20.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 84/42


VERORDENING (EU) Nr. 254/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

tot vaststelling van een meerjarig consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 en tot intrekking van Besluit nr. 1926/2006/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 169,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010 met als titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” („Europa 2020”) dienen de burgers ertoe te worden aangezet hun rol in de interne markt ten volle op te nemen, wat betekent dat zij met meer bekwaamheid en vertrouwen goederen en diensten in het buitenland moeten kunnen kopen, in het bijzonder online.

(2)

De Unie draagt ertoe bij een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en draagt bij tot het centraal stellen van de consumenten op de interne markt, door ondersteuning en aanvulling van het beleid van de lidstaten, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de burgers ten volle profijt kunnen trekken van de interne markt en dat hun veiligheid en hun juridische en economische belangen door concrete acties terdege worden beschermd.

(3)

Het meerjarige consumentenprogramma voor de jaren 2014-2020 („het programma”) dient bij te dragen tot een hoog beschermingsniveau voor de consument en moet de ambities van de Europa 2020-strategie inzake groei en concurrentievermogen ten volle ondersteunen, door de integratie van specifieke aandachtspunten geïdentificeerd in Europa 2020 met betrekking tot de digitale agenda voor Europa (door ervoor te zorgen dat digitalisering daadwerkelijk tot meer welvaart voor de consumenten leidt), tot duurzame groei (door te streven naar duurzamere consumptiepatronen), tot sociale inclusie (door rekening te houden met de specifieke situatie van kwetsbare consumenten en de behoeften van een vergrijzende bevolking) en tot slimme regelgeving (onder meer door monitoring van de consumentenmarkten met het oog op slimme en doelgerichte regelgeving).

(4)

De mededeling van de Commissie van 22 mei 2012 met als titel „Een Europese consumentenagenda: vertrouwen en groei stimuleren” (de „consumentenagenda”) bevat een strategisch kader voor het consumentenbeleid van de Unie voor de komende jaren en steunt de belangen van de consumenten in alle beleidsdomeinen van de Unie. Het doel van de consumentenagenda is een strategie vast te stellen die ervoor zorgt dat beleidsmaatregelen op een doelmatige en doeltreffende manier het leven van de consumenten verbeteren, door het waarborgen van de veiligheid van de producten en diensten die hun ter beschikking worden gesteld, door de voorlichting en vorming die hun wordt verstrekt, door de steun aan de organisaties die hen vertegenwoordigen, door de versterking van hun rechten, door hun toegang tot de rechter en tot rechtsmiddelen, en door het waarborgen van de handhaving van de consumentenwetgeving.

(5)

De recente economische recessie heeft een aantal tekortkomingen en inconsequenties in de interne markt aan het licht gebracht die een negatief effect hebben gehad op het vertrouwen van consumenten en burgers. De Unie heeft momenteel te maken met budgettaire beperkingen, maar dient niettemin passende financiële middelen te verstrekken opdat de streefdoelen van het programma kunnen worden gehaald, en dient aldus Europa 2020 te ondersteunen.

(6)

Van cruciaal belang voor de voltooiing van de interne markt is dat ongerechtvaardigde en onredelijke belemmeringen voor het goed functioneren van de interne markt, waar deze nog bestaan, uit de weg worden geruimd en dat de burgers meer vertrouwen in het systeem krijgen, vooral met betrekking tot grensoverschrijdende aankopen. De Unie moet ernaar streven marktvoorwaarden te creëren die de positie van de consumenten versterken door hun de instrumenten, kennis en competentie te verschaffen waarmee zij weloverwogen en geïnformeerde beslissingen kunnen nemen, en door in te zetten op bewustmaking van de consument.

(7)

In deze verordening wordt rekening gehouden met de economische, sociale en technische omgeving en de daarmee gepaard gaande nieuwe uitdagingen. De in het kader van het programma gefinancierde acties zullen met name verband houden met globalisering, digitalisering, de steeds grotere complexiteit van de beslissingen die de consumenten moeten nemen, de behoefte aan duurzamere consumptiepatronen, de vergrijzing van de bevolking, sociale uitsluiting en de kwetsbare consument. Hoge prioriteit wordt toegekend aan de integratie van de consumentenbelangen in de verschillende beleidssectoren van de Unie, overeenkomstig artikel 12 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Coördinatie met andere beleidsgebieden en programma’s van de Unie is van fundamenteel belang om te kunnen bewerkstelligen dat op andere beleidsgebieden ten volle rekening wordt gehouden met de consumentenbelangen. Om synergie te bevorderen en dubbel werk te vermijden, moeten andere fondsen en programma’s van de Unie de integratie van de consumentenbelangen in hun sector financieel ondersteunen.

(8)

Het programma moet alle consumenten een hoog beschermingsniveau bieden, en in het bijzonder aandacht schenken aan de kwetsbare consumenten, met het oog op de inachtneming van hun specifieke behoeften en ter versterking van hun capaciteiten, waartoe wordt opgeroepen in de resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2012 over een strategie ter versterking van de rechten van kwetsbare consumenten (4). Het programma moet er met name voor zorgen dat kwetsbare consumenten toegang hebben tot informatie over goederen en diensten, zodat ook zij vrije, geïnformeerde keuzes kunnen maken. Deze informatie is voor kwetsbare consumenten immers niet altijd erg toegankelijk en inzichtelijk, in welk geval zij dreigen te worden misleid.

(9)

In het programma dient vooral aandacht te worden geschonken aan kinderen; met name moet er worden samengewerkt met de belanghebbenden om hun engagement ten aanzien van verantwoorde reclame voor jongeren te verzekeren, in het bijzonder om misleidende online reclame te bestrijden.

(10)

Acties moeten worden vastgesteld in het programma dat een Uniekader voor de financiering ervan biedt. Overeenkomstig artikel 54 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) vormt deze verordening de rechtsgrondslag voor die acties en voor de uitvoering van het programma. In deze verordening wordt voortgebouwd op en doorgegaan met de acties die worden gefinancierd in het kader van Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

(11)

Het is belangrijk dat de bescherming van consumenten wordt verbeterd. Met het oog op die algemene doelstelling moeten specifieke doelstellingen worden bepaald in verband met veiligheid, consumentenvoorlichting en -vorming en ondersteuning van consumentenorganisaties op het niveau van de Unie, rechten en rechtsmiddelen, alsook handhaving van consumentenrechten. De waarde en het effect van de in het kader van het programma genomen maatregelen moeten aan regelmatige monitoring en evaluatie worden onderworpen, zodat slimmere beleidsmaatregelen in het belang van de consumenten kunnen worden bedacht. Om het consumentenbeleid en vooral het precieze effect van de beleidsmaatregelen te evalueren, moeten indicatoren worden ontwikkeld, waarvan de waarde echter in een ruimer verband dient te worden bekeken.

