20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/33


VERORDENING (EU) Nr. 1287/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2013

tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 173 en 195,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft in maart 2010 een mededeling met als titel "Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" ("de Europa 2020-strategie") vastgesteld. De mededeling is door de Europese Raad van juni 2010 bekrachtigd. De Europa 2020-strategie is een reactie op de economische crisis en is bedoeld om de Unie op het volgende decennium voor te bereiden. De strategie stelt vijf ambitieuze doelstellingen vast inzake klimaat en energie, werkgelegenheid, innovatie, onderwijs en sociale inclusie die in 2020 bereikt moeten zijn en legt essentiële groeifactoren vast die de Unie dynamischer en concurrerender moeten maken. Er wordt ook benadrukt hoe belangrijk het is om de groei van de Europese economie te stimuleren en te komen tot een hoog niveau van werkgelegenheid, een koolstofarme en energie-efficiënte economie die weinig hulpbonnen verbruikt, en tot sociale cohesie. Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) dienen een cruciale rol te spelen in de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020-strategie. Hun rol komt tot uitdrukking in het feit dat kleine en middelgrote ondernemingen worden genoemd in zes van de zeven vlaggenschipinitiatieven van de Europa 2020-strategie.

(2)

Om zeker te zijn dat ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, een centrale rol spelen bij de verwezenlijking van economische groei in de Unie, hetgeen een topprioriteit is, heeft de Commissie in oktober 2010 een mededeling goedgekeurd met als titel "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering: concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen" die de Raad in de conclusies van december 2010 heeft bekrachtigd. Dit is een vlaggenschipinitiatief van de Europa 2020-strategie. De mededeling tekent een strategie uit voor het scheppen van meer groei en banen door in Europa een sterke, diverse en concurrerende industriële basis in stand te houden en te ondersteunen, met name door de randvoorwaarden voor ondernemingen te verbeteren en door diverse aspecten van de interne markt, waaronder bedrijfsgerelateerde diensten, te versterken.

(3)

In juni 2008 heeft de Commissie een mededeling met als titel "Denk eerst klein - Een Small Business Act voor Europa" vastgesteld die door de Raad in december 2008 positief is ontvangen. De Small Business Act (SBA) voorziet in een uitgebreid beleidskader voor kleine en middelgrote ondernemingen, bevordert ondernemerschap en verankert het beginsel "Denk eerst klein" in wetgeving en beleid om zo het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen te versterken. De SBA stelt tien beginselen vast en omvat beleids- en wetgevingsmaatregelen ter bevordering van het groei- en werkgelegenheidspotentieel van kleine en middelgrote ondernemingen. De uitvoering van de SBA helpt om de doelstellingen van de Europa 2020-strategie te verwezenlijken. Er zijn reeds diverse maatregelen voor kleine en middelgrote ondernemingen vastgelegd in de vlaggenschipinitiatieven.

(4)

Er is sindsdien een evaluatie van de SBA uitgevoerd, die in februari 2011 is bekendgemaakt en op basis waarvan de Raad op 30 en 31 mei 2011 conclusies heeft aangenomen. Die evaluatie maakt de balans op van de implementatie van de SBA en beoordeelt de nieuwe behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen in het huidige economische klimaat, waarin het voor hen steeds moeilijker wordt om financiering te en toegang tot markten te verkrijgen. Zij geeft een overzicht van de vooruitgang die in de eerste twee jaar van de SBA is geboekt, stelt nieuwe maatregelen vast om in te spelen op door belanghebbenden gemelde uitdagingen als gevolg van de economische crisis en stelt manieren voor om de respons en de uitvoering van de SBA te verbeteren met een duidelijke rol voor de voornaamste belanghebbenden en bedrijfstakorganisaties. De in de evaluatie uiteengezette prioriteiten dienen in de specifieke doelstellingen van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen tot uitdrukking te worden gebracht. Het is van belang dat de implementatie van een dergelijk programma in coördinatie met de implementatie van de SBA geschiedt.

In het bijzonder dienen maatregelen op grond van de specifieke doelstellingen bij te dragen aan de vervulling van de bovenvermelde tien beginselen en van de nieuwe maatregelen die in het evaluatieproces van de SBA naar voren zijn gekomen.

(5)

Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (3) bepaalt het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020. Dit meerjarig financieel kader beschrijft hoe de beleidsdoelstellingen van meer groei en werkgelegenheid in Europa kunnen worden bereikt en hoe een koolstofarme en meer milieubewuste economie en een internationaal prominente Unie kunnen worden verwezenlijkt.

(6)

Teneinde bij te dragen aan de versterking van het concurrentievermogen en aan de duurzaamheid van EU-ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, om bestaande kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen, een ondernemerscultuur te bevorderen en om groei van kleine en middelgrote ondernemingen, de uitbouw van de kennismaatschappij en een ontwikkeling op basis van evenwichtige economische groei te stimuleren, moet een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen ("het COSME-programma") worden vastgesteld.

(7)

Het COSME-programma moet een hoge prioriteit geven aan de agenda voor vereenvoudiging, overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 8 februari 2012 met als titel "Een vereenvoudigingsagenda voor het MFK 2014-2020". De besteding van financiële middelen van de Unie en de lidstaten ter bevordering van het concurrentievermogen van bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen moet beter gecoördineerd worden, zodat er voor complementariteit en meer efficiëntie en zichtbaarheid wordt gezorgd en er een grotere budgettaire synergie ontstaat.

(8)

De Commissie heeft zich ertoe verbonden klimaatmaatregelen als een gebruikelijk onderdeel op te nemen in financieringsprogramma's van de Unie en ten minste 20 % van de begroting van de Unie aan klimaatgerelateerde doelstellingen te besteden. Het is van belang ervoor te zorgen dat de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering en risicopreventie bij de voorbereiding, het ontwerp en de uitvoering van het COSME-programma worden bevorderd. Maatregelen in het kader van deze verordening moeten bijdragen aan de bevordering van de omschakeling naar een koolstofarme en uit klimaatoogpunt veerkrachtige economie en maatschappij.

(9)

Uit Besluit 2001/822/EG van de Raad (4), volgt dat entiteiten en lichamen in de landen en gebieden overzee in aanmerking komen voor deelname aan het COSME-programma.

(10)

Het concurrentiebeleid van de Unie is erop gericht om de institutionele en beleidsregelingen in te voeren die de juiste omstandigheden creëren voor een duurzame groei van bedrijven, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen. Voor het realiseren van concurrentievermogen en duurzaamheid is vereist dat het economisch concurrentievermogen en de groei van ondernemingen kan worden verwezenlijkt en behouden met inachtneming van de doelstellingen aangaande duurzame ontwikkeling. Een betere productiviteit, met inbegrip van hulpbronnen- en energieproductiviteit, is de primaire bron van duurzame inkomstengroei. Concurrentievermogen wordt ook bepaald door de mate waarin een bedrijven optimaal gebruik kunnen maken van geboden kansen, zoals de interne markt. Dit is vooral belangrijk voor kleine en middelgrote ondernemingen, die 99 % van de ondernemingen in de Unie uitmaken, twee op drie bestaande banen in de privésector en 80 % van de nieuwe banen verschaffen en goed zijn voor meer dan de helft van de totale meerwaarde die door ondernemingen in de Unie wordt gecreëerd. Kmo's zijn een essentiële motor voor economische groei, werkgelegenheid en sociale integratie.

(11)

In de mededeling van de Commissie met als titel "Naar een banenrijk herstel" van 18 april 2012 wordt geschat dat beleid dat een overgang naar een groene economie stimuleert, bijv. op het gebied van klimaatverandering en een efficiënt gebruik van hulpbronnen en energie, tegen 2020 meer dan vijf miljoen banen kan genereren, met name in de kmo-sector. Met deze informatie in gedachten zouden specifieke maatregelen op grond van het COSME-programma de bevordering van duurzame producten, diensten, technologieën en processen, alsmede efficiënt gebruik van hulpbronnen en energie en maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen omvatten.

(12)

Concurrentievermogen is de voorbije jaren een belangrijk aspect geworden in de beleidsvorming van de Unie, vanwege de tekortkomingen van de markt en het beleid en van institutionele tekortkomingen die het concurrentievermogen van de ondernemingen in de Unie, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, ondermijnen.

(13)

Het COSME-programma moet dan ook tekortkomingen van de markt aanpakken die het concurrentievermogen van de economie van de Unie op wereldschaal aantasten en het voor ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, moeilijker maken om met ondernemingen in andere delen van de wereld te kunnen concurreren.

(14)

Het COSME-programma moet zich vooral richten tot kleine en middelgrote ondernemingen, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (5). Bij de toepassing van deze verordening dient de Commissie alle relevante belanghebbenden, waaronder organisaties die kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigen, te raadplegen. Er moet vooral aandacht worden besteed aan micro-ondernemingen, ondernemingen die ambachtelijke activiteiten verrichten, de zelfstandige en vrije beroepen en sociale ondernemingen. Er moet ook aandacht worden besteed aan jonge ondernemers, nieuwe en potentiële ondernemers en vrouwelijke ondernemers, alsmede aan andere specifieke doelgroepen, zoals ouderen, migranten en ondernemers uit sociaal benadeelde of kwetsbare groepen, zoals personen met een functiebeperking, alsmede aan de bevordering van de overdracht van ondernemingen, spin-offs en spin-outs en tweede kansen voor ondernemers.

