24.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 122/44


VERORDENING (EU) Nr. 377/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 3 april 2014

tot vaststelling van het Copernicus-programma en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 911/2010

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 189, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (Global Monitoring for Environment and Security — GMES) was een initiatief inzake monitoring van de aarde dat onder leiding van de Unie stond en in een partnerschap met de lidstaten en het Europees Ruimteagentschap (European Space Agency — „ESA”) werd uitgevoerd. De oorsprong van GMES gaat terug tot mei 1998, toen bij de ontwikkeling van de ruimteactiviteiten in Europa betrokken instellingen een gemeenschappelijke verklaring het licht deden zien, bekend onder de naam „Baveno Manifest”. In het manifest werd een oproep gedaan tot een langetermijnverbintenis voor de ontwikkeling van diensten voor milieumonitoring vanuit de ruimte, met gebruikmaking en verdere ontwikkeling van Europese vaardigheden en technologieën. In 2005 maakte de EU de strategische keuze voor de ontwikkeling, samen met ESA, van een onafhankelijke Europese aardobservatiecapaciteit voor het aanbieden van diensten op het gebied van milieu en veiligheid.

(2)

Voortbouwend op dat initiatief zijn bij Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en de voorschriften voor de implementatie van de initiële operationele diensten daarvan vastgesteld.

(3)

Hoewel het bij Verordening (EU) nr. 911/2010 vastgestelde programma moet worden voortgezet in het kader van het nieuwe meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020, bepaald bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (4), moet het acroniem „GMES” worden vervangen door de naam „Copernicus” om de communicatie met het grote publiek te vergemakkelijken. De Commissie heeft het handelsmerk geregistreerd, zodat het kan worden gebruikt door de instellingen van de Unie en daarvoor een vergunning kan worden verstrekt aan andere belangstellende gebruikers, met name de aanbieders van kerndiensten.

(4)

Het programma Copernicus (Copernicus) is gebaseerd op een partnerschap tussen de Unie, ESA en de lidstaten. Het dient derhalve voort te bouwen op bestaande Europese en nationale capaciteiten en dient deze aan te vullen met nieuwe, gemeenschappelijk ontwikkelde activa. Om deze aanpak te verwezenlijken, dient de Commissie ernaar te streven een dialoog aan te gaan met ESA en de lidstaten die over relevante activa in de ruimte en in situ beschikken.

(5)

Om zijn doelstellingen te realiseren, dient Copernicus gebaseerd te zijn op een autonome capaciteit van de Unie voor satellietobservaties en dient het operationele diensten op het gebied van milieu, civiele bescherming en civiele beveiliging te bieden en daarbij nationale mandaten inzake officiële waarschuwingen volledig in acht te nemen. Het dient tevens gebruik te maken van de beschikbare bijdragende missies en in-situgegevens die in hoofdzaak door de lidstaten worden verstrekt. Copernicus moet zoveel mogelijk gebruik maken van de capaciteiten van de lidstaten voor satellietobservaties en -diensten. Copernicus dient tevens gebruik te maken van de capaciteiten van commerciële initiatieven in Europa en op die manier tevens bij te dragen tot de ontwikkeling van een levensvatbare commerciële ruimtevaartsector in Europa. Voorts dient de ontwikkeling van systemen voor het optimaliseren van datatransmissie te worden gestimuleerd teneinde de capaciteiten om te voldoen aan de groeiende vraag van de gebruiker naar quasi-realtime gegevens verder te vergroten.

(6)

Teneinde het gebruik van aardobservatietechnologieën door lokale overheden en door het midden- en kleinbedrijf (mkb) te bevorderen en te faciliteren, dienen speciale netwerken voor Copernicus-gegevensdistributie, waaronder nationale en regionale instanties, te worden bevorderd.

(7)

Copernicus dient tot doel te hebben accurate en betrouwbare informatie op het gebied van milieu en veiligheid te leveren, die op de behoeften van de gebruikers is afgestemd en dient ter ondersteuning van andere beleidsterreinen van de Unie, met name met betrekking tot de interne markt, vervoer, milieu, energie, civiele bescherming en civiele beveiliging, samenwerking met derde landen en humanitaire hulp.

(8)

Copernicus moet worden beschouwd als een Europese bijdrage aan de bouw van het Global Earth Observation System of Systems (GEOSS), dat ontwikkeld wordt in het kader van de Groep voor aardobservatie (GEO).

(9)

Copernicus moet worden uitgevoerd in overeenstemming met andere relevante instrumenten en maatregelen van de Unie, met name maatregelen op het gebied van milieu en klimaatverandering, en instrumenten op het gebied van veiligheid, bescherming van persoonsgegevens, concurrentievermogen en innovatie, cohesie, onderzoek, vervoer, mededinging en internationale samenwerking, alsmede met het Europese programma voor satellietnavigatiesystemen (Galileo en EGNOS). De Copernicusgegevens moeten blijven aansluiten bij de ruimtelijke referentiegegevens van de lidstaten alsmede met de uitvoeringsvoorschriften en de technische richtsnoeren van de infrastructuur voor ruimte-informatie in de Unie, zoals vastgesteld in Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (5). Het is ook de bedoeling dat Copernicus het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (Shared Environmental Information System — SEIS), als bedoeld in de Mededeling van de Commissie van 1 februari 2008 met als titel: Naar een gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem (SEIS), en activiteiten van de Unie op het gebied van reacties op noodsituaties aanvult. Copernicus moet worden uitgevoerd conform de doelstellingen van Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) over het hergebruik van overheidsinformatie, met name transparantie, het scheppen van voorwaarden die gunstig zijn voor de ontwikkeling van diensten, bijdragen tot economische groei en het scheppen van werkgelegenheid. Copernicusgegevens en Copernicusinformatie moeten kosteloos en open toegankelijk zijn ter ondersteuning van de digitale agenda voor Europa, als bedoeld in de Mededeling van de Commissie van 26 augustus 2010 met als titel: Een digitale agenda voor Europa.

(10)

Copernicus is een programma dat moet worden uitgevoerd in het kader van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei („Europa 2020”). Het dient ten goede te komen aan een groot aantal beleidsmaatregelen van de Unie en bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, met name door het ontwikkelen van een effectief ruimtebeleid dat de instrumenten aanreikt om enkele van de grootste wereldwijde problemen aan te pakken en de streefdoelen inzake klimaatverandering en duurzame energie te halen. Copernicus dient tevens de uitvoering van het Europees ruimtevaartbeleid en de groei van de Europese markten voor satellietgegevens en -diensten te ondersteunen.

(11)

Copernicus dient eveneens te profiteren van de resultaten van Horizon 2020, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7), in het bijzonder door de activiteiten daarvan op het gebied van onderzoek en innovatie voor toekomstige technologieën en toepassingen van aardobservatie waarbij gebruik wordt gemaakt van teledetectietechnologieën en technologieën en gegevens die gebaseerd zijn op observatie vanuit het luchtruim en in situ, om een antwoord te bieden op de grote maatschappelijke problemen. De Commissie moet zorg dragen voor passende synergie, transparantie en duidelijkheid met betrekking tot de verschillende aspecten van Copernicus.

(12)

De ontwikkeling van de ruimtecomponent van Copernicus dient te worden gebaseerd op een analyse van opties om op de veranderende behoeften van de gebruikers in te spelen, inclusief aankoop bij nationale/publieke missies en commerciële aanbieders in Europa, vaststelling van nieuwe speciale missies, internationale overeenkomsten die toegang bieden tot niet-Europese missies, en de Europese markt voor aardobservatiegegevens.

(13)

Voor de duidelijkheid en om de kosten gemakkelijker te kunnen beheersen, zal het door de Unie toegewezen maximumbedrag voor de uitvoering van de Copernicusactiviteiten worden uitgesplitst in verschillende categorieën. Niettemin moet de Commissie met het oog op de flexibiliteit en het soepel functioneren van Copernicus middelen van de ene naar de andere categorie kunnen overhevelen.

(14)

Het verlenen van operationele diensten hangt af van het goede functioneren, de continue beschikbaarheid en de veiligheid van de Copernicus-ruimtecomponent. Het alsmaar toenemende risico van botsingen met andere satellieten en ruimteafval is een ernstige bedreiging voor de Copernicus-ruimtecomponent. Daarom dienen de activiteiten van Copernicus de bescherming van zijn ruimtecomponent en de exploitatie ervan, ook tijdens de lancering van satellieten, te omvatten. In dat opzicht zou een pro rata bijdrage in de kosten van diensten die een dergelijke bescherming kunnen bieden, worden gefinancierd uit de aan Copernicus toegewezen begroting, waarbij de kosten zo strak mogelijk in de hand worden gehouden en met strikte inachtneming van het maximumbedrag van 26,5 miljoen EUR in huidige prijzen dat is vastgesteld bij deze verordening. Deze bijdrage moet uitsluitend voor de verstrekking van gegevens en diensten worden gebruikt en niet voor de aankoop van infrastructuur.

(15)

Met het oog op verbetering van de uitvoering van Copernicus en de langetermijnplanning ervan moet de Commissie een jaarlijks werkprogramma vaststellen, met inbegrip van een uitvoeringsplan voor de acties die vereist zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van Copernicus. Dat uitvoeringsplan moet toekomstgericht zijn en moet de acties beschrijven die nodig zijn voor de implementatie van Copernicus, rekening houdend met de veranderende gebruikersbehoeften en met de technologische ontwikkelingen.

(16)

De implementatie van de Copernicusdienstencomponent moet, gezien de complexiteit en de aan Copernicus toegewezen middelen, aan de hand van de technische specificaties geschieden. Daardoor zouden bovendien diensten gemakkelijker ingang kunnen vinden bij het publiek, aangezien gebruikers zo kunnen inspelen op de beschikbaarheid en de evolutie van diensten, alsmede op samenwerking met lidstaten en andere partijen. Om die reden dient de Commissie voor alle Copernicusdiensten technische specificaties vast te stellen en, voor zover nodig, te actualiseren ten aanzien van aspecten als werkingssfeer, architectuur, technischedienstenpakketten, indicatieve kostenverdeling en planning, prestatieniveaus, behoeften aan toegang tot ruimte- en in-situgegevens, evolutie, normen, archivering en verspreiding van gegevens.

(17)

De implementatie van de Copernicusruimtecomponent moet, gezien de complexiteit en de aan Copernicus toegewezen middelen, aan de hand van de technische specificaties geschieden. Om die reden dient de Commissie technische specificaties vast te stellen en, voor zover nodig, te actualiseren, met vermelding van de in het kader van de Copernicusruimtecomponent te ondersteunen activiteiten, alsmede de indicatieve kostenverdeling en planning daarvoor. Aangezien het de bedoeling is dat Copernicus wordt ontwikkeld op basis van investeringen die door de Unie, ESA en de lidstaten worden gedaan in het kader van de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid, moeten in de activiteiten in het kader van de Copernicusruimtecomponent, waar passend, elementen van het langetermijnscenario (LTS) van ESA in aanmerking worden genomen. Het LTS is een document dat door ESA is opgesteld en up-to-date wordt gehouden; het bevat een algemeen kader voor de Copernicusruimtecomponent.

