt en het totaal aantal ondernemingen. |
2.2. Niet-steekproeffouten
2.2.1. Fouten bij de dekking
Dit omvat:
— |
een beschrijving van het voor de steekproeftrekking gebruikte register en van de algemene kwaliteit ervan, informatie in het register en de actualiseringsfrequentie; |
— |
fouten door discrepanties tussen het steekproefkader en de doelpopulatie en subpopulaties (te ruime dekking, te geringe dekking, misclassificatie); |
— |
methoden die zijn gebruikt om deze informatie te verkrijgen en aantekeningen over de verwerking van misclassificaties. |
Te verstrekken tabellen voor de waargenomen effectieve steekproef (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan):
— |
aantal ondernemingen; |
— |
aandeel van het aantal ondernemingen waarvoor de waargenomen strata overeenkomen met de steekproefstrata. |
2.2.2. Meetfouten
In voorkomend geval een beoordeling van fouten die zich bij de verzameling van de gegevens hebben voorgedaan door:
— |
het ontwerp van de vragenlijst (resultaten van voorafgaande testen of laboratoriummethoden; vraagstrategieën); |
— |
de meldende eenheid/respondent gezien de wijze waarop de gegevens zijn verzameld (bijvoorbeeld problemen en strategieën om de juiste respondent(en) in de onderneming te vinden, geheugenfouten, fouten bij het invullen van de vragenlijst, hulp voor de respondent). Dit omvat tevens een beschrijving en beoordeling van maatregelen om te garanderen dat de informatie over „deelnemers” van hoge kwaliteit is en dat niet het aantal deelnamen aan scholingsacties wordt verzameld; |
— |
bestaan en gebruik van relevante informatiesystemen en van administratieve bestanden in de onderneming, bijvoorbeeld overeenstemming tussen het administratief en enquêteconcept (referentieperiode, beschikbaarheid van individuele gegevens); |
— |
methoden die zijn toegepast om dergelijke fouten te beperken, problemen in verband met de vragenlijst of met afzonderlijke vragen. |
2.2.3. Verwerkingsfouten
Dit omvat een beschrijving van de verwerking van de gegevens zoals verwerkingssysteem en gebruikte hulpmiddelen, fouten door codering, bewerking, weging of tabellering, kwaliteitscontroles op macro-/microniveau en correcties en mislukte bewerkingen.
2.2.4. Fouten door non-respons
Dit omvat een evaluatie van de unit- en de item-non-respons en een beschrijving van de maatregelen in verband met herbenaderingen, alsmede:
— |
een verslag over de toerekeningsprocedures, inclusief de methoden die voor de toerekening en/of herweging zijn toegepast; |
— |
methodologische aantekeningen over en resultaten van de non-responsanalyse of andere methoden om het effect van de non-respons te evalueren. |
Te verstrekken tabellen voor de waargenomen effectieve steekproef (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan):
— |
unit-responspercentages (3); |
— |
item-responspercentages (4) voor de volgende gegevens voor alle respondenten: totaal aantal gewerkte uren voor alle respondenten en totale loonkosten voor alle respondenten; |
— |
de item-responspercentages voor de volgende gegevens voor ondernemingen die bij- en nascholingscursussen aanbieden;
|
3. TIJDIGHEID EN PUNCTUALITEIT
Dit omvat een tabel met de begin- en einddata voor de verschillende fasen van het project, zoals veldwerk (gezien de verschillende verzamelmethoden), herinneringsbrieven en follow-up, controle en bewerking van de gegevens, verdere validatie en toerekening, onderzoek naar non-respons (indien van toepassing) en schattingen, alsmede toezending van de gegevens aan Eurostat en verspreiding van de nationale resultaten.
4. TOEGANKELIJKHEID EN DUIDELIJKHEID
Dit omvat het type resultaten dat naar de ondernemingen is gezonden, een schema voor de verspreiding van de resultaten en een kopie van documenten over de voor de ingediende statistieken gebruikte methoden.
5. VERGELIJKBAARHEID
Dit omvat de afwijkingen van de Europese vragenlijst en definities die in de in artikel 8 bedoelde handleiding worden verstrekt, en een beschrijving van koppelingen met andere statistische bronnen (gebruik van gegevens die in registers beschikbaar waren, koppeling van de enquête aan een andere nationale enquête).
6. SAMENHANG
Dit omvat een vergelijking van statistieken over hetzelfde verschijnsel of aspect uit andere enquêtes of bronnen en een beoordeling van de samenhang met gegevens over het aantal werknemers in de structurele bedrijfsstatistieken, uitgesplitst naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse.
Te verstrekken tabellen voor de waargenomen effectieve steekproef (met uitsplitsing naar NACE Rev. 2-categorie en grootteklasse volgens het nationale steekproefplan):
— |
aantal werknemers volgens de structurele bedrijfsstatistieken en aantal werknemers volgens de bij- en nascholingsenquête; |
— |
procentueel verschil (SBS — CVTS)/SBS. |
7. KOSTEN EN BELASTING
Dit omvat een analyse van de belasting en het nut op nationaal niveau, waarbij bijvoorbeeld de gemiddeld benodigde tijd per vragenlijst, problematische vragen en variabelen, nuttigste/minst nuttige variabelen voor de beschrijving van de bij- en nascholing op nationaal niveau, geschatte of werkelijke tevredenheid van gebruikers van de gegevens op nationaal niveau, de uiteenlopende belasting voor kleine en grote ondernemingen en de pogingen die zijn gedaan om de belasting te verminderen, in aanmerking worden genomen.”
(1) Verordening (EG) nr. 177/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor ondernemingsregisters voor statistische doeleinden (PB L 61 van 5.3.2008, blz. 6).
(2) De variatiecoëfficiënt is de verhouding tussen de vierkantswortel van de variantie van de schatter en de verwachte waarde. Hij wordt geschat door de verhouding tussen de vierkantswortel van de schatting van de steekproefvariantie en de geschatte waarde te berekenen. Bij de schatting van de steekproefvariantie moet rekening worden gehouden met de steekproefopzet en veranderingen in de strata.
(3) Het unit-responspercentage is de verhouding tussen het aantal respondenten in het waarnemingsgebied en het aantal aan de geselecteerde populatie toegezonden vragenlijsten.
(4) Het item-responspercentage voor een variabele is de verhouding tussen het aantal beschikbare gegevens en het aantal beschikbare en ontbrekende gegevens (dat gelijk is aan het aantal respondenten in het waarnemingsgebied).