4.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 62/18


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 3 maart 2014

tot oprichting van een Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia en tot intrekking van Besluit 95/320/EG

(2014/113/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (hierna „het comité”) is opgericht bij Besluit 95/320/EG van de Commissie (1) om de effecten van chemische agentia op de gezondheid van werknemers op het werk te evalueren. De werkzaamheden van het comité ondersteunen rechtstreeks de regelgevingsactiviteiten van de Unie op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk. Het comité ontwikkelt hoogwaardige vergelijkende analytische kennis en zorgt ervoor dat de voorstellen, de besluiten en het beleid van de Commissie betreffende de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers gebaseerd zijn op degelijk wetenschappelijk bewijsmateriaal.

(2)

Het comité verleent de Commissie bijstand, met name bij het evalueren van de recentste beschikbare wetenschappelijke gegevens en bij het voorstellen van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling ter bescherming van werknemers tegen chemische risico’s die op het niveau van de Unie moeten worden vastgesteld krachtens Richtlijn 98/24/EG van de Raad (2) en Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(3)

De leden van het comité zijn hooggekwalificeerde, gespecialiseerde, onafhankelijke deskundigen die op grond van objectieve criteria zijn geselecteerd. Zij worden op persoonlijke titel benoemd en verstrekken de Commissie de nodige aanbevelingen en adviezen voor de ontwikkeling van EU-beleid inzake de bescherming van werknemers. De bijdrage is van die aard dat de Commissie haar doelstellingen inzake sociaal beleid ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers zonder die bijdrage niet zou kunnen bereiken. Daarom moeten deze onafhankelijke deskundigen behalve een kostenvergoeding een beloning ontvangen die in verhouding staat tot de hun toegewezen specifieke taken.

(4)

De werkzaamheden van het comité dragen effectief bij aan de verbetering van de werkomgeving ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers doordat aan de Commissie wetenschappelijk bewijsmateriaal wordt verstrekt over de effecten van chemische agentia op de gezondheid van werknemers op het werk dat voor de Commissie onontbeerlijk is om de doelstellingen van het sociale beleid van de Unie op dit gebied te kunnen verwezenlijken. Daarom zullen de activiteiten van het comité worden gefinancierd uit het desbetreffende begrotingsonderdeel dat bestemd is voor de ondersteuning van initiatieven op het gebied van sociaal beleid en arbeidsomstandigheden.

(5)

Er moeten ook verbeteringen worden aangebracht in de structuur en de werkwijze van het comité.

(6)

De leden van het comité moeten worden geselecteerd via een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Dit zal ervoor zorgen dat bij de procedure de beginselen van gelijke kansen en transparantie in acht worden genomen.

(7)

Met het oog op de continuïteit en de efficiëntie van de werkzaamheden van het comité moeten de bij Besluit 2009/985/EU van de Commissie (4) benoemde leden in functie blijven totdat de nieuwe leden van het comité benoemd zijn.

(8)

Wetenschappelijk advies betreffende de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van werknemers moet gebaseerd zijn op de ethische beginselen van uitmuntendheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en transparantie, zoals nader uitgewerkt in de „Mededeling van de Commissie over het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid door de Commissie: beginselen en richtsnoeren. Verbetering van de kennisbasis voor beter beleid” (5), en moet in overeenstemming zijn met de beginselen van beste praktijken inzake risicobeoordeling.

(9)

Daar in Besluit 95/320/EG aanzienlijke wijzigingen moeten worden aangebracht, moet dat besluit ter wille van de duidelijkheid worden ingetrokken en door een nieuw besluit worden vervangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia

Er wordt een Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (hierna „het comité”) opgericht om de effecten van chemische agentia op de gezondheid van werknemers op het werk te evalueren.

Artikel 2

Mandaat

1.   Het mandaat van het comité bestaat erin de Commissie op haar verzoek aanbevelingen en adviezen te verstrekken over aangelegenheden betreffende de toxicologische evaluatie van chemicaliën in verband met de effecten daarvan op de gezondheid van werknemers.