(12)

Het is belangrijk dat het vertrouwen van de consumenten wordt versterkt. Om deze doelstelling te kunnen verwezenlijken, moet de omvang voor het optreden worden uitgebreid, met name door passende financiële steun te verlenen aan consumentenorganisaties op Unieniveau en Europese consumentencentra, met inachtneming van de cruciale rol die zij spelen in de informatie- en bijstandverstrekking aan consumenten ten aanzien van hun rechten, in de ondersteuning van consumenten bij geschillen, met name wat de toegang tot passende geschillenbeslechtingsmechanismen betreft, en in de bescherming van de belangen van consumenten bij het goed functioneren van de interne markt. Deze organisaties en centra moeten in staat zijn consumenten beter te beschermen en hun vertrouwen te versterken door acties te ondernemen op het consumententerrein en de bijstand, voorlichting en vorming af te stemmen op de individuele consument.

(13)

Het is nodig dat wordt voorzien in subsidiabele acties waarmee die doelstellingen moeten worden verwezenlijkt.

(14)

Het is nodig dat de categorieën van de begunstigden die in aanmerking komen voor subsidies worden vastgesteld.

(15)

Een financieel referentiebedrag voor het Programma, in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer (7), is opgenomen in deze Verordening, en laat de in het VWEU vastgestelde begrotingsbevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad onverlet.

(16)

In de geest van de beginselen van goed financieel beheer, transparantie en flexibiliteit bij de uitvoering van het programma, mag het uitvoerend agentschap alleen in stand worden gehouden indien is voldaan aan alle voorschriften van Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad (8).

(17)

De besteding van financiële middelen van de Unie en de lidstaten op het gebied van de veiligheid, de vorming van consumenten, de rechten en de handhaving daarvan, moet beter worden gecoördineerd om te zorgen voor complementariteit, grotere efficiëntie en zichtbaarheid, en een grotere budgettaire synergie.

(18)

De Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte voorziet in samenwerking op het gebied van consumentenbescherming tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds, en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deelnemen aan de Europese Economische Ruimte, anderzijds. Ook andere landen moeten aan het programma kunnen deelnemen, met name de buurlanden van de Unie, de landen die het lidmaatschap van de Unie aanvragen, de kandidaat-lidstaten en de toetredende landen.

(19)

In de context van de uitvoering van het programma en gezien de mondialisering van de productieketen en de groeiende onderlinge afhankelijkheid van de markten, moet samenwerking met derde landen die niet aan het programma deelnemen, worden aangemoedigd, rekening houdend met alle relevante overeenkomsten tussen die landen en de Unie.

(20)

De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot de aanpassing van de in bijlage II vermelde indicatoren, teneinde rekening te houden met wijzigingen in het wetgevingskader op het gebied van consumentenbescherming, en met betrekking tot de wijziging van bijlage I, in die zin dat de betrokken specifieke acties worden geschrapt om rekening te houden met het resultaat van een evaluatierapport van de Commissie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(21)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de goedkeuring van jaarlijkse werkprogramma’s. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9). Aangezien het programma geen criteria voor de veiligheid van producten vaststelt, maar tot doel heeft financiële steun te verlenen voor instrumenten inzake de uitvoering van het beleid op het gebied van productveiligheid en gezien het relatief kleine bedrag dat daarmee gepaard gaat, behoort de raadplegingsprocedure van toepassing te zijn.

(22)

De financiële belangen van de Unie dienen gedurende de gehele uitgavencyclus te worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede middelen en, indien nodig, administratieve en financiële sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(23)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt wegens de grensoverschrijdende aard van de thematiek, maar vanwege het grotere potentieel van een optreden van de Unie, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(24)

Besluit nr. 1926/2006/EG dient te worden ingetrokken.

(25)

Er dient te worden gezorgd voor een vlotte overgang zonder onderbreking tussen het communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007-2013), vastgesteld bij Besluit nr. 1926/2006/EG, en dit programma, in het bijzonder met betrekking tot de continuïteit van meerjarige maatregelen en de beoordeling van de resultaten van de successen van de vorige programma’s en van de gebieden die meer aandacht nodig hebben. De duur van dit programma dient tevens overeen te stemmen met dat van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 (10). Het programma dient derhalve met ingang van 1 januari 2014 te worden toegepast. Vanaf 1 januari 2021 dienen de kredieten voor de technische en administratieve bijstand, zo nodig, in te staan voor de uitgaven voor het beheer van acties die eind 2020 nog niet zijn afgesloten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Meerjarig consumentenprogramma

Bij deze verordening wordt een meerjarig consumentenprogramma vastgesteld voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 (het „programma”).

Artikel 2

Algemene doelstelling

De algemene doelstelling van het programma is een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen, de consument mondig te maken en hem centraal te stellen in de interne markt, binnen het kader van een algemene strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Het programma zal daarom de gezondheid, de veiligheid, en de juridische en economische belangen van de consumenten helpen beschermen, en hun recht op voorlichting, vorming en hun recht van vereniging ter bescherming van hun belangen helpen bevorderen, en waarbij de integratie van consumentenbelangen in andere beleidsterreinen zal worden ondersteund. Het programma zal het beleid van de lidstaten aanvullen, ondersteunen en monitoren.

Artikel 3

Specifieke doelstellingen en indicatoren

1.   De algemene doelstelling van artikel 2 wordt nagestreefd aan de hand van de volgende specifieke doelstellingen:

a)

Doelstelling I — Veiligheid: consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie.

De verwezenlijking van deze doelstelling zal met name worden gemeten aan de hand van de werking en de doeltreffendheid van het Uniesysteem voor snelle uitwisseling van informatie over gevaarlijke consumentenproducten (Rapex).

b)

Doelstelling II — Voorlichting en vorming van consumenten; ondersteuning van consumentenorganisaties: verbeteren van de vorming en de voorlichting van consumenten en de kennis van hun rechten, ontwikkelen van feitenmateriaal voor het consumentenbeleid en verlenen van steun aan consumentenorganisaties, met inbegrip van de inachtneming van de specifieke behoeften van kwetsbare consumenten.

c)

Doelstelling III — Rechten en rechtsmiddelen: ontwikkelen en versterken van de consumentenrechten, met name via slimme regelgeving en verbetering van de toegang tot eenvoudige, efficiënte, geschikte en goedkope rechtsmiddelen, waaronder alternatieve geschillenbeslechting.