(18)

Copernicus dient door gebruikers gestuurd te zijn, waarvoor dus de voortdurende, daadwerkelijke participatie van de gebruikers vereist is met betrekking tot de definitie en beoordeling van de behoeften.

(19)

De internationale dimensie van Copernicus is van bijzonder belang bij de uitwisseling van gegevens en informatie en bij de toegang tot de observatie-infrastructuur. Een dergelijke uitwisseling is kostenefficiënter dan regelingen voor de aankoop van gegevens en versterkt de mondiale dimensie van Copernicus.

(20)

De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER) en de kaderovereenkomsten met kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten voorzien in deelneming door deze landen aan programma's van de Unie. Deelneming door andere derde landen en internationale organisaties moet door middel van het sluiten van specifieke internationale overeenkomsten mogelijk worden gemaakt.

(21)

De lidstaten, derde landen en internationale organisaties moeten kunnen bijdragen aan de programma's op basis van passende overeenkomsten.

(22)

De algehele verantwoordelijkheid voor Copernicus dient bij de Commissie te berusten. Zij moet de prioriteiten vastleggen en zorgen voor de algehele coördinatie van en het algehele toezicht op Copernicus. Dit dient eveneens bijzondere inspanningen te omvatten om het publiek bewuster te maken van het belang van de ruimtevaartprogramma's voor de Europese burgers. Zij moet het Europees Parlement en de Raad tijdig alle relevante informatie over Copernicus verstrekken.

(23)

Bij de uitvoering van Copernicus dient de Commissie, in voorkomend geval, een beroep te doen op Europese intergouvernementele organisaties waarmee zij reeds een partnerschap heeft, in het bijzonder ESA, voor de technische coördinatie van de Copernicusruimtecomponent, de omschrijving van de systeemarchitectuur, de ontwikkeling en het aanbesteden van ruimtemissies, de toegang tot gegevens en de uitvoering van specifieke missies. Voorts dient de Commissie een beroep te doen op de Europese Organisatie voor de exploitatie van meteorologische satellieten (European Organisation for the Exploitation of Meteorological Satellites — EUMETSAT) voor de uitvoering van specifieke missies overeenkomstig het mandaat en de deskundigheid van EUMETSAT.

(24)

Gelet op de partnerschapsdimensie van Copernicus en ter voorkoming van overlapping van technische deskundigheid moet de uitvoering van Copernicus worden gedelegeerd aan entiteiten met de passende technische en beroepsbekwaamheid. Deze entiteiten moeten worden aangemoedigd om de uitvoering van die taken tot op een passend niveau voor concurrentie op te stellen, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad („het financieel reglement”) (8).

(25)

Copernicus dient een dienstencomponent te omvatten, die informatie biedt op het gebied van monitoring van de atmosfeer, zeemonitoring, landmonitoring, monitoring van de klimaatverandering, crisisbeheersing, en veiligheid. In het bijzonder dient Copernicus informatie te verstrekken over de toestand van de atmosfeer op lokaal, nationaal, Europees en mondiaal niveau, informatie over de toestand van de oceanen, mede door het opzetten van een speciale Europese groepering voor de monitoring van het mariene milieu, informatie betreffende landmonitoring ter ondersteuning van de uitvoering van lokale, nationale en Europese beleidsmaatregelen, informatie ter ondersteuning van de aanpassing aan of de mitigatie van klimaatverandering, geospatiale informatie ter ondersteuning van crisisbeheersing, met inbegrip van preventiemaatregelen, en civiele bescherming met inbegrip van ondersteuning van het externe optreden van de Unie. De Commissie dient passende contractuele regelingen vast te stellen ter bevordering van de continuïteit van de dienstverlening.

(26)

Bij de uitvoering van de dienstencomponent van Copernicus kan de Commissie, voor zover naar behoren gerechtvaardigd door de bijzondere aard van de maatregelen en de specifieke deskundigheid, een beroep doen op bevoegde entiteiten, zoals het Europees Milieuagentschap, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (European Maritime Safety Agency — EMSA) en het Satellietcentrum van de Europese Unie (SATCEN), het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn (European Centre for Medium Range Weather Forecasts — ECMWT) en andere relevante Europese agentschappen, groepen of consortia van nationale organen, of een bevoegd orgaan dat in aanmerking kan komen voor een delegatie overeenkomstig het financieel reglement. Bij het besluit om die taken aan een bepaalde entiteit toe te vertrouwen dient naar behoren rekening te worden gehouden met de kosteneffectiviteit daarvan en met de gevolgen voor de beheersstructuur en de financiële en personele middelen van het orgaan.

(27)

Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) van de Commissie is actief betrokken geweest bij het GMES-initiatief en bij de uitvoering van de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 911/2010 ingestelde initiële operationele diensten van GMES. De Commissie moet voor de uitvoering van Copernicus een beroep blijven doen op de wetenschappelijke en technische ondersteuning van het JRC.

(28)

Openbare aanbestedingen van de met de uitvoering van Copernicus belaste entiteiten moeten voldoen aan de regels van de Unie of aan gelijkwaardige internationale normen, voor zover zulks toelaatbaar is krachtens de bepalingen inzake overheidsopdrachten in het financieel reglement. Specifieke aanpassingen aan deze regels, alsmede de verlengingsregelingen voor lopende contracten, moeten in de desbetreffende delegatieovereenkomsten worden bepaald. De openbare aanbesteding is in de eerste plaats gericht op kosteneffectiviteit, kosten- en risicobeheersing en vergroting van de efficiëntie en vermindering van de afhankelijkheid van één enkele leverancier. Er moet worden gezorgd voor een open toegang en eerlijke mededinging in de gehele industriële bevoorradingsketen, alsmede voor een evenwichtig aanbod aan mogelijkheden tot deelname van het bedrijfsleven op alle niveaus, waaronder met name nieuwe marktdeelnemers en het mkb. Mogelijk misbruik van dominante positie en misbruik van langdurige afhankelijkheid van één leverancier moeten worden voorkomen. Om de aan de programma's verbonden risico's te beperken, om afhankelijkheid van één enkele leveringsbron te voorkomen en om een betere controle van Copernicus, de kosten en het tijdschema te waarborgen, is het van belang waar nodig van meerdere leveringsbronnen gebruik te maken. Daarnaast moet de ontwikkeling van de Europese industrie op alle gebieden die verband houden met aardobservatie worden beschermd en gestimuleerd, in overeenstemming met de internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is.

(29)

Het risico dat een overeenkomst slecht of helemaal niet wordt uitgevoerd, moet zo veel mogelijk worden beperkt. Daartoe moeten de contractanten aantonen dat zij de uitvoering van de overeenkomst ook op lange termijn kunnen garanderen wat betreft de gedane toezeggingen en de looptijd van het contract. Met het oog hierop moeten aanbestedende instanties, waar passend, eisen stellen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de levering en de verrichting van diensten. Daarnaast mogen de aanbestedende instanties bij het aankopen van goederen en diensten van gevoelige aard specifieke eisen formuleren voor dergelijke aankopen, met name inzake het waarborgen van de veiligheid van informatie. De industrie van de Unie moet de mogelijkheid krijgen voor bepaalde elementen en diensten een beroep te doen op bronnen buiten de Unie wanneer is aangetoond dat dit aanzienlijke kosten- en kwaliteitsvoordelen oplevert, waarbij echter rekening moet worden gehouden met het strategische karakter van Copernicus en met de vereisten van de Unie op het gebied van beveiliging en controle van de uitvoer. Er moet profijt worden getrokken van investeringen, alsook van de ervaring en de competentie van het bedrijfsleven, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de regels voor de openbare aanbesteding worden nageleefd.

(30)

Voor een betere evaluatie van de totale kosten van een product, dienst of werk waarop wordt ingeschreven, inclusief daarmee verbonden operationele kosten op lange termijn, moeten de totale kosten tijdens de nuttige levenscyclus van het product, de dienst of het werk waarop wordt ingeschreven, waar nodig in beschouwing worden genomen tijdens de aanbesteding, door middel van een benadering op basis van kosteneffectiviteit, zoals een berekening van levenscycluskosten in het geval van aanbesteding op basis van het criterium van gunning aan de economisch voordeligste inschrijver. Daartoe moet de aanbestedende instantie ervoor zorgen dat de methodologie voor het berekenen van de kosten van de nuttige levenscyclus van een product, dienst of werk, uitdrukkelijk wordt vermeld in de documenten van de overeenkomst of in het bestek en dat de nauwkeurigheid van de door de inschrijvers verstrekte informatie ermee kan worden gecontroleerd.

(31)

De aanbestedende dienst moet eerlijke mededingingsvoorwaarden kunnen herstellen wanneer een of meerdere ondernemingen voorafgaand aan een aanbesteding reeds over voorkennis beschikt c.q. beschikken aangaande de met de aanbesteding verbonden activiteiten. Ook moet hij een opdracht in de vorm van een opdracht met voorwaardelijke tranches kunnen plaatsen, onder bepaalde voorwaarden in het kader van de uitvoering van een contract een wijziging door middel van aanhangsels bij dat contract kunnen introduceren, of zelfs een minimumniveau van uitbesteding aan onderaannemers opleggen. Als gevolg van de technologische onzekerheden waardoor Copernicus gekenmerkt wordt, ten slotte, kunnen de prijzen van openbare aanbestedingen niet altijd nauwkeurig worden vastgesteld en derhalve is het wenselijk contracten met een specifieke vorm te sluiten, die geen vaste en definitieve prijs vaststellen maar wel clausules bevatten voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

(32)

Copernicus moet binnen zijn maximumbedrag worden gehouden door de technische risico's en planningsrisico's, en de daaraan verbonden kosten, zoveel mogelijk te beperken, en daarom moet maximaal gebruik worden gemaakt van eerdere financiële en infrastructurele investeringen van de openbare sector, alsook van de industriële ervaring en competentie die in het kader van GMES via dergelijke investeringen werd opgebouwd. Dit zou in het bijzonder moeten gelden voor de ruimte- en grondsegmentcomponenten die het ESA en de eraan deelnemende landen herhaaldelijk hebben ontwikkeld in het kader van het optioneel programma GMES-ruimtecomponent, medegefinancierd door de Unie. In dat laatste geval dient de aanbestedende overheid het gebruik van de procedure van gunning via onderhandelingen, zonder voorafgaande bekendmaking van een opdracht of een vergelijkbare publicatie, in overweging te nemen.