2.   Na raadpleging van het secretariaat waarin artikel 5, lid 3, voorziet, stelt het comité een methodologie voor het afleiden van grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling (hierna „grenswaarden”) vast en controleert het regelmatig of deze methodologie niet aan herziening toe is, zodat rekening wordt gehouden met alle relevante wetenschappelijke factoren met betrekking tot de vaststelling van grenswaarden. Het garandeert dat zijn methodologie in overeenstemming is met de huidige praktijk inzake risicobeoordeling.

3.   Het comité beveelt met name op wetenschappelijke gegevens gebaseerde grenswaarden aan, zoals gedefinieerd in Richtlijn 98/24/EG en Richtlijn 2004/37/EG; deze omvatten, maar zijn niet beperkt tot:

het acht uur tijdgewogen gemiddelde (TGG);

kortetermijngrenswaarden/excursiegrenswaarden („short time exposure limits”, STEL);

biologische grenswaarden/biologische richtwaarden (BGW/BRW).

De grenswaarden kunnen zo nodig worden aangevuld met verdere aantekeningen, waaronder:

waarschijnlijke absorptie via de huid;

sensibiliseringspotentieel;

kankerverwekkende eigenschappen.

Nieuwe passende aantekeningen kunnen bij amendement aan het methodologiedocument van het comité worden toegevoegd.

4.   Elke aanbeveling voor een grenswaarde wordt ondersteund en in detail verklaard aan de hand van informatie over de basisgegevens, een beschrijving van de kritische effecten, de gebruikte extrapolatietechnieken en eventuele gegevens over mogelijke risico’s voor de menselijke gezondheid. Verder wordt ook de haalbaarheid van blootstellingsmonitoring voor de voorgestelde grenswaarden aangegeven.

5.   De Commissie kan het comité verzoeken andere acties uit te voeren die verband houden met de toxicologische evaluatie van chemische agentia.

6.   Het comité constateert elk gebrek aan specifieke wetenschappelijke informatie die nodig kan zijn voor de evaluatie van chemische risico’s en informeert de Commissie daarover.

7.   Het comité stelt de huidige prioritaire kwesties inzake de gezondheidseffecten van chemicaliën vast en informeert de Commissie daarover.

8.   Op verzoek van de Commissie richt het comité thematische workshops op om gegevens en wetenschappelijke kennis inzake chemische agentia of aangelegenheden met betrekking tot zijn methodologie opnieuw te bekijken. Deze workshops worden georganiseerd met de steun van het secretariaat van het comité.

9.   Bij de uitvoering van zijn taken streeft het comité overeenkomstig artikel 5, lid 5, naar samenwerking met andere relevante organen die krachtens EU-wetgeving zijn opgericht, waaronder agentschappen van de Unie, die soortgelijke taken in verband met vraagstukken van gemeenschappelijk belang uitvoeren.

Artikel 3

Benoeming van de leden van het comité

1.   Het comité bestaat uit ten hoogste 21 individuele deskundigen, die worden geselecteerd uit een lijst van geschikte kandidaten die wordt opgesteld in aansluiting op de bekendmaking van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de Commissie. Er wordt ook voorzien in een link van het register van deskundigengroepen en andere soortgelijke entiteiten van de Commissie („het register”) naar de webpagina waar de oproep wordt bekendgemaakt.

De leden worden door de Commissie op persoonlijke titel benoemd.

De leden worden geselecteerd op basis van hun bewezen wetenschappelijke deskundigheid en ervaring, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat:

het hele scala aan wetenschappelijke deskundigheid dat nodig is om het mandaat te vervullen, vertegenwoordigd is, waaronder met name chemie, toxicologie, epidemiologie, bedrijfsgeneeskunde en arbeidshygiëne, alsook algemene bekwaamheid in het vaststellen van grenswaarden;

een evenwichtige geografische spreiding van de leden van het comité wordt verkregen.

2.   De namen van de leden worden ter informatie bekendgemaakt in het register en in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Persoonsgegevens worden verzameld, verwerkt en bekendgemaakt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6).

3.   De leden die bij Besluit 2009/985/EU overeenkomstig Besluit 95/320/EG zijn benoemd, blijven in het kader van dit besluit in functie totdat leden voor een nieuwe ambtstermijn zijn benoemd overeenkomstig de in de leden 1 en 2 beschreven procedure.

