23.8.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 225/1


VERORDENING (EU) Nr. 801/2013 VAN DE COMMISSIE

van 22 augustus 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008 wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand-by- en uit-stand, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 642/2009 betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,

Na raadpleging van het Overlegforum ecologisch ontwerp,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat bepalingen inzake uitvoeringsmaatregelen, waarbij één van de prioritaire maatregelen is de vermindering van de verliezen in de stand-by-stand (ook „slaapstand” genoemd) voor een groep van producten.

(2)

Over het elektriciteitsverbruik in de netwerkgebonden stand-by-stand van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur is in 2006/2007 een technische, milieutechnische en economische studie over verliezen in de stand-by- en uit-stand uitgevoerd. De conclusie daarvan was dat netwerkconnectiviteit een heel gewoon kenmerk zal worden van huishoud- en kantoorapparatuur. Het Regelgevingscomité inzake het ecologisch ontwerp van energieverbuikende producten heeft op 21 juni 2008 aanbevolen het aspect netwerkgebonden stand-by in een later stadium aan te pakken omdat er op dat moment nog onvoldoende gegevens beschikbaar waren.

(3)

In het Werkplan voor ecologisch ontwerp 2009-2011 werd het aspect netwerkgebonden stand-by als één van de prioriteiten aangemerkt. Daarom heeft de Commissie in 2010/2011 een voorbereidende studie uitgevoerd waarin de technische, milieutechnische en economische aspecten van netwerkgebonden stand-by werden geanalyseerd. Deze studie was opgezet samen met de belanghebbenden en betrokken partijen uit de EU-lidstaten en andere landen en de resultaten werden openbaar gemaakt.

(4)

Uit de studie blijkt dat het elektriciteitsverbruik van in de Unie verkochte elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur voor het in stand houden van netwerkgebonden stand-by in 2010 op 54 TWh moest worden geraamd, wat overeenstemt met 23 Mt CO2-emissies. Als er geen specifieke maatregelen worden getroffen, zal dat verbruik naar raming toenemen tot 90 TWh in 2020. De conclusie was dat het elektriciteitsverbruik in verband met netwerkgebonden stand-by aanzienlijk kan worden teruggedrongen. De onderhavige verordening moet bijdragen tot een grotere marktpenetratie van technologieën die een betere energie-efficiëntie voor netwerkgebonden stand-by waarborgen, wat moet resulteren in een energiebesparing van 36 TWh in 2020 en 49 TWh in 2025 ten opzichte van een status quo.

(5)

Met name bleek uit de studie dat de stroombeheerfunctie die een apparaat, wanneer het geen van zijn hoofdfuncties uitvoert, overschakelt naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, essentieel is om de potentiële energiebesparingen op te leveren. Er wordt erkend dat apparatuur, gereactiveerd door een externe of interne trigger, zich voor een beperkte periode in een actieve modus kan bevinden, ongeacht de hoofdfunctie(s) ervan, bijvoorbeeld om onderhoudsfuncties of downloading van software mogelijk te maken. De stroombeheerfunctie moet ervoor zorgen dat het product, nadat het zijn taken heeft uitgevoerd, terugkeert naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is.

(6)

Uit de voorbereidende studie is ook gebleken dat in verband met netwerkgebonden stand-by een differentiatie van de graad van netwerkbeschikbaarheid vereist. In dat verband werd een beperkt aantal types HiNA-apparatuur geïdentificeerd, waaronder routers, netwerkswitches, draadloze netwerktoegangspunten, hubs en modems, waarvan de hoofdfunctie het beheren van het netwerkverkeer is. Aangezien van een apparaat wordt verwacht dat het onmiddellijk op inkomend verkeer reageert, kan de toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, equivalent zijn aan de niet-actieve modus.

(7)

Aangezien de functionaliteiten in de toestanden van stand-by en netwerkgebonden stand-by onderling verbonden zijn en het productbereik gelijkloopt, heeft het Overlegforum ecologisch ontwerp op 14 september 2011 het standpunt verdedigd dat de ecodesigneisen in verband met netwerkgebonden stand-by moeten worden vastgesteld in een akte tot wijziging van de bestaande Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie (3).

(8)

De eisen voor de stand-by- en uit-stand en voor netwerkgebonden stand-by moeten tezamen worden herzien. Aangezien de in Verordening (EG) nr. 1275/2008 neergelegde herzieningsdatum voorafgaat aan de inwerkingtreding van de eerste fase van de voorschriften inzake netwerkgebonden stand-by, moet de datum voor de herziening van de verordening met één jaar worden uitgesteld.

(9)

Aangezien televisies, waarvoor een productspecifieke uitvoeringsmaatregel inzake ecologisch ontwerp van kracht is, zijn uitgezonderd van het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1275/2008, zijn eisen inzake ecologisch ontwerp voor met televisiegebruik verbonden netwerkgebonden stand-by opgenomen in Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie (4). In de technische, milieutechnische en economische studie betreffende netwerkgebonden stand-by bij televisies wordt geraamd dat de ecodesigneisen voor netwerkgebonden stand-by bij televisies tegen 2020 een besparing kunnen opleveren van 10 TWh.

(10)

Wat koffiezetmachines betreft, werd op de Ecodesign-overlegforums (5) van 16 december 2011 en 18 april 2012 het standpunt verdedigd dat geen productspecifieke uitvoeringsmaatregel moet worden vastgesteld, maar dat de stand-by-eisen van Verordening (EG) nr. 1275/2008 voor dergelijke apparaten nauwkeuriger moeten worden bepaald.

(11)

Bij deze verordening worden specificaties ingevoerd voor de toepassing van de eisen inzake het stroombeheer voor koffiezetmachines wat betreft de standaard uitschakelvertraging waarna het apparaat automatisch overschakelt naar de stand-by- of de uit-stand.