(33)

Om de Copernicusdoelstelling op duurzame grondslag te realiseren, moeten de activiteiten van de diverse partners die bij Copernicus zijn betrokken, worden gecoördineerd, en moet een diensten- en observatiecapaciteit die aan de gebruikersbehoeften beantwoordt, worden ontwikkeld, opgezet en geëxploiteerd. Een comité (het Copernicuscomité) zal de Commissie in dit verband bijstaan bij het verzorgen van de coördinatie van de bijdragen die aan Copernicus worden geleverd door de Unie, de lidstaten en de intergouvernementele organisaties, alsmede door de coördinatie van de private sector, teneinde optimaal gebruik te maken van de bestaande capaciteiten en de tekortkomingen te signaleren die op Unieniveau moeten worden aangepakt. Het moet de Commissie ook ter zijde staan bij haar toezicht op een coherente uitvoering van Copernicus. Aangezien goed publiek beheer vereist dat een uniform beheer van Copernicus, een snellere besluitvorming en een gelijke toegang tot de informatie worden gewaarborgd, moeten vertegenwoordigers van de met uitvoeringstaken inzake begroting belaste entiteiten betrokken kunnen worden bij de werkzaamheden van het Copernicuscomité. Om dezelfde redenen moeten vertegenwoordigers van derde landen of internationale organisaties die een internationale overeenkomst met de Unie hebben gesloten, betrokken kunnen worden bij de werkzaamheden van het Copernicuscomité indien beveiligingsvereisten dat niet beletten en overeenkomstig de bepalingen van een dergelijke overeenkomst. Deze vertegenwoordigers hebben geen stemrecht in het Copernicuscomité.

(34)

De werkzaamheden van de entiteiten waaraan de Commissie uitvoeringstaken heeft gedelegeerd, moeten tevens worden getoetst aan prestatie-indicatoren. Hierdoor zou het Europees Parlement en de Raad een indicatie worden verschaft van de bij de uitvoering van de operationele Copernicusdiensten en Copernicus geboekte vooruitgang.

(35)

De registratie- en vergunningsvoorwaarden voor GMES-gebruikers en de criteria voor het beperken van de toegang tot GMES-specifieke gegevens en GMES-dienstinformatie zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1159/2013 (9) van de Commissie.

(36)

De in het kader van Copernicus geproduceerde gegevens en informatie moeten volledig, open en kosteloos toegankelijk zijn, behoudens passende voorwaarden en beperkingen, zodat die gegevens en informatie zoveel mogelijk worden gebruikt en gedeeld, en de markten voor Europese aardobservatiegegevens, en meer bepaald de downstreamsector, worden versterkt om de groei en het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen.

(37)

De Commissie dient samen te werken met gegevensverstrekkers om de vergunningsvoorwaarden voor gegevens van derden overeen te komen, teneinde het gebruik daarvan binnen Copernicus te vergemakkelijken, in overeenstemming met deze verordening en de toepasselijke rechten van derden.

(38)

Er moet rekening worden gehouden met de in het kader van het GMES-ruimtecomponentprogramma toegekende toegangsrechten tot gegevens van de Sentinel-satellieten van Copernicus, zoals op 24 september 2013 door het programmacomité aardobservatie van ESA goedgekeurd.

(39)

Aangezien Copernicus een civiel programma is dat onder civiele controle staat, dient prioriteit te worden gegeven aan de verwerving van gegevens en de vervaardiging van informatie, met inbegrip van hogeresolutiebeelden, die geen risico of bedreiging voor de veiligheid van de Unie of haar lidstaten vormen. Echter, aangezien bepaalde Copernicusgegevens en bepaalde Copernicusinformatie wellicht bescherming vereisen, moeten, opdat dergelijke informatie binnen de werkingssfeer van deze verordening veilig kan circuleren, alle Copernicusdeelnemers een graad van bescherming van gerubriceerde EU-informatie waarborgen die gelijkwaardig is aan die waarin wordt voorzien door de veiligheidsvoorschriften in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (10) en door de beveiligingsvoorschriften van de Raad in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU van de Raad (11).

(40)

Aangezien bepaalde Copernicusgegevens en bepaalde Copernicusinformatie, met inbegrip van hogeresolutiebeelden, van invloed kunnen zijn op de veiligheid van de Unie of van haar lidstaten, moet de Raad in met redenen omklede gevallen worden gemachtigd om maatregelen vast te stellen teneinde naar risico's en dreigingen voor de veiligheid van de Unie of haar lidstaten te handelen.

(41)

De Unie dient alle materiële en immateriële activa die worden gecreëerd of ontwikkeld in het kader van Copernicus in eigendom te hebben. Voor een goede naleving van fundamentele met eigendom verbonden rechten, moeten passende overeenkomsten met de bestaande eigenaars worden gesloten. De bepaling inzake eigendom van immateriële activa, zoals in deze verordening is opgenomen, behoort geen betrekking te hebben op immateriële activa die volgens de nationale wetten niet overdraagbaar zijn. Het feit dat de Unie de eigendom heeft, dient de mogelijkheid voor de Unie om, overeenkomstig deze verordening en waar dat passend wordt geacht op basis van een beoordeling per geval, deze activa beschikbaar te stellen voor derde partijen of er afstand van te doen, onverlet te laten. De Unie dient in het bijzonder de mogelijkheid te hebben om de intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit werkzaamheden in het kader van Copernicus over te dragen of in licentie te geven, in het belang van een intensief gebruik van de Copernicusdiensten door downstreamgebruikers.

(42)

De financiële belangen van de Unie moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties overeenkomstig het financieel reglement.

(43)

Aangezien Copernicus een complex programma is, moet de Commissie worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen uit een brede groep van belanghebbenden, waaronder met name door de lidstaten aangeduide beveiligingsdeskundigen, vertegenwoordigers van Copernicusgebruikers en van relevante nationale entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de ruimtevaart, die haar de noodzakelijke technische en wetenschappelijke expertise alsmede interdisciplinaire en sectordoorsnijdende perspectieven bieden, met inachtneming van de relevante bestaande initiatieven op Unie-, nationaal en regionaal niveau.

(44)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen wat betreft de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma, de technische specificaties voor de dienst- en ruimtecomponenten, de beveiligingsaspecten en de maatregelen voor het bevorderen van de convergentie tussen de lidstaten bij het gebruik van de Copernicusgegevens en Copernicusinformatie en hun toegang tot de technologie en ontwikkeling op het gebied van aardobservatie, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(45)

Aangezien Copernicus door de gebruikers ervan gestuurd wordt, is de voortdurende, daadwerkelijke participatie van de gebruikers vereist met betrekking tot de definitie en beoordeling van de behoeften. Om de waarde van de gebruikers te verhogen, moet actief naar hun inbreng worden gevraagd door middel van een regelmatig overleg met de eindgebruikers in zowel de publieke als particuliere sector. Daartoe moet een werkgroep worden ingesteld (het „gebruikersforum”) om het Copernicuscomité te helpen bij het bepalen van gebruikersbehoeften, de controle op de verrichte diensten en de coördinatie van publieke gebruikers.

(46)

De bevoegdheid om wetgevingshandelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot de gegevensvereisten die nodig zijn voor de operationele diensten, de voorwaarden en de procedures voor de toegang tot en de registratie en het gebruik van Copernicusgegevens en Copernicusinformatie, de specifieke technische criteria die nodig zijn om te voorkomen dat Copernicusgegevens en Copernicusinformatie worden verstoord en de criteria en procedures voor de beperking van de verwerving of verspreiding van Copernicusgegevens en Copernicusinformatie als gevolg van met elkaar botsende rechten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot de passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(47)

De uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen moeten worden gemonitord en geëvalueerd, zodat de nodige aanpassingen kunnen worden aangebracht en nieuwe ontwikkelingen in aanmerking kunnen worden genomen. Meer bepaald moet bij de evaluatie worden onderzocht welke gevolgen het beleid ten aanzien van Copernicusgegevens en Copernicusinformatie heeft voor belanghebbenden en downstreamgebruikers, en wat voor invloed het heeft op het bedrijfsleven en op nationale en particuliere investeringen in aardobservatie-infrastructuren. In de evaluatie moet ook de mogelijke toekomstige betrokkenheid van relevante Europese agentschappen, zoals het Europees GNSS-Agentschap (GSA), aan bod komen. Om optimale resultaten te behalen en te profiteren van de kennis en deskundigheid die tijdens de uitvoeringsfasen van Copernicus zijn opgebouwd, moeten voor de toekomstige planning nieuwe organisatiemodellen worden onderzocht, om een langdurige economische inzet te waarborgen.

(48)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van Copernicus, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt omdat het programma ook pan-Europese capaciteit zal omvatten en afhankelijk is van de verlening van diensten in alle lidstaten die op Unieniveau moet worden gecoördineerd, en derhalve vanwege de omvang van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(49)

In deze verordening worden financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad het voornaamste referentiebedrag vormen, in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (13), in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(50)

De financieringsperiode van deze verordening dient in overeenstemming te worden gebracht met die welke is opgenomen in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad. Bijgevolg is deze verordening van toepassing met ingang 1 januari 2014.

(51)

Verordening (EU) nr. 911/2010 dient derhalve te worden ingetrokken om een passend kader voor beheer en financiering te scheppen en om ervoor te zorgen dat Copernicus volledig operationeel is. Elke maatregel die op grond van Verordening (EU) nr. 911/2010 wordt vastgesteld, moet van toepassing blijven, teneinde de continuïteit ervan te verzekeren,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE EN FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden Copernicus, het programma van de Europese Unie voor aardobservatie en -monitoring („Copernicus”), alsmede de voorschriften betreffende de uitvoering ervan vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Copernicus, dat voortbouwt op de bestaande nationale en Europese vermogens en de continuïteit waarborgt van de activiteiten die plaats hebben gevonden in het kader van het Europees programma voor monitoring van de aarde, is een civiel programma dat uitgaat van de behoeften van de gebruiker en onder civiele controle staat.

2.   Copernicus bestaat uit de volgende onderdelen:

a)

een dienstencomponent die informatie biedt op de volgende gebieden: monitoring van de atmosfeer, monitoring van het mariene milieu, landmonitoring monitoring van de klimaatverandering, crisisbeheersing en veiligheid;

b)

een ruimtecomponent die voor duurzame satellietobservatie voor de onder a), genoemde dienstensectoren zorgt;

c)

een in-situ component die voor gecoördineerde toegang tot observaties door middel van lucht-, zee- en grondinstallaties voor de onder a), genoemde dienstensectoren zorgt.

3.   Er zullen passende verbindingen en interfaces tussen de in lid 2 bedoelde componenten tot stand worden gebracht.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

1)   „Specifieke missies”: aardobservatiemissies vanuit de ruimte voor gebruik en geëxploiteerd in Copernicus, met name de Sentinel-missies.