Artikel 4

Ambtstermijn

1.   De ambtstermijn van de leden van het comité bedraagt drie jaar. Na afloop van de periode van drie jaar blijven de leden van het comité in functie totdat zij worden vervangen of herbenoemd.

2.   Wanneer een lid van het comité ontslag neemt voordat de periode van drie jaar verstreken is, of wanneer een lid op meer dan een derde van de vergaderingen afwezig is of om enige andere reden niet meer in staat is om effectief aan de beraadslagingen van het comité bij te dragen, kan hij/zij voor de rest van zijn/haar ambtstermijn worden vervangen. In dergelijk geval benoemt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 3 een nieuw lid uit de eerdere lijst van kandidaten.

Artikel 5

Raad van bestuur en secretariaat van het comité

1.   Bij het begin van elke ambtstermijn kiest het comité uit zijn leden bij eenvoudige meerderheid een voorzitter en twee vicevoorzitters. Deze drie leden vormen de raad van bestuur van het comité (hierna „de raad van bestuur”).

2.   De raad van bestuur is verantwoordelijk voor interne procedurele aangelegenheden van het comité en zit de vergaderingen voor met de bedoeling een wetenschappelijke consensus te bereiken over de vast te stellen aanbevelingen en adviezen.

3.   De Commissie verzorgt het secretariaat voor het comité en zijn werkgroepen, en biedt eveneens de nodige administratieve ondersteuning voor de efficiënte werking van het comité.

4.   Het secretariaat zorgt voor de effectieve samenwerking van het comité met andere wetenschappelijke comités en agentschappen van de Commissie.

5.   Het secretariaat signaleert in een vroeg stadium potentiële bronnen van conflict tussen de aanbevelingen en adviezen van het comité en die van andere op grond van EU-wetgeving opgerichte organen, waaronder agentschappen van de Unie, die soortgelijke taken in verband met vraagstukken van gemeenschappelijk belang uitvoeren.

Artikel 6

Werkgroepen

1.   Op verzoek van de raad van bestuur en met de instemming van de diensten van de Commissie kan het comité uit zijn leden werkgroepen samenstellen.

2.   De werkgroepen moeten op basis van de door het comité vastgestelde taakomschrijving specifieke aangelegenheden bespreken die relevant zijn voor het werk van het comité, en verslag uitbrengen over de resultaten van hun beraadslagingen. Deze werkgroepen worden ontbonden zodra zij hun taak hebben vervuld.

Artikel 7

Plenaire vergaderingen van het comité en vergaderingen van de werkgroepen

1.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen van de Commissie.

2.   Het comité houdt in de regel viermaal per jaar een plenaire vergadering.

3.   De diensten van de Commissie roepen de plenaire vergaderingen van het comité bijeen en nemen eraan deel, en roepen de vergaderingen van de werkgroepen bijeen.

4.   Het comité en zijn werkgroepen vergaderen gewoonlijk in de hoofdzetel van de Commissie. In uitzonderlijke gevallen kunnen echter elders vergaderingen worden gehouden.

Artikel 8

Procedures en methodologie

1.   De beraadslagingen van het comité houden verband met een verzoek om een aanbeveling over een grenswaarde voor een specifieke stof of groep van stoffen of om enig ander wetenschappelijk advies (hierna „advies”) waar de Commissie om verzoekt.

2.   Wanneer de Commissie het comité overeenkomstig lid 1 om een aanbeveling of advies verzoekt, kan zij de termijn vaststellen waarbinnen deze moeten worden verstrekt.

3.   Het comité, en met name de raad van bestuur, stelt alles in het werk om zijn aanbevelingen of adviezen op een consensus te baseren. De beraadslagingen van het comité worden niet gevolgd door een stemming. Indien er geen unanieme overeenstemming is, brengt het comité bij de Commissie verslag uit over de verschillende standpunten die tijdens de beraadslaging zijn ingenomen.

4.   Het comité ziet er met de steun van het secretariaat op toe dat zijn methodologie in overeenstemming is met de recentste wetenschappelijke normen en dat zij ten uitvoer wordt gelegd.

5.   Onverminderd de bepalingen inzake vertrouwelijkheid van artikel 9, lid 3, publiceert de Commissie de geactualiseerde methodologie en de uitgebrachte aanbevelingen en adviezen van het comité in het aan het comité gewijde deel van haar website.