(12)

Op basis van de technische, milieutechnische en economische studie inzake koffiezetmachines, uitgevoerd in het kader van de richtlijn ecologisch ontwerp, kan worden geconcludeerd dat een verkorting van de vertragingstijd waarna een apparaat automatisch overschakelt naar de stand-by- of uit-stand, tegen 2020 zal resulteren in een extra besparing van meer dan 2 TWh per jaar. Deze potentiële besparing is niet opgenomen in de voor Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie gebruikte besparingsaannamen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008

Verordening (EG) nr. 1275/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

2)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Bij deze verordening worden voorschriften inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot het elektriciteitsverbruik in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand vastgesteld voor het in de handel brengen van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur.

Deze verordening is niet van toepassing op elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur die in de handel wordt gebracht met een externe laagspanningsstroomvoorziening om als bedoeld te werken.”.

3)

In artikel 2 worden de volgende definities toegevoegd:

„10.   „netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocols);

11.   „netwerkgebonden stand-by”: een toestand waarin een apparaat in staat is een functie te reactiveren na een via een netwerkverbinding gegeven trigger-op-afstand;

12.   „trigger-op-afstand”: een signaal dat komt van buiten het apparaat via een netwerk;

13.   „netwerkpoort”: een bedrade of draadloze fysieke interface van de netwerkverbinding, gelokaliseerd op het apparaat, waardoor dat apparaat vanop afstand kan worden geactiveerd;

14.   „logische netwerkpoort”: de netwerktechniek die loopt via een fysieke netwerkpoort;

15.   „fysieke netwerkpoort”: het fysieke (hardware) medium van een netwerkpoort. Een fysieke netwerkpoort kan twee of meer netwerktechnologieën hosten;

16.   „netwerkbeschikbaarheid”: de capaciteit van het apparaat om functies te reactiveren nadat door een netwerkpoort een trigger-op-afstand is gedetecteerd;

17.   „netwerkgebonden apparatuur”: apparatuur die zich met een netwerk in verbinding kan stellen en die over één of meer netwerkpoorten beschikt;

18.   „netwerkgebonden apparatuur met hoge netwerkbeschikbaarheid” (HiNA-apparatuur (HiNA: high network availability)): apparatuur met één of meer van de volgende functionaliteiten, maar geen andere, als de voornaamste functie(s): router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt, hub, modem, VoIP-telefoon, videotelefoon;

19.   „netwerkgebonden apparatuur met hoge-netwerkbeschikbaarheidsfunctionaliteit” (apparatuur met HiNA-functionaliteit): apparatuur met daarin opgenomen de functionaliteit van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt of combinatie daarvan, die geen HiNA-apparatuur is;

20.   „router”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is het optimale pad voor het netwerkverkeer te kiezen. Routers verzenden datapakketten van één netwerk naar een ander, gebaseerd op netwerklaaginformatie (L3);

21.   „netwerkswitch”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is om frames op basis van het adres van bestemming van elk frame te filteren, door te sturen en te verspreiden. Alle switches werken minimaal op de datalinklaag (L2);

22.   „draadloos netwerktoegangspunt”: een apparaat waarvan de hoofdfunctie is om IEEE 802.11 (Wi-Fi)-connectiviteit te verstrekken aan meerdere clients;

23.   „hub”: een netwerkapparaat dat meerdere poorten bevat en wordt gebruikt om segmenten van een lokaal netwerk (LAN) onderling te verbinden;

24.   „modem”: een apparaat waarvan de hoofdfunctie is digitaal gemoduleerde analoge signalen over een bedraad netwerk door te sturen en te ontvangen;

25.   „printapparatuur”: apparatuur die een elektronische input omzet in een papieren output. Printapparatuur kan over extra functies beschikken en kan in de handel worden gebracht als een multifunctioneel apparaat of multifunctioneel product.

26.   „grootformaatprinter”: printapparatuur die ontworpen is voor het afdrukken op dragers van A2-formaat of groter, met inbegrip van apparatuur die ontworpen is voor kettingformulieren met een breedte van 406 mm of meer;

27.   „teleaanwezigheidssysteem”: een specifiek systeem voor hogedefinitievideoconferencing en -samenwerking dat een gebruikersinterface, een hogedefinitiecamera, een beeldscherm, een geluidssysteem en verwerkingscapaciteit voor het coderen en decoderen van video en audio omvat;

28.   „huishoudelijke koffiezetmachine”: een niet-commercieel apparaat voor het zetten van koffie;

29.   „huishoudelijke koffiezetmachine met druppelfilter”: een huishoudelijke koffiezetmachine die gebruik maakt van percollatie om de koffie te extraheren;

30.   „verwarmingselement”: een onderdeel van de koffiezetmachine dat met het oog op de opwarming van water elektriciteit omzet in warmte;

31.   „voorverwarming voor kopjes”: een functie voor het opwarmen van kopjes die op of bij de koffiezetmachine zijn geplaatst;

32.   „koffiezetcyclus”: het proces dat moet worden doorlopen om koffie te zetten;

33.   „zelfreiniging”: het door de koffiezetmachine uitgevoerde proces om zich intern te reinigen. Dit proces kan hetzij een eenvoudige spoelbeurt, hetzij een wasproces met gebruikmaking van specifieke additieven zijn;

34.   „ontkalking”: het door de koffiezetmachine uitgevoerde proces om potentiële interne kalkaanslag geheel of gedeeltelijk te verwijderen;

35.   „desktop thin client”: een computer die voor zijn primaire functionaliteit afhankelijk is van een verbinding met computerapparatuur op afstand (bv. een computerserver of een werkstation op afstand) en niet beschikt over een ingebouwde vaste schijf. De hoofdeenheid van een desktop thin client moet bedoeld zijn voor plaatsing op een permanente locatie (bv. op een bureau) en niet zijn ontworpen met het oog op draagbaarheid. Desktop thin clients kunnen informatie uitvoeren naar ofwel een extern beeldscherm, ofwel een intern beeldscherm, indien het product daarover beschikt;