2)   „Bijdragende missies”: aardobservatiemissies vanuit de ruimte die gegevens ter beschikking van Copernicus stellen ter aanvulling van gegevens van specifieke missies.

3)   „Gegevens van specifieke missies”: uit de ruimte afkomstige aardobservatiegegevens van specifieke missies voor gebruik in Copernicus.

4)   „Gegevens van bijdragende missies”: uit de ruimte afkomstige aardobservatiegegevens van bijdragende missies waarvoor een vergunning wordt verstrekt of die ter beschikking worden gesteld voor gebruik in Copernicus.

5)   „In-situgegevens”: observatiegegevens van grond-, zee- of luchtsensoren, alsmede referentie- en aanvullende gegevens waarvoor een vergunning wordt verstrekt of die ter beschikking worden gesteld voor gebruik in Copernicus.

6)   „Gegevens en informatie van derden”: gegevens en informatie die buiten het toepassingsgebied van Copernicus worden gegenereerd en die nodig zijn voor de verwezenlijking van de Copernicusdoelstellingen.

7)   „Copernicusgegevens”: gegevens van specifieke missies, gegevens van bijdragende missies en in-situgegevens.

8)   „Copernicusinformatie”: van de in artikel 5, lid 1, bedoelde Copernicusdiensten afkomstige informatie als resultaat van verwerking of modellering van Copernicusgegevens.

9)   „Copernicusgebruikers”:

a)

Copernicuskerngebruikers: instellingen en organen van de Unie, Europese, nationale, regionale of lokale instanties die belast zijn met de vaststelling, uitvoering, handhaving of monitoring van een overheidsdienst of -beleid op de gebieden als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a);

b)

onderzoeksgebruikers: universiteiten of andere onderzoeks- en onderwijsorganisaties;

c)

commerciële en particuliere gebruikers;

d)

liefdadigheidsinstellingen, non-gouvernementele organisaties en internationale organisaties.

Artikel 4

Doelstellingen

1.   Copernicus draagt bij aan de volgende algemene doelstellingen:

a)

monitoren van de aarde ter ondersteuning van de milieubescherming en de inspanningen gericht op civiele bescherming en civiele beveiliging;

b)

het maximaliseren van de sociaaleconomische voordelen, ter ondersteuning van de Europa 2020-strategie en de daaraan verbonden doelstellingen van slimme, duurzame en inclusieve groei door middel van het bevorderen van aardobservatie in toepassingen en diensten;

c)

het bevorderen van de ontwikkeling van een concurrerende Europese ruimte- en dienstensector en het maximaliseren van de kansen voor het Europese bedrijfsleven om innoverende aardobservatiesystemen en -diensten te ontwikkelen en aan te bieden;

d)

het verzekeren van autonome toegang tot milieukennis en tot sleuteltechnologieën voor aardobservatie- en geoinformatiediensten, zodat Europa in staat is tot onafhankelijke besluitvorming en zelfstandig optreden;

e)

het ondersteunen van en bijdragen aan Europees beleid, alsmede het bevorderen van mondiale initiatieven zoals GEOSS.

2.   Ter verwezenlijking van de in lid 1 genoemde algemene doelstellingen heeft Copernicus de volgende specifieke doelstellingen:

a)

het leveren aan Copernicusgebruikers van nauwkeurige en betrouwbare gegevens en informatie, verstrekt op lange termijn en op duurzame wijze, die de in artikel 5, lid 1, genoemde diensten mogelijk maken en voldoen aan de eisen van de Copernicuskerngebruikers;

b)

het verlenen van duurzame en betrouwbare toegang tot satellietgegevens en -informatie van een autonome Europese aardobservatiecapaciteit met consistente technische specificaties, die voortbouwt op bestaande Europese en nationale middelen en capaciteiten en deze indien nodig aanvult;

c)

het bieden van duurzame en betrouwbare toegang tot in-situgegevens, met name dankzij bestaande, op Europees en nationaal niveau operationele vermogens en mondiale waarnemingssystemen en -netwerken.

3.   De verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 genoemde doelstellingen wordt gemeten aan de hand van de volgende resultaatindicatoren:

a)

Copernicusgegevens en Copernicusinformatie die worden verstrekt in overeenstemming met de respectieve eisen ten aanzien van de dienstverlening op de gebieden milieu, civiele bescherming en veiligheid;

b)

toenemende vraag naar Copernicusgegevens en -informatie, gemeten aan de toename van het aantal gebruikers, aan de hoeveelheid geraadpleegde gegevens en informatie met meerwaarde, aan de toename van de downstreamdiensten, en de toename van de verspreiding in de lidstaten en de Unie;

c)

gebruik van Copernicusgegevens en -informatie door instellingen en organen van de Unie, internationale organisaties en Europese, nationale, regionale en lokale instanties, met inbegrip van het acceptatie- en tevredenheidsniveau onder de gebruikers, alsmede de voordelen voor de Europese samenlevingen;

d)

marktpenetratie, daaronder begrepen groei van bestaande markten en creatie van nieuwe markten en concurrentievermogen van de Europese downstreamexploitanten;

e)

duurzame beschikbaarheid van Copernicusgegevens ter ondersteuning van Copernicusdiensten.

Artikel 5

Dienstencomponent van Copernicus

1.   De dienstencomponent van Copernicus omvat de volgende diensten:

a)

de atmosferische monitoringdienst, die informatie verstrekt over de kwaliteit van de lucht op Europese schaal en de chemische samenstelling van de atmosfeer op wereldwijde schaal. Hij verstrekt met name informatie voor de systemen voor monitoring van de luchtkwaliteit op lokale en nationale schaal en moet een bijdrage leveren aan de monitoring van de atmosferische samenstelling van klimaatvariabelen, inclusief, waar haalbaar, de interactie met bosbedekking;

b)

de monitoringdienst voor het mariene milieu, die informatie verstrekt over de toestand en dynamiek van fysieke ecosystemen van oceaan en zee voor de wereldwijde oceaangebieden en de Europese regionale zeegebieden, ter ondersteuning van de veiligheid op zee, bijdrage aan het monitoren van afvalstromen, het mariene milieu, kust- en poolgebieden en van mariene hulpbronnen, en meteorologische voorspellingen en monitoring van het klimaat;

c)

de landmonitoringdienst, die informatie verstrekt over bodemgebruik en bodembedekking, de cryosfeer, klimaatverandering en biogeofysische variabelen, met inbegrip van de dynamiek daarvan, ter ondersteuning van de mondiale-tot-lokale milieumonitoring van biodiversiteit, bodem, binnen- en kustwateren, bossen en vegetatie en natuurlijke hulpbronnen, alsmede bij de algemene uitvoering van beleid op het gebied van milieu, landbouw, ontwikkeling, energie, stadsplanning, infrastructuur en vervoer;

d)

de dienst voor klimaatverandering, die informatie verstrekt om het kennisbestand te vergroten ter ondersteuning van beleidsmaatregelen met het oog op adaptatie aan de klimaatverandering of mitigatie van de effecten hiervan. Hij draagt in het bijzonder bij aan de beschikbaarstelling van essentiële klimaatvariabelen, klimaatanalyses, -projecties en -indicatoren op tijd- en ruimteschalen die relevant zijn voor de adaptatie- en mitigatiestrategieën voor de diverse gebieden die voor de Unie van sectoraal en maatschappelijk nut zijn;

e)

de dienst voor het beheer van noodsituaties, die informatie verstrekt voor de reactie op noodsituaties in verband met verschillende soorten rampen, waaronder meteorologische noodsituaties, geofysische rampen, opzettelijke en per ongeluk door de mens veroorzaakte rampen en andere humanitaire rampen, alsmede voor activiteiten met het oog op preventie, paraatheid, respons en herstel;

f)

de veiligheidsdienst, die informatie verstrekt voor het oplossen van de civiele-veiligheidsproblemen van Europa door het vermogen inzake crisispreventie, paraatheid en respons te verbeteren, met name ten behoeve van grensbewaking en surveillance op zee, maar ook door ondersteuning van het externe optreden van de Unie, onverminderd eventuele samenwerkingsregelingen tussen de Commissie en diverse organen van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, met name het Satellietcentrum van de Europese Unie.

2.   Bij het verstrekken van de in lid 1 bedoelde diensten wordt rekening gehouden met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, wordt gezorgd voor kosteneffectiviteit en decentralisatie, voor zover nodig, en worden bestaande ruimte, in-situ- en referentiegegevens en -capaciteiten van de lidstaten op Europees niveau geïntegreerd om dubbel werk te voorkomen. Aanschaf van nieuwe gegevens die bestaande bronnen dupliceren wordt vermeden, tenzij het gebruik van bestaande of opwaardeerbare gegevenspakketten technisch niet mogelijk of niet kostenefficiënt is of niet tijdig kan geschieden.

De diensten voorzien in stringente kwaliteitsbewakingssystemen en verstrekken informatie over het niveau van de dienstverlening, onder meer vanuit het oogpunt van beschikbaarheid, betrouwbaarheid, kwaliteit en tijdigheid.

3.   Om ervoor te zorgen dat de in lid 1 bedoelde diensten zich verder ontwikkelen en dat de publieke sector daarvan gebruikmaakt, worden tevens de volgende activiteiten ondernomen:

a)

ontwikkelingsactiviteiten ter verbetering van de kwaliteit en prestaties van diensten, met inbegrip van de ontwikkeling en aanpassing ervan, ter vermijding of afzwakking van de operationele risico's en ter benutting van synergieën met aanverwante activiteiten, bijvoorbeeld in het kader van Horizon 2020;

b)

ondersteunende activiteiten in de vorm van maatregelen ter bevordering van het gebruik en de acceptatie van Copernicusgegevens en -informatie:

i)

door overheidsinstanties die belast zijn met de vaststelling, uitvoering, toepassing of monitoring van een overheidsdienst of -beleid op de gebieden als bedoeld in lid 1. Daartoe behoren ook capaciteitsopbouw en de ontwikkeling van standaardprocedures en -instrumenten om Copernicusgegevens en -informatie te integreren in de workflow van de gebruikers;

ii)

door andere gebruikers en downstreamtoepassingen. Daartoe behoren ook outreach-, opleidings- en verspreidingsactiviteiten.

Artikel 6

Ruimtecomponent van Copernicus

1.   De Copernicusruimtecomponent stelt satellietobservaties beschikbaar, voornamelijk voor gebruik door de in artikel 5, lid 1, bedoelde diensten.