(15)

Veel van de problemen in verband met het concurrentievermogen van de Unie zijn te wijten aan het verkrijgen van financiering omdat kleine en middelgrote ondernemingen moeite hebben om hun kredietwaardigheid aan te tonen en problemen ondervinden bij het verkrijgen van toegang tot durfkapitaal. Deze problemen hebben een negatief effect op het aantal en de kwaliteit van de nieuw opgerichte ondernemingen en op de groei en overlevingskansen van ondernemingen, alsook op de bereidheid van nieuwe ondernemers om in het kader van een bedrijfsoverdracht of erfopvolging levensvatbare bedrijven over te nemen. De financiële instrumenten van de Unie die op grond van Besluit nr. 1693/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn opgezet, hebben een aantoonbare meerwaarde en hebben aan ten minste 220 000 kleine en middelgrote ondernemingen een positieve bijdrage geleverd. De grotere meerwaarde van de voorgestelde financiële instrumenten ligt onder meer in de versterking van de interne markt voor durfkapitaal, in de ontwikkeling van een pan-Europese financieringsmarkt voor kleine en middelgrote ondernemingen en ook in de bestrijding van tekortkomingen van de markt die niet door de lidstaten kunnen worden verholpen. De acties van de Unie moeten samenhangend en consistent zijn en een aanvulling vormen op de financiële instrumenten voor kleine en middelgrote ondernemingen van de lidstaten, een hefboomeffect hebben en mogen niet marktverstorend werken, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7). De entiteiten die belast zijn met de uitvoering van de acties moeten voor additionaliteit zorgen en dubbele financiering met middelen van de Unie vermijden.

(16)

De Commissie moet aandacht besteden aan de zichtbaarheid van de door middel van deze verordening ter beschikking gestelde financiering, zodat zij ervoor zorgt dat de beschikbaarheid van Uniesteun bekend wordt en de verleende steun in de markt wordt herkend. Daartoe dienen de financiële tussenpersonen er tevens verplicht bij de eindontvangers uitdrukkelijk de aandacht op te vestigen dat de financiering mogelijk is gemaakt door middel van steun van de financiële instrumenten op grond van deze verordening. De Commissie en de lidstaten moeten passende maatregelen treffen, onder meer door gebruik te maken van gebruiksvriendelijke online systemen, voor de verspreiding van informatie over de beschikbare financiële instrumenten onder kleine en middelgrote ondernemingen en tussenpersonen. Die systemen, die één portaal zouden kunnen omvatten, mogen geen kopie zijn van bestaande systemen.

(17)

Het Enterprise Europe Network ("het netwerk") heeft zijn toegevoegde waarde voor Europese kleine en middelgrote ondernemingen als "one-stop-shop" voor bedrijfsondersteuning bewezen door ondernemingen te helpen hun concurrentievermogen te versterken en op de interne markt en daarbuiten zakelijke mogelijkheden te benutten. Methoden, werkwijzen en voorwaarden met een Europese dimensie rond bedrijfsondersteunende diensten kunnen alleen op Unieniveau worden gestroomlijnd. Het netwerk heeft kleine en middelgrote ondernemingen met name geholpen om op de interne markt en in derde landen bedrijfspartners te vinden voor samenwerking of technologieoverdracht, en het heeft advies gegeven over financieringsbronnen van de Unie, Unierecht en intellectuele eigendom en over programma's van de Unie ter bevordering van eco-innovatie en duurzame productie. Het heeft ook feedback gekregen over Unierecht en -normen. De unieke expertise van het netwerk is vooral belangrijk om een ongelijke informatieverspreiding te overwinnen en om de met grensoverschrijdende transacties gepaard gaande transactiekosten te verlagen.

(18)

De kwaliteit van de dienstverlening en de prestaties van het netwerk moeten verder worden geoptimaliseerd, in het bijzonder ten aanzien van het bewustzijn van kleine en middelgrote ondernemingen en het gebruik dat vervolgens van de aangeboden diensten wordt gemaakt, door de internationaliserings- en innovatiediensten verder te integreren, samenwerking tussen het netwerk en regionale en lokale kmo-belanghebbenden te verruimen, gastorganisaties te raadplegen en beter te betrekken, minder bureaucreatie, betere IT-ondersteuning en verbetering van de zichtbaarheid van het netwerk en de diensten ervan in de geografische regio's.

(19)

De beperkte internationalisering van kleine en middelgrote ondernemingen binnen en buiten Europa beïnvloedt hun concurrentievermogen. Volgens schattingen doet momenteel 25 % van de kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie aan export of heeft dat in de afgelopen drie jaar gedaan, waarbij slechts 13 % van de kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie regelmatig buiten de Unie exporteert en slechts 2 % buiten hun land van vestiging heeft geïnvesteerd. Daarnaast laat het Eurobarometer-onderzoek van 2012 het onbenutte groeipotentieel van kleine en middelgrote ondernemingen op groene markten zien, zowel binnen als buiten de Unie, wat internationalisering en toegang tot overheidsopdrachten betreft. Overeenkomstig de SBA, die de Unie en de lidstaten ertoe aanzette om kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen en te stimuleren om van de groeimarkten buiten de Unie te profiteren, verleent de Unie financiële steun aan verscheidene initiatieven, zoals het Centrum voor industriële samenwerking EU-Japan en de China IPR SME helpdesk. De meerwaarde voor de Unie wordt gecreëerd door samenwerking te bevorderen en diensten op Europees niveau aan te bieden die een aanvulling vormen op maar geen kopie zijn van de kerndiensten ter bevordering van de handel van de lidstaten, en die de gecombineerde inspanningen van openbare en particuliere dienstverleners op dit gebied versterken. Dergelijke diensten dienen onder meer te bestaan uit voorlichting over intellectuele eigendomsrechten, normen en de regelgeving en kansen op het gebied van openbare aanbestedingen. Er moet ten volle rekening worden gehouden met deel II van de conclusies van de Raad van 6 december 2011 met als titel "Krachtiger toepassing van het industriebeleid in de gehele EU", met betrekking tot de mededeling van de Commissie met als titel "Een geïntegreerd industriebeleid in een tijd van mondialisering - Concurrentievermogen en duurzaamheid centraal stellen". In dat opzicht moet een duidelijk omschreven Europese clusterstrategie een aanvulling vormen op de nationale en regionale inspanningen voor het stimuleren van clusters met het oog op uitmuntendheid en internationale samenwerking, waarbij in acht moet worden genomen dat het clusteren van kleine en middelgrote ondernemingen een doorslaggevend middel kan zijn om hun innovatievermogen te versterken en op overzeese markten operationeel te worden.

(20)

Om het concurrentievermogen van ondernemingen in de Unie, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, te verbeteren, moeten de lidstaten en de Commissie een gunstig ondernemingsklimaat creëren. Er moet vooral aandacht worden besteed aan de belangen van de kleine en middelgrote ondernemingen en de sectoren waarin zij het meest actief zijn. Initiatieven op het niveau van de Unie zijn eveneens noodzakelijk om informatie en kennis op Europese schaal uit te wisselen en digitale diensten kunnen bijzonder kosteneffectief zijn op dit gebied. Dergelijke maatregelen kunnen helpen gelijke concurrentievoorwaarden voor kleine en middelgrote ondernemingen te ontwikkelen.

(21)

De lacunes, versnippering en onnodige administratieve formaliteiten op de interne markt weerhouden burgers, consumenten en ondernemingen, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, ervan daar volledig van te profiteren. Daarom zijn dringend gezamenlijke inspanningen van de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nodig om de hiaten in de uitvoering, de wetgeving en de informatie aan te pakken. Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit moeten de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie tevens samenwerken om onnodige administratieve lasten en regeldruk voor kleine en middelgrote ondernemingen terug te dringen. Maatregelen op grond van het COSME-programma - dat het enige programma van de Unie is dat specifiek op kleine en middelgrote ondernemingen is toegespitst - dienen bij te dragen tot de uitvoering van die doelstellingen, met name door te helpen de randvoorwaarden voor ondernemingen te verbeteren. Geschiktheidscontroles en effectbeoordelingen die op grond van het COSME-programma worden gefinancierd, dienen hierbij een rol te spelen.

(22)

Nog een factor die het concurrentievermogen beïnvloedt, is de vrij zwakke ondernemingszin in de Unie. Slechts 45 % van de burgers van de Unie (en minder dan 40 % van de vrouwen) zou graag als zelfstandige werken, vergeleken met 55 % van de bevolking in de VS en 71 % in China (volgens de Eurobarometerenquête over ondernemerschap uit 2009). Volgens de SBA dient er aandacht te worden besteed aan alle situaties waarmee ondernemers worden geconfronteerd, met inbegrip van start, groei, overdracht en faillissement (tweede kans). Het bevorderen van ondernemerschapseducatie en maatregelen die de samenhang en consistentie versterken, zoals benchmarking en uitwisseling van goede praktijken, leveren een grote meerwaarde voor de Unie op.

(23)

Het Erasmus voor jonge ondernemersprogramma is opgestart om nieuwe of aspirant-ondernemers in staat te stellen zakelijke ervaring in een andere lidstaat dan hun eigen op te doen en zodoende hun talenten als ondernemer te versterken. In samenhang met de doelstelling om de randvoorwaarden voor het stimuleren van ondernemerschap en een ondernemerscultuur te verbeteren, dient de Commissie maatregelen te kunnen nemen om nieuwe ondernemers te helpen hun vermogens te verbeteren om hun zakelijke knowhow, vaardigheden en instelling te ontwikkelen en hun technologische en leidinggevende vaardigheden te versterken.

(24)

Wereldwijde concurrentie, demografische veranderingen, beperkte hulpbronnen en nieuwe maatschappelijke tendensen creëren uitdagingen en kansen voor verschillende sectoren die voor wereldwijde uitdagingen staan en gekenmerkt worden door een hoog percentage kleine en middelgrote ondernemingen. Bijvoorbeeld ontwerpgebaseerde sectoren moeten zich aanpassen om te profiteren van het onbenutte potentieel van de grote vraag naar gepersonaliseerde, creatieve, inclusieve producten. Omdat deze uitdagingen gelden voor alle kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie in deze sectoren, is een gezamenlijke inspanning op het Unieniveau noodzakelijk om extra groei te bewerkstelligen door middel van initiatieven die de opkomst van nieuwe producten en diensten versnellen.