36.   „werkstation”: een voor één gebruiker bestemde computer met hoge prestaties die primair wordt gebruikt voor grafische toepassingen, computerondersteund ontwerp, ontwikkeling van software, financiële en wetenschappelijke toepassingen of andere intensieve rekentaken, en die de volgende kenmerken heeft:

a)een gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) van ten minste 15000 uur;b)ondersteuning van geheugen met foutcorrectiecode (ECC) en/of gebufferd geheugen;c)het systeem voldoet aan drie van de volgende vijf kenmerken:

1.

het systeem beschikt over een extra voeding voor geavanceerde grafische voorzieningen (bv. een extra PCIe (Peripheral Component Interconnect Express) 6-pins 12 V-stroomaansluiting);

2.

het systeem is bekabeld voor meer dan × 4 PCIe op het moederbord, naast de slots voor grafische kaarten en/of voor ondersteuning van PCI-X;

3.

het systeem ondersteunt geen grafische toepassingen die gebruikmaken van Uniform Memory Access (UMA);

4.

het systeem bevat vijf of meer slots voor PCI, PCIe of PCI-X;

5.

het systeem biedt multiprocessorondersteuning voor twee of meer CPU’s (het moet fysiek afzonderlijke processorpakketten/processorsockets ondersteunen, dat wil zeggen dat niet aan het criterium is voldaan wanneer slechts ondersteuning voor één multikernprocessor wordt geboden);

37.   „mobiel werkstation”: een onafhankelijke computer met hoge prestaties die primair wordt gebruikt voor grafische toepassingen, computerondersteund ontwerp, ontwikkeling van software, financiële en wetenschappelijke toepassingen of andere intensieve rekentaken, met uitzondering van gaming, en die specifiek is ontworpen met het oog op draagbaarheid en om gedurende langere tijd met of zonder directe aansluiting op het elektriciteitsnet te functioneren. Mobiele werkstations hebben een geïntegreerd beeldscherm en kunnen werken met een geïntegreerde batterij of een andere draagbare stroombron. De meeste mobiele werkstations hebben een externe stroomvoorziening en een geïntegreerd toetsenbord en aanwijsapparaat.

Mobiele werkstations hebben de volgende kenmerken:

a)een gemiddeld storingsvrij interval (MTBF) van ten minste 13000 uur;b)ten minste één afzonderlijke grafische kaart (dGfx) die voldoet aan de classificatie G3 (met een framebufferbandbreedte van meer dan 128 bits), G4, G5, G6 of G-7;c)ondersteuning van de plaatsing van drie of meer interne opslagapparaten;d)ondersteuning van ten minste 32 GB systeemgeheugen;

38.   „kleinschalige server”: een type computer dat doorgaans gebruikmaakt van voor desktopcomputers ontworpen onderdelen en het formaat van een desktopcomputer heeft, maar primair is ontworpen om als opslaghost voor andere computers te dienen en functies te vervullen zoals het verlenen van netwerkinfrastructuurdiensten en het hosten van data/media, en dat de volgende kenmerken heeft:

a)het product is ontworpen als sokkel, tower of een andere vorm die vergelijkbaar is met die van desktopcomputers, zodat alle gegevensverwerking, opslag en netwerkinterfacing in één behuizing is vervat;b)het product is ontworpen om 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel te zijn;c)het product is primair ontworpen om te functioneren in een simultane multi-useromgeving waarbij verscheidene gebruikers via clienteenheden in een netwerk worden bediend;d)wanneer het product op de markt wordt gebracht met een besturingssysteem, is het besturingssysteem ontworpen voor servertoepassingen voor thuis of aan de onderkant van het marktsegment;e)het product wordt niet op de markt gebracht met een afzonderlijke grafische kaart (dGfx) die aan een hogere classificatie dan G1 beantwoordt;

39.   „computerserver”: een computerproduct dat aan clientapparaten, zoals desktopcomputers, notebookcomputers, desktop thin clients, IP (internetprotocol)-telefoons of andere computerservers, diensten verleent en in netwerken georganiseerde systeemelementen biedt. Computerservers worden doorgaans op de markt gebracht voor gebruik in datacentra en kantoor- en bedrijfsomgevingen. Computerservers worden primair bediend via netwerkverbindingen en niet met direct ermee verbonden gebruikersinvoerapparaten zoals een toetsenbord of een muis;

Computerservers hebben de volgende kenmerken:

a)zij zijn ontworpen om besturingssystemen voor computerservers en/of hypervisors te ondersteunen en bedoeld voor het uitvoeren van door de gebruiker geïnstalleerde bedrijfstoepassingen;b)zij ondersteunen geheugen met foutcorrectiecode (ECC) en/of gebufferd geheugen (waaronder zowel gebufferde dual in-line memory modules (DIMM’s) als buffered-on-board (BOB)-configuraties;c)zij worden op de markt gebracht met één of meer stroomvoorzieningen die wisselspanning in gelijkspanning omzetten;d)alle processoren hebben toegang tot het gedeelde systeemgeheugen en zijn afzonderlijk aanspreekbaar door één besturingssysteem of hypervisor..

4)

Artikel 3 wordt vervangen door:

„Artikel 3

Voorschriften inzake ecologisch ontwerp

De voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik in de stand-by- en uit-stand en de netwerkgebonden stand-by-stand zijn vastgesteld in bijlage II.”.

5)

Artikel 7 wordt vervangen door:

„Artikel 7

Evaluatie

De Commissie evalueert deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en presenteert de resultaten van deze evaluatie uiterlijk op 7 januari 2016 aan het Overlegforum. De evaluatie heeft voornamelijk betrekking hebben op het toepassingsgebied en de voorschriften inzake de stand-by-/uit-stand en de geschiktheid en het niveau van de voorschriften voor de netwerkgebonden stand-by-stand wat de derde fase van de tenuitvoerlegging (2019) betreft.

De evaluatie moet betrekking hebben op, onder meer, professionele apparatuur en producten die zijn uitgerust met via afstandsbediening gestuurde elektrische motoren.”.

6)

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 1 van bijlage II treedt in werking op 7 januari 2010.