De verwezenlijking van deze doelstelling zal met name worden gemeten aan de hand van het beroep dat op alternatieve geschillenbeslechting wordt gedaan om grensoverschrijdende geschillen op te lossen, aan de hand van de werking van een Uniesysteem voor online geschillenbeslechting en aan de hand van het percentage consumenten dat in actie komt als antwoord op een door hen ervaren probleem.

d)

Doelstelling IV — Handhaving: ondersteunen van de handhaving van consumentenrechten door het versterken van de samenwerking tussen nationale handhavingsinstanties en door ondersteuning van consumenten met advies.

De verwezenlijking van deze doelstelling zal met name worden gemeten aan de hand van het niveau van de informatiestroom en de doeltreffendheid van de samenwerking binnen het samenwerkingsnetwerk inzake consumentenbescherming, de activiteiten van de Europese consumentencentra en hun bekendheid bij de consumenten.

Een goede voorlichting en een grote mate van betrokkenheid van consumenten zijn sectoroverschrijdende prioriteiten en moeten daarom, waar mogelijk, nadrukkelijk aanwezig zijn in alle uit hoofde van het programma gefinancierde sectorale doelstellingen en acties.

2.   De indicatoren worden beschreven in bijlage II.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage II beschreven indicatoren aan te passen.

Artikel 4

Subsidiabele acties

De in artikel 3 bepaalde specifieke doelstellingen worden bereikt door middel van de volgende subsidiabele acties:

a)

in het kader van doelstelling I — Veiligheid:

1.

wetenschappelijk advies en risicoanalyse, relevant voor de gezondheid en veiligheid van de consumenten met betrekking tot producten (niet-levensmiddelen) en diensten, inclusief ondersteuning van de taken van de onafhankelijke wetenschappelijke comités die bij Besluit 2008/721/EG werden opgericht (11);

2.

coördinatie van markttoezicht- en handhavingsacties op het gebied van de productveiligheid ten aanzien van Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (12), en acties ter verbetering van de veiligheid van consumentendiensten;

3.

onderhoud en verdere ontwikkeling van gegevensbanken over cosmetische producten;

b)

in het kader van doelstelling II — Voorlichting en vorming van consumenten, en ondersteuning van consumentenorganisaties:

4.

totstandbrenging van en verbetering van de toegang tot het feitenmateriaal voor besluitvorming op gebieden die gevolgen hebben voor consumenten, teneinde slimme en doelgerichte regelgeving voor te bereiden en eventuele marktverstoringen of wijzigingen in consumentenbehoeften te achterhalen, die een basis vormen voor de ontwikkeling van het consumentenbeleid, voor het in kaart brengen van de knelpunten voor de consument, en voor het integreren van consumentenbelangen in andere beleidsmaatregelen van de Unie;

5.

ondersteuning door middel van financiering van consumentenorganisaties op Unieniveau en door middel van capaciteitsopbouw bij consumentenorganisaties op Unie-, nationaal en regionaal niveau, met aandacht voor een grotere transparantie en een intensievere uitwisseling van de beste praktijken en expertise;

6.

het transparanter maken van consumentenmarkten en consumentenvoorlichting, waarborgen dat de consumenten vergelijkbare, betrouwbare en eenvoudig toegankelijke gegevens hebben — ook voor grensoverschrijdende handel — om hen te helpen niet alleen de prijzen van goederen en diensten te vergelijken, maar ook de kwaliteit en duurzaamheid ervan;

7.

verbetering van consumentenvorming als een levenslang proces, met bijzondere aandacht voor kwetsbare consumenten;

c)

in het kader van doelstelling III — Rechten en rechtsmiddelen:

8.

voorbereiding door de Commissie van wetgeving inzake consumentenbescherming en andere regelgevingsinitiatieven, monitoring van de omzetting door de lidstaten en vervolgens evaluatie van het effect daarvan, en bevordering van co- en zelfreguleringsinitiatieven, alsmede monitoring van het werkelijke effect van deze initiatieven op de consumentenmarkten;

9.

het toegankelijker maken van geschillenbeslechtingsmechanismen voor consumenten, in het bijzonder alternatieve geschillenbeslechtingsregelingen, onder meer door middel van een Uniebreed online systeem, en netwerkvorming tussen nationale alternatieve geschillenbeslechtingsorganen, met bijzondere aandacht voor adequate maatregelen ten behoeve van de behoeften en rechten van kwetsbare consumenten; monitoring van de werking en de doeltreffendheid van geschillenbeslechtingsmechanismen voor consumenten, mede door het ontwikkelen en onderhouden van relevante IT-instrumenten en het uitwisselen van de huidige beste praktijken en ervaringen in de lidstaten;

d)

in het kader van doelstelling IV — Handhaving:

10.

coördinatie van toezicht en handhavingsacties in verband met Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (13);

11.

financiële bijdragen voor gezamenlijke acties met Unienetwerken van overheidsinstanties of non-profitorganisaties die informatie verstrekken en bijstand verlenen aan consumenten om hen te helpen hun rechten uit te oefenen en toegang te krijgen tot passende geschillenbeslechting, waaronder regelingen voor buitengerechtelijke online beslechting van geschillen (het netwerk van Europese consumentencentra).

In voorkomende gevallen worden de in de eerste alinea van dit artikel bedoelde subsidiabele acties in bijlage I nader omschreven door middel van specifieke acties.

Artikel 5

Voor subsidies in aanmerking komende begunstigden

1.   Subsidies voor de werking van consumentenorganisaties op het niveau van de Unie kunnen worden toegekend aan Europese consumentenorganisaties die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:

a)

het betreft niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk, die onafhankelijk van het bedrijfsleven, de handel en het zakenleven zijn of geen andere strijdige belangen hebben, en waarvan de belangrijkste doelstellingen en activiteiten betrekking hebben op het bevorderen en beschermen van de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van consumenten in de Unie;

b)

zij zijn gemachtigd om de belangen van de consumenten op Unieniveau te vertegenwoordigen door middel van organisaties in ten minste de helft van de lidstaten die overeenkomstig de nationale voorschriften of praktijk representatief zijn voor de consumenten en die op regionaal of nationaal niveau actief zijn.