2.   De Copernicusruimtecomponent bestaat uit specifieke missies en gegevens van bijdragende missies, en omvat de volgende activiteiten:

a)

beschikbaarstelling van satellietobservaties, met inbegrip van:

i)

de voltooiing, het onderhoud en de exploitatie van de specifieke missies, met inbegrip van het bepalen van de wijze waarop de satellieten worden ingezet, de monitoring en de controle van de satellieten, de ontvangst, verwerking, archivering en verspreiding van gegevens, de permanente kalibrering en de validering;

ii)

de levering van in-situgegevens voor de kalibrering en validering van observaties van specifieke missies;

iii)

de levering, archivering en verspreiding van gegevens van bijdragende missies ter aanvulling van gegevens van specifieke missies;

b)

activiteiten waarmee wordt tegemoetgekomen aan de veranderende behoeften van de gebruikers, met inbegrip van:

i)

de vaststelling van lacunes op het gebied van observaties en de specificatie van nieuwe specifieke missies op basis van de gebruikerseisen;

ii)

ontwikkelingen gericht op het moderniseren en aanvullen van de specifieke missies, met inbegrip van het ontwerp en de aankoop van nieuwe elementen van de desbetreffende ruimte-infrastructuur;

c)

bescherming van satellieten tegen het risico van botsingen met inachtneming van het ondersteuningskader voor ruimtebewaking en -monitoring;

d)

de veilige verwijdering van afgedankte satellieten.

Artikel 7

In-situcomponent van Copernicus

1.   De in-situcomponent van Copernicus verschaft toegang tot in-situgegevens, voornamelijk voor gebruik door de in artikel 5, lid 1, bedoelde Copernicusdiensten.

Deze component omvat de volgende activiteiten:

a)

levering van in-situgegevens aan de operationele diensten, met inbegrip van in-situgegevens van derden op internationaal niveau, op basis van bestaande capaciteiten;

b)

coördinatie en harmonisatie van de verzameling en levering van in-situgegevens;

c)

technische bijstand aan de Commissie betreffende de dienstvereisten voor in-situ-observatiegegevens;

d)

samenwerking met in-situ-exploitanten ter bevordering van de consistentie van ontwikkelingsactiviteiten in verband met de infrastructuur en netwerken voor in-situ-observatie;

e)

vaststelling van lacunes in de in-situ-observaties die niet met bestaande infrastructuur en netwerken kunnen worden verholpen, ook op mondiaal niveau, en remediëring daarvan, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

2.   De in-situgegevens worden gebruikt in Copernicus overeenkomstig de toepasselijke rechten van derden, waaronder die van de lidstaten, en de toepasselijke beperkingen op gebruik of herdistributie.

3.   Overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), van het financieel reglement kan de Commissie de activiteiten in het kader van de in-situcomponent geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan de in artikel 11, lid 1, van deze verordening bedoelde exploitanten van diensten of, indien een algehele coördinatie is vereist, aan het Europees Milieuagentschap.

Artikel 8

Financiële middelen

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde activiteiten bedraagt 4 291,48 miljoen EUR in huidige prijzen voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

2.   Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt uitgesplitst in de volgende uitgavencategorieën in huidige prijzen:

a)

voor de in de artikelen 5 en 7 bedoelde activiteiten: 897,415 miljoen EUR;

b)

voor de in artikel 6 bedoelde activiteiten: 3 394,065 miljoen EUR, inclusief een maximumbedrag van 26,5 miljoen EUR voor de activiteiten bedoeld in artikel 6, lid 2, onder c).

3.   De Commissie kan middelen uit één uitgavencategorie, als vastgesteld in lid 2, onder a) en b), tot een maximum van 10 % van het in lid 2 bedoelde bedrag overhevelen naar een andere categorie. Als met de overheveling een totaalbedrag gemoeid is van meer dan 10 % van het in lid 1 bedoelde bedrag, raadpleegt de Commissie het Copernicuscomité overeenkomstig de in artikel 30, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure.

4.   Rente op voorfinancieringen die is betaald aan de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de indirecte uitvoering van de begroting, wordt toegewezen aan activiteiten die het voorwerp van de delegatieovereenkomst of het contract tussen de Commissie en de betrokken entiteit vormen. Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer openen de voor de indirecte uitvoering van de begroting verantwoordelijke entiteiten rekeningen die het mogelijk maken de middelen en de rente daarop te identificeren.

5.   De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen die in het meerjarig financieel kader zijn vastgesteld. Vastleggingen voor activiteiten waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan een begrotingsjaar uitstrekt, mogen in jaartranches worden verdeeld.

6.   De financiële middelen voor Copernicus kunnen eveneens de kosten dekken voor voorbereidende, monitoring-, toezicht-, audit- en evaluatiewerkzaamheden die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor het beheer van Copernicus en voor de verwezenlijking van de doelstellingen ervan, onder meer voor studies, bijeenkomsten, voorlichtings- en communicatiemaatregelen, alsmede de kosten van IT-netwerken voor informatieverwerking en gegevensuitwisseling.

7.   De Commissie kan de uitvoering van Copernicus opdragen aan de in artikel 58, lid 1, onder c), van het financieel reglement genoemde entiteiten. Indien op grond van artikel 10, lid 3, of artikel 11, lid 1, de begroting voor Copernicus via indirect beheer wordt uitgevoerd, dienen de aanbestedingsregels van de met begrotingsuitvoeringstaken belaste entiteiten van toepassing te zijn, voor zover zulks toelaatbaar is krachtens artikel 60 van het financieel reglement. Specifieke aanpassingen aan deze regels, alsmede de verlengingsregelingen voor lopende contracten, moeten in de desbetreffende delegatieovereenkomsten worden bepaald.

HOOFDSTUK II

BEHEER VAN COPERNICUS

Artikel 9

Rol van de Commissie

1.   De Commissie heeft de algemene verantwoordelijkheid voor Copernicus en voor de coördinatie van de verschillende componenten daarvan. Zij beheert de krachtens deze verordening toegewezen middelen en ziet toe op de uitvoering van Copernicus, onder meer wat betreft de vaststelling van de prioriteiten, de betrokkenheid van de gebruikers, de kosten, het tijdschema, de prestaties en aanbestedingen.

2.   De Commissie beheert, in opdracht van de Unie en binnen het kader van haar bevoegdheden, de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties, waarbij zij zorg draagt voor de coördinatie van Copernicus met activiteiten op nationaal, internationaal en Unieniveau.

3.   De Commissie faciliteert gecoördineerde bijdragen van de lidstaten die gericht zijn op de operationele dienstverlening en de beschikbaarheid op lange termijn van de nodige observatiegegevens.

4.   De Commissie ondersteunt de gewenste ontwikkeling van de Copernicusdiensten en zorgt voor de complementariteit, de samenhang en de koppeling tussen Copernicus en andere relevante beleidsterreinen, instrumenten, programma's en maatregelen van de Unie, zodat deze beleidsterreinen, instrumenten, programma's en maatregelen van Copernicusdiensten kunnen profiteren.

5.   De Commissie bevordert een op lange termijn stabiel investeringsklimaat en raadpleegt de stakeholders wanneer zij beslist producten van zowel de Coprnicusgegevens als de Copernicusinformatiediensten die onder deze verordening vallen, te wijzigen.

6.   De Commissie zorgt ervoor dat alle met uitvoeringstaken belaste entiteiten hun diensten aan alle lidstaten moeten aanbieden.

7.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vast met betrekking tot de vastlegging van de gegevensvereisten die nodig zijn voor de ontwikkeling van de in artikel 5, lid 1, bedoelde Copernicusdienstencomponent.

8.   De Commissie stelt volgens de in artikel 30, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast betreffende:

a)

de technische specificaties van de in artikel 5, lid 1, bedoelde dienstencomponent van Copernicus, wat de uitvoering ervan betreft;

b)

de technische specificaties van de in artikel 6 bedoelde ruimtecomponent van Copernicus, wat de uitvoering en de ontwikkeling ervan op basis van gebruikerseisen betreft.

9.   De Commissie verstrekt de lidstaten en het Europees Parlement tijdig alle relevante informatie inzake Copernicus, met name met betrekking tot risicobeheer, algemene kosten, jaarlijkse exploitatiekosten van elk significant onderdeel van de Copernicusinfrastructuur, tijdschema en prestaties, aanbestedingen en de evaluatie van het beheer inzake intellectuele eigendomsrechten.

Artikel 10

Rol van ESA

1.   De Commissie sluit met ESA een delegatieovereenkomst waarbij zij ESA belast met de volgende taken:

a)

zorgen voor de technische coördinatie van de Copernicusruimtecomponent;

b)

de omschrijving van de algemene systeemarchitectuur van de Copernicusruimtecomponent en de ontwikkeling ervan op basis van door de Commissie gecoördineerde gebruikerseisen;

c)

beheer van de toegewezen middelen;

d)

zorgen voor toezicht- en controleprocedures;

e)

de ontwikkeling van nieuwe specifieke missies;

f)

het aanbesteden van terugkerende specifieke missies;

g)

de uitvoering van specifieke missies, behoudens die door EUMETSAT worden uitgevoerd overeenkomstig lid 2 van dit artikel;

h)

de coördinatie van een tijdschema voor de toegang tot gegevens van bijdragende missies via Copernicusdiensten;

i)

het aanbesteden van toegangsrechten en het voeren van onderhandelingen over gebruiksvoorwaarden van gegevens van commerciële satellieten die nodig zijn voor de Copernicusdiensten als bedoeld in artikel 5, lid 1.

2.   De Commissie sluit een delegatieovereenkomst met EUMETSAT, waarbij zij EUMETSAT belast met de verantwoordelijkheid om specifieke missies uit te voeren en toegang te bieden tot gegevens van bijdragende missies, overeenkomstig het mandaat en de deskundigheid van EUMETSAT.

3.   De delegatieovereenkomsten met ESA en EUMETSAT worden gesloten op basis van een door de Commissie overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), van het financieel reglement vastgesteld delegatiebesluit.

4.   Overeenkomstig artikel 60 van het financieel reglement treden ESA en EUMETSAT, waar nodig, op als aanbestedende dienst die bevoegd is besluiten te nemen over de uitvoering en coördinatie van de aan hen gedelegeerde taken op het gebied van aanbestedingen.

5.   De delegatieovereenkomsten bepalen, voor zover nodig voor de gedelegeerde taken en begrotingsuitvoering, de algemene voorwaarden voor het beheer van de aan ESA en EUMETSAT toevertrouwde middelen, met inachtneming van, in voorkomend geval, de langetermijnscenario's van de ESA (LTS's). Zij bevatten met name de inzake ontwikkeling, aanbesteding en beheer van de Copernicusruimtecomponent uit te voeren acties, de desbetreffende financiering, de beheersprocedures, de toezicht- en controlemaatregelen, de maatregelen die van toepassing zijn bij een gebrekkige uitvoering van contracten qua kosten, tijdschema, prestatie en aanbesteding, alsmede de eigendomsregeling voor alle materiële en immateriële activa.

