27.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 140/1


VERORDENING (EU) Nr. 472/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN VAN DE RAAD

van 21 mei 2013

betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 136, in samenhang met artikel 121, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De ongekende mondiale crisis die de wereld sinds 2007 in haar greep houdt, heeft de economische groei en de financiële stabiliteit ernstig geschaad en heeft aanleiding gegeven tot een sterke verslechtering van het overheidstekort en de schuldpositie van de lidstaten, waardoor een aantal onder hen een beroep heeft gedaan op financiële bijstand binnen en buiten het kader van de Unie.

(2)

Artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houdt met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en ook een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.

(3)

Volledige consistentie tussen het in het VWEU vastgelegde multilaterale toezichtkader van de Unie en de mogelijke, aan financiële bijstand verbonden beleidsvoorwaarden dienen in het Unierecht te worden verankerd. De economische en financiële integratie van alle lidstaten, en in het bijzonder de lidstaten die de euro als munt hebben, vereist een versterkt toezicht om besmetting te voorkomen van een lidstaat die moeilijkheden ten aanzien van zijn financiële stabiliteit ondervindt of dreigt te ondervinden, naar de rest van de eurozone en, breder genomen, de Unie als geheel.

(4)

De intensiteit van economische en budgettaire toezicht moet in verhouding staan tot, en evenredig zijn met, de ernst van de ondervonden financiële moeilijkheden en moet naar behoren zijn afgestemd op de aard van de ontvangen financiële bijstand, die kan variëren van louter anticiperende steun op basis van vooraf vastgestelde voorwaarden tot een volwaardig macro-economisch aanpassingsprogramma waaraan strikte beleidsvoorwaarden zijn verbonden. Elk macro-economisch aanpassingsprogramma moet rekening houden met het nationale hervormingsprogramma van de betrokken lidstaat in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

(5)

Een lidstaat die de euro als munt heeft, dient aan verscherpt toezicht krachtens deze verordening te worden onderworpen, wanneer deze ernstige financiële problemen ondervindt of dreigt te ondervinden, met als doel te zorgen voor een spoedige terugkeer naar een normale situatie en om de andere lidstaten van de eurozone tegen mogelijk ongunstige overloopeffecten te beschermen. Dergelijk verscherpt toezicht dient evenredig te zijn aan de ernst van de problemen en moet dienovereenkomstig worden aangepast. Het dient ruimere toegang te behelzen tot de informatie die nodig is voor een nauwlettende bewaking van de economische, budgettaire en financiële situatie, en een regelmatige rapportage aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement en aan het Economisch en Financieel Comité (EFC) of aan een subcomité dat het EFC daartoe kan aanwijzen. Dezelfde toezichtregelingen dienen te gelden voor lidstaten die verzoeken om anticiperende bijstand van één of meer andere lidstaten of derde landen, van het Europees financieel stabiliteitsmechanisme (European Financial Stabilisation Mechanism — EFSM), van het Europees Stabiliteitsmechanisme (European Stability Mechanism — ESM), van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (European Financial Stability Facility — EFSF) of van andere internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

(6)

Een onder verscherpt toezicht gestelde lidstaat moet ook maatregelen treffen die gericht zijn op het aanpakken van de bronnen of mogelijke bronnen van zijn moeilijkheden. Voor dit doel moeten alle aanbevelingen die in de loop van een buitensporigtekortprocedure of van een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden tot die lidstaat gericht zijn, in acht worden genomen.

(7)

Economisch en budgettair toezicht dient in sterke mate te worden versterkt voor lidstaten die zijn onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma. Wegens het alomvattende karakter van een dergelijk programma dienen de overige economische en budgettaire toezichtprocessen tijdens de duur van het macro-economisch aanpassingsprogramma te worden opgeschort of, in voorkomend geval, te worden gestroomlijnd om consistentie van het toezicht op het economische beleid zeker te stellen en om overlapping van rapportageverplichtingen te vermijden. Bij de uitwerking van het macro-economisch aanpassingsprogramma moeten evenwel alle aanbevelingen die in de loop van een buitensporigtekortprocedure of een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden aan de lidstaat gericht zijn, in acht worden genomen.

(8)

De door belastingfraude en -ontduiking gestelde uitdaging is aanzienlijk groter geworden. Mondialisering van de economie, technologische ontwikkelingen, de internationalisering van fraude en de daaruit voortvloeiende onderlinge afhankelijkheid van de lidstaten tonen de beperkingen aan van een louter nationale aanpak en maken gezamenlijk optreden des te meer noodzakelijk.

(9)

De problemen die zich door belastingfraude en -ontduiking voordoen in de lidstaten die zijn onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden aangepakt door de verbetering van de belastinginning in deze lidstaten en door de verbetering van de samenwerking tussen de belastingdiensten in de Unie en in derde landen.

(10)

Er dienen regels te worden vastgelegd om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, te bevorderen en om meer transparantie en verantwoordelijkheid te bewerkstelligