29.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/129


RICHTLIJN 2014/46/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 3 april 2014

tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Technische controles maken deel uit van een breder regelgevingskader dat ervoor moet zorgen dat voertuigen tijdens het gebruik ervan aan bepaalde veiligheids- en milieunormen blijven voldoen. Dit regelgevingskader moet periodieke technische controles van voertuigen en technische controles langs de weg van voertuigen die worden gebruikt voor commerciële vervoersactiviteiten over de weg omvatten, alsmede bepalingen inzake een voertuigregistratieprocedure om ervoor te zorgen dat de vergunning voor het gebruik van een voertuig in het wegverkeer kan worden opgeschort wanneer het voertuig een onmiddellijk gevaar voor de verkeersveiligheid vormt.

(2)

De inschrijving van een voertuig betekent dat administratieve vergunning wordt verleend voor het gebruik ervan in het wegverkeer. Richtlijn 1999/37/EG van de Raad (3) is uitsluitend van toepassing op de toekenning van een inschrijving aan voertuigen. Desalniettemin moet het mogelijk zijn om de vergunning voor het gebruik van een voertuig gedurende een bepaalde tijd op te schorten, met name wanneer het gebruik van het voertuig op de openbare weg een risico creëert wegens de technische staat ervan. Om de administratieve lasten die de opschorting met zich meebrengt, te verminderen, hoeft er geen nieuw inschrijvingsproces te worden doorlopen wanneer de opschorting wordt opgeheven.

(3)

Het moet verplicht worden om de inschrijving van een voertuig dat volgens een kennisgeving behandeld is als een voertuig dat het eind van zijn levenscyclus overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) heeft bereikt, definitief te annuleren. De lidstaten hebben de mogelijkheid om in hun nationale wetgeving andere redenen te specificeren voor het annuleren van de inschrijving van een voertuig.

(4)

Ook wanneer de inschrijving van een voertuig is geannuleerd, moet het mogelijk zijn gegevens over die inschrijving te bewaren.

(5)

Om de administratieve lasten te verminderen en om de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken, moet informatie betreffende het voertuig elektronisch worden geregistreerd.

(6)

Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten om de door hun bevoegde instanties bewaarde elektronische gegevens als de belangrijkste bron van informatie over een op hun grondgebied ingeschreven voertuig te beschouwen. Het dient voor de lidstaten mogelijk te zijn een elektronisch netwerk te gebruiken met gegevens uit nationale elektronische databanken om de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.

(7)

Wanneer bij een technische controle gevaarlijke gebreken zijn geconstateerd en de vergunning voor het gebruik van het voertuig op de openbare weg is opgeschort, moet die opschorting worden geregistreerd totdat het voertuig met goed gevolg een nieuwe technische controle heeft ondergaan.

(8)

Teneinde bijlage I, punt II.4, tweede streepje, en punt III.1.A, onder b), van zowel bijlage I als van bijlage II van Richtlijn 1999/37/EG te actualiseren in geval van uitbreiding van de Unie, alsook om bijlage I, punt II.6, met betrekking tot niet-verplichte elementen te actualiseren in geval van veranderingen in definities of in de inhoud van de certificaten van overeenstemming in de desbetreffende wetgeving van de Unie inzake typegoedkeuring, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(9)

Richtlijn 1999/37/EG dient derhalve te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 1999/37/EG

Richtlijn 1999/37/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt de eerste zin vervangen door:

„Deze richtlijn is van toepassing op de kentekenbewijzen die door de lidstaten worden afgegeven”.

2)

Aan artikel 2 worden de volgende punten toegevoegd:

„e)   „opschorting”: een beperkte periode waarbinnen een lidstaat het gebruik van een voertuig in het wegverkeer niet toestaat, waarna het voertuig - voor zover de redenen voor opschorting niet meer van toepassing zijn - weer zonder een nieuwe inschrijvingsprocedure mag worden gebruikt;

f)   „annulering van een inschrijving”: de annulering van de vergunning van een lidstaat om een voertuig in het wegverkeer te gebruiken.”.

3)

Aan artikel 3 worden de volgende leden toegevoegd:

„4.   De lidstaten registreren elektronisch gegevens van alle voertuigen die op hun grondgebied zijn ingeschreven. Deze gegevens omvatten:

a)

alle verplichte elementen overeenkomstig bijlage I, punt II.5, alsook de elementen van punten II.6 (J) en II.6 (V.7) en (V.9) van die bijlage, voor zover deze gegevens beschikbaar zijn;

b)

andere niet-verplichte in bijlage I vermelde gegevens of gegevens van het certificaat van overeenstemming als bedoeld in Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (*), indien mogelijk;

c)

de resultaten van verplichte periodieke technische controles, overeenkomstig Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad (**) en de geldigheidsduur van het bewijs van technische keuring.