Punt 2 van bijlage II treedt in werking op 7 januari 2013.

Punt 3 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2015.

Punt 4 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2017.

Punt 5 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2019.

Punt 6 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2015.

Punt 7 van bijlage II treedt in werking op 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.”.

7)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

Punt 2, onder d), wordt vervangen door:

„d)

Stroombeheer voor alle apparatuur behalve netwerkgebonden apparatuur

Behalve wanneer dit niet geschikt is met het oog op de gebruiksbestemming ervan, dient apparatuur over een stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie te beschikken. Wanneer het apparaat zijn hoofdfunctie niet uitvoert en wanneer de functies ervan niet noodzakelijk zijn voor een ander energieverbruikend product of andere energieverbruikende producten, schakelt de stroombeheerfunctie het na een minimale, met de gebruiksbestemming ervan overeenstemmende tijd automatisch over naar:

hetzij de stand-by-stand,

hetzij de uit-stand,

hetzij een andere stand waarin het met het elektriciteitsnet verbonden apparaat niet méér verbruikt dan de geldende voorschriften voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand en/of de stand-by-stand.

De stroombeheerfunctie dient te zijn geactiveerd.”.

b)

De volgende nieuwe punten 3, 4, 5, 6 en 7 worden toegevoegd:

3.   Met ingang van 1 januari 2015:

a)

mogelijkheid om draadloze netwerkverbinding(en) te deactiveren

Alle netwerkgebonden apparatuur die kan worden aangesloten op een draadloos netwerk, biedt de gebruiker de mogelijkheid om de draadloze netwerkverbinding(en) te deactiveren. Deze eis geldt niet voor producten die voor hun toepassingen gebruikmaken van één draadloze netwerkverbinding en die niet over een bedrade netwerkverbinding beschikken;

b)

stroombeheer voor netwerkgebonden apparatuur

Behalve wanneer dit niet geschikt is met het oog op de gebruiksbestemming ervan, dient apparatuur over een stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie te beschikken. Wanneer het apparaat zijn hoofdfunctie niet uitvoert en wanneer de functies ervan niet noodzakelijk zijn voor een ander energieverbruikend product of andere energieverbruikende producten, schakelt de stroombeheerfunctie het apparaat na een minimale, met de gebruiksbestemming ervan overeenstemmende tijd automatisch over naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is.

In een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, kan de stroombeheerfunctie het apparaat automatisch in een stand-by- of uit-stand brengen, dan wel in een andere toestand waarin de geldende elektriciteitsverbruikseisen voor de stand-by- en/of uit-stand niet worden overschreden.

De stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, is beschikbaar voor alle netwerkpoorten van de netwerkgebonden apparatuur.

De stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, is geactiveerd tenzij alle netwerkpoorten gedeactiveerd zijn. In een dergelijk geval wordt de stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, geactiveerd wanneer één van de netwerkpoorten geactiveerd wordt.

De default-tijdsperiode na welke de stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, de apparatuur automatisch in een toestand brengt waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, mag niet langer duren dan 20 minuten;

c)

wanneer alle netwerkpoorten gedeactiveerd zijn, moet netwerkgebonden apparatuur die één of meer stand-by-standen heeft, voldoen aan de eisen voor deze stand-by-stand(en);

d)

wanneer alle netwerkpoorten gedeactiveerd zijn, moet netwerkgebonden apparatuur die geen HiNA-apparatuur is, voldoen aan het bepaalde in punt 2, onder d);

e)

elektriciteitsverbruik in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is:

het elektriciteitsverbruik van HiNA-apparatuur of apparatuur met HiNA-functionaliteit in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de apparatuur door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 12,00 W;

het elektriciteitsverbruik van andere netwerkgebonden apparatuur in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de apparatuur door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 6,00 W;

de onder e) gestipuleerde grenzen voor het elektriciteitsverbruik gelden niet voor:

i.

printapparatuur met een stroomvoorziening met nominaal vermogen van meer dan 750 W;

ii.

grootformaatprinters;

iii.

systemen voor teleaanwezigheid;

iv.

desktop thin clients;

v.

werkstations;

vi.

mobiele werkstations;

vii.

kleinschalige servers;

viii.

computerservers.

4.   Met ingang van 1 januari 2017:

afgezien van de in punt 3, onder a) en b), genoemde eisen, gelden de volgende bepalingen:

a)

netwerkgebonden apparatuur die één of meer stand-by-stand(en) heeft, moet voldoen aan de eisen voor deze stand-by-stand(en) wanneer alle bedrade netwerkpoorten ontkoppeld zijn en alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

b)

netwerkgebonden apparatuur die geen HiNA-apparatuur is, moet voldoen aan het bepaalde in punt 2, onder d), wanneer alle bedrade netwerkpoorten ontkoppeld zijn en alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

c)

elektriciteitsverbruik in een toestand waarin „netwerkgebonden stand-by” beschikbaar is:

 

het elektriciteitsverbruik van HiNA-apparatuur of apparatuur met HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de apparatuur door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 8,00 W;

 

het elektriciteitsverbruik van andere netwerkgebonden apparatuur in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de apparatuur door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 3,00 W;

 

de onder c) gestipuleerde grenzen voor het elektriciteitsverbruik gelden niet voor:

i.

grootformaatprinters;

ii.

desktop thin clients;

iii.

werkstations;

iv.

mobiele werkstations;

v.

kleinschalige servers;

vi.

computerservers.

5.   Met ingang van 1 januari 2019:

afgezien van de in punt 3, onder a) en b), en in punt 4, onder a), b) en c), genoemde eisen, geldt de volgende bepaling voor netwerkgebonden apparatuur die geen HiNA-apparatuur of andere apparatuur met HiNA-functionaliteit is:

het elektriciteitsverbruik van netwerkgebonden apparatuur die geen HiNA-apparatuur of andere apparatuur met HiNA-functionaliteit is, in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de apparatuur door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 2,00 W.