2.   Subsidies voor de werking van internationale organen ter bevordering van beginselen en beleidsmaatregelen die bijdragen aan het programma, kunnen worden toegekend aan organisaties die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:

a)

het betreft niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk, die onafhankelijk van het bedrijfsleven, de handel en het zakenleven zijn of ook geen andere strijdige belangen hebben, en waarvan de belangrijkste doelstellingen en activiteiten betrekking hebben op het bevorderen en beschermen van de gezondheid, de veiligheid en de economische en juridische belangen van consumenten;

b)

zij verrichten elk van de volgende activiteiten: zij voorzien in een formeel mechanisme waarmee consumentenvertegenwoordigers uit de Unie en derde landen kunnen bijdragen aan politieke discussies en beleidsmaatregelen, zij beleggen vergaderingen met beleidsambtenaren en regelgevers om de belangen van de consumenten bij overheidsinstanties te bevorderen en te behartigen, zij duiden gemeenschappelijke consumentenvraagstukken en uitdagingen aan, zij bevorderen de standpunten van de consumenten in de context van bilaterale relaties tussen de Unie en derde landen, zij dragen bij tot de uitwisseling en verspreiding van expertise en kennis over consumentenkwesties in de Unie en derde landen, en zij stellen beleidsaanbevelingen op.

3.   Subsidies voor de werking van de organen op het niveau van de Unie die zijn opgericht voor de coördinatie van handhavingsacties op het gebied van de productveiligheid, kunnen worden toegekend aan organen die daartoe door de Unie wettelijk zijn erkend.

4.   Subsidies aan Uniebrede organen voor de ontwikkeling van gedragscodes, beste praktijken, richtsnoeren voor de vergelijking van de prijs, de productkwaliteit en de duurzaamheid kunnen worden toegekend aan organen die aan elk van de volgende criteria voldoen:

a)

het betreft niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk, die onafhankelijk van het bedrijfsleven, de handel en het zakenleven zijn of geen andere strijdige belangen hebben, en waarvan een van de belangrijkste doelstellingen en activiteiten het bevorderen en beschermen van de belangen van de consumenten is;

b)

zij zijn actief in ten minste de helft van de lidstaten.

5.   Subsidies voor de organisatie van evenementen van het voorzitterschap betreffende het consumentenbeleid van de Unie kunnen worden toegekend aan nationale instanties van de lidstaat die het voorzitterschap van andere Raadsformaties dan de formatie Buitenlandse Zaken bekleedt, of aan door die lidstaat aangewezen organen.

6.   Subsidies voor de instanties van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor consumentenaangelegenheden en voor overeenkomstige instanties van derde landen kunnen worden toegekend aan instanties waarvan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2006/2004 of Richtlijn 2001/95/EG door een lidstaat of een derde land in de zin van artikel 7 van deze verordening, kennisgeving aan de Commissie is gedaan, of aan organisaties zonder winstoogmerk welke door die instanties daartoe uitdrukkelijk zijn aangewezen.

7.   Subsidies voor handhavingsambtenaren uit lidstaten en derde landen kunnen worden toegekend aan ambtenaren van instanties waarvan voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2001/95/EG door een lidstaat of een derde land in de zin van artikel 7 van deze verordening, kennisgeving aan de Commissie is gedaan.

8.   Subsidies kunnen worden toegekend aan een orgaan dat is aangewezen door een lidstaat of een derde land in de zin van artikel 7 en dat een orgaan zonder winstoogmerk is en geselecteerd is op basis van een transparante procedure of door een overheidsorgaan. Het aangewezen orgaan maakt deel uit van een netwerk van de Unie dat informatie verstrekt en bijstand verleent aan consumenten om hen te helpen hun rechten uit te oefenen en toegang te krijgen tot passende geschillenbeslechting (netwerk van Europese consumentencentra). Een kaderpartnerschap kan worden ingesteld als mechanisme voor samenwerking op lange termijn tussen de Commissie en het netwerk van Europese consumentencentra en/of de leden ervan.

9.   Subsidies kunnen worden toegekend aan klachtenorganen die gevestigd en actief zijn in de lidstaten van de Unie en in landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deelnemen aan de Europese Economische Ruimte, en verantwoordelijk zijn voor de verzameling van klachten van consumenten, of klachten trachten op te lossen, of advies verstrekken of informatie aan consumenten over klachten of vragen verschaffen, en die derde partij zijn ten aanzien van een klacht of een vraag van een consument betreffende een handelaar. Hiervan uitgesloten zijn door handelaren beheerde mechanismen voor de behandeling van consumentenklachten die vragen en klachten rechtstreeks met de consument afhandelen, of mechanismen die door of namens een handelaar beheerde diensten voor klachtenbehandeling verlenen.

Artikel 6

Financieel kader

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 bedragen 188 829 000 EUR in lopende prijzen.

2.   De jaarlijkse kredieten worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.

Artikel 7

Deelname van derde landen aan het programma

Het programma staat open voor:

a)

de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die deelnemen aan de Europese Economische Ruimte, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

b)

derde landen, met name toetredende landen en kandidaat-lidstaten, alsook potentiële kandidaten, en landen waarop het Europese nabuurschapsbeleid van toepassing is, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor hun deelname aan de programma’s van de Unie, vastgesteld in de respectieve kaderovereenkomsten, besluiten van associatieraden of soortgelijke overeenkomsten.

Artikel 8

Financieringsvormen en maximumniveau van de medefinanciering

1.   Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 kunnen de financiële bijdragen van de Unie de vorm aannemen van subsidies of aanbestedingscontracten, dan wel andere steun voor de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 van deze verordening bedoelde doelstellingen.

2.   De subsidies van de Unie en de overeenkomstige maximumniveaus daarvan zijn als volgt:

a)

subsidies voor de werking van consumentenorganisaties op het niveau van de Unie, in de zin van artikel 5, lid 1; deze subsidies bedragen niet meer dan 50 % van de subsidiabele kosten;

b)

subsidies voor de werking van internationale organen ter bevordering van beginselen en beleidsmaatregelen die bijdragen aan de doelstellingen van het programma, in de zin van artikel 5, lid 2; deze subsidies bedragen niet meer dan 50 % van de subsidiabele kosten;

c)

subsidies voor de werking van de organen op het niveau van de Unie die zijn opgericht voor de coördinatie van handhavingsacties op het gebied van productveiligheid en die daartoe bij de wetgeving van de Unie zijn erkend, in de zin van artikel 5, lid 3; deze subsidies bedragen niet meer dan 95 % van de subsidiabele kosten;

d)

subsidies voor Uniebrede organen voor de ontwikkeling van gedragscodes, beste praktijken, richtsnoeren voor de vergelijking van de prijs, de productkwaliteit en de duurzaamheid, in de zin van artikel 5, lid 4; deze subsidies bedragen niet meer dan 50 % van de subsidiabele kosten;

e)

subsidies voor de organisatie van evenementen van het voorzitterschap betreffende het consumentenbeleid van de Unie aan nationale instanties van de lidstaat die het voorzitterschap van andere Raadsformaties dan de formatie Buitenlandse Zaken bekleedt, of aan door die lidstaat aangewezen organen; deze subsidies bedragen niet meer dan 50 % van de subsidiabele kosten;