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn geschiedt in overeenstemming met de Richtlijnen 95/46/EG (***) en 2002/58/EG (****) van het Europees Parlement en de Raad.

5.   De technische gegevens van voertuigen worden met het oog op periodieke technische controles ter beschikking van de bevoegde instanties of de controlecentra gesteld. De lidstaten kunnen grenzen stellen aan het gebruik en de verspreiding van die gegevens om misbruik ervan te vermijden.

(*)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1)."

(**)  Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51)."

(***)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31)."

(****)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).”."

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

1.   Wanneer de bevoegde instantie van een lidstaat een kennisgeving van een periodieke technische controle ontvangt waaruit blijkt dat de vergunning om een bepaald voertuig in het wegverkeer te gebruiken opgeschort is overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2014/45/EU, wordt de opschorting elektronisch geregistreerd en wordt een aanvullende technische controle uitgevoerd.

De opschorting geldt tot het voertuig met goed gevolg een nieuwe technische controle heeft ondergaan. Wanneer uit de technische controle blijkt dat het voertuig opnieuw geschikt is om deel te nemen aan het wegverkeer, geeft de bevoegde instantie onverwijld een nieuwe vergunning af voor het gebruik van het voertuig in het wegverkeer. Er hoeft geen nieuwe inschrijvingsprocedure te worden doorlopen.

De lidstaten of hun bevoegde instanties kunnen maatregelen vaststellen om te vergemakkelijken dat een voertuig waarvan de vergunning om in het wegverkeer te worden gebruikt is opgeschort, opnieuw wordt gecontroleerd. Deze maatregelen kunnen de toestemming omvatten dat de openbare weg mag worden gebruikt om zich voor een technische controle van een plaats van herstelling naar een controlecentrum te begeven.

2.   De lidstaten kunnen in de mogelijkheid voorzien dat de houder van een kentekenbewijs bij de bevoegde instantie een verzoek indient om het kentekenbewijs over te schrijven op de nieuwe eigenaar van het voertuig.

3.   In het geval waarin de bevoegde instantie van een lidstaat een kennisgeving ontvangt dat een voertuig is behandeld als een voertuig dat het eind van zijn levenscyclus overeenkomstig Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad (*****) heeft bereikt, wordt de inschrijving van dat voertuig definitief geannuleerd en wordt de informatie daaromtrent toegevoegd aan het elektronische register.

(*****)  Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).”."

5)

Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   Onverminderd artikel 5, lid 4, en artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2014/45/EU, erkennen de lidstaten in beginsel de geldigheid van het technisch certificaat wanneer een voertuig waarvoor een geldig bewijs van periodieke technische controle beschikbaar is, van eigenaar verandert.”.

6)

Artikelen 6 en 7 worden vervangen door:

„Artikel 6

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het volgende te wijzigen:

punt II.4, tweede streepje, en punt III.1.A, onder b), van zowel bijlage I als bijlage II in geval van uitbreiding van de Unie,

bijlage I, punt II.6, met betrekking tot niet-verplichte elementen in geval van veranderingen in definities of in de inhoud van de certificaten van overeenstemming in de desbetreffende wetgeving van de Unie inzake typegoedkeuring.

Artikel 7

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 6 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 19 mei 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 6 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 6 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving ervan aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

7)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

De lidstaten staan elkaar bij de uitvoering van deze richtlijn bij. Zij kunnen bilateraal of multilateraal gegevens uitwisselen, met name om vóór de inschrijving van een voertuig te controleren welke de rechtstoestand daarvan is, zo nodig in de lidstaat waar het tot dusver was ingeschreven. Bij die controle kan met name gebruik worden gemaakt van een elektronisch netwerk met gegevens uit nationale elektronische databanken om de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.”.

8)

Aan bijlage I, punt II.6, wordt het volgende punt toegevoegd:

„X)

een bewijs dat het voertuig de technische controle met goed gevolg heeft ondergaan, de datum waarop de volgende technische controle plaatsvindt of waarop het huidige certificaat verstrijkt”.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk 20 mei 2017 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking te doen treden en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 20 mei 2018 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

D. KOURKOULAS


(1)  PB C 44 van 15.2.2013, blz. 128.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 maart 2014.

(3)  Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57).

(4)  Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).