6.   Met ingang van 1 januari 2015:

voor koffiezetmachines is de uitschakelvertraging na welke het product automatisch overschakelt naar de in bijlage II, punt 2, onder d), bedoelde standen en toestanden als volgt:

voor huishoudelijke koffiezetmachines met druppelfilter waarbij de koffie wordt opgeslagen in een geïsoleerde kan, maximaal vijf minuten na voltooiing van de laatste koffiezetcyclus of 30 minuten na voltooiing van een ontkalkings- of zelfreinigingsproces;

voor huishoudelijke koffiezetmachines met druppelfilter waarbij de koffie wordt opgeslagen in een niet-geïsoleerde kan, maximaal 40 minuten na voltooiing van de laatste koffiezetcyclus, of 30 minuten na voltooiing van een ontkalkings- of zelfreinigingsproces;

voor huishoudelijke koffiezetmachines die geen koffiezetmachines met druppelfilter zijn, maximaal 30 minuten na voltooiing van de laatste koffiezetcyclus, of maximaal 30 minuten na activering van het verwarmingselement, of maximaal 60 minuten na activering van de functie voor voorverwarming van de kopjes, of maximaal 30 minuten na voltooiing van een ontkalkings- of zelfreinigingsproces, tenzij een alarm is afgegaan waarbij interventie van de gebruiker wordt gevraagd om mogelijke schade of mogelijk ongeval te voorkomen.

Tot de hierboven genoemde datum zijn de in bijlage II, punt 2, onder d), omschreven voorschriften voor ecologisch ontwerp niet van toepassing.

7.   Productinformatie-eisen

Met ingang van 1 januari 2015 wordt de volgende informatie voor netwerkgebonden apparatuur openbaar gemaakt op de vrij toegankelijke websites van de fabrikant:

a)

voor elke stand-by- en/of uit-stand en de toestand waar netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de apparatuur door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld:

de gegevens inzake het elektriciteitsverbruik, in watt, afgerond tot op de eerste decimaal,

de tijdsperiode na welke de stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, het apparaat automatisch overschakelt naar de stand-by- en/of uit-stand en/of de toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is;

b)

het elektriciteitsverbruik van het product in netwerkgebonden stand-by wanneer alle bedrade netwerkpoorten verbonden zijn en alle draadloze netwerkpoorten geactiveerd zijn;

c)

een leidraad in verband met het activeren en deactiveren van draadloze netwerkpoorten.

Het elektriciteitsverbruik van het product in netwerkgebonden stand-by, als bedoeld onder b), en de leidraad als bedoeld onder c), worden ook opgenomen in de gebruikershandleiding.”.

c)

Punt 3 wordt vervangen door een nieuw punt 8:

„8.   Metingen

Het in punt 1, onder a) en b), punt 2, onder a) en b), punt 3, onder e), punt 4, onder c), en punt 5 bedoelde elektriciteitsverbruik en de in punt 6 bedoelde uitschakelvertragingen moeten worden gemeten aan de hand van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure die overeenstemt met de algemeen aanvaarde stand van de techniek.”.

d)

Punt 4 wordt vervangen door een nieuw punt 9:

„9.   Door de fabrikanten te verstrekken informatie

Met het oog op de in artikel 4 bedoelde overeenstemmingsbeoordeling bevat de technische documentatie de volgende elementen:

a)

per stand-by-stand en/of uit-stand:

het elektriciteitsverbruik in watt, afgerond tot op één decimaal,

de gebruikte meetmethode,

een beschrijving van de wijze waarop de stand is geselecteerd of geprogrammeerd,

een beschrijving van de opeenvolgende stappen die nodig zijn om de stand te bereiken waarin de apparatuur automatisch op andere standen overschakelt,

opmerkingen over de werking van de apparatuur, bijvoorbeeld informatie over hoe de gebruiker de apparatuur kan overschakelen naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is,

in voorkomend geval, de standaard uitschakelvertraging waarna de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie het apparaat naar de toepasselijke laagverbruiksstand of -toestand heeft overgeschakeld;

b)

voor netwerkgebonden apparatuur:

het aantal en het type netwerkpoorten en, met de uitzondering van draadloze netwerkpoorten, waar deze poorten zich bevinden op de apparatuur; met name wordt vermeld of dezelfde fysieke netwerkpoort dienstdoet voor twee of meer types netwerkpoorten,

of alle netwerkpoorten vóór levering gedeactiveerd zijn,

of de apparatuur kan worden gekwalificeerd als HiNA-apparatuur of als apparatuur met HiNA-functionaliteit; als geen informatie wordt gegeven, wordt dit geacht niet het geval te zijn;

en voor elk type netwerkpoort:

de standaard uitschakelvertraging waarna de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie het apparaat overschakelt naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is,

de trigger die wordt gebruikt om de apparatuur te reactiveren,

de specificaties inzake (maximale) prestaties,

het (maximale) elektriciteitsverbruik van de apparatuur in een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is waarnaar de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie de apparatuur zal overschakelen als uitsluitend deze poort voor activering op afstand wordt gebruikt,

het door de apparatuur gebruikte communicatieprotocol.

Wanneer geen informatie wordt verstrekt, wordt het apparaat niet als netwerkgebonden apparatuur beschouwd tenzij het over de functionaliteiten beschikt van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt (dat geen terminal is), hub, modem, VoIP-telefoon of videotelefoon;

c)

testparameters voor metingen:

omgevingstemperatuur,

testvoltage in V en frequentie in Hz,

totale harmonische vervorming van het elektriciteitsvoorzieningssysteem,

informatie en documentatie over de voor de elektriciteitsverbruikscontroles gebruikte instrumenten, configuratie en circuits;

d)

de kenmerken van de apparatuur die relevant zijn voor de beoordeling van de overeenstemming met de in punt 1, onder c) of, naargelang het geval, in punt 2, onder c) en/of d), en/of punt 3, onder b), vastgestelde voorschriften, met inbegrip van de tijd die nodig is voor de inschakeling van de stand-by-stand, de uit-stand of een andere stand waarin de apparatuur niet méér verbruikt dan de geldende voorschriften voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand en/of de stand-by-stand.

In voorkomend geval moet met name een technische motivering worden verstrekt waaruit blijkt dat de in punt 1, onder c), of in punt 2, onder c) en/of d), en/of punt 3, onder b), vastgestelde voorschriften niet geschikt zijn met het oog op de gebruiksbestemming van de apparatuur. De noodzaak om één of meer netwerkverbindingen te behouden of te wachten op een trigger-op-afstand wordt niet beschouwd als een technische rechtvaardiging voor een afwijking van de in punt 2, onder d), vastgestelde eisen in het geval van apparatuur die door de fabrikant niet als netwerkgebonden apparatuur is gedefinieerd.”.

8)

Het volgende wordt toegevoegd aan bijlage III:

„Wat de in bijlage II, punt 2, onder d), vastgestelde eisen betreft, hanteren de autoriteiten van de lidstaten bovenstaande toepasselijke procedure om het elektriciteitsverbruik te meten nadat de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie het apparaat naar de toepasselijke stand of toestand heeft overgeschakeld.

Wat de in bijlage II, punt 3, onder c), en punt 4, onder a), betreft, hanteren de autoriteiten van de lidstaten bovenstaande toepasselijke procedure nadat zij alle netwerkpoorten van de eenheid gedeactiveerd en/of ontkoppeld hebben, naargelang van het geval.

Bij de uitvoering van de artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) bedoelde markttoezichtscontroles maken de autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot de voorschriften van bijlage II, punt 3 en 4, naargelang van toepassing, gebruik van de volgende controleprocedure.

De autoriteiten van de lidstaten testen één eenheid en wel als volgt:

 

wanneer de apparatuur, zoals aangegeven in de technische documentatie, één type netwerkpoort heeft en als twee of meer poorten van dat type beschikbaar zijn, wordt één van deze poorten ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Wanneer er meerdere draadloze netwerkpoorten van hetzelfde type zijn, worden de andere draadloze poorten indien mogelijk gedeactiveerd. In het geval van meerdere bedrade netwerkpoorten van hetzelfde type worden voor de verificatie van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen de andere netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd. Als uitsluitend één netwerkpoort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort;

 

de eenheid wordt vervolgens in de aan-stand gezet. Zodra de eenheid in de aan-stand naar behoren werkt, kan zij naar een toestand gaan waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan het apparaat gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is;

 

wanneer de apparatuur, zoals aangegeven in de technische documentatie, meer dan één type netwerkpoort heeft, wordt voor elk type netwerkpoort de volgende procedure herhaald. Wanneer twee of meer netwerkpoorten van een bepaald type beschikbaar zijn, wordt voor elk type netwerkpoort één poort ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort;

 

wanneer voor een bepaald type netwerkpoort uitsluitend één poort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Niet gebruikte draadloze poorten worden zo mogelijk gedeactiveerd. In het geval van verificatie van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen, worden de niet-gebruikte bedrade netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd;

 

de eenheid wordt in de aan-stand gezet. Zodra de eenheid in de aan-stand naar behoren werkt, kan zij gaan naar een toestand waarin netwerkgebonden stand-by beschikbaar is, en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan het apparaat gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is. Indien één fysieke netwerkpoort wordt gedeeld door twee of meer types (logische) netwerkpoorten, wordt deze procedure herhaald voor elk type logische netwerkpoort, waarbij de overige logische netwerkpoorten logisch-ontkoppeld zijn;

 

het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van deze verordening wanneer de resultaten voor elk type netwerkpoort de grenswaarde met niet meer dan 10 % overschrijdt;

 

in het andere geval worden drie extra eenheden getest. Het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van deze verordening wanneer voor elk type netwerkpoort het gemiddelde van de resultaten van de laatste drie tests de grenswaarde met niet meer dan 10 % overschrijdt:

 

in het andere geval wordt het model geacht niet te voldoen;

 

binnen een maand na de vaststelling van het besluit dat het model niet voldoet, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat de testresultaten en overige relevante informatie aan de autoriteiten van de andere lidstaten en aan de Commissie;

afgezien van de hierboven beschreven procedures, gebruiken de autoriteiten van de lidstaten betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, die beantwoorden aan de algemeen erkende stand van de techniek, waaronder begrepen de methoden die zijn beschreven in documenten waarvan de referentienummers met dat doel zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

9)

Na de laatste zin van bijlage IV wordt het volgende toegevoegd:

„Netwerkgebonden stand-by-stand: 3 W voor HiNA-apparatuur; maximaal 1 W voor apparatuur die geen HiNA-apparatuur is.”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 642/2009

Verordening (EG) nr. 642/2009 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 worden de volgende definities toegevoegd:

„12.   „netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocols);

13.   „netwerkpoort”: een bedrade of draadloze fysieke interface van de netwerkverbinding, gelokaliseerd in het apparaat, waardoor dat apparaat vanop afstand kan worden geactiveerd;

14.   „netwerkgebonden televisie”: een televisie die met een netwerk kan worden verbonden en die beschikt over één of meer netwerkpoorten;

15.   „netwerkbeschikbaarheid”: de capaciteit van het apparaat om functies te reactiveren nadat door een netwerkpoort een trigger-op-afstand is gedetecteerd;

16.   „trigger-op-afstand”: een signaal dat komt van buiten het apparaat via een netwerk;

17.   „netwerkgebonden slaapstand”: een toestand waarin een televisie in staat is een functie te reactiveren bij middel van een trigger-op-afstand via een netwerkverbinding;

18.   „netwerkgebonden televisie met hoge-netwerkbeschikbaarheidsfunctionaliteit” (een televisie met HiNA-functionaliteit): een televisie met daarin vervat de functionaliteit van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt (dat geen terminal is) of combinatie daarvan;

19.   „router”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is het optimale pad voor het netwerkverkeer te kiezen. Routers verzenden datapakketten van één netwerk naar een ander, gebaseerd op netwerklaaginformatie (L3);

20.   „netwerkswitch”: een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is om frames op basis van het adres van bestemming van elk frame te filteren, door te sturen en te verspreiden. Alle switches werken minimaal op de datalinklaag (L2);

21.   „draadloos netwerktoegangspunt”: een apparaat waarvan de hoofdfunctie is om IEEE 802.11 (Wi-Fi)-connectiviteit te verstrekken aan meerdere clienten.”.