f)

subsidies voor de instanties van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor consumentenaangelegenheden als omschreven in artikel 5, lid 6, en voor overeenkomstige instanties in derde landen die ingevolge artikel 7 deelnemen; deze subsidies bedragen niet meer dan 50 % van de subsidiabele kosten, behalve in het geval van acties van uitzonderlijk nut waarbij de bijdrage van de Unie aan de subsidiabele kosten niet meer bedraagt dan 70 %;

g)

subsidies voor de uitwisseling van handhavingsambtenaren uit lidstaten en uit ingevolge artikel 7 deelnemende derde landen als omschreven in artikel 5, lid 7, ter dekking van de reis- en verblijfkosten;

h)

subsidies voor organen die zijn aangewezen door een lidstaat of door een derde land ingevolge artikel 7, als omschreven in artikel 5, lid 8; deze subsidies bedragen niet meer dan 70 % van de subsidiabele kosten;

i)

subsidies voor nationale consumentenklachtenorganen, als omschreven in artikel 5, lid 9; deze subsidies bedragen niet meer dan 50 % van de subsidiabele kosten.

3.   Acties zijn van uitzonderlijk nut, in de zin van lid 2, onder f), indien:

a)

er met betrekking tot aan de instanties toegekende en aan de Commissie gemelde subsidies voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 2006/2004 ten minste zes lidstaten bij betrokken zijn, of indien zij betrekking hebben op inbreuken die in twee of meer lidstaten schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken;

b)

er met betrekking tot subsidies voor instanties die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van consumentenproducten, ten minste tien lidstaten bij betrokken zijn die deel uitmaken van het Europees netwerk van de voor productveiligheid bevoegde autoriteiten van de lidstaten, bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 2001/95/EG, of indien zij meewerken aan de implementatie van markttoezicht waarin met betrekking tot de veiligheid van consumentenproducten is voorzien bij een rechtshandeling van de Unie.

Artikel 9

Administratieve en technische bijstand

1.   De financiële toewijzing voor het programma kan ook de uitgaven dekken voor voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten die nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan, waaronder bedrijfscommunicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de algemene doelstelling van deze verordening, tezamen met alle andere uitgaven voor technische en administratieve bijstand, die door de Commissie voor het beheer van het programma zijn gedaan.

2.   De totale uitgaven voor voorbereidende, monitoring-, controle-, audit- en evaluatieactiviteiten en voor technische en administratieve bijstand, bedoeld in lid 1, bedragen niet meer dan 12 % van de aan het programma toegewezen financiële middelen.

Artikel 10

Wijzen van uitvoering

De Commissie voert het programma uit volgens de beheersmethoden, bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

Artikel 11

Samenhang en complementariteit met ander beleid

De Commissie zorgt, in samenwerking met de lidstaten, voor de algemene samenhang en complementariteit tussen het programma en andere relevante beleidsmaatregelen, instrumenten en acties van de Unie, in het bijzonder in het kader van het meerjarige programma 2014-2020 „Rechten, gelijkheid en burgerschap” (14).

Artikel 12

Jaarlijkse werkprogramma’s

Het programma wordt door de Commissie door middel van jaarlijkse werkprogramma’s uitgevoerd. Met de jaarlijkse werkprogramma’s worden op consistente wijze de in de artikelen 2 en 3 bepaalde doelstellingen verwezenlijkt, en de in artikel 4 bepaalde en in bijlage I nader omschreven acties uitgevoerd.

De jaarlijkse werkprogramma’s worden door de Commissie in de vorm van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 16, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld. In deze uitvoeringshandelingen worden de elementen vastgelegd waarin is voorzien bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, in het bijzonder:

a)

de uitvoering van de acties, overeenkomstig artikel 4 van en bijlage I bij deze verordening, en de indicatieve verdeling van de financiële middelen;

b)

het tijdschema van de geplande oproepen tot inschrijving en de oproepen tot het indienen van voorstellen.

Artikel 13

Evaluatie en verspreiding

1.   Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten informatie over de uitvoering en het effect van het programma.

2.   De Commissie dient:

a)

uiterlijk op 30 september 2017:

i)

een beoordeling te geven over de verwezenlijking van de doelstellingen van alle maatregelen (op het niveau van resultaten en effecten), over de stand van zaken voor wat betreft de uitvoering van de in artikel 4 bepaalde subsidiabele acties en of de in bijlage I bedoelde specifieke acties zijn uitgevoerd, over de toewijzing van de middelen aan de begunstigden overeenkomstig de in artikel 5 bepaalde voorwaarden, over de efficiëntie van het gebruik van de middelen en de Europese meerwaarde daarvan, met inachtneming van de ontwikkelingen op het gebied van consumentenbescherming — met het oog op een besluit over de verlenging, wijziging of schorsing van de maatregelen;

ii)

het desbetreffende evaluatierapport bij het Europees Parlement en de Raad in te dienen;

b)

uiterlijk op 31 december 2017 indien nodig een wetgevingsvoorstel of, in het in lid 3 bedoelde geval, een gedelegeerde handeling vast te stellen.

In het evaluatierapport wordt voorts bekeken of er ruimte is voor vereenvoudiging, hoe de interne en externe samenhang is, of de verschillende doelstellingen nog relevant zijn, en in hoeverre de maatregelen bijdragen aan de prioriteiten van de Unie inzake slimme, duurzame en inclusieve groei. Daarnaast wordt in het rapport rekening gehouden met de evaluatie van het langetermijneffect van het voorloperprogramma.

Het effect op langere termijn en de duurzaamheid van het effect van het programma worden geëvalueerd om als input te kunnen dienen voor een besluit over mogelijke verlenging, wijziging of schorsing van een later programma.

3.   Om rekening te houden met het geval waarin volgens het in lid 2 bedoelde evaluatierapport wordt geconcludeerd dat de in bijlage I bedoelde specifieke acties uiterlijk op 31 december 2016 niet zijn uitgevoerd en niet kunnen worden uitgevoerd voordat het programma afloopt, inclusief wanneer die specifieke acties niet langer relevant zijn voor de verwezenlijking van de in de artikelen 2 en 3 bepaalde doelstellingen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen om wijzigingen aan te brengen in bijlage I door de betrokken specifieke acties te schrappen.