6.   De toezicht- en controlemaatregelen omvatten met name een systeem voor voorlopige kostenraming, systematische verstrekking van informatie aan de Commissie over de kosten en het tijdschema en, indien er een verschil is tussen de voorziene begrotingen, prestaties en tijdschema, corrigerende maatregelen om te waarborgen dat de activiteiten binnen de grenzen van de begrotingstoewijzingen worden gerealiseerd.

7.   Het Copernicuscomité wordt geraadpleegd over het in lid 3 bedoelde delegatiebesluit, volgens de in artikel 30, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. Het Copernicuscomité wordt vooraf op de hoogte gesteld van de door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, met ESA en EUMETSAT te sluiten delegatieovereenkomsten.

8.   De Commissie stelt het Copernicuscomité op de hoogte van de resultaten van de evaluatie van de inschrijvingen op aanbestedingen en van de door ESA en EUMETSAT met entiteiten uit de particuliere sector te sluiten contracten, met inbegrip van informatie over onderaanneming.

Artikel 11

Exploitanten van diensten

1.   Wanneer, gezien de bijzondere aard van de maatregel en de aanwezige specifieke deskundigheid, het specifieke mandaat en de specifieke werking en beheerscapaciteit, daartoe gegronde redenen bestaan, kan de Commissie uitvoeringstaken van de dienstencomponent door middel van delegatieovereenkomsten of contractuele regelingen aan onder meer de volgende entiteiten toevertrouwen:

a)

het Europees Milieuagentschap (EEA);

b)

het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex);

c)

het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA);

d)

het Satellietcentrum van de Europese Unie (SATCEN);

e)

het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn (ECWMT);

f)

andere relevante Europese agentschappen, groepen of consortia van nationale organen.

De delegatieovereenkomsten met de exploitanten van diensten worden gesloten op basis van een door de Commissie overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), van het financieel reglement vastgesteld delegatiebesluit.

2.   Bij het selecteren van de in lid 1 bedoelde entiteiten wordt naar behoren rekening gehouden met de kosteneffectiviteit van de hun toevertrouwde taken en met de gevolgen voor de beheersstructuur en de financiële en personele middelen van de entiteit.

3.   Het Copernicuscomité wordt geraadpleegd over het in lid 1 bedoelde delegatiebesluit, volgens de in artikel 30, lid 3, bedoelde raadplegingsprocedure. Het Copernicuscomité wordt vooraf op de hoogte gesteld van de door de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, met exploitanten van diensten te sluiten delegatieovereenkomsten.

Artikel 12

Werkprogramma van de Commissie

1.   De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling een jaarlijks werkprogramma voor Copernicus op, overeenkomstig artikel 84 van het financieel reglement.

2.   Het jaarlijks werkprogramma bevat een uitvoeringsplan met nadere details over acties die binnen de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde Copernicuscomponenten vallen, is toekomstgericht en houdt rekening met ontwikkelingen op het gebied van gebruikersbehoeften en technologie.

3.   Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 4, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 13

Samenwerking met lidstaten

1.   De Commissie werkt samen met de lidstaten om de uitwisseling van gegevens en informatie tussen de Commissie en de lidstaten te verbeteren en de ontwikkeling te stimuleren van gegevensuitwisseling op regionaal en lokaal niveau. De Commissie zorgt ervoor dat de nodige gegevens en informatie voor Copernicus ter beschikking zijn. De bijdragende missies, diensten en in-situ-infrastructuur van de lidstaten vormen essentiële bijdragen aan Copernicus.

2.   De Commissie kan aan de hand van uitvoeringshandelingen maatregelen vaststellen om het gebruik van de Copernicusgegevens en -informatie door de lidstaten te bevorderen en hun toegang tot de technologie en ontwikkeling op het gebied van aardobservatie te ondersteunen. Dergelijke maatregelen mogen de vrije mededinging niet verstoren. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

HOOFDSTUK III

OVERHEIDSOPDRACHTEN

AFDELING I

Algemene beginselen betreffende openbare aanbestedingen

Artikel 14

Algemene beginselen

Onverminderd artikel 8, lid 7, en de noodzakelijke maatregelen die moeten worden genomen ter bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van de Unie of de publieke veiligheid of ter naleving van de bepalingen van de Unie inzake controle op de uitvoer, gelden voor Copernicus het financieel reglement, en in het bijzonder de beginselen van open toegang en eerlijke mededinging in de gehele industriële bevoorradingsketen, inschrijving op basis van transparante en tijdige informatie, duidelijke bekendmaking van de geldende voorschriften voor aanbestedingen, selectie- en gunningscriteria en alle andere noodzakelijk informatie die alle potentiële inschrijvers gelijke kansen bieden.

Artikel 15

Specifieke doelstellingen

Tijdens de aanbestedingsprocedure worden door de aanbestedende diensten in hun uitnodigingen tot inschrijving de volgende doelen nagestreefd:

a)

in de hele Unie een zo breed en open mogelijke deelname van alle ondernemingen bevorderen, met name van nieuwe spelers op de markt en van kleine en middelgrote ondernemingen, onder meer door het aanmoedigen van het gebruik van onderaanneming door de inschrijvers;

b)

vermijden van mogelijk misbruik van een dominante positie en afhankelijkheid van één leverancier;

c)

profijt trekken van eerdere overheidsinvesteringen en van de lessen die zijn geleerd, alsmede van de ervaring en de competentie van het bedrijfsleven, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de regels voor openbare aanbesteding worden nageleefd;

d)

waar passend ernaar streven te kiezen voor meer dan één leverancier, zodat Copernicus en de kosten en het tijdschema ervan beter controleerbaar zijn;

e)

waar passend rekening houden met de totale kosten gedurende de nuttige levenscyclus van het product, de dienst of het werk waarvoor wordt ingeschreven.

AFDELING II

Specifieke beginselen betreffende openbare aanbestedingen

Artikel 16

Scheppen van eerlijke mededingingsvoorwaarden

De aanbestedende dienst neemt de passende maatregelen om eerlijke mededingingsvoorwaarden te scheppen indien eerdere deelname van een marktdeelnemer aan activiteiten die verband houden met het voorwerp van de openbare aanbesteding:

a)

die marktdeelnemer aanzienlijk voordeel in de vorm van voorkennis kan opleveren, waardoor in twijfel kan worden getrokken of er sprake is van gelijke behandeling, of

b)

invloed heeft op de normale mededingingsvoorwaarden of de onpartijdigheid en de objectiviteit van de gunning of de uitvoering van de contracten.

De maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de mededinging, de gelijke behandeling en de vertrouwelijkheid van de verzamelde gegevens over ondernemingen, hun commerciële betrekkingen en hun kostenstructuur. In dit opzicht houden de maatregelen rekening met de aard en de bijzonderheden van het beoogde contract.

Artikel 17

Gegevensbeveiliging

Bij opdrachten waarvoor gerubriceerde gegevens nodig zijn of die dergelijke gegevens vereisen en/of bevatten, vermeldt de aanbestedende dienst in de aanbestedingsstukken de maatregelen en voorschriften die noodzakelijk zijn om het vereiste beveiligingsniveau van deze gegevens te waarborgen.

Artikel 18

Betrouwbaarheid van levering

De aanbestedende instantie vermeldt in de aanbestedingsstukken haar voorschriften in verband met de betrouwbaarheid van de leveringen of de verrichting van diensten voor de uitvoering van het contract.

Artikel 19

Opdrachten met voorwaardelijke tranches

1.   De aanbestedende dienst kan de opdracht plaatsen in de vorm van een opdracht met voorwaardelijke tranches.

2.   De opdracht met voorwaardelijke tranches omvat een vaste tranche met een begrotingsvastlegging die resulteert in een vaste verplichting inzake de uitvoering van de voor deze tranche gegunde werken, leveringen of diensten, en een of meer voorwaardelijke tranches wat begroting en uitvoering betreft. In de aanbestedingsstukken worden de elementen vermeld die specifiek zijn voor opdrachten met voorwaardelijke tranches. Met name worden het voorwerp, de prijs of de wijze waarop deze wordt vastgesteld en de regelingen voor de levering van de goederen of diensten voor elke tranche in de stukken gedefinieerd.

3.   De verplichtingen van de vaste tranche vormen een samenhangend geheel; hetzelfde geldt voor de verplichtingen van elke voorwaardelijke tranche, rekening houdend met de verplichtingen van alle voorafgaande tranches.

4.   De uitvoering van elke voorwaardelijke tranche is afhankelijk van een beslissing van de aanbestedende dienst, die volgens de in de opdracht vastgestelde voorwaarden aan de contractant wordt meegedeeld. Wanneer een voorwaardelijke tranche niet of met vertraging wordt bevestigd, kan de contractant, indien dit in de opdracht voorzien is en onder de daarin vastgestelde voorwaarden, wachtgeld of een annuleringsvergoeding krijgen.

5.   Indien de aanbestedende dienst met betrekking tot een bepaalde tranche vaststelt dat de voor die tranche overeengekomen werken of diensten niet zijn uitgevoerd, kan hij, indien dit in de opdracht is voorzien en onder de daarin vastgestelde voorwaarden, schadevergoeding eisen en de opdracht beëindigen.

Artikel 20

Opdrachten tegen vergoeding op basis van gecontroleerde uitgaven

1.   De aanbestedende dienst kan kiezen voor een opdracht die, tot een bepaalde maximumprijs, geheel of ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven wordt vergoed, onder de in lid 2 genoemde omstandigheden.

De voor zulke opdrachten te betalen prijs bestaat uit de vergoeding van alle daadwerkelijk door de contractant bij de uitvoering van de opdracht gedane uitgaven, zoals die voor arbeidskosten, materialen, verbruiksgoederen en het gebruik van apparatuur en infrastructuur die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht. Deze uitgaven worden verhoogd met hetzij een vast bedrag voor algemene kosten en winst, hetzij een bedrag voor de algemene kosten en een aanmoedigingsvergoeding die afhangt van de verwezenlijking van doelstellingen inzake resultaten en tijdschema.

2.   De aanbestedende dienst kan kiezen voor een geheel of ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven vergoede opdracht indien het feitelijk onmogelijk is een precieze vaste prijs vast te stellen en indien redelijkerwijs kan worden aangetoond dat een dergelijke vaste prijs onevenredig hoog zou uitvallen als gevolg van de onzekerheden die inherent zijn aan de uitvoering van de opdracht doordat:

a)

de opdracht betrekking heeft op zeer complexe zaken of zaken waarvoor een beroep moet worden gedaan op een nieuwe technologie, en daardoor aanzienlijke technische onzekerheden met zich meebrengt, of

b)

de werkzaamheden waarop de opdracht betrekking heeft om operationele redenen onmiddellijk moeten beginnen, terwijl nog geen vaste en definitieve totaalprijs kan worden vastgesteld doordat sprake is van significante onzekerheden of de uitvoering van de opdracht ten dele afhankelijk is van de uitvoering van andere opdrachten.