Artikel 9

Ethische beginselen

De leden van het comité verbinden zich ertoe onafhankelijk van enige externe invloed te handelen. Zij mogen hun verantwoordelijkheden aan niemand anders delegeren.

Zij leggen een verklaring af waarin zij zich ertoe verbinden te handelen in het openbaar belang en te melden of zij al dan niet directe of indirecte belangen hebben die zouden kunnen worden geacht afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid.

De diensten van de Commissie nemen nota van elk gemeld belang en beslissen over de relevantie ervan.

Het comité ziet erop toe dat de redenering die wordt gevolgd in zijn besluitvormingsproces, zoals beschreven in zijn methodologie, duidelijk wordt weergeven in zijn aanbevelingen en adviezen.

Onverminderd artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 12 van dit besluit maken de leden van het comité geen informatie openbaar waarvan zij kennis krijgen naar aanleiding van de werkzaamheden van het comité, de thematische workshops of de werkgroepen of andere aan dit besluit gerelateerde activiteiten.

Een schriftelijke verklaring van vertrouwelijkheid wordt aan het begin van elke ambtstermijn door de leden van het comité ondertekend.

Artikel 10

Waarnemers en externe deskundigen

1.   De diensten van de Commissie nodigen de EER/EVA-landen uit wetenschappers voor te dragen om vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

2.   De diensten van de Commissie kunnen, als zij dit relevant achten, wetenschappelijke deskundigen van buiten het comité met specifieke competentie betreffende een thema op de agenda uitnodigen om op ad-hocbasis aan de werkzaamheden van het comité of aan een werkgroep deel te nemen.

Artikel 11

Bijzondere vergoedingen

1.   De leden van het comité en de externe deskundigen die op initiatief van de Commissie worden uitgenodigd, hebben recht op een bijzondere vergoeding van ten hoogste 450 EUR in de vorm van een dagvergoeding voor iedere volledige werkdag. De totale vergoeding wordt naar boven afgerond op het bedrag dat overeenstemt met de eerstvolgende halve werkdag. De betaling geschiedt in euro.

2.   De reis- en verblijfkosten van de deelnemers aan de werkzaamheden van het comité worden door de Commissie vergoed overeenkomstig de toepasselijke bepalingen (7). Die kosten worden vergoed binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die volgens de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen worden toegekend.

3.   Artikel 11, lid 1, wordt pas van kracht op de datum waarop de leden worden benoemd voor de volgende ambtstermijn van het comité overeenkomstig de in artikel 3 beschreven procedure.

Artikel 12

Transparantie

1.   De Commissie publiceert alle relevante documenten (zoals agenda’s, notulen en door deelnemers ingediende stukken) in het register of via een link van het register naar een specifieke website.

2.   Er zijn uitzonderingen op de publicatieverplichting mogelijk op basis van een beoordeling per geval wanneer openbaarmaking van een document zou leiden tot ondermijning van de bescherming van een openbaar of particulier belang, zoals gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8).

Artikel 13

Intrekking

1.   Besluit 95/320/EG wordt ingetrokken.

2.   Verwijzingen naar het ingetrokken besluit worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Besluit 95/320/EG van de Commissie van 12 juli 1995 tot oprichting van een Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (PB L 188 van 9.8.1995, blz. 14).

(2)  Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico's van chemische agentia op het werk (14e bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11).

(3)  Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan carcinogene of mutagene agentia op het werk (zesde bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid l, van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad) (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 50).

(4)  Besluit 2009/985/EU van de Commissie van 18 december 2009 tot benoeming van leden van het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia voor een nieuwe ambtstermijn (PB L 338 van 19.12.2009, blz. 98).

(5)  COM(2002) 713 definitief van 11 december 2002.

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(7)  Besluit C(2007) 5858 van de Commissie — Rules on the reimbursement of expenses incurred by people from outside the Commission invited to attend meetings in an expert capacity.

(8)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Deze uitzonderingen strekken tot bescherming van de openbare veiligheid, militaire aangelegenheden, internationale betrekkingen, het financiële, monetaire of economische beleid, de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, commerciële belangen, gerechtelijke procedures en juridisch advies, inspecties/onderzoeken/audits en het besluitvormingsproces van de instelling.