4.   De Commissie maakt de resultaten van de overeenkomstig deze verordening ondernomen acties openbaar.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om te garanderen dat de financiële belangen van de Unie bij de uitvoering van de bij deze verordening gefinancierde activiteiten worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen ter bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door het uitvoeren van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door het terugvorderen van ten onrechte uitbetaalde bedragen, alsook, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Europese Rekenkamer hebben het recht om op basis van documenten en ter plaatse auditcontroles uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die op grond van deze verordening financiële middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan een onderzoek instellen, daaronder begrepen controles en inspecties ter plaatse, overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (16), teneinde na te gaan of er, in verband met een subsidieovereenkomst of een subsidiebesluit of een krachtens deze verordening gefinancierd contract, sprake is van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die gevolgen hebben voor de financiële belangen van de Europese Unie.

4.   Samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en -besluiten alsmede contracten, die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bevatten bepalingen die de Commissie, de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk machtigen, onverminderd de leden 1, 2 en 3, dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

Artikel 15

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3, lid 3, en artikel 13, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor de duur van het programma.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, lid 3, en artikel 13, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 3, lid 3, en artikel 13, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 16

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17

Overgangsmaatregelen

1.   Artikel 6 van Besluit nr. 1926/2006/EG blijft van toepassing op onder die beschikking vallende acties die uiterlijk op 31 december 2013 niet zijn voltooid. Daarom kan de financiële toewijzing voor het programma ook de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang tussen de krachtens Besluit nr. 1926/2006/EG vastgestelde maatregelen en het programma te waarborgen.

2.   Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2020 nog niet zijn voltooid, ook na 31 december 2020 kredieten ter dekking van de in artikel 9 bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.

Artikel 18

Intrekking

Besluit nr. 1926/2006/EG wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 19

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 181 van 21.6.2012, blz. 89.

(2)  PB C 225 van 27.7.2012, blz. 217.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2014.

(4)  PB C 264 E van 13.9.2013, blz. 11.

(5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(6)  Besluit nr. 1926/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van consumentenbeleid (2007-2013) (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 39).

(7)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(8)  Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

(11)  Besluit 2008/721/EG van de Commissie van 5 augustus 2008 tot instelling van een adviesstructuur van wetenschappelijke comités en deskundigen op het gebied van consumentenveiligheid, volksgezondheid en het milieu en tot intrekking van Besluit 2004/210/EG (PB L 241 van 10.9.2008, blz. 21).

(12)  Richtlijn 2001/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 december 2001 inzake algemene productveiligheid (PB L 11 van 15.1.2002, blz. 4).

(13)  Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) nr. 1381/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van het programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap” voor de periode 2014-2020 (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 62).

(15)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(16)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE I

SOORTEN ACTIES

Doelstelling I

Veiligheid: consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie

1.

Wetenschappelijk advies en risicoanalyse, relevant voor de gezondheid en veiligheid van de consumenten met betrekking tot producten (niet-levensmiddelen) en diensten, inclusief ondersteuning van de taken van de onafhankelijke wetenschappelijke comités die bij Besluit 2008/721/EG zijn opgericht.

2.

Coördinatie van markttoezicht- en handhavingsacties op het gebied van de productveiligheid met betrekking tot Richtlijn 2001/95/EG, en acties ter verbetering van de veiligheid van consumentendiensten:

a)

ontwikkeling, modernisering en onderhoud van IT-instrumenten (zoals gegevensbanken, informatie- en communicatiesystemen) in het bijzonder om de efficiëntie van bestaande systemen te kunnen verbeteren dankzij een groter aantal mogelijkheden van gegevensuitvoer, classificatie en extractie van gegevens voor statistische doeleinden, evenals een vlottere gegevensuitwisseling tussen en een eenvoudiger gebruik van de gegevens in de lidstaten;

b)

organisatie van studiebijeenkomsten, conferenties, workshops en vergaderingen van belanghebbenden en deskundigen over risico’s en handhaving op het gebied van productveiligheid;

c)

uitwisseling van handhavingsambtenaren, en opleiding gericht op de integratie van een risicogerichte aanpak;

d)

specifieke gezamenlijke samenwerkingsacties op het gebied van de veiligheid van consumentenproducten (niet-levensmiddelen) en -diensten, in het kader van Richtlijn 2001/95/EG;

e)

monitoring en beoordeling van de veiligheid van producten (niet-levensmiddelen) en diensten, inclusief de kennisbasis voor verdere normen of de vaststelling van andere veiligheidsbenchmarks, en verduidelijking van de traceerbaarheidsvoorschriften;

f)

samenwerking op het gebied van administratie, handhaving, traceerbaarheid van producten en de ontwikkeling van preventieve maatregelen met andere derde landen dan die welke onder artikel 7 van deze verordening vallen, met name de derde landen waaruit het merendeel van de producten afkomstig is waarvan in de Unie kennisgeving is gedaan wegens strijdigheid met de wetgeving van de Unie;

g)

ondersteuning van bij de wetgeving van de Unie erkende organen voor de coördinatie van handhavingsacties tussen de lidstaten.

3.

Onderhoud en verdere ontwikkeling van gegevensbanken over cosmetische producten:

a)

onderhoud van het portaal voor de kennisgeving van cosmetische producten, dat is opgezet krachtens Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (1);

b)

onderhoud van de gegevensbank over ingrediënten van cosmetische producten ter ondersteuning van de toepassing van Verordening (EG) nr. 1223/2009.

Doelstelling II

Voorlichting en vorming van consumenten; ondersteuning van consumentenorganisaties: verbeteren van de vorming en de voorlichting van consumenten en de kennis van hun rechten, ontwikkelen van feitenmateriaal voor het consumentenbeleid en verlenen van steun aan consumentenorganisaties, met inbegrip van de inachtneming van de specifieke behoeften van kwetsbare consumenten

4.

Totstandbrenging van en verbetering van de toegang tot het feitenmateriaal voor besluitvorming op gebieden die consumenten aangaan, teneinde slimme en doelgerichte regelgeving voor te bereiden en eventuele marktverstoringen of wijzigingen in consumentenbehoeften te achterhalen die een basis vormt voor de ontwikkeling van het consumentenbeleid, voor het in kaart brengen van knelpunten voor de consument, en voor de integratie van consumentenbelangen in andere beleidsmaatregelen van de Unie, waaronder:

a)

Uniebrede studies en analysen over consumenten en consumentenmarkten, waarmee slimme en doelgerichte regelgeving wordt uitgewerkt en eventuele marktverstoringen of nieuwe consumentenbehoeften worden achterhaald;

b)

ontwikkeling en onderhoud van gegevensbanken, met name om de verzamelde gegevens ter beschikking te stellen aan alle belanghebbenden (zoals consumentenorganisaties, nationale overheden en onderzoekers);

c)

ontwikkeling en analyse van nationaal statistisch en ander relevant bewijsmateriaal. De verzameling van met name nationale gegevens en indicatoren over prijzen, klachten, handhaving en rechtsmiddelen zal worden ontwikkeld in samenwerking met nationale belanghebbenden.