3.   De maximumprijs van een opdracht die geheel of ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven wordt vergoed is de maximaal te betalen prijs. De maximumprijs mag slechts worden overschreden in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen en met voorafgaande instemming van de aanbestedende dienst.

4.   In de aanbestedingsstukken voor geheel of ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven vergoede opdrachten worden de volgende zaken vastgelegd:

a)

de aard van de opdracht, namelijk dat het gaat om een opdracht die, tot een bepaalde maximumprijs, geheel of ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven wordt vergoed;

b)

voor een ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven vergoede opdracht, de onderdelen van de opdracht waarvoor de gecontroleerde uitgaven gelden;

c)

de hoogte van het maximumbedrag;

d)

de gunningscriteria, die het mogelijk moeten maken de aannemelijkheid te beoordelen van de in de inschrijving opgenomen geraamde begroting, te vergoeden kosten, mechanismen volgens welke deze kosten worden vastgesteld, en winsten;

e)

de werking van de in lid 1 bedoelde toeslag die op de uitgaven wordt toegepast;

f)

de regels en procedures voor het bepalen van de subsidiabiliteit van de kosten die de inschrijver voor de uitvoering van de opdracht verwacht te maken, overeenkomstig de in lid 5 genoemde beginselen;

g)

de boekhoudkundige regels waaraan inschrijvers moeten voldoen;

h)

indien het gaat om een ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven vergoede opdracht die in een opdracht tegen een vaste en definitieve prijs zal worden omgezet, de voor deze omzetting toe te passen parameters.

5.   De door de contractant tijdens de uitvoering van een opdracht tegen kostenvergoedingsprijzen opgevoerde kosten zijn alleen subsidiabel indien zij:

a)

daadwerkelijk tijdens de looptijd van de opdracht zijn gemaakt, met uitzondering van de kosten voor de voor de uitvoering van de opdracht benodigde apparatuur, infrastructuur en immateriële vaste activa, die voor hun gehele aanschafwaarde als subsidiabel kunnen worden beschouwd;

b)

in de geraamde begroting, eventueel gewijzigd door de aanhangsels van de oorspronkelijke opdracht, zijn opgegeven;

c)

noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht;

d)

voortvloeien uit de uitvoering van de opdracht en daaraan toegerekend kunnen worden;

e)

identificeerbaar en controleerbaar zijn en zijn opgenomen in de boekhouding van de contractant en vastgesteld overeenkomstig de in het bestek en in de opdracht genoemde boekhoudkundige normen;

f)

ze voldoen aan de bepalingen van de toepasselijke fiscale en sociale wetgeving;

g)

niet afwijken van de bepalingen van de opdracht;

h)

redelijk en gerechtvaardigd zijn en voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer, met name wat zuinigheid en efficiëntie betreft.

De contractant is verantwoordelijk voor het boeken van de kosten en het goed bijhouden van zijn boeken of van enig ander document dat nodig is om aan te tonen dat de kosten waarvoor hij om terugbetaling vraagt, daadwerkelijk zijn gemaakt en aan de in dit artikel vastgestelde beginselen voldoen. Kosten die niet door de contractant kunnen worden gerechtvaardigd, worden als niet-subsidiabel beschouwd en de terugbetaling ervan wordt geweigerd.

6.   De aanbestedende dienst verricht de volgende taken teneinde de goede uitvoering van de opdrachten tegen vergoeding op basis van gecontroleerde uitgaven te waarborgen:

a)

hij stelt een zo realistisch mogelijke maximumprijs vast, met de nodige speelruimte om rekening te kunnen houden met technische moeilijkheden;

b)

hij zet een ten dele op basis van gecontroleerde uitgaven vergoede opdracht om in een opdracht tegen een vaste en definitieve prijs zodra het tijdens de uitvoering van de opdracht mogelijk is een dergelijke vaste en definitieve prijs vast te stellen. Hij stelt daartoe parameters vast voor de omzetting van een opdracht die is gesloten op basis van gecontroleerde uitgaven in een opdracht tegen een vaste en definitieve prijs;

c)

hij zorgt voor toezicht- en controlemaatregelen die met name in een voorlopig kostenramingssysteem voorzien;

d)

hij stelt passende beginselen, instrumenten en procedures vast voor de uitvoering van de opdrachten, met name met het oog op de vaststelling en de controle van de subsidiabiliteit van de door de contractant of zijn subcontractanten tijdens de uitvoering van de opdracht opgevoerde kosten, en voor het wijzigen van de opdracht door middel van aanhangsels;

e)

hij controleert of de contractant en zijn subcontractanten voldoen aan de in de opdracht vermelde boekhoudkundige normen en aan de verplichting boekhoudkundige stukken met bewijskracht te verstrekken;

f)

hij vergewist zich tijdens de uitvoering van de opdracht voortdurend van de doeltreffendheid van de onder d) bedoelde beginselen, instrumenten en procedures.

Artikel 21

Aanhangsels

De aanbestedende dienst en de contractanten kunnen de opdracht door middel van een aanhangsel wijzigen, mits dit aanhangsel aan alle volgende voorwaarden voldoet:

a)

het wijzigt het voorwerp van de opdracht niet;

b)

het verstoort het economisch evenwicht van de opdracht niet;

c)

het introduceert geen voorwaarden die, indien zij aanvankelijk in de aanbestedingsdocumenten waren opgenomen, de toelating van andere dan de aanvankelijk toegelaten inschrijvers of de aanvaarding van een andere dan de aanvankelijk aanvaarde inschrijving mogelijk zouden hebben gemaakt.

Artikel 22

Uitvoering door onderaannemers

1.   De aanbestedende dienst verzoekt de inschrijver een deel van de opdracht door middel van een open aanbesteding op het passende niveau van onderaanneming uit te besteden aan bedrijven buiten de groep waartoe de inschrijver behoort, met name aan nieuwe spelers op de markt en mkb-bedrijven.

2.   De aanbestedende dienst drukt het deel van de opdracht dat in onderaanneming moet worden gegeven, uit door middel van een minimum- en een maximumpercentage. De aanbestedende dienst zorgt ervoor dat deze percentages in verhouding staan tot het doel en de waarde van de opdracht, daarbij rekening houdend met de aard van de betreffende sector, en met name de mededingingsomstandigheden en het industriële potentieel die in die sector worden waargenomen.

3.   Indien de inschrijver in zijn inschrijving aangeeft dat hij niet van plan is een deel van de opdracht in onderaanneming te geven, of dat hij een deel wenst uit te besteden dat kleiner is dan het minimumpercentage als bedoeld in lid 2, stelt hij de aanbestedende dienst in kennis van zijn redenen daarvoor. De aanbestedende dienst zendt deze informatie naar de Commissie.

4.   De aanbestedende dienst kan de onderaannemers die door de gegadigde tijdens de aanbestedingsprocedure of door de voor de uitvoering van de opdracht geselecteerde inschrijver zijn geselecteerd, afwijzen. Hij geeft een schriftelijke onderbouwing van de afwijzing, die alleen mag berusten op de criteria die voor de selectie van de inschrijvers voor de hoofdopdracht zijn toegepast.

HOOFDSTUK IV

GEGEVENS- EN VEILIGHEIDSBELEID

Artikel 23

Beleid inzake Copernicusgegevens en -informatie

1.   Het beleid inzake Copernicusgegevens en -informatie voor uit hoofde van Copernicus gefinancierde acties ondersteunt de in artikel 4 genoemde doelstellingen, en onderstaande doelstellingen:

a)

ertoe bijdragen dat Copernicusgegevens en -informatie zoveel mogelijk worden gebruikt en gedeeld;

b)

Europese aardobservatiemarkten, en meer bepaald de downstreamsector, versterken om de groei en het scheppen van werkgelegenheid te bevorderen;

c)

bijdragen aan de duurzaamheid en de continuïteit van de verstrekking van Copernicusgegevens en -informatie;

d)

de Europese onderzoeks-, technologie- en innovatiegemeenschappen ondersteunen.

2.   Met specifieke missies verband houdende gegevens en Copernicusinformatie worden, onder vooraf vastgestelde technische voorwaarden, beschikbaar gesteld via informatieverspreidingsplatforms van Copernicus en zijn volledig, open en kosteloos, met de volgende beperkingen:

a)

vergunningsvoorwaarden voor gegevens en informatie van derden;

b)

formaten, kenmerken en verspreidingsmiddelen;

c)

veiligheidsbelangen en externe betrekkingen van de Unie of haar lidstaten;

d)

risico van verstoring, om veiligheids- of technische redenen, van het systeem dat Copernicusgegevens en -informatie produceert;

e)

het bieden van betrouwbare toegang tot Copernicusgegevens en informatie voor Europese gebruikers.

Artikel 24

Voorwaarden voor en beperkingen van de toegang tot en het gebruik van Copernicusgegevens en -informatie

1.   Met inachtneming van het gegevens- en informatiebeleid van derden en onverminderd de voorschriften en procedures die gelden voor infrastructuur — in de ruimte en in situ — die onder nationaal gezag of onder het gezag van internationale organisaties staat, kan de Commissie overeenkomstig artikel 31 gedelegeerde handelingen vaststellen met betrekking tot:

a)

de voorwaarden en procedures voor de toegang tot en de registratie en het gebruik van Copernicusgegevens en -informatie, met inbegrip van de verspreidingsmiddelen;

b)

de specifieke technische criteria die nodig zijn om te voorkomen dat Copernicusgegevens en -informatie worden verstoord, met inbegrip van prioritaire toegang;

c)

de criteria en procedures voor de beperking van de verwerving of verspreiding van Copernicusgegevens en -informatie als gevolg van met elkaar botsende rechten.

2.   Met inachtneming van het gegevens- en informatiebeleid van derden en onverminderd de voorschriften en procedures die gelden voor infrastructuur — in de ruimte en in situ — die onder nationaal gezag of onder het gezag van internationale organisaties staat, kan de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 30, lid 4, maatregelen vaststellen met betrekking tot:

a)

de technische specificaties voor de doorgifte en het gebruik van met specifieke missies verband houdende gegevens die worden doorgegeven aan ontvangststations, of via specifieke breedbandverbindingen aan stations die geen deel uitmaken van Copernicus;

b)

de technische specificaties voor de archivering van Copernicusgegevens en -informatie.

3.   De Commissie bepaalt in overeenstemming met deze verordening en de toepasselijke rechten van derden de toepasselijke vergunningsvoorwaarden en procedures voor met specifieke missies verband houdende gegevens en Copernicusinformatie, en voor de doorgifte van satellietgegevens aan ontvangststations of via specifieke breedbandverbindingen aan stations die geen deel uitmaken van Copernicus.