(25)

Ter ondersteuning van acties die in de lidstaten worden genomen, kan het COSME-programma steun geven aan initiatieven op sectorale en sectoroverschrijdende gebieden met aanzienlijk potentieel voor groei en ondernemingsactiviteit, met name die met een hoog aandeel kleine en middelgrote ondernemingen, wat leidt tot een snellere opkomst van concurrerende en duurzame bedrijfstakken op basis van de meest concurrerende bedrijfsmodellen, verbeterde producten en processen, organisatiestructuren of gewijzigde waardeketens. Zoals beschreven in de mededeling van de Commissie van 30 juni 2010 met als titel "Europa, toeristische topbestemming in de wereld - een nieuw beleidskader voor het toerisme in Europa", waarmee de Raad zich in oktober 2010 ingenomen toonde, is toerisme een belangrijke sector van de Europese economie. Ondernemingen in deze sector zijn rechtstreeks goed voor 5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de Unie. Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("VWEU") erkent het belang van toerisme en stelt de bevoegdheden van de Unie op dit gebied vast. De Europese initiatieven voor toerisme kunnen de acties van de lidstaten aanvullen door het scheppen van een gunstig klimaat te stimuleren en de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen, vooral door de uitwisseling van goede praktijken. De acties kunnen onder meer omvatten het verbeteren van de kennisbasis betreffende toerisme door gegevens en analyse te verstrekken, en door in nauwe samenwerking met de lidstaten transnationale samenwerkingsprojecten te ontwikkelen, waarbij tegelijkertijd verplichte eisen voor ondernemingen van de Unie worden vermeden.

(26)

Het COSME-programma geeft maatregelen aan voor de doelstellingen, de benodigde financiële middelen om deze doelstellingen te bereiken, minimale financiële middelen voor financiële instrumenten, verschillende soorten uitvoeringsmaatregelen en de transparante regelingen voor toezicht en evaluatie en voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie.

(27)

Het COSME-programma is een aanvulling op andere programma's van de Unie, waarbij wordt erkend dat elk instrument volgens zijn eigen specifieke procedures moet werken. Dezelfde subsidiabele kosten mogen dus niet twee keer gefinancierd worden. Opdat de Uniefinanciering meerwaarde en een significant effect heeft, moet nauwe synergie tussen het COSME-programma, Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8) ("het Horizon 2020-programma"), Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9) ("Structuurfondsen") en andere programma's van de Unie worden ontwikkeld.

(28)

De beginselen van transparantie en gelijke kansen voor mannen en vrouwen moeten in acht genomen worden bij alle relevante initiatieven en maatregelen in het kader van het COSME-programma. Naleving van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor alle burgers moet in deze initiatieven en maatregelen ook in overweging worden genomen.

(29)

Aan het toekennen van subsidies aan kleine en middelgrote ondernemingen dient een transparant proces vooraf te gaan. De toekenning en het uitbetalen van deze steun moet transparant, niet bureaucratisch en in overeenstemming met gemeenschappelijke regels zijn.

(30)

In deze verordening worden voor de hele looptijd van het COSME-programma de financiële middelen vastgelegd, die het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (10), voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(31)

Om te bewerkstelligen dat de financiering beperkt blijft tot het wegwerken van tekortkomingen van de markt, het beleid en de instellingen en om marktverstoringen te vermijden, moet de financiering uit het COSME-programma voldoen aan de regels inzake overheidssteun van de Unie.

(32)

De Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en de protocollen bij associatieovereenkomsten bepalen dat de landen die betrokken zijn bij de programma's van de Unie kunnen deelnemen. Ook andere derde landen moeten kunnen deelnemen wanneer overeenkomsten en procedures daarin voorzien.

(33)

Het is belangrijk ervoor te zorgen dat het COSME-programma financieel goed wordt beheerd en zo doeltreffend en gebruiksvriendelijk mogelijk wordt uitgevoerd, en tevens zorg te dragen voor de rechtszekerheid en de toegankelijkheid van het COSME-programma voor alle deelnemers.

(34)

Het COSME-programma moet gemonitord en geëvalueerd worden om aanpassingen mogelijk te maken. Er moet jaarlijks een verslag over de uitvoering worden opgesteld, waarin de geboekte vooruitgang en de geplande activiteiten worden behandeld.

(35)

De uitvoering van het COSME-programma moet jaarlijks met behulp van kernindicatoren voor de beoordeling van resultaten en effecten gecontroleerd worden. Deze indicatoren, met inbegrip van relevante ijkpunten, moeten een minimumbasis opleveren om te kunnen beoordelen in hoeverre de doelstellingen van het COSME-programma zijn gehaald.

(36)

Het tussentijds verslag van de Commissie over de verwezenlijking van de doelstelling van alle door het COSME-programma gesteunde maatregelen dient ook een evaluatie te omvatten van het lage deelnamepercentage van kleine en middelgrote ondernemingen, wanneer dit in een aanzienlijk aantal lidstaten wordt vastgesteld. In voorkomend geval kunnen de lidstaten in hun respectieve beleid rekening houden met de resultaten van het tussentijds verslag.

(37)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd door passende maatregelen in de hele uitgavencyclus, waaronder preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren, onrechtmatig betaalde of onjuist gebruikte fondsen en, waar passend, administratieve en financiële sancties, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(38)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om jaarlijkse werkprogramma's voor de uitvoering van het COSME-programma te kunnen goedkeuren. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11). Een aantal van de maatregelen in het jaarlijkse werkprogramma hebben betrekking op de coördinatie van maatregelen op nationaal niveau. In dat verband dient artikel 5, lid 4, van die verordening van toepassing te zijn.

(39)

De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen moet aan de Commissie worden overgedragen met betrekking tot aanvullingen op de indicatoren, wijzigingen aan bepaalde specifieke details met betrekking tot de financiële instrumenten en wijzigingen aan de indicatieve bedragen die per geval de waarde van deze bedragen met meer dan 5 % overschrijden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot de passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(40)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid dient Besluit nr. 1639/2006/EG te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Onderwerp

Artikel 1

Vaststelling

Een programma voor maatregelen van de Unie ter verbetering van het concurrentievermogen van ondernemingen, met het accent op kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) ('het COSME-programma"), wordt hierbij vastgesteld voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2

Definitie

Voor de toepassing van deze verordening, wordt onder "kleine en middelgrote ondernemingen" verstaan: micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG.

Artikel 3

Algemene doelstellingen

1.   Het COSME-programma draagt bij aan de volgende algemene doelstellingen, waarbij bijzondere aandacht uitgaat naar de specifieke behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen die in de Unie zijn gevestigd en van kleine en middelgrote ondernemingen die gevestigd zijn in derde landen die aan het COSME-programma deelnemen overeenkomstig artikel 6:

a)

versterking van het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de EU-ondernemingen, in het bijzonder van kleine en middelgrote ondernemingen;

b)

aanmoediging van een ondernemerscultuur en bevordering van de oprichting en de groei van kleine en middelgrote ondernemingen.

2.   De verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen wordt gemeten aan de hand van de volgende indicatoren:

a)

prestatie van kleine en middelgrote ondernemingen op het gebied van duurzaamheid;

b)

de veranderingen in onnodige administratieve lasten en regeldruk voor zowel nieuwe als reeds bestaande kleine en middelgrote ondernemingen;

c)

de veranderingen in het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen die binnen of buiten de Unie exporteren;

d)

de veranderingen in groei van kleine en middelgrote ondernemingen;

e)

de veranderingen in het aandeel van burgers van de Unie die zelfstandig ondernemer willen zijn.

3.   Een gedetailleerde lijst van indicatoren en doelstellingen voor het COSME-programma is opgenomen in de bijlage.

4.   Het COSME-programma ondersteunt de uitvoering van de Europa 2020-strategie en draagt bij aan het bereiken van de doelstelling van een "slimme, duurzame en inclusieve groei". In het bijzonder draagt het COSME-programma bij aan de hoofddoelstelling inzake werkgelegenheid.

HOOFDSTUK II

Specifieke doelstellingen en actiegebieden

Artikel 4

Specifieke doelstellingen

1.   De specifieke doelstellingen van het COSME-programma zijn:

a)

verbetering van de toegang voor kleine en middelgrote ondernemingen tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld;

b)

verbetering van de toegang tot de markten, in het bijzonder in de Unie, maar ook op mondiaal niveau;

c)

verbetering van de randvoorwaarden voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de ondernemingen in de Unie, met name kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder in de toeristische sector;

d)

bevordering van ondernemerschap en van de ondernemerschapscultuur.

2.   De noodzakelijke aanpassing van ondernemingen aan een koolstofarme, klimaatbestendige, energie- en hulpbronnenefficiënte economie wordt bij de uitvoering van het COSME-programma bevorderd.

3.   Om het effect van het COSME-programma te meten ten aanzien van het bereiken van de specifieke doelstellingen waarnaar in lid 1 wordt verwezen, worden de in de bijlage opgenomen indicatoren gebruikt.

4.   Alle acties die krachtens het COSME-programma worden ondernomen, worden in de in artikel 13 bedoelde jaarlijkse werkprogramma's nader beschreven.

Artikel 5

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het COSME-programma worden vastgesteld op 2 298,243 miljoen EUR in lopende prijzen, waarvan niet minder dan 60 % aan financiële instrumenten zal worden toegewezen.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van het financiële kader.