5.

Ondersteuning door middel van financiering van consumentenorganisaties op Unieniveau en door middel van capaciteitsopbouw bij consumentenorganisaties op Unie-, nationaal en regionaal niveau, met aandacht voor een grotere transparantie en een intensievere uitwisseling van de beste praktijken en expertise

a)

financiële bijdragen voor de werking van consumentenorganisaties op het niveau van de Unie die consumentenbelangen behartigen, overeenkomstig artikel 5, lid 1 van deze verordening;

b)

capaciteitsopbouw voor regionale, nationale en Europese consumentenorganisaties, met name via opleiding die in verschillende talen en in de gehele Unie kan worden gegeven en via uitwisseling van de beste praktijken en expertise voor personeelsleden, met name ten behoeve van consumentenorganisaties in lidstaten waar deze organisaties onvoldoende ontwikkeld zijn of waar, blijkens de monitoring van de consumentenmarkten en de consumentenomgeving in de lidstaten, het consumentenvertrouwen en -bewustzijn relatief laag zijn;

c)

meer transparantie en intensivering van de uitwisseling van goede praktijken en expertise, met name door de oprichting van een internetportaal waar consumentenorganisaties op een interactieve manier aan kennisuitwisseling en netwerkvorming kunnen doen en waar het tijdens de opleidingen ontwikkelde materiaal gratis ter beschikking wordt gesteld;

d)

ondersteuning van internationale organen ter bevordering van beginselen en beleidsmaatregelen die in overeenstemming zijn met de doelstellingen van het programma.

6.

Het transparanter maken van consumentenmarkten en consumentenvoorlichting, en waarborgen dat de consumenten vergelijkbare, betrouwbare en eenvoudig toegankelijke gegevens hebben — ook voor grensoverschrijdende handel — om hen te helpen om niet alleen de prijzen van goederen en diensten te vergelijken, maar ook wat de kwaliteit en duurzaamheid ervan betreft

a)

bewustmakingscampagnes over kwesties die consumenten aangaan, onder meer via gezamenlijke acties met lidstaten;

b)

acties ter vergroting van de transparantie van de consumentenmarkten ten aanzien van, bijvoorbeeld, financiële retailproducten, energie, digitalisering en telecommunicatie, vervoer;

c)

acties waarmee relevante, vergelijkbare en betrouwbare informatie over goederen, diensten en markten voor consumenten gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt, vooral wat prijzen, kwaliteit en duurzaamheid van goederen en diensten betreft, zowel offline als online, bijvoorbeeld vergelijkingssites en acties die de hoge kwaliteit en betrouwbaarheid van zulke websites garanderen, ook met betrekking tot grensoverschrijdende aankopen;

d)

acties die informatie over duurzame consumptie van goederen en diensten voor de consument toegankelijker maken;

e)

ondersteuning van evenementen betreffende het consumentenbeleid van de Unie die worden georganiseerd door de lidstaat die het voorzitterschap van de andere Raadsformaties dan de formatie Buitenlandse Zaken bekleedt, die beantwoorden aan de vaste beleidsprioriteiten van de Unie;

f)

financiële bijdragen aan nationale klachtenorganen met het oog op de toepassing van een geharmoniseerde methode voor het indelen en rapporteren van consumentenklachten en -vragen;

g)

ondersteuning van Uniebrede organen voor de ontwikkeling van gedragscodes, de beste praktijken en richtsnoeren voor vergelijking van prijs, kwaliteit en duurzaamheid, met inbegrip van via vergelijkingssites;

h)

ondersteuning van de communicatie over consumentenzaken, met name door aan te moedigen dat de media juiste en relevante informatie verspreiden.

7.

Verbetering van bestendige consumentenvorming, met bijzondere aandacht voor kwetsbare consumenten

a)

ontwikkeling van een interactief platform voor de uitwisseling van de beste praktijken en materiaal voor bestendige consumentenvorming, met bijzondere aandacht voor kwetsbare consumenten die problemen hebben bij het verkrijgen en begrijpen van consumenteninformatie, om ervoor te zorgen dat zij niet worden misleid;

b)

ontwikkeling van vormingsmaatregelen en -materiaal in samenwerking met de belanghebbenden (zoals nationale overheden, leerkrachten, consumentenorganisaties en het lokale niveau), in het bijzonder door gebruikmaking (verzamelen, bundelen, vertalen en verspreiden) van materiaal dat op nationaal niveau of bij eerdere initiatieven is vervaardigd, op diverse media, waaronder digitale media, bijvoorbeeld inzake consumentenrechten, met inbegrip van grensoverschrijdende zaken, gezondheid en veiligheid, consumentenwetgeving van de Unie, duurzame en ethisch verantwoorde consumptie, waaronder certificatieregelingen van de Unie en financiële en mediageletterdheid.

Doelstelling III

Rechten en rechtsmiddelen: ontwikkelen en versterken van de consumentenrechten, met name via slimme regelgeving en verbetering van de toegang tot eenvoudige, efficiënte, geschikte en goedkope rechtsmiddelen, waaronder alternatieve geschillenbeslechting

8.

Voorbereiding door de Commissie van wetgeving inzake consumentenbescherming en andere regelgevingsinitiatieven, monitoring van de omzetting door de lidstaten en vervolgens evaluatie van het effect daarvan, en bevordering van co- en zelfreguleringsinitiatieven, alsmede monitoring van het werkelijke effect van deze initiatieven op de consumentenmarkten

a)

studies en activiteiten op het gebied van slimme regelgeving, zoals ex-ante en ex-post evaluaties, effectbeoordelingen, publieke raadplegingen, evaluatie en vereenvoudiging van bestaande wetgeving;

b)

studiebijeenkomsten, conferenties, workshops en vergaderingen met belanghebbenden en deskundigen;

c)

ontwikkeling en onderhoud van openbare, toegankelijke gegevensbanken over de uitvoering van de wetgeving van de Unie inzake consumentenbescherming;

d)

evaluatie van acties die in het kader van het programma zijn ondernomen.

9.

