20.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 148/78 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN 2014/72/EU VAN DE COMMISSIE
van 13 maart 2014
tot wijziging, met het oog op aanpassing aan de technische vooruitgang, van bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een vrijstelling voor lood in soldeer en afwerkingen van de uiteinden van elektrische en elektronische componenten en afwerkingen van printplaten voor gebruik in ontstekingsmodules en andere elektrische en elektronische regelsystemen voor motoren
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur, (1) en met name artikel 5, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2011/65/EU verbiedt het gebruik van lood in elektrische en elektronische apparatuur die in de handel wordt gebracht. |
(2) |
Ontstekingsmodules en andere elektrische en elektronische regelsystemen voor verbrandingsmotoren die in de nabijheid van de bewegende delen van handwerktuigen moeten worden gemonteerd en die onontbeerlijk zijn voor de werking van de motor, worden blootgesteld aan hoge trillingen en een grote thermische belasting. In dergelijke ruwe omgevingsomstandigheden is het gebruik van lood noodzakelijk. Zowel de vervanging als de verwijdering van lood in die onderdelen is om wetenschappelijke en technische redenen onmogelijk. |
(3) |
Fabrikanten hebben extra tijd nodig om loodvrije alternatieven technisch mogelijk te maken en de betrouwbaarheid ervan aan te tonen. Het gebruik van lood in soldeer en afwerkingen van de uiteinden van elektrische en elektronische componenten en afwerkingen van printplaten voor gebruik in ontstekingsmodules en andere elektrische en elektronische regelsystemen voor motoren moet daarom van het verbod worden vrijgesteld tot en met 31 december 2018. Dat is een relatief korte overgangsperiode die waarschijnlijk geen negatieve gevolgen voor de innovatie zal hebben. |
(4) |
Richtlijn 2011/65/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.
Artikel 2
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op de laatste dag van de zesde maand na de inwerkingtreding aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 13 maart 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
BIJLAGE
In bijlage III bij Richtlijn 2011/65/EU wordt het volgende punt 41 ingevoegd:
„41. |
Lood in soldeer en afwerkingen van de uiteinden van elektrische en elektronische componenten en afwerkingen van printplaten voor gebruik in ontstekingsmodules en andere elektrische en elektronische regelsystemen voor motoren, die om technische redenen rechtstreeks op of in het carter of de cilinder van handgereedschap met verbrandingsmotoren (klassen SH:1, SH:2, SH:3 van Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (*1)) moeten worden gemonteerd |
Vervalt op 31 december 2018 |
(*1) Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1).”.