2.   De financiële middelen, die worden vastgesteld in het kader van deze verordening, kunnen ook de kosten dekken met betrekking tot activiteiten in verband met voorbereiding, toezicht, controle, audits en evaluaties die vereist zijn voor het beheer van het COSME-programma en het verwezenlijken van de doelstellingen. Deze bestrijkt, op kosteneffectieve wijze, in het bijzonder studies, vergaderingen van deskundigen, informatie- en communicatieacties, met inbegrip van bekendmaking van de beleidsprioriteiten van de Unie voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van het COSME-programma, kosten die gepaard gaan met de IT-netwerken die gericht zijn op informatieverwerking en uitwisseling, samen met alle andere kosten voor technische en administratieve bijstand die de Commissie maakt voor het beheer van het COSME-programma.

Deze kosten mogen niet meer bedragen dan 5 % van de totale financiële middelen.

3.   In de financiële middelen voor het COSME-programma worden de indicatieve bedragen van 21,5 % van de waarde van de financiële middelen toegekend aan de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), 11 % aan de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder c), en 2,5 % aan de specifieke doelstellingen als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d). De Commissie kan afwijken van deze indicatieve bedragen, maar per geval met niet meer dan 5 % van de waarde van de financiële middelen. Mocht het nodig blijken die limieten te overschrijden, dan is de Commissie gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 23 tot wijziging van deze indicatieve bedragen.

4.   De toegekende financiële middelen kunnen ook de kosten voor technische en administratieve bijstand dekken die nodig zijn voor de overgang tussen het COSME-programma en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van Besluit nr. 1639/2006/EG. Indien nodig kunnen in de begroting voor de jaren na 2020 kredieten worden opgenomen om vergelijkbare uitgaven te dekken, zodat maatregelen die per 31 december 2020 nog niet zijn voltooid verder kunnen worden beheerd.

Artikel 6

Deelneming van derde landen

1.   Het COSME-programma staat open voor de deelname van:

a)

landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), conform de in de EER-overeenkomst genoemde voorwaarden, en andere Europese landen wanneer de overeenkomsten en procedures dit mogelijk maken;

b)

toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van deze landen aan programma's van de Unie zoals die zijn vastgesteld in de desbetreffende raamovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of soortgelijke regelingen;

c)

landen die onder het toepassingsgebied van het Europees nabuurschapsbeleid vallen, indien de overeenkomsten en procedures dit mogelijk maken en overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van deze landen aan de programma's van de Unie, die zijn vastgesteld in het kader van de desbetreffende raamovereenkomsten, protocollen bij associatieovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad.

2.   Een entiteit die in een in lid 1 bedoeld land is gevestigd, kan aan delen van het COSME-programma deelnemen als dat land deelneemt onder de voorwaarden van de in lid 1 beschreven respectieve overeenkomsten.

Artikel 7

Deelname van entiteiten uit niet-deelnemende landen

1.   Entiteiten die zijn opgericht in een in artikel 6 bedoeld derde land, kunnen deelnemen aan delen van het COSME-programma waaraan dat land niet deelneemt. In andere derde landen gevestigde entiteiten kunnen ook deelnemen aan acties in het kader van het COSME-programma.

2.   De in lid 1 bedoelde entiteiten hebben geen recht op financiële bijdragen van de Unie, tenzij dit essentieel is voor het COSME-programma, met name op het gebied van concurrentievermogen en markttoegang voor Unie-ondernemingen. Deze uitzondering geldt niet voor entiteiten met winstoogmerk.

Artikel 8

Acties ter verbetering van de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen

1.   De Commissie ondersteunt acties die bedoeld zijn om de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen in hun start- en groeifase en in de overdrachtsfase te vergemakkelijken en te verbeteren en die een aanvulling zijn op het gebruik van financiële instrumenten voor kleine en middelgrote ondernemingen door de lidstaten op nationaal en regionaal niveau. Om complementariteit te verzekeren, zullen deze acties nauw worden gecoördineerd met acties die in het kader van het cohesiebeleid, het Horizon 2020-programma en op nationaal niveau en regionaal worden ondernomen. Dergelijke acties zijn bedoeld om het aanbod en het gebruik van zowel aandelenfinanciering als schuldfinanciering te stimuleren, die kan bestaan uit het fourneren van startkapitaal, particuliere fondsen en quasiaandelenfinanciering, afhankelijk van de marktvraag, doch omvat niet de individuele verkoop van waardevolle activa (asset stripping).

2.   Bovenop de in lid 1 bedoelde acties kan ook Uniesteun worden verleend voor acties ter verbetering van grensoverschrijdende en meerlandenfinanciering, afhankelijk van de marktvraag, om zo kleine en middelgrote ondernemingen te helpen hun activiteiten overeenkomstig de Uniewetgeving een internationale dimensie te geven.

De Commissie kan tevens, afhankelijk van de marktvraag, nagaan of het mogelijk is innovatieve financieringsmechanismen, zoals crowdfunding, te ontwikkelen.

3.   Bijzonderheden over de in lid 1 bedoelde acties zijn opgenomen in artikel 17.

Artikel 9

Acties ter verbetering van de markttoegang

1.   Om het concurrentievermogen en de markttoegang voor ondernemingen van de Unie verder te verbeteren, kan de Commissie acties ondersteunen om de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot de interne markt te verbeteren, zoals informatieverstrekking (ook online) en bewustmaking met betrekking tot, onder meer, programma's van de Unie, Unierecht en normen van de Unie.

2.   Specifieke maatregelen beogen de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot markten buiten de Unie te vereenvoudigen. Dergelijke maatregelen kunnen informatieverstrekking over belemmeringen voor markttoegang en bedrijfsmogelijkheden, openbare aanbestedingen en douaneprocedures omvatten, een ook de verbetering van de ondersteunende diensten wat betreft normen en intellectuele-eigendomsrechten in prioritaire derde landen. Die maatregelen strekken tot aanvulling van de kernactiviteiten van de lidstaten ter bevordering van handel zonder deze te kopiëren.

3.   Acties in het kader van het COSME-programma kunnen gericht zijn op de bevordering van internationale samenwerking, met inbegrip van dialogen met derde landen over industrie en regelgeving. Specifieke maatregelen kunnen gericht zijn op het verkleinen van verschillen tussen de Unie en andere landen wat de regelgevingskaders voor producten betreft, op het bijdragen tot de ontwikkeling van het ondernemings- en industriebeleid en op het bijdragen tot een beter ondernemingsklimaat.

Artikel 10

Enterprise Europe Network

1.   De Commissie steunt het Enterprise Europe Network ("het netwerk") bij het verstrekken van geïntegreerde bedrijfsondersteunende diensten aan kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie die de mogelijkheden op de interne markt en in derde landen willen onderzoeken. Acties in het kader van het netwerk kunnen onder meer zijn:

a)

het verlenen van informatie- en adviesdiensten betreffende initiatieven en Unierecht, steun voor de versterking van de beheerscapaciteiten om het concurrentievermogen van kleine en middelgrote ondernemingen te vergroten, steun voor verbetering van de financiële kennis van kleine en middelgrote ondernemingen, inclusief informatie- en adviesdiensten over financieringsmogelijkheden, toegang tot financiering en daarmee verband houdende coaching en begeleiding; maatregelen ter verbetering van de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot energie-efficiëntie, klimaat- en milieu-expertise; alsook bevordering van financieringsprogramma's en financiële instrumenten van de Unie (waaronder het Horizon 2020-programma in samenwerking met de nationale contactpunten en de structuurfondsen);

b)

het faciliteren van grensoverschrijdende partnerschappen op het gebied van ondernemingssamenwerking, O&O, technologie en kennisoverdracht en technologie- en innovatiepartnerschappen;

c)

het verstrekken van een communicatiekanaal tussen kleine en middelgrote ondernemingen en de Commissie.

2.   Het netwerk kan tevens worden benut om diensten te leveren namens andere programma's van de Unie, zoals het Horizon 2020-programma, met gerichte adviesdiensten die kleine en middelgrote ondernemingen stimuleren deel te nemen aan andere programma's van de Unie. De Commissie zal ervoor zorg dragen dat de verschillende financiële middelen voor het netwerk efficiënt worden gecoördineerd en dat de door het netwerk namens andere programma's van de Unie geleverde diensten door die programma's worden gefinancierd.

3.   De implementatie van het netwerk geschiedt in nauwe coördinatie met de lidstaten om overlapping met activiteiten te vermijden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel.

De Commissie beoordeelt het netwerk inzake de doeltreffendheid, het beheer en het verlenen van diensten van hoog niveau in de hele Unie.

Artikel 11

Acties ter verbetering van de randvoorwaarden voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van Unie-ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen

1.   De Commissie ondersteunt acties ter verbetering van de randvoorwaarden voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van Unie-ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, om de doeltreffendheid, de coherentie, de coördinatie en de consistentie van nationale en regionale beleidsprogramma's ter bevordering van het concurrentievermogen, de duurzaamheid en de groei van ondernemingen in de Unie te verbeteren.

2.   De Commissie kan specifieke acties ondersteunen om de randvoorwaarden voor ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, te verbeteren, door de onnodige administratieve lasten en regeldruk te verminderen en te vermijden. Dergelijke acties kunnen bestaan uit het regelmatig meten van het effect van het toepasselijke Unierecht op kleine en middelgrote ondernemingen, in voorkomend geval via een scorebord, het bieden van ondersteuning voor onafhankelijke deskundigengroepen en de uitwisseling van informatie en goede praktijken, onder meer over de stelselmatige toepassing van de kmo-test op het niveau van de Unie en van de lidstaten.

