24.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 121/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 410/2014 VAN DE COMMISSIE

van 23 april 2014

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 wat betreft de monitoring van CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 9, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (2) wordt een nieuwe methode beschreven voor de bepaling van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1 waarvoor typegoedkeuring wordt verleend in een meerfasenprocedure (hierna „meerfasenvoertuigen” genoemd). Die nieuwe methode moet vanaf 1 januari 2014 worden toegepast, maar mag sinds 1 januari 2013 al op vrijwillige basis worden toegepast.

(2)

Bijlage II, deel B, punt 7, bij Verordening (EU) nr. 510/2011 bepaalt dat de specifieke CO2-emissies van voltooide voertuigen moeten worden toegewezen aan de fabrikant van het basisvoertuig. Dit vereist dat voltooide voertuigen in het monitoringproces als zodanig kunnen worden herkend en dat de fabrikant van het basisvoertuig kan worden aangewezen. Het vereist ook dat bepaalde gegevens over het basisvoertuig worden vastgesteld overeenkomstig de nieuwe methoden in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008.

(3)

Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 510/2011 hebben de fabrikanten van de basisvoertuigen het recht om de gegevens over een meerfasenvoertuig, aan de hand waarvan hun specifieke CO2-emissiedoelstellingen worden berekend, te verifiëren. Het is derhalve passend gedetailleerde bepalingen vast te stellen voor de uitwisseling van relevante gegevens tussen de fabrikanten en de Commissie.

(4)

Vanwege de specifieke kenmerken en het ontwerp van hun voertuigregistratiesystemen, zijn de lidstaten echter mogelijk niet in staat alle relevante gegevens voor de monitoring van meerfasenvoertuigen te verstrekken die in het overzicht van gedetailleerde gegevens in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 zijn opgenomen. De Commissie moet daarom de mogelijkheid hebben om door de fabrikanten in het kader van de verificatieprocedure overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 510/2011 verstrekte gegevens in aanmerking te nemen bij de vaststelling van de voorlopige specifieke emissiedoelstellingen.

(5)

De fabrikanten moeten daarom aan de Commissie en het Europees Milieuagentschap (EEA) de voertuigidentificatienummers (VIN's) doorgeven die zij hebben toegewezen aan lichte bedrijfsvoertuigen die tijdens het voorgaande kalenderjaar zijn verkocht of waarvoor een garantie is afgegeven in dat jaar. De fabrikanten moeten ook de mogelijkheid hebben om de Commissie te voorzien van de gedetailleerde gegevens over die voertuigen. Om die gegevens in aanmerking te laten nemen voor de berekening van de voorlopige doelstellingen, moeten de fabrikanten gelijktijdig met de jaarlijkse indiening van gegevens door de lidstaten hun gegevens aan de Commissie en het EEA overleggen.

(6)

Door op basis van de VIN's de door de lidstaten verstrekte gedetailleerde gegevens te koppelen aan die van de fabrikanten, moet de Commissie een voorlopig gegevensbestand vaststellen voor de berekening van de voorlopige doelstellingen. Het voorlopige gegevensbestand waarvan kennisgeving moet worden gedaan aan de fabrikant, moet de VIN's bevatten voor vermeldingen waarvoor de twee gegevensbestanden kunnen worden gekoppeld. Waar nodig moet het voorlopige gegevensbestand ook die vermeldingen bevatten waarvoor de VIN's van de lidstaten niet kunnen worden gekoppeld aan door de fabrikant verstrekte VIN's. In dat geval moeten de betreffende vermeldingen zonder de VIN's aan de fabrikant worden doorgegeven. Het voorlopige gegevensbestand, met uitzondering van de VIN's, moet overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 510/2011 openbaar worden gemaakt.

(7)

Om ervoor te zorgen dat de voorschriften in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 van de Commissie (3) volledig overeenstemmen met die voor personenauto's in Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie (4), is het passend de voorschriften voor de kennisgeving van fouten door fabrikanten aan te passen in overeenstemming met de bepalingen van die verordening.

(8)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt punt 3) vervangen door:

„3)

„gedetailleerde monitoringgegevens”: de gedetailleerde gegevens die vermeld zijn in afdeling 2 van deel C van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011, opgesplitst per fabrikant en per type, variant en uitvoering (voertuigserie), of, in voorkomend geval, per afzonderlijk voertuig, zoals omschreven door het voertuigidentificatienummer.”.

2)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Voertuigen die niet onder de EG-typegoedkeuring vallen

In het geval van nationale typegoedkeuringen van kleine series lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2007/46/EG of individuele goedkeuringen van lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig artikel 24 van die richtlijn, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van het aantal dergelijke voertuigen dat op hun grondgebied is geregistreerd.