2)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

Het volgende wordt toegevoegd als een nieuw punt 3:

„3.   ELEKTRICITEITSVERBRUIK IN NETWERKGEBONDEN SLAAPSTAND

Voor netwerkgebonden televisies gelden de volgende eisen:

1.

Met ingang van 1 januari 2015:

a)

mogelijkheid om draadloze netwerkverbinding(en) uit te schakelen

Wanneer een netwerkgebonden televisie kan verbonden worden met een draadloos netwerk, moet het voor de gebruiker mogelijk zijn de draadloze netwerkverbinding(en) te deactiveren. Deze eis geldt niet voor producten die voor hun toepassingen gebruikmaken van één draadloze netwerkverbinding en die niet over een bedrade netwerkverbinding beschikken;

b)

stroombeheer voor netwerkgebonden televisies

Netwerkgebonden televisies beschikken over een functie met de volgende kenmerken:

 

Na meer dan 4 uren in gebruiksstand volgende op de laatste gebruikersinteractie en/of verandering van kanaal wordt de televisie automatisch overgeschakeld van gebruiksstand naar een toestand van netwerkgebonden stand-by of een andere toestand waarin de toepasselijke grenswaarden qua stroomverbruik bij toestanden met netwerkgebonden stand-by niet worden overschreden.

 

Vóór de automatische overschakeling van een bepaalde stand naar de toepasselijke toestand/modi tonen televisies een waarschuwingsbericht. Deze functie wordt als default ingesteld.

 

In een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, kan de stroombeheerfunctie de televisie automatisch overschakelen naar de slaapstand of de uit-stand of een andere toestand waarin de toepasselijke grenzen voor het elektriciteitsverbruik in de uit- en/of slaapstand niet worden overschreden.

 

De stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, moet beschikbaar zijn voor alle netwerkpoorten van de netwerkgebonden televisie.

 

De stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, moet geactiveerd zijn, tenzij alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn. In dat geval moet de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie geactiveerd zijn wanneer één van die netwerkpoorten geactiveerd is;

c)

een netwerkgebonden televisie die beschikt over één of meer slaapstanden, moet voldoen aan de eisen voor deze slaapstand(en) wanneer alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

d)

elektriciteitsverbruik in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is:

 

Het elektriciteitsverbruik van een televisie met HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 12,00 W.

 

Het elektriciteitsverbruik van televisies zonder HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 6,00 W.

2.

Met ingang van 1 januari 2017:

afgezien van de in punt 1, onder a) en b), genoemde eisen, gelden de volgende bepalingen:

a)

een netwerkgebonden televisie die beschikt over één of meer slaapstanden, moet voldoen aan de eisen voor deze slaapstand(en) wanneer alle bedrade netwerkpoorten ontkoppeld zijn en wanneer alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

b)

een netwerkgebonden televisie moet voldoen aan het bepaalde in punt 2.2, onder d), wanneer alle bedrade netwerkpoorten ontkoppeld zijn en wanneer alle netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

c)

elektriciteitsverbruik in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is:

 

Het elektriciteitsverbruik van een televisie met HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 8,00 W.

 

Het elektriciteitsverbruik van televisies zonder HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 3,00 W.

3.

Met ingang van 1 januari 2019:

afgezien van de in punt 1, onder a) en b), en in punt 2, onder a), b) en c), genoemde eisen, geldt de volgende bepaling voor netwerkgebonden televisies die geen HiNA-apparatuur of televisies met HiNA-functionaliteit zijn:

het elektriciteitsverbruik van televisies zonder HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 2,00 W.”.

b)

Punt 3 wordt punt 4.

c)

Punt 4 wordt punt 5.

d)

Punt 5 wordt punt 6.

e)

In punt 5.1 (nieuw punt 6.1) wordt na punt d) het volgende toegevoegd als nieuw punt e):

„e)

voor netwerkgebonden slaapstand:

het aantal en het type netwerkpoorten en, behalve voor draadloze netwerkpoorten, waar deze poorten zich op de televisie bevinden; met name wordt vermeld of dezelfde fysieke netwerkpoort dienstdoet voor twee of meer types netwerkpoorten,

of alle netwerkpoorten vóór levering gedeactiveerd zijn,

of de televisie kan worden gekwalificeerd als een televisie met HiNA-functionaliteit; als geen informatie wordt gegeven, wordt de televisie geacht geen HiNA-apparatuur of televisie met HiNA-functionaliteit te zijn.”.

f)

In punt 5.1 (nieuw punt 6.1) wordt na nieuw punt e) het volgende toegevoegd als nieuw punt f):

„f)

voor elk type netwerkpoort:

de standaard uitschakelvertraging waarna de stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, het apparaat overschakelt naar een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is,

de trigger die wordt gebruikt om het apparaat opnieuw te activeren,

de specificaties inzake (maximale) prestaties,

het (maximale) elektriciteitsverbruik van de televisie in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie het apparaat zal overschakelen als uitsluitend deze poort voor activering op afstand wordt gebruikt.

Indien geen informatie wordt verstrekt, wordt de televisie niet als netwerkgebonden televisie beschouwd.”.

g)

Punt 5.1, onder e), wordt een nieuw punt 6.1, onder g).

h)

In punt 5.2 (nieuw punt 6.2), wordt het tweede streepje vervangen door:

„—

voor elke slaapstand en/of uit-stand en de toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is: de gegevens inzake het elektriciteitsverbruik, in watt, afgerond op twee decimalen;”.