3.   De Commissie kan acties ondersteunen die bedoeld zijn om nieuwe strategieën te ontwikkelen op het gebied van concurrentievermogen en bedrijfsontwikkeling. Dergelijke acties kunnen het volgende omvatten:

a)

maatregelen ter verbetering van het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van beleid met betrekking tot concurrentievermogen en duurzaamheid van ondernemingen, onder meer door middel van het delen van goede praktijken inzake randvoorwaarden en inzake het beheer van clusters van wereldklasse en zakelijke netwerken, alsmede het stimuleren van transnationale samenwerking tussen clusters en zakelijke netwerken, het ontwikkelen van duurzame producten, diensten, technologieën en processen en het efficiënt gebruik van de hulpbronnen en energie en maatschappelijk verantwoord ondernemen;

b)

maatregelen ten aanzien van internationale aspecten van het beleid inzake concurrentievermogen, met bijzondere aandacht voor beleidssamenwerking tussen de lidstaten, andere landen die aan het COSME-programma deelnemen en de mondiale handelspartners van de Unie;

c)

maatregelen ter verbetering van de ontwikkeling van het kmo-beleid, samenwerking tussen beleidsmakers, wederzijdse beoordelingen en uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten, met inachtneming, waar van toepassing, van het beschikbare bewijsmateriaal en de gezichtspunten van de belanghebbenden en voornamelijk met het oog op een betere toegankelijkheid van programma's en maatregelen van de Unie voor kleine en middelgrote ondernemingen overeenkomstig het "Small Business Act"-actieplan.

4.   Door de coördinatie te bevorderen kan de Commissie steun bieden aan de acties uit de lidstaten, met het oog op een versnelling van de opkomst van concurrerende sectoren met marktpotentieel. Die steun kan acties ter bevordering van de uitwisseling van goede praktijken omvatten, alsook het vaststellen van eisen inzake opleiding en vaardigheden van de bedrijven, vooral kleine en middelgrote ondernemingen, in het bijzonder e-vaardigheden. Het kan ook gaan om acties om de aanvaarding van nieuwe bedrijfsmodellen en de samenwerking van kleine en middelgrote ondernemingen in nieuwe waardeketens alsook om het commerciële gebruik van relevante ideeën voor nieuwe producten en diensten aan te moedigen.

5.   Ter verbetering van het concurrentievermogen en de duurzaamheid van kleine en middelgrote ondernemingen van de Unie kan de Commissie een aanvulling vormen op de acties van de lidstaten in gebieden die worden gekenmerkt door een aanzienlijk groeipotentieel, met name die met een groot aandeel kleine en middelgrote ondernemingen, zoals de toerismesector. Dergelijke activiteiten kunnen bestaan uit het bevorderen van samenwerking tussen de lidstaten, met name door middel van de uitwisseling van goede praktijken.

Artikel 12

Acties ter bevordering van ondernemerschap

1.   De Commissie draagt bij tot de bevordering van ondernemerschap en een ondernemerscultuur door de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van ondernemerschap te verbeteren, onder meer door de belemmeringen voor nieuwe bedrijfsvestigingen weg te nemen. De Commissie ondersteunt een ondernemingsklimaat en -cultuur die bevorderlijk zijn voor duurzame ondernemingen, het opstarten van ondernemingen, groei, de overdracht van ondernemingen, tweede kans (herstart), alsook spin-offs en spin-outs.

2.   Bijzondere aandacht wordt besteed aan potentiële, nieuwe, jonge en vrouwelijke ondernemers, alsmede aan andere specifieke doelgroepen.

3.   De Commissie kan maatregelen treffen zoals mobiliteitsprogramma's voor nieuwe ondernemers teneinde hun mogelijkheden te verbeteren om hun zakelijke knowhow, vaardigheden en instelling te ontwikkelen en hun technologische en leidinggevende vaardigheden te versterken.

4.   De Commissie kan maatregelen van de lidstaten ondersteunen voor het opbouwen en faciliteren van ondernemersonderwijs en -opleiding, ondernemersvaardigheden en ondernemingszin, met name onder potentiële en nieuwe ondernemers.

HOOFDSTUK III

Uitvoering van het COSME-programma

Artikel 13

Jaarlijkse werkprogramma's

1.   Met het oog op de uitvoering van het COSME-programma stelt de Commissie jaarlijkse werkprogramma's vast overeenkomstig de in artikel 21, lid 2, genoemde onderzoeksprocedure. Elk jaarlijks werkprogramma voert de in deze verordening vastgestelde doelstellingen uit en regelt in detail:

a)

een beschrijving van de te financieren acties, de beoogde doelstellingen per actie, die overeenstemmen met de in de artikelen 3 en 4 bepaalde algemene en specifieke doelstellingen, de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode, een indicatie van het aan elke actie toegewezen bedrag, een totaalbedrag voor alle acties en een indicatief tijdsschema voor de uitvoering en een betaalprofiel;

b)

passende kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren per actie, voor analyse en toezicht van de mate van doeltreffendheid waarmee resultaten worden behaald en doelstellingen van de relevante actie worden bereikt;

c)

voor subsidies en daarmee samenhangende maatregelen, de essentiële evaluatiecriteria die op een niveau worden vastgesteld waarop de in het COSME-programma nagestreefde doelstellingen optimaal worden bereikt, en het maximale medefinancieringspercentage;

d)

een afzonderlijk, gedetailleerd hoofdstuk over de financiële instrumenten dat, in overeenstemming met artikel 17 van deze verordening, de informatieverplichtingen uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 weergeeft, inclusief de verwachte verdeling van de financiële middelen tussen de eigenvermogensfaciliteit voor groei en de leninggarantiefaciliteit als bedoeld in artikel 18 respectievelijk artikel 19 van deze verordening, en informatie zoals het garantieniveau en de relatie met het Horizon 2020-programma.

2.   De Commissie voert het COSME-programma uit overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

3.   Het COSME-programma wordt zodanig uitgevoerd dat bij de ondersteunde acties rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen en behoeften, in het bijzonder na de tussentijdse evaluatie als bedoeld in artikel 15, lid 3, en dat deze relevant zijn voor ontwikkelende markten, de economie en maatschappelijk veranderingen.

Artikel 14

Ondersteunende maatregelen

1.   Naast de maatregelen in het kader van de jaarlijkse werkprogramma's als bedoeld in artikel 13, neemt de Commissie regelmatig ondersteunende maatregelen, waaronder:

a)

het verbeteren van de analyse en toezicht van sectorale en sectoroverschrijdende concurrentiekwesties;

b)

het opsporen en verspreiden van goede praktijken en beleidsbenaderingen, en de verdere ontwikkeling daarvan;

c)

geschiktheidstests van bestaand recht en effectbeoordelingen van nieuwe maatregelen van de Unie die bijzonder relevant zijn voor het concurrentievermogen van ondernemingen, teneinde gebieden van het bestaande recht te identificeren die vereenvoudigd moeten worden en ervoor te zorgen dat de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen op gebieden waarvoor nieuwe wetgevingsmaatregelen worden voorgesteld, tot een minimum beperkt blijven;

d)

evaluatie van wetgeving die een invloed heeft op ondernemingen, in het bijzonder kleine en middelgrote ondernemingen, het industriebeleid en concurrentiegerelateerde maatregelen;

e)

het bevorderen van geïntegreerde, gebruiksvriendelijke online-systemen, waarmee informatie over de voor kleine en middelgrote ondernemingen relevante programma's wordt verstrekt, en erop toezien dat deze bestaande portaalsites niet kopiëren.

2.   De totale kostprijs van deze steunmaatregelen bedraagt niet meer dan 2,5 % van het financiële kader van het COSME-programma.

Artikel 15

Toezicht en evaluatie

1.   De Commissie houdt toezicht op de uitvoering en het beheer van het COSME-programma.

2.   De Commissie stelt een jaarlijks toezichtverslag op waarin de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de ondersteunde activiteiten uit het oogpunt van financiële uitvoering, resultaten, kosten en, zo mogelijk, het effect worden onderzocht. Dit verslag bevat informatie over begunstigden, indien mogelijk voor elke aanbesteding, alsook informatie over het bedrag van klimaatgerelateerde uitgaven en over het effect van steun in het kader van klimaatveranderingsdoelstellingen, relevante gegevens betreffende door de leninggarantiefaciliteit verstrekte leningen boven en onder de 150 000 EUR, voor zover het vergaren van deze informatie geen ongerechtvaardigde administratieve last voor ondernemingen, en met name kleine en middelgrote ondernemingen, vormt. Het toezichtverslag omvat mede het jaarverslag over elk financieel instrument zoals voorgeschreven krachtens artikel 140, lid 8, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

3.   Uiterlijk in 2018 stelt de Commissie een tussentijds evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de doelstellingen van de in het kader van het COSME-programma ondersteunde acties, op het gebied van resultaten en effect, het efficiënte gebruik van hulpbronnen en de Europese meerwaarde daarvan, met het oog op een beslissing over de vernieuwing, wijziging of opschorting van de maatregelen. Het tussentijds evaluatieverslag heeft daarnaast ook betrekking op mogelijke vereenvoudigingen, interne en externe coherentie van het programma, de aanhoudende relevantie van alle doelstellingen, evenals de bijdrage van de maatregelen aan de prioriteiten van de Unie inzake slimme, duurzame en inclusieve groei. Het tussentijds evaluatieverslag houdt rekening met de evaluatieresultaten betreffende het langetermijneffect van de voorgaande maatregelen en vormt mede een basis voor een beslissing over een eventuele vernieuwing, wijziging, of opschorting van een volgende maatregel.

4.   De Commissie stelt een definitief evaluatieverslag op over de langetermijneffecten en over het duurzame effect van de maatregelen.

5.   Alle begunstigden van subsidies en andere betrokken partijen die Uniefinanciering krachtens deze verordening hebben ontvangen, bezorgen de Commissie alle passende gegevens en informatie die zij nodig heeft voor het toezicht op en de evaluatie van de betrokken maatregelen.