Bij het invullen van de gedetailleerde monitoringgegevens vermeldt de bevoegde autoriteit de naam van de fabrikant in de kolom „Naam fabrikant — Aanduiding nationaal register” volgens het in deel C van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 vastgestelde formaat, en een van de volgende kwalificaties in de kolom „Naam fabrikant — EU-standaardaanduiding”:

a)

„AA-IVA” voor de rapportering van voertuigtypen die individueel zijn goedgekeurd;

b)

„AA-NSS” voor de rapportering van voertuigtypen die nationaal in kleine series zijn goedgekeurd.”.

3)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wanneer overeenkomstig lid 3 van dit artikel gegevens worden doorgegeven, wordt tevens aan de door de fabrikant aangewezen contactpersoon het recht verleend de gedetailleerde gegevens naar het gegevensarchief van het Europees Milieuagentschap te uploaden.”;

b)

de volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:

„3.   Ten behoeve van de verificatie van de voorlopige gegevens geven de fabrikanten uiterlijk op 28 februari van elk jaar aan de Commissie de voertuigidentificatienummers door van alle lichte bedrijfsvoertuigen (compleet, voltooid of incompleet) die zij tijdens het voorafgaande kalenderjaar in de Unie hebben verkocht, of waarvoor zij in dat jaar een garantie hebben afgegeven. De fabrikanten mogen tegelijkertijd de Commissie voorzien van de in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 gespecificeerde gedetailleerde gegevens over die voertuigen.

De gegevens worden via elektronische gegevensoverdracht verzonden naar het gegevensarchief dat door het Europees Milieuagentschap wordt beheerd.

4.   Wanneer fabrikanten de in lid 3 bedoelde voertuigidentificatienummers en gedetailleerde gegevens niet indienen, wordt de voorlopige specifieke emissiedoelstelling berekend aan de hand van de gedetailleerde gegevens zoals verstrekt door de lidstaten.”.

4)

De volgende artikelen 10 bis en 10 ter worden ingevoegd:

„Artikel 10 bis

Kennisgeving van fouten door fabrikanten

1.   Fabrikanten die fouten meedelen overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 510/2011 gebruiken het door de Commissie krachtens artikel 8, lid 4, van die verordening meegedeelde voorlopige gegevensbestand als grondslag van hun kennisgeving.

De kennisgeving van fouten omvat alle gegevensbestanden die betrekking hebben op de voertuigregistraties waarvoor de kennisgevende fabrikant verantwoordelijk is. In het geval van voltooide voertuigen is de verantwoordelijke fabrikant de fabrikant die verantwoordelijk is voor de EG-typegoedkeuring van het basisvoertuig.

De fout wordt voor elke versie aangegeven in een afzonderlijke rubriek in het gegevensbestand, getiteld „Opmerkingen van de fabrikant”, waarin een van de volgende codes wordt aangeduid:

a)

code A, indien de gegevens door de fabrikant zijn gewijzigd;

b)

code B, indien het voertuig onidentificeerbaar is;

c)

code C, indien het voertuig buiten het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 510/2011 valt of uit productie is;

d)

code D, indien de fabrikant aan wie een specifieke vermelding is toegeschreven de fabrikant van het voltooide voertuig is, maar niet van het incomplete basisvoertuig.

Voor de toepassing van hetgeen onder b) is bepaald, geldt een voertuig als onidentificeerbaar indien de fabrikant het voertuig niet op grond van het door de lidstaat verstrekte voertuigidentificatienummer kan identificeren, of als een dergelijk nummer in de vermelding ontbreekt en het voertuig niet anderszins kan worden geïdentificeerd.

Voor de toepassing van hetgeen onder d) is bepaald, vermeldt de fabrikant van het uiteindelijke voertuig ook de naam van de fabrikant van het basisvoertuig in een afzonderlijke rubriek, getiteld „Aantekeningen van de fabrikant”.

2.   Wanneer een fabrikant geen fouten overeenkomstig lid 1 bij de Commissie heeft aangemeld, of wanneer de kennisgeving wordt ingediend na het verstrijken van de in artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 510/2011 vastgestelde termijn van drie maanden, worden de overeenkomstig artikel 8, lid 4, van die verordening meegedeelde voorlopige waarden als definitief beschouwd.

3.   Wanneer de in lid 1 bedoelde kennisgeving van fouten voertuigidentificatienummers bevat, wordt zij ingediend bij het in artikel 10, lid 3, bedoelde gegevensarchief („Data Repository”); in andere gevallen wordt zij ingediend op een onwisbare elektronische gegevensdrager waarop de vermelding „Kennisgeving van fouten — CO2 van bestelwagens” is aangebracht, en per post naar het volgende adres verzonden:

Europese Commissie

Secretariaat-generaal

1049 Brussel

BELGIË

Ter informatie wordt naar de volgende functionele mailboxen een elektronische kopie van de kennisgeving verzonden:

EC-CO2-LDV-IMPLEMENTATION@ec.europa.eu

en

CO2-monitoring@eea.europa.eu.