Het toegankelijker maken van geschillenbeslechtingsmechanismen voor consumenten, in het bijzonder alternatieve geschillenbeslechtingsregelingen, onder meer door middel van een Uniebreed online systeem, en netwerkvorming tussen nationale alternatieve geschillenbeslechtingsorganen, met bijzondere aandacht voor adequate maatregelen ten behoeve van kwetsbare consumenten en hun rechten; monitoring van de werking en de doeltreffendheid van geschillenbeslechtingsmechanismen voor consumenten, mede door het ontwikkelen en onderhouden van relevante IT-instrumenten en het uitwisselen van de huidige beste praktijken en ervaringen in de lidstaten

a)

ontwikkeling en onderhoud van IT-instrumenten;

b)

ondersteuning van het ontwikkelen en onderhouden van een Uniebreed systeem voor online geschillenbeslechting, en van de bijbehorende diensten, zoals vertaling;

c)

ondersteuning van netwerkvorming tussen nationale organen voor alternatieve geschillenbeslechting, en van het uitwisselen en verspreiden van goede praktijken en ervaringen tussen deze entiteiten;

d)

ontwikkeling van specifieke instrumenten gericht op het vergemakkelijken van de toegang tot rechtsmiddelen, om kwetsbare personen te helpen die minder geneigd zijn om toegang te zoeken tot die rechtsmiddelen.

Doelstelling IV

Handhaving: ondersteunen van de handhaving van consumentenrechten door het versterken van de samenwerking tussen nationale handhavingsinstanties en door ondersteuning van consumenten met advies

10.

Coördinatie van toezichts- en handhavingsacties in verband met Verordening (EG) nr. 2006/2004, omvattende

a)

ontwikkeling en onderhoud van IT-instrumenten zoals gegevensbanken, informatie- en communicatiesystemen;

b)

acties ter verbetering van de samenwerking tussen autoriteiten en coördinatie van monitoring en handhaving zoals uitwisselingen van handhavingsambtenaren, gemeenschappelijke activiteiten, opleidingen voor handhavingsambtenaren en magistraten;

c)

organisatie van studiebijeenkomsten, conferenties, workshops en vergaderingen van belanghebbenden en deskundigen inzake handhaving;

d)

administratieve en handhavingssamenwerking met derde landen die niet aan het programma deelnemen en met internationale organisaties.

11.

Financiële bijdragen voor gezamenlijke acties van overheidsinstanties of non-profitorganisaties die Unienetwerken vormen welke informatie verstrekken en bijstand verlenen aan consumenten om hen te helpen hun rechten uit te oefenen en toegang te krijgen tot passende geschillenbeslechting, waaronder regelingen voor buitengerechtelijke beslechting van geschillen online (netwerk van Europese consumentencentra); dit betreft onder meer:

a)

ontwikkeling en onderhoud van IT-instrumenten zoals gegevensbanken, informatie- en communicatiesystemen die nodig zijn voor het goed functioneren van het netwerk van Europese consumentencentra;

b)

acties met het oog op een sterkere profilering en grotere zichtbaarheid van de Europese consumentencentra.


(1)  Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59).


BIJLAGE II

INDICATOREN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 3 VAN DEZE VERORDENING

Doelstelling I

Veiligheid: consolideren en vergroten van de productveiligheid via een doeltreffend markttoezicht in de gehele Unie

Indicatoren

Bron

Huidige situatie

Streefcijfer

% Rapex-kennisgevingen die aanleiding geven tot ten minste één reactie (van andere lidstaten)

Rapex

43 % (843 kennisgevingen) in 2010

Stijging met 10 % in 2020

Verhouding aantal reacties/aantal kennisgevingen (ernstige risico’s) (1)

Rapex

1,07 in 2010

Stijging met 15 % in 2020

Doelstelling II

Voorlichting en vorming van consumenten; ondersteuning van consumentenorganisaties: verbeteren van de vorming en de voorlichting van consumenten en de kennis van hun rechten, ontwikkelen van feitenmateriaal voor het consumentenbeleid en verlenen van steun aan consumentenorganisaties, met inbegrip van de inachtneming van de specifieke behoeften van kwetsbare consumenten

Indicatoren

Bron

Huidige situatie

Streefcijfer

Aantal klachtenorganen en aantal landen die klachten bij het ECCRS indienen

ECCRS (Europees registratiesysteem voor consumentenklachten)

33 klachtenorganen uit 7 landen in 2012

70 klachtenorganen uit 20 landen in 2020

Doelstelling III

Rechten en rechtsmiddelen: ontwikkelen en versterken van de consumentenrechten, met name via slimme regelgeving en verbetering van de toegang tot eenvoudige, efficiënte, geschikte en goedkope rechtsmiddelen, waaronder alternatieve geschillenbeslechting

Indicatoren

Bron

Huidige situatie

Streefcijfer

Percentage door de ECC’s behandelde en niet rechtstreeks beslechte geschillen met handelaren, die vervolgens aan alternatieve geschillenbeslechting (ADR) zijn onderworpen

Jaarverslag ECC

9 % in 2010

75 % in 2020

Aantal zaken dat met een Uniebreed systeem voor online geschillenbeslechting (ODR) wordt afgehandeld

ODR-platform

17 500 (door ECC’s ontvangen klachten in verband met e-handelstransacties) in 2010

100 000 in 2020

% consumenten die een procedure instellen naar aanleiding van een probleem dat zich de afgelopen twaalf maanden heeft voorgedaan

Scorebord voor de consumentenmarkten

83 % in 2010

90 % in 2020

Doelstelling IV

Handhaving: ondersteunen van de handhaving van consumentenrechten door het versterken van de samenwerking tussen nationale handhavingsinstanties en door ondersteuning van consumenten met advies

Indicatoren

Bron

Huidige situatie

Streefcijfer

Niveau van informatiestroom en samenwerking met CPC-netwerk:

Gegevensbank CPC-netwerk (CPCS)

Jaargemiddelden 2007-2010

 

aantal verzoeken om uitwisseling van informatie tussen CPC-instanties

 

129

stijging met 30 % in 2020

aantal verzoeken om handhavingsmaatregelen tussen CPC-instanties

 

142

stijging met 30 % in 2020

aantal gevallen van alarm in het CPC-netwerk

 

63

stijging met 30 % in 2020

% handhavingsverzoeken die binnen twaalf maanden in het CPC-netwerk zijn behandeld

Gegevensbank CPC-netwerk (CPCS)

50 % (referentieperiode 2007-2010)

60 % in 2020

% informatieverzoeken die binnen drie maanden in het CPC-netwerk zijn behandeld

Gegevensbank CPC-netwerk (CPCS)

33 % (referentieperiode 2007-2010)

50 % in 2020

Aantal contacten met consumenten, afgewikkeld door de Europese consumentencentra (ECC’s)

ECC-verslag

71 000 in 2010

Stijging met 50 % in 2020

Aantal malen dat de websites van de ECC’s zijn bezocht

Evaluatierapport ECC-netwerk

1 670 000 in 2011

Stijging met 70 % in 2020

Deze indicatoren kunnen worden bezien in samenhang met de algemene context en horizontale indicatoren.


(1)  Een kennisgeving kan aanleiding geven tot verscheidene reacties van autoriteiten van andere lidstaten.