6.   De Commissie stuurt de op grond van de leden 2, 3 en 4 opgestelde verslagen aan het Europees Parlement en de Raad, en maakt die openbaar.

HOOFDSTUK IV

Financiële bepalingen en vormen van financiële steun

Artikel 16

Vormen van financiële steun

De financiële steun van de Unie in het kader van het COSME-programma kan onrechtstreeks worden verleend door taken voor de uitvoering van de begroting te delegeren aan de in artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 genoemde entiteiten.

Artikel 17

Financiële instrumenten

1.   De financiële instrumenten in het kader van het COSME-programma, waarin bij Titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 is voorzien, worden gebruikt om de toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot financiering te bevorderen in de start-, groei- en overdrachtsfasen. De financiële instrumenten omvatten een vermogensfaciliteit en een leninggarantiefaciliteit. Bij het toewijzen van fondsen aan die faciliteiten wordt rekening gehouden met de vraag van financiële tussenpersonen.

2.   De financiële instrumenten voor kleine en middelgrote ondernemingen kunnen, in voorkomend geval, worden gecombineerd met en een aanvulling vormen op:

a)

andere financiële instrumenten van de lidstaten en hun beheersautoriteiten die worden gefinancierd door nationale of regionale fondsen of in het kader van de verrichtingen van de structuurfondsen, overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

b)

andere financiële instrumenten van de lidstaten en hun beheersautoriteiten die worden gefinancierd door nationale/regionale programma's buiten de verrichtingen van de structuurfondsen;

c)

subsidies van de Unie, onder andere uit hoofde van deze verordening.

3.   De eigenvermogenfaciliteit voor groei en de leninggarantiefaciliteit als bedoeld in artikelen 18 respectievelijk 19 kunnen een aanvulling vormen op het gebruik van financiële instrumenten van de lidstaten voor kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het cohesiebeleid van de Unie.

4.   De eigenvermogenfaciliteit voor groei en de leninggarantiefaciliteit kunnen, in voorkomend geval, zorgen voor samenvoeging van financiële middelen met de lidstaten of regio's die bereid zijn een gedeelte bij te dragen van de overeenkomstig artikel 38, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 aan hen toegewezen middelen uit de structuurfondsen.

5.   De financiële instrumenten kunnen aanvaardbare rendementen genereren om te voldoen aan de doelstellingen van andere partners of investeerders. De eigenvermogenfaciliteit voor groei kan op ondergeschikte basis functioneren, maar is erop gericht de waarde van de activa uit de begroting van de Unie in stand te houden.

6.   De eigenvermogenfaciliteit voor groei en de leninggarantiefaciliteit worden geïmplementeerd overeenkomstig Titel VIII van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en gedelegeerde Verordening (EU, Euratom) nr. 1268/2012 van de Commissie (12).

7.   De financiële instrumenten uit het COSME-programma worden ontwikkeld en uitgevoerd in aanvulling op en samenhang met die instrumenten die ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen zijn ingesteld op grond van het Horizon 2020-programma.

8.   Overeenkomstig artikel 60, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 geven de entiteiten die met de uitvoering van de financiële instrumenten belast zijn, zichtbaarheid aan het optreden van de Unie wanneer zij middelen van de Unie beheren. Hiertoe is de belaste entiteit verplicht ervoor zorg te dragen dat financiële tussenpersonen de eindontvangers er uitdrukkelijk over inlichten dat de financiering mogelijk is gemaakt door middel van steun van de financiële instrumenten op grond van dit programma. De Commissie zorgt ervoor dat de achteraf bekendgemaakte informatie inzake de ontvangers overeenkomstig artikel 60, lid 2, onder e), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 eenvoudig toegankelijk is voor potentiële eindontvangers.

9.   Terugbetalingen afkomstig van de krachtens Besluit nr. 1639/2006/EG opgerichte tweede deelfaciliteit van de Faciliteit voor snel groeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen en na 31 december 2013 ontvangen, worden overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 aan de bij artikel 18 van deze verordening opgerichte eigenvermogensfaciliteit voor groei toegewezen.

10.   De financiële instrumenten worden ten uitvoer gelegd in overeenstemming met de toepasselijke regels voor staatssteun van de Unie.

Artikel 18

Eigenvermogenfaciliteit voor groei

1.   De eigen-vermogenfaciliteit voor groei (Equity Facility for Growth - EFG)), wordt uitgevoerd als een onderdeel van een eengemaakt eigenvermogeninstrument van de Unie ter ondersteuning van de groei van -ondernemingen in de Unie en onderzoek en innovatie (O&I) vanaf de allereerste beginfase, met inbegrip van de zogenoemde "seed-fase" tot de groeifase. Het enkele eigenvermogensinstrument van de Unie wordt financieel ondersteund door het Horizon 2020-programma en dit COSME-programma.

2.   De eigenvermogenfaciliteit voor groei wordt gericht op fondsen die voorzien in durfkapitaal en mezzaninefinanciering, zoals achtergestelde leningen en participatieleningen, ten behoeve van ondernemingen in de expansie- en groeifase, in het bijzonder voor ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn, waarbij het tegelijkertijd mogelijk is om in samenhang met de eigenvermogensfaciliteit voor O&I in het kader van het Horizon 2020-programma te investeren in fondsen die zich richten op de beginfase, en om co-investeringsfaciliteiten te verstrekken voor "business angels". In het geval van investeringen in de aanloopfase mag de investering uit de eigenvermogenfaciliteit voor groei niet meer dan 20 % van de totale investering van de Unie bedragen, behalve bij meerfasefondsen en paraplufondsen, waar de financiering uit de eigenvermogenfaciliteit voor groei en de eigenvermogenfaciliteit voor R&I in het kader van het Horizon 2020-programma naar verhouding wordt verstrekt, op basis van het investeringsbeleid van de fondsen. De Commissie kan beslissen de drempel van 20 % te wijzigen in het licht van veranderende marktomstandigheden. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 21, lid 2.

3.   De eigenvermogenfaciliteit voor groei en de vermogenfaciliteit voor O&I in het kader van het Horizon 2020-programma, gebruiken hetzelfde uitvoeringsmechanisme.

4.   Ondersteuning van de eigenvermogenfaciliteit voor groei gebeurt in de vorm van een van de volgende investeringen:

a)

rechtstreeks door het Europees Investeringsfonds of andere met de tenuitvoerlegging van de eigenvermogenfaciliteit voor groei namens de Commissie belaste entiteiten; of

b)

door paraplufondsen of investeringsmechanismen die grensoverschrijdend investeren en die zijn opgezet door het Europees Investeringsfonds of door andere entiteiten (zoals managers uit de privésector of van de overheid) die belast zijn met de tenuitvoerlegging van de eigenvermogenfaciliteit voor groei namens de Commissie samen met investeerders uit particuliere en/of publieke financiële instellingen.

5.   In het kader van de eigenvermogenfaciliteit voor groei wordt geinvesteeerd in intermediaire risicokapitaalfondsen, met inbegrip van paraplufondsen, die gewoonlijk investeringen verstrekken aan kleine en middelgrote ondernemingen die zich in de uitbreidingsfase en groeifase bevinden. De investeringen in het kader van de eigenvermogenfaciliteit voor groei zijn langetermijninvesteringen, dat wil zeggen dat gewoonlijk voor 5 tot 15 jaar in durfkapitaalfondsen wordt deelgenomen. De levensduur van de investeringen uit hoofde van de eigenvermogenfaciliteit voor groei bedraagt in geen geval meer dan 20 jaar, gerekend vanaf de ondertekening van de overeenkomst tussen de Commissie en de organisatie die belast is met de tenuitvoerlegging.

Artikel 19

De leninggarantiefaciliteit

1.   De leninggarantiefaciliteit (Loan Guarantee Facility - LGF) voorziet in:

a)

tegengaranties en andere risicodelingsregelingen voor garantiestelsels, met inbegrip van, in voorkomend geval, medegaranties;

b)

directe garanties en andere risicodelingsregelingen voor andere financiële tussenpersonen die voldoen aan de in lid 5 bedoelde criteria.

2.   De leninggarantiefaciliteit wordt uitgevoerd als onderdeel van één enkel Unieschuldinstrument voor de groei en O&I van Unie-ondernemingen, onder gebruikmaking van hetzelfde uitvoeringsmechanisme als het vraaggestuurde kmo-onderdeel van de schuldfaciliteit voor O&I in het kader van het Horizon 2020-programma (RSI II).

3.   De leninggarantiefaciliteit is als volgt samengesteld:

a)

garanties voor schuldfinanciering (onder meer via achtergestelde en participatieleningen, leasing of bankgaranties), die de specifieke moeilijkheden verminderen waarmee levensvatbare kleine en middelgrote ondernemingen worden geconfronteerd bij het verwerven van financiering, ten gevolge van het veronderstelde hoge risico of van onvoldoende beschikbaar onderpand;

b)

de securitisatie van portefeuilles voor kmo-schuldfinanciering, die bijkomende schuldfinanciering voor kleine en middelgrote ondernemingen mobiliseren door middel van geschikte risicodelingsregelingen met de beoogde instellingen. Ondersteuning voor die securitisatietransacties gebeurt onder voorwaarde dat de broninstellingen een aanzienlijk deel van de resulterende liquiditeiten of het gemobiliseerde kapitaal gebruiken voor nieuwe leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen binnen een redelijk tijdsbestek. De hoogte van deze nieuwe schuldfinanciering wordt berekend in samenhang met de hoogte van het gegarandeerde portefeuillerisico. Over deze hoogte en de periode wordt met elke broninstelling afzonderlijk onderhandeld.

4.   De leninggarantiefaciliteit wordt rechtstreeks beheerd door het Europees Investeringsfonds of andere met de tenuitvoerlegging van de leninggarantiefaciliteit namens de Commissie belaste entiteiten. De maximale looptijd van afzonderlijke garanties onder het LFG bedraagt tien jaar.