Artikel 25

Bescherming van veiligheidsbelangen

1.   De Commissie evalueert het beveiligingskader van Copernicus, rekening houdend met de in artikel 4 genoemde doelstellingen. Daartoe onderzoekt de Commissie de vereiste beveiligingsmaatregelen die moeten worden geconcipieerd om eventuele risico's en dreigingen voor de belangen of de veiligheid van de Unie of haar lidstaten te voorkomen, en met name om ervoor te zorgen dat de beginselen in Besluit 2001/844/EG en in Besluit 2013/488/EU worden nageleefd.

2.   Op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandelingen de nodige beveiligingsgerelateerde technische specificaties voor Copernicus vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 30, lid 4, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   De Commissie kan bij het vaststellen van de technische specificaties van het in lid 2 bedoelde beveiligingskader worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen uit de lidstaten.

4.   Onverminderd lid 2 bepaalt de Raad welke maatregelen er moeten worden genomen wanneer door Copernicus verstrekte gegevens en informatie van invloed kunnen zijn op de veiligheid van de Unie of van haar lidstaten.

5.   Indien binnen Copernicus gerubriceerde EU-informatie wordt gegenereerd of behandeld, waarborgen alle deelnemers een beschermingsgraad die gelijkwaardig is aan die waarin wordt voorzien door de beveiligingsvoorschriften in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG en in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU.

HOOFDSTUK V

DIVERSEN

Artikel 26

Internationale samenwerking

1.   De volgende landen of internationale organisaties kunnen, op grond van passende overeenkomsten, deelnemen aan Copernicus:

a)

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die partij zijn bij de EER-overeenkomst, in overeenstemming met de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden;

b)

de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, in overeenstemming met de respectieve kaderovereenkomsten of een protocol bij een associatieovereenkomst tot vaststelling van de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelneming van die landen aan programma's van de Unie;

c)

de Zwitserse Bondsstaat, andere niet onder a) en b), bedoelde derde landen en internationale organisaties, in overeenstemming met de door de Unie met die derde landen of internationale organisaties uit hoofde van artikel 218 VWEU gesloten overeenkomsten, waarin de voorwaarden en gedetailleerde voorschriften voor hun deelname zijn neergelegd.

2.   De in lid 1 bedoelde landen of internationale organisaties kunnen financiële steun of bijdragen in natura verlenen aan Copernicus. De financiële steun en bijdragen worden behandeld als externe bestemmingsontvangsten, in overeenstemming met artikel 21, lid 2, van het financieel reglement en zijn toelaatbaar onder de voorwaarden van de met het betrokken derde land of de betrokken internationale organisatie gesloten overeenkomst.

3.   De internationale coördinatie van de observatiesystemen en de desbetreffende uitwisseling van gegevens kunnen aan Copernicus worden toevertrouwd om zijn mondiale dimensie en complementariteit te versterken, waarbij rekening dient te worden gehouden met de bestaande internationale overeenkomsten en coördinatieprocessen.

Artikel 27

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van Copernicus gefinancierde maatregelen, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende bestuurlijke en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van Copernicus middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (15) onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een uit hoofde van Copernicus gefinancierde subsidieovereenkomst of gefinancierd subsidiebesluit dan wel gefinancierd contract, waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 moeten in uit de uitvoering van Copernicus voortvloeiende samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten bepalingen worden opgenomen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke audits en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 28

Eigendom

1.   De Unie heeft alle in het kader van Copernicus gecreëerde of ontwikkelde materiële en immateriële activa in eigendom, onverminderd de overeenkomsten met betrekking tot de bestaande eigendomsrechten die, waar nodig, met derde partijen zijn gesloten.

2.   De voorwaarden met betrekking tot de overdracht van eigendom aan de Unie worden vastgesteld bij de in lid 1 bedoelde overeenkomsten.

3.   De Commissie zorgt door middel van een passend kader voor een optimaal gebruik van de in dit artikel bedoelde activa en meer bepaald beheert zij de met Copernicus verband houdende intellectuele-eigendomsrechten zo goed mogelijk, met aandacht voor de noodzaak om de intellectuele-eigendomsrechten van de Unie te beschermen en te waarderen, de belangen van alle betrokkenen, en de noodzaak van een harmonieuze ontwikkeling van de markten, van nieuwe technologieën en van de continuïteit van de diensten. Daartoe zorgt zij ervoor dat de in het kader van Copernicus gesloten contracten de mogelijkheid bieden om intellectuele-eigendomsrechten die voortvloeien uit werk dat in het kader van Copernicus is verricht, over te dragen.

Artikel 29

Bijstand aan de Commissie

De Commissie kan worden bijgestaan door onafhankelijke deskundigen uit verschillende, met de werkingssfeer van Copernicus verband houdende sectoren en uit een brede groep van belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers van de Copernicusgebruikers en van de nationale entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de ruimtevaart, die haar de noodzakelijke technische en wetenschappelijke expertise alsmede interdisciplinaire en sectordoorsnijdende perspectieven bieden, met inachtneming van de relevante bestaande initiatieven op Unie-, nationaal en regionaal niveau.

Artikel 30

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité („het Copernicuscomité”). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

Het Copernicuscomité komt in specifieke configuraties bijeen, met name voor de beveiligingsaspecten („Beveiligingsraad”).

2.   Het Copernicuscomité stelt, overeenkomstig zijn reglement van orde, het „gebruikersforum” in als een werkgroep die het Copernicuscomité over aspecten van de gebruikerseisen adviseert.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

5.   Vertegenwoordigers van de entiteiten waaraan taken van Copernicus zijn toevertrouwd, worden in voorkomend geval als waarnemer betrokken bij de werkzaamheden van het Copernicuscomité, onder de bij het reglement van orde van dat comité vastgestelde voorwaarden.

6.   De overeenkomstig artikel 26 door de Unie gesloten overeenkomsten kunnen, voor zover van toepassing, voorzien in de deelname van vertegenwoordigers van derde landen of van internationale organisaties aan de werkzaamheden van het Copernicuscomité, onder de bij het reglement van orde van dat comité vastgestelde voorwaarden.

7.   Het Copernicuscomité komt regelmatig bijeen, bij voorkeur ieder kwartaal. De Commissie legt in elke vergadering een verslag voor over de vorderingen van Copernicus. Deze verslagen geven een algemeen overzicht over de status en de ontwikkelingen met betrekking tot Copernicus, met name wat betreft risicobeheer, kosten, tijdschema, prestaties, aanbesteding en relevante aan de Commissie verleende bijstand.

Artikel 31

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 9, lid 7, en artikel 24, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor de geldigheidsduur van Copernicus.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 9, lid 7, en 24, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een krachtens artikel 9, lid 7, en artikel 24, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar hebben gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 32

Evaluatie

1.   Na raadpleging van de belanghebbenden stelt de Commissie uiterlijk eind 2017 een evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de doelstellingen in het kader van alle door Copernicus gefinancierde taken, wat de resultaten, de gevolgen en de Europese toegevoegde waarde ervan betreft, en over de doeltreffendheid van het gebruik van de middelen. Bij de evaluatie wordt ingegaan op de vraag of alle doelstellingen nog steeds relevant zijn, alsmede op de bijdrage van de maatregelen tot de verwezenlijking van de in artikel 4 beschreven doelstellingen, de prestatie van de organisatiestructuur en de reikwijdte van de verleende diensten. De evaluatie omvat een beoordeling van een mogelijke betrokkenheid van ter zake doende Europese instanties (waaronder het Europees GNSS-Agentschap) en gaat waar passend vergezeld van relevante wetgevingsvoorstellen.

Meer bepaald wordt bij de evaluatie onderzocht welke gevolgen het beleid inzake Copernicusgegevens en -informatie heeft voor belanghebbenden en downstreamgebruikers, en wat voor invloed het heeft op het bedrijfsleven en op nationale en particuliere investeringen in aardobservatie-infrastructuren.

2.   De Commissie voert de in lid 1 bedoelde evaluatie uit in nauwe samenwerking met de exploitanten en de gebruikers van Copernicus, en onderzoekt de doelmatigheid en doeltreffendheid van Copernicus en de bijdrage ervan tot de verwezenlijking van de in artikel 4 genoemde doelstellingen. De Commissie deelt het resultaat van deze evaluaties mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en stelt zo nodig passende maatregelen voor.

3.   De Commissie kan, indien nodig bijgestaan door onafhankelijke entiteiten, een evaluatie verrichten van de wijze waarop de projecten zijn uitgevoerd, alsmede van het effect van de uitvoering daarvan, om te beoordelen of de beoogde doelstellingen, waaronder die op het gebied van milieubescherming, bereikt zijn.

4.   De Commissie kan een lidstaat verzoeken een specifieke evaluatie van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde maatregelen en bijbehorende projecten in te dienen of in voorkomend geval de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en bijstand te verstrekken.

Artikel 33

Intrekking

1.   Verordening (EU) nr. 911/2010 wordt ingetrokken.

2.   Maatregelen genomen op basis van Verordening (EU) nr. 911/2010 blijven geldig.

3.   Verwijzingen naar de ingetrokken Verordening (EU) nr. 911/2010 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 34

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  Advies van 16 oktober 2013.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 maart 2014.

(3)  Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) (PB L 276 van 20.10.2010, blz. 1).

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(5)  Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (INSPIRE) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90).

(7)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(8)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(9)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1159/2013 van de Commissie van 12 juli 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 911/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees programma voor monitoring van de aarde (GMES) en zijn initiële operationele diensten (2011-2013) via de vaststelling van registratie- en vergunningsvoorwaarden voor GMES-gebruikers en de vaststelling van criteria voor het beperken van de toegang tot GMES-specifieke gegevens en GMES-dienstinformatie (PB L 309 van 19.11.2013, blz. 1).

(10)  Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1).

(11)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(15)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE

Concordantietabel als bedoeld in artikel 33

Verordening (EU) nr. 911/2010

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikelen 2, 5, 6 en 7

Artikel 3

Artikel 4

Artikelen 4, 9, 10, 11, 13 en 26

Artikel 5

Artikelen 5, 9, 11 en 13

Artikel 6

Artikelen 14 tot en met 22

Artikel 7

Artikelen 9 en 26

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikelen 23, 24 en 25

Artikel 10

Artikelen 24 en 31

Artikel 11

Artikel 31

Artikel 12

Artikel 31

Artikel 13

Artikelen 23, 24 en 25

Artikel 14

Artikelen 4 en 32

Artikel 15

Artikelen 9 en 12

Artikel 16

Artikel 30

Artikel 17

Artikel 30

Artikel 18

Artikel 27

Artikel 19

Artikel 34

Bijlage

Artikel 4