3)

In bijlage II wordt punt 2 vervangen door:

„2.   Meting van elektriciteitsverbruik in slaap-/uit-stand en netwerkgebonden slaapstand

Metingen van het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden:

Het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in punt 2.1, onder a) en b), punt 2.2, onder a) en b), punt 3.1, onder d), en punt 3.2, onder c), wordt bepaald met behulp van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure, die rekening houdt met de algemeen erkende stand van de techniek.”.

4)

Bijlage III wordt vervangen door:

„BIJLAGE III

CONTROLEPROCEDURE

A.   Controleprocedure voor de in de delen 1, 2, 4 en 5 van bijlage I vastgestelde eisen

1.

Bij de uitoefening van het in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) bedoelde markttoezicht passen de lidstaten de volgende controleprocedure toe voor de in de delen 1, 2, 4 en 5 van bijlage I bedoelde eisen.

De autoriteiten van de lidstaat testen één televisie.

Het model wordt geacht overeen te stemmen met de bepalingen van bijlage I indien:

a)

de uitkomst voor het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand de grenswaarde zoals bepaald in bijlage I, deel 1, punten 1 en 2, met niet meer dan 7 % overschrijdt, en

b)

de uitkomsten voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand/slaapstand, als van toepassing, de grenswaarden zoals bepaald in bijlage I, deel 2, punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b), met niet meer dan 0,10 W overschrijden, en

c)

de uitkomst voor de piekluminantie zoals bepaald in bijlage I, deel 5, niet lager is dan 60 %.

Als de in punt 1, onder a) tot en met c), genoemde uitkomsten niet worden bereikt, worden nog drie exemplaren van hetzelfde model getest.

2.

Nadat nog drie exemplaren van hetzelfde model zijn getest, wordt het model geacht overeen te stemmen met de in bijlage I bedoelde vereisten indien:

a)

het gemiddelde van de uitkomsten van de laatste drie exemplaren voor het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand de grenswaarde zoals bepaald in bijlage I, deel 1, punten 1 en 2, met niet meer dan 7 % overschrijdt, en

b)

het gemiddelde van de uitkomsten van de laatste drie exemplaren voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand/slaapstand de grenswaarden zoals bepaald in bijlage I, deel 2, punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b), met niet meer dan 0,10 W overschrijdt, en

c)

het gemiddelde van de uitkomsten van de laatste drie exemplaren voor de piekluminantie zoals bepaald in bijlage I, deel 5, niet lager is dan 60 %.

Als de in punt 2, onder a) tot en met c), genoemde uitkomsten niet worden bereikt, wordt het model geacht niet overeen te stemmen met de eisen.

B.   Controleprocedure voor de in deel 3 van bijlage I vastgestelde eisen

Met het oog op de markttoezichtscontroles overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de volgende controleprocedure voor de eisen als uiteengezet in bijlage I, deel 3, punt 1, onder d), en punt 2, onder c), als van toepassing. Zij maken gebruik van de onderstaande procedure, na alle netwerkpoorten van de eenheid te hebben gedeactiveerd en/of ontkoppeld, naargelang van toepassing.

De autoriteiten van de lidstaat testen één televisie en wel als volgt:

wanneer de televisie, zoals aangegeven in de technische documentatie, één type netwerkpoort heeft en als twee of meer poorten van dat type beschikbaar zijn, wordt één van deze poorten ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Wanneer er meerdere draadloze netwerkpoorten van hetzelfde type zijn, worden de andere draadloze poorten indien mogelijk gedeactiveerd. In het geval van meerdere bedrade netwerkpoorten van hetzelfde type worden voor de verificatie van de in bijlage I, punt 2, genoemde eisen de andere netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd. Als uitsluitend één netwerkpoort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort;

de eenheid wordt vervolgens in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, wordt zij gebracht in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan de televisie gegeven en vervolgens wordt getoetst of de televisie opnieuw geactiveerd is;

wanneer de televisie, zoals aangegeven in de technische documentatie, meer dan één type netwerkpoort heeft, wordt voor elk type netwerkpoort de volgende procedure herhaald. Wanneer twee of meer netwerkpoorten van een bepaald type beschikbaar zijn, wordt één poort ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort;

wanneer voor een bepaald type netwerkpoort uitsluitend één poort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Niet gebruikte draadloze poorten worden zo mogelijk gedeactiveerd. In het geval van verificatie van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen, worden de niet-gebruikte bedrade netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd;

de eenheid wordt in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, kan zij gaan naar een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan de televisie gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is;

wanneer één fysieke netwerkpoort wordt gedeeld door twee of meer types van (logische) netwerkpoorten, wordt deze procedure herhaald voor elk type logische netwerkpoort, waarbij de andere logische netwerkpoorten logisch-onaangesloten zijn;

het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van deze verordening wanneer de resultaten voor elk type netwerkpoort de grenswaarde met niet meer dan 7 % overschrijden;

in het andere geval worden drie extra eenheden getest. Het model wordt geacht te voldoen aan de eisen van deze verordening wanneer voor elk type netwerkpoort het gemiddelde van de resultaten van de laatste drie tests de grenswaarde met niet meer dan 7 % overschrijdt;

in het andere geval wordt het model geacht niet te voldoen;

binnen een maand na de vaststelling van het besluit dat het model niet voldoet, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat de testresultaten en overige relevante informatie aan de autoriteiten van de andere lidstaten en aan de Commissie.

C.   Controle van de overeenstemming

Met het oog op de controle van de overeenstemming met de eisen maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de in bijlage II beschreven procedure en van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, rekening houdend met de algemeen erkende stand van de techniek, waaronder begrepen de methoden die zijn beschreven in documenten waarvan de referentienummers met dat doel openbaar zijn gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 augustus 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.

(2)  PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29.

(3)  PB L 339 van 18.12.2008, blz. 45.

(4)  PB L 191 van 23.7.2009, blz. 42.

(5)  PB L 190 van 18.7.2008, blz. 22.

(6)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.”

(7)  PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.”.