Artikel 10 ter

Opstellen van de voorlopige gegevens

1.   Wanneer fabrikanten overeenkomstig artikel 10, lid 3, gegevens aan de Commissie doorgeven, bevat het voorlopige gegevensbestand waarvan kennisgeving moet worden gedaan aan de fabrikant de volgende vermeldingen:

a)

de vermeldingen met voertuigidentificatienummers, in die gevallen waarin de door de fabrikant overeenkomstig artikel 10, lid 3, doorgegeven voertuigidentificatienummers gekoppeld kunnen worden aan die van de lidstaten zoals gespecificeerd in afdeling 2 van deel C van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011;

b)

de vermeldingen die aan de fabrikant kunnen worden toegeschreven, maar zonder de voertuigidentificatienummers, in die gevallen waarin de door de lidstaten verstrekte voertuigidentificatienummers niet gekoppeld kunnen worden aan die van de fabrikanten.

Van het onder opname van de onder a) en b) bedoelde vermeldingen opgestelde voorlopige gegevensbestand wordt kennisgeving gedaan aan de fabrikanten overeenkomstig artikel 8, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 510/2011.

Het in artikel 8, lid 4, eerste alinea, van die verordening bedoelde centrale register van de gegevens bevat geen gegevens over voertuigidentificatienummers.

2.   De verwerking van de voertuigidentificatienummers omvat niet de verwerking van persoonsgegevens die met die nummers in verband kunnen worden gebracht of enige andere gegevens die het mogelijk kunnen maken dat voertuigidentificatienummers aan persoonsgegevens worden gekoppeld.”.

5)

Bijlage I wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 april 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 van de Commissie van 3 april 2012 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 98 van 4.4.2012, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1014/2010 van de Commissie van 10 november 2010 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe personenauto's overeenkomstig Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 293 van 11.11.2010, blz. 15).


BIJLAGE

„BIJLAGE I

GEGEVENSBRONNEN

Parameter

Certificaat van overeenstemming (Bijlage IX, deel I, model B, van Richtlijn 2007/46/EG)

Typegoedkeuringsdocumenten (Richtlijn 2007/46/EG)

Fabrikant (complete voertuigen)

Punt 0.5

Bijlage III, deel I, punt 0.5

Fabrikant van het basisvoertuig (meerfasenvoertuigen)

Punt 0.5.1

Bijlage VI, deel I, punt 0.5

Typegoedkeuringsnummer

Punt 0.10, onder b)

Bijlage VI, inleidend gedeelte

Type

Punt 0.2

Bijlage III, deel I, punt 0.2

Variant

Punt 0.2

Bijlage III, deel I of II, of bijlage VIII, punt 3

Uitvoering

Punt 0.2

Bijlage III, deel I of II, of bijlage VIII, punt 3

Merk

Punt 0.1

Bijlage III, deel I, punt 0.1

Categorie waartoe het voertuig behoort

Punt 0.4

Bijlage III, deel I, punt 0.4

Massa in rijklare toestand (complete en voltooide voertuigen) (kg)

Punt 13

Bijlage III, deel I, punt 2.6 of, vanaf 10 januari 2014, bijlage III, deel I, punt 2.6, onder b) (in het geval van een bereik wordt de minimummassa genomen)

Massa in rijklare toestand (basisvoertuig) (kg)

Punt 14

Bijlage I, punt 2.17.1

Technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand (van het basisvoertuig in het geval van meerfasenvoertuigen) (kg)

Punt 16.1

Bijlage III, deel I, punt 2.8

Voetafdruk — wielbasis (mm)

Punt 4

Bijlage III, deel I, punt 2.1 (1)

Voetafdruk — spoorbreedte (mm)

Punt 30

Bijlage III, deel I, punten 2.3.1 en 2.3.2 (2)

Specifieke CO2-emissies (g/km) (3)

Punt 49.1

Bijlage VIII, punt 3

Brandstoftype

Punt 26

Bijlage III, deel I, punt 3.2.2.1

Brandstofmodus

Punt 26.1

Bijlage III, deel I, punt 3.2.2.4

Cilinderinhoud (cm3)

Punt 25

Bijlage III, deel I, punt 3.2.1.3

Elektriciteitsverbruik (Wh/km)

Punt 49.2

Bijlage VIII, punt 3

Innovatieve technologie of groepen van innovatieve technologieën en de hieruit voortvloeiende vermindering van de CO2-emissies

Punt 49.3

Bijlage VIII, punt 4

Voertuigidentificatienummer

Punt 0.10

Bijlage III, deel I, punt 9.17

Standaard toegevoegde massa

 

Bijlage I, punt 2.17.2


(1)  Overeenkomstig artikel 4, lid 9, van deze verordening.

(2)  Overeenkomstig artikel 4, leden 8 en 9, van deze verordening.

(3)  Overeenkomstig artikel 4, lid 5, van deze verordening.”