5.   De criteria om in aanmerking te komen in het kader van de leninggarantiefaciliteit worden bepaald voor elke intermediair op basis van de activiteiten ervan en hoe doeltreffend ze kleine en middelgrote ondernemingen helpen om toegang te krijgen tot fondsen voor levensvatbare projecten. De leninggarantiefaciliteit kan door tussenpersonen worden gebruikt die ondernemingen ondersteunen bij, onder meer, het financieren van de verwerving van materiële en immateriële activa, werkkapitaal en voor de overdracht van ondernemingen. Tot de criteria betreffende securitisatie van portefeuilles voor kmo-schuldfinanciering, behoren ook individuele transacties en transacties van verscheidene verkopers alsmede transacties in meerdere landen. De beoordeling van de geschiktheid gebeurt op basis van goede marktpraktijken, met name ten aanzien van de kredietkwaliteit en de risicodiversificatie van de gesecuritiseerde portefeuille.

6.   De leninggarantiefaciliteit dekt, behalve voor leningen in de gesecuritiseerde portefeuille, leningen tot maximaal 150 000 EUR en met een minimumlooptijd van 12 maanden. De leninggarantiefaciliteit dekt ook leningen boven 150 000 EUR voor kleine en middelgrote ondernemingen die voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen voor het COSME-programma, maar niet aan de criteria om in aanmerking te komen voor het kmo-onderdeel van de schuldfaciliteit in het kader van het Horizon 2020-programma, waarbij de minimumlooptijd 12 maanden bedraagt.

Boven die drempel dienen de financiële tussenpersonen te bewijzen dat de kmo al dan niet in aanmerking komt voor het kmo-onderdeel van de schuldfaciliteit in het kader van het Horizon 2020-programma.

7.   De leninggarantiefaciliteit wordt zodanig opgezet dat kan worden gerapporteerd over de ondersteunde kleine en middelgrote ondernemingen, zowel wat het aantal als de omvang van de leningen betreft.

Artikel 20

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan onderzoek voeren, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures die zijn vastgesteld in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (14), teneinde na te gaan of er, in verband met een subsidieovereenkomst of een subsidiebesluit of een uit hoofde van deze verordening gefinancierd contract, sprake is van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die gevolgen hebben voor de financiële belangen van de Unie.

4.   Samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en -besluiten alsmede contracten die voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van deze verordening bevatten bepalingen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk machtigen, onverminderd de leden 1, 2 en 3, dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.

HOOFDSTUK V

Comité en slotbepalingen

Artikel 21

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Wanneer het comité geen advies uitbrengt, keurt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet goed en is de derde alinea van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 22

Gedelegeerde handelingen

1.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot aanvullingen op de indicatoren zoals opgenomen in de bijlage, indien deze indicatoren zouden kunnen helpen om de vooruitgang bij het bereiken van de algemene en specifieke doelstellingen van het COSME-programma's te meten.

2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen aan enkele specifieke details met betrekking tot de financiële instrumenten. Deze details betreffen het aandeel aan investeringen uit hoofde van de eigenvermogenfaciliteit voor groei in de totale investering van de Unie in durfkapitaalfondsen die zich op de startfase richten, en de samenstelling van de gesecuritiseerde leningportefeuilles.

3.   Mocht het nodig blijken die limieten te overschrijden, dan is de Commissie gemachtigd overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot wijzigingen van de in artikel 5, lid 3, bepaalde indicatieve bedragen die per geval die bedragen met meer dan 5 % van de waarde van het financiële kader overschrijden.

Artikel 23

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 22 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 23 december 2013.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 22 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 22 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie heeft meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 24

Intrekkings- en overgangsbepalingen

1.   Besluit nr. 1639/2006/EG wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

2.   Voor in het kader van Besluit nr. 1639/2006/EG aangevangen acties en de financiële verplichtingen waarmee deze gepaard gaan, blijft dat besluit echter van toepassing totdat deze acties zijn voltooid.

3.   De in artikel 5 bedoelde financiële middelen kunnen ook betrekking hebben op de uitgaven voor technische en administratieve bijstand die nodig zijn voor de overgang tussen dit COSME-programma en de in het kader van Besluit nr. 1639/2006/EG vastgestelde maatregelen.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 181 van 21.6.2012, blz. 125.

(2)  PB C 391 van 18.12.2012, blz. 37.

(3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (Zie bladzijde 884 van dit Publicatieblad).

(4)  Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Economische Gemeenschap ("LGO-besluit") (PB L 314 van 30.11.2001, blz. 1).

(5)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(6)  Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (Zie bladzijde 104 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (Zie bladzijde 320 van dit Publicatieblad).

(10)  PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.

(11)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(12)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(13)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad, en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(14)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE

INDICATOREN VOOR ALGEMENE EN SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN EN STREEFCIJFERS

Algemene doelstelling:

1.

Het concurrentievermogen en de duurzaamheid van de Unie-ondernemingen versterken, in het bijzonder van kleine en middelgrote ondernemingen

A.

Impactindicator (1)

Huidige situatie

Langetermijndoelstelling en mijlpaal (2020)

A.1.

Prestatie van kleine en middelgrote ondernemingen op het gebied van duurzaamheid

Wordt op regelmatige basis gemeten, bijvoorbeeld door middel van een Eurobarometerenquête

Toename van het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie die groene, dus milieuvriendelijke, producten (2) produceren in vergelijking met het ijkpunt (de initiële meetwaarde).

A.2.

Verandering van onnodige administratieve lasten en regeldruk voor nieuwe en bestaande kleine en middelgrote ondernemingen (3)

Aantal dagen nodig om een nieuwe kmo op te richten in 2012: 5,4 werkdagen.

Merkelijke vermindering van het aantal dagen om een nieuwe kmo op te richten

Kosten van de oprichting in 2012: 372 EUR

Merkelijke vermindering van de gemiddelde oprichtingskosten in de Unie, in vergelijking met het ijkpunt

Aantal lidstaten waar de tijd die benodigd is voor het verkrijgen van concessies en vergunningen (waaronder milieuvergunningen) voor het opstarten en uitvoeren van de specifieke activiteit van een onderneming één maand is: 2

Merkelijke toename in het aantal lidstaten waar de tijd die benodigd is voor het verkrijgen van concessies en vergunningen (waaronder milieuvergunningen) voor het opstarten en uitvoeren van de specifieke activiteit van een onderneming één maand is

Aantal lidstaten dat in 2009 over één centraal loket voor startende ondernemingen beschikte waar ondernemers alle benodigde procedures (bijv. inschrijving, belasting, btw en sociale zekerheid) op één hetzij fysieke (een kantoor), hetzij virtuele (internet) plaats, of beide, konden uitvoeren: 18

Merkelijke stijging van het aantal lidstaten met één centraal loket voor startende ondernemingen

A.3.

Veranderingen in het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen die binnen of buiten de Unie exporteren

25 % van kleine en middelgrote ondernemingen exporteren en 13 % van kleine en middelgrote ondernemingen exporteren buiten de Unie (2009) (4)

Toename in het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen die exporteren en toename in het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen die buiten de Unie exporteren, in vergelijking met het ijkpunt


Algemene doelstelling:

2.

Een ondernemingscultuur aanmoedigen en de oprichting en groei van kleine en middelgrote ondernemingen bevorderen

Effectindicator

Huidige situatie

Langetermijndoelstelling en mijlpaal (2020)

B.1.

Veranderingen in groei van kleine en middelgrote ondernemingen

In 2010 waren kleine en middelgrote ondernemingen goed voor meer dan 58 % van de totale bruto toegevoegde waarde van de Unie

Stijging van de productie (meerwaarde) en van het aantal werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen, in vergelijking met het ijkpunt

Totaal aantal personeelsleden in kleine en middelgrote ondernemingen in 2010: 87,5 miljoen (67 % van de banen in de privésector in de Unie)

B.2.

Veranderingen in het aandeel van burgers van de Unie die zelfstandig ondernemer willen zijn

Dit cijfer wordt elke twee of drie jaar in een Eurobarometerenquête gemeten. Het meest recente cijfer is 37 % in 2012 (45 % in 2007 en 2009).

Toename van het aandeel burgers van de Unie dat zelfstandig zou willen zijn, in vergelijking met het ijkpunt


Specifieke doelstelling

Kmo's betere toegang geven tot financiering in de vorm van eigen vermogen en schuld

C.

Financiële instrumenten voor groei

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

C.1.

Aantal bedrijven dat schuldfinanciering ontvangt

Per 31 december 2012: 13,4 miljard EUR aan gemobiliseerde leningen, die 219 000 kleine en middelgrote ondernemingen hebben bereikt (kmo-garantiefaciliteit)

Waarde van gemobiliseerde financiering, lopend van 14,3 miljard EUR tot 21,5 miljard EUR; aantal bedrijven dat financiering ontvangt waarop garanties uit het COSME-programma, lopend van 220 000 tot 330 000, van toepassing zijn

C.2.

Aantal risicokapitaalinvesteringen ontvangen van het COSME-programma en totaal investeringsvolume

Per 31 december 2012: 2,3 miljard EUR aan risicokapitaalfinanciering gemobiliseerd voor 289 kleine en middelgrote ondernemingen (Faciliteit voor snelgroeiende en innovatieve kmo's, FSIM)

Totale waarde van risicokapitaalinvesteringen lopend van 2,6 miljard EUR tot 3,9 miljard EUR; aantal bedrijven dat risicokapitaalinvesteringen uit het COSME-programma ontvangt, lopend van 360 tot 540

C.3.

Hefboomwerkingsratio

Hefboomwerkingratio voor de kmo-garantiefaciliteit 1:32

Hefboomratio voor FSIM 1:6,7

Schuldinstrument 1:20 - 1:30

Eigenvermogensinstrument 1:4 - 1:6 (5)

C.4.

