15.2.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 45/36


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2014

inzake een proefproject ter uitvoering van de verplichtingen tot administratieve samenwerking die zijn vastgelegd in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad door middel van het Informatiesysteem interne markt

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/89/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie („de IMI-verordening”) (1), en met name artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het bij de IMI-verordening formeel vastgestelde Informatiesysteem interne markt („IMI”) is een softwareapplicatie die via internet toegankelijk is. De applicatie is door de Commissie in samenwerking met de lidstaten ontwikkeld om de lidstaten te ondersteunen bij de praktische uitvoering van de vereisten op het gebied van de informatie-uitwisseling zoals neergelegd in EU-wetgeving inzake de interne markt. Dankzij IMI hebben de lidstaten de beschikking over een gecentraliseerd communicatiemechanisme ter bevordering van een grensoverschrijdende uitwisseling van informatie en met het oog op wederzijdse bijstand.

(2)

Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat een aantal gemeenschappelijke regels voor de certificering van machinisten om nationale verschillen weg te werken en aldus bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het beleid van de Unie inzake het vrije verkeer van werknemers, de vrijheid van vestiging alsmede de vrijheid om diensten te verlenen, in de context van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, zodat het voor machinisten gemakkelijker wordt om zich van de ene lidstaat naar de andere te verplaatsen. Daarbij gaat het met name om de onderlinge koppeling van nationale registers van vergunningen en bevoegdheidsbewijzen van machinisten.

(3)

Het Europees Spoorwegbureau (ESB) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) om de Commissie te ondersteunen bij het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak van interoperabiliteit en veiligheid op het spoor in de Unie.

(4)

In een „Haalbaarheidsstudie inzake interoperabele registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen” van de Europese onderzoekruimte, die op 2 april 2013 is goedgekeurd, werd aangenomen dat het IMI een geschikt instrument is om een uitwisseling van informatie tussen nationale vergunningenregisters te verwezenlijken en aanbevolen een proefproject op te zetten.

(5)

Beschikking 2010/17/EG van de Commissie (4) bepaalt dat het Europees Spoorwegbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op en de rapportage over de werking van het proefproject. De IMI-verordening verplicht de Commissie de resultaten van het proefproject te evalueren.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Informatiesysteem interne markt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Reikwijdte en doelstellingen van het proefproject

Om te onderzoeken hoe doeltreffend het Informatiesysteem interne markt (hierna „IMI” genoemd) is voor de uitvoering van de hieronder in de artikelen 4 en 5 genoemde bepalingen, voert de Commissie een proefproject uit.

Artikel 2

Bevoegde autoriteiten

Voor de toepassing van dit besluit moeten onder de autoriteiten van de lidstaten, de autoriteiten worden verstaan die worden bedoeld in artikel 16 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) (hierna „de bevoegde autoriteiten” genoemd).

Artikel 3

Follow-up en verslaglegging

Om het Europees Spoorwegbureau in staat te stellen zijn taken inzake follow-up en verslaglegging als bedoeld in artikel 3, lid 2, van Beschikking 2010/17/EG uit te voeren, verstrekt de Commissie het bureau statistieken en informatie over het gebruik van het IMI.

Artikel 4

Administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten

1.   Het IMI wordt ten behoeve van het proefproject gebruikt voor de uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten van de in de volgende bepalingen genoemde informatie:

a)

artikel 22, lid 1, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG, in samenhang met de punten 4 en 5 van bijlage I bij Beschikking 2010/17/EG;

b)

artikel 29, lid 2, van Richtlijn 2007/59/EG;

c)

artikel 29, lid 3, van Richtlijn 2007/59/EG;

d)

artikel 29, lid 4, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG, voor aanvragen voor aanvullende controle of schorsing.

2.   De administratieve samenwerking op grond van lid 1 vindt plaats volgens de procedure van bijlage I.

Artikel 5

Administratieve samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en de Commissie

1.   Het IMI wordt ten behoeve van het proefproject gebruikt voor de uitwisseling tussen de bevoegde autoriteiten en tussen die bevoegde autoriteiten en de Commissie van de in de volgende bepalingen genoemde informatie:

a)

artikel 29, lid 4, onder b), van Richtlijn 2007/59/EG, wat betreft informatie aan de Commissie en andere bevoegde autoriteiten;

b)

artikel 29, lid 4, onder c), van Richtlijn 2007/59/EG, wat betreft informatie aan de Commissie en andere bevoegde autoriteiten;

c)

artikel 29, lid 4, tweede alinea, van Richtlijn 2007/59/EG, wat betreft informatie aan de Commissie en andere bevoegde autoriteiten;

d)

artikel 29, lid 5, van Richtlijn 2007/59/EG, wat betreft het voorleggen aan de Commissie.

2.   De administratieve samenwerking op grond van lid 1 vindt plaats volgens de procedure van bijlage II.

Artikel 6

Evaluatie

1.   De Commissie voert een evaluatie van het proefproject uit om te beoordelen of de in artikel 1 vermelde doelstelling is verwezenlijkt, en legt uiterlijk drie jaar na het begin ervan een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, rekening houdend met de volgende criteria:

a)

kwesties inzake gegevensbescherming;

b)

kosteneffectiviteit;

c)

effectieve vertaalfaciliteiten;

d)

gebruiksvriendelijkheid;

e)

algemene tevredenheid van de gebruiker.

2.   De evaluatie van het proefproject wordt gebaseerd op statistische informatie die via het IMI is verkregen en op feedback van de deelnemers, waaronder ten minste één online gebruikersenquête onder de bevoegde autoriteiten.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51).

(3)  Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau (Spoorwegbureauverordening) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1).

(4)  Beschikking 2010/17/EG van de Commissie van 29 oktober 2009 tot vaststelling van de basisparameters voor registers van machinistenvergunningen en aanvullende bevoegdheidsbewijzen als bedoeld in Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 8 van 13.1.2010, blz. 17).

(5)  Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44).


BIJLAGE I

PROCEDURE VOOR VERZOEK OM INFORMATIE

Image


BIJLAGE II

KENNISGEVINGSPROCEDURE

Image