Additionaliteit van de EFG en de LGF

Additionaliteit van de kmo-garantiefaciliteit: 64 % van de eindbegunstigden gaven aan dat steun cruciaal was om de financiële middelen te vinden die zij nodig hadden.

Additionaliteit van de FSIM: 62 % van de FSIM-eindbegunstigden gaven aan dat de steun cruciaal was om de financiële middelen te vinden die zij nodig hadden.

Toename van het aandeel eindbegunstigden die de EFG of de LGF overwegen voor het verstrekken van fondsen die op geen andere manier kunnen worden verkregen, in vergelijking met het ijkpunt


Specifieke doelstelling:

Verbetering van de toegang tot de markten, in het bijzonder in de Unie, maar ook op mondiaal niveau

D.

Internationale industriële samenwerking

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

D.1.

Aantal gevallen waarin de regelgeving in de Unie en in derde landen voor industrieproducten beter op elkaar is afgestemd

Geraamd wordt dat in de regelgevingssamenwerking met de belangrijkste handelspartners (VS, Japan, China, Brazilië, Rusland, Canada, India) gemiddeld op 2 relevante gebieden de technische regelgeving goed op elkaar is afgestemd

4 relevante gebieden met aanzienlijke afstemming van technische regelgeving met de voornaamste handelspartners (VS, Japan, China, Brazilië, Rusland, Canada, India)

E.

Enterprise Europe Network

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

E.1.

Aantal ondertekende partnerschapsovereenkomsten

Ondertekende partnerschapsovereenkomsten: 2 475 (2012)

Ondertekende partnerschapsovereenkomsten: 2 500/jaar

E.2.

Erkenning van het netwerk binnen de kmo-doelgroep

Erkenning van het netwerk binnen de kmo-doelgroep wordt in 2015 gemeten

Toename in de erkenning van het netwerk binnen de kmo-doelgroep, in vergelijking met het ijkpunt

E.3.

Tevredenheidscijfer klanten (% kleine en middelgrote ondernemingen die tevredenheid en meerwaarde van door het netwerk verstrekte specifieke dienstverlening melden)

Tevredenheidscijfer klanten (% kleine en middelgrote ondernemingen die tevredenheid en toegevoegde waarde van specifieke dienstverlening melden): 78 %

Tevredenheidscijfer klanten (% kleine en middelgrote ondernemingen die tevredenheid en toegevoegde waarde van specifieke dienstverlening melden): > 82 %

E.4.

Aantal kleine en middelgrote ondernemingen dat ondersteunende diensten ontvangt

Aantal kleine en middelgrote ondernemingen dat ondersteunende diensten ontvangt: 435 000 (2011)

Aantal kleine en middelgrote ondernemingen dat ondersteunende diensten ontvangt: 500 000/jaar

E.5.

Aantal kleine en middelgrote ondernemingen dat digitale diensten gebruikt die door het netwerk worden verstrekt (met inbegrip van elektronische informatiediensten)

2 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen per jaar die digitale diensten gebruiken

2,3 miljoen kleine en middelgrote ondernemingen per jaar die digitale diensten gebruiken


Specifieke doelstelling:

Verbetering van de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van ondernemingen in de Unie, met name kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder in de toeristische sector

F.

Activiteiten ter verbetering van het concurrentievermogen

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

F.1.

Aantal goedgekeurde vereenvoudigingsmaatregelen

5 vereenvoudigingsmaatregelen per jaar (2010)

Minstens 7 vereenvoudigingsmaatregelen per jaar

F.2.

Zorgen voor een regelgevingskader dat geschikt is voor het beoogde doel

Geschiktheidscontroles zijn vanaf 2010 begonnen. De enige relevante geschiktheidscontrole tot nu toe is het lopende proefproject "typegoedkeuring van motorvoertuigen"

Tot 5 geschiktheidscontroles gestart gedurende de looptijd van het COSME-programma

F.3.

Aantal lidstaten dat de concurrentievermogentest gebruikt

Aantal lidstaten dat de concurrentievermogentest gebruikt: 0

Merkelijke toename in het aantal lidstaten dat de concurrentievermogentest gebruikt

F.4.

Acties van de kleine en middelgrote ondernemingen inzake efficiënt gebruik van hulpbronnen (zoals energie, materialen of water, recyclage enz.)

Wordt op regelmatige basis gemeten, bijvoorbeeld door middel van een Eurobarometerenquête

Toename in het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie dat ten minste één actie onderneemt om hulpbronnen (zoals energie, materialen of water, recyclage enz.) efficiënter te gebruiken, in vergelijking met het ijkpunt (de initiële meetwaarde)

Toename per twee jaar in het aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen in de Unie dat plant bijkomende acties uit te voeren om hulpbronnen (zoals energie, materialen of water, recyclage eens) efficiënt te gebruiken, in vergelijking met het ijkpunt (de initiële meetwaarde)

G.

Ontwikkeling van een kmo-beleid

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

G.1.

Aantal lidstaten dat de kmo-test gebruikt

Aantal lidstaten dat de kmo-test gebruikt: 15

Merkelijke toename in het aantal lidstaten dat de kmo-test gebruikt


Specifieke doelstelling:

Verbetering van de raamvoorwaarden voor het concurrentievermogen en de duurzaamheid van ondernemingen in de Unie, met name kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder in de toeristische sector

H.

Toerisme

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

H.1.

Deelname aan de transnationale samenwerkingsprojecten

In 2011 bestreek elk project drie landen

Toename van het aantal lidstaten dat deelneemt aan transnationale samenwerkingsprojecten die door het COSME-programma worden gefinancierd, in vergelijking met het ijkpunt

H.2.

Aantal bestemmingen die de ontwikkelingsmodellen voor duurzaam toerisme aannemen die worden gepromoot door de European Destinations of Excellence

Aantal toegekende European Destinations of Excellence in totaal: 98 (gemiddeld 20 per jaar - in 2007: 10, in 2008: 20, in 2009: 22, in 2010: 25, in 2011: 21)

Meer dan 200 bestemmingen die de ontwikkelingsmodellen voor duurzaam toerisme aannemen die door de European Destinations of Excellence (tot 20 per jaar) worden gepromoot

I.

Nieuwe bedrijfsconcepten

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

I.1.

Aantal nieuwe producten en diensten op de markt

Wordt op regelmatige basis gemeten

(Tot nu toe was deze activiteit beperkt tot analytisch werk op beperkte schaal)

Toename in het totale aantal nieuwe producten/diensten in vergelijking met het ijkpunt (de initiële meetwaarde)


Specifieke doelstelling:

Ondernemerschap en de ondernemerschapscultuur bevorderen

J.

Ondersteuning voor ondernemerschap

Laatst bekende resultaat (ijkpunt)

Langetermijndoelstelling (2020)

J.1.

Aantal lidstaten dat ondernemerschaps-oplossingen toepast op basis van goede praktijken die via het programma zijn geïdentificeerd

Aantal lidstaten dat ondernemerschapsoplossingen toepast: 22 (2010)

Merkelijke toename in het aantal lidstaten dat ondernemerschapsoplossingen toepast

J.2.

Aantal lidstaten dat ondernemerschapsoplossingen toepast die gericht zijn op potentiële, jonge, nieuwe en vrouwelijke ondernemers, alsook op andere specifieke doelgroepen

Momenteel nemen 12 lidstaten deel aan het Europees netwerk van mentoren voor vrouwelijke ondernemers. 6 lidstaten en 2 regio's hanteren momenteel een specifieke strategie voor ondernemerschapseducatie, 10 lidstaten hebben nationale doelstellingen inzake ondernemerschapseducatie opgenomen in bredere strategieën voor een leven lang leren, en in 8 lidstaten worden de ondernemerschapsstrategieën momenteel besproken.

Merkelijke toename van het aantal lidstaten dat ondernemerschapsoplossingen toepast die gericht zijn op potentiële, jonge, nieuwe en vrouwelijke ondernemers, alsook op andere specifieke doelgroepen, in vergelijking met het ijkpunt


(1)  Deze indicatoren verwijzen naar de ontwikkelingen in het ondernemings- en industriebeleid. De Commissie zelf is niet als enige verant-woordelijk voor het bereiken van de doelstellingen. Er zijn ook tal van andere factoren buiten het bereik van de Commissie, die de resultaten op dit gebied eveneens beïnvloeden.

(2)  Groene producten en diensten hebben als voornaamste functie dat zij het milieurisico verminderen en vervuiling en grondstoffen tot een minimum beperken. Hiertoe behoren ook producten met ecologische kenmerken (producten met een milieubewust ontwerp, een milieu-keurmerk, producten uit de biologische landbouw en producten die in belangrijke mate uit gerecycleerd materiaal bestaan). Bron: Flash Eurobarometer 342, "MKB's, efficiënt gebruik van hulpbronnen en groene markten".

(3)  De conclusies van de Raad van 31 mei 2011 bevatten een oproep aan de lidstaten om, in voorkomend geval, tegen 2012 de termijn waarbinnen een nieuwe onderneming kan worden opgericht te bekorten tot drie werkdagen en de kosten te beperken tot 100 EUR, alsmede de tijd die nodig is om licenties en vergunningen te verkrijgen om de specifieke activiteit van een onderneming te gaan uitoefenen, tegen eind 2013 te beperken tot drie maanden.

(4)  "Internationalisation of European SMEs", EIM, 2010, http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/market-access/files/internationalisation_of_european_smes_final_en.pdf

(5)  1 EUR van de Unie-begroting resulteert in 20-30 EUR aan financiering en 4-6 EUR aan eigenvermogensinvesteringen gedurende de looptijd van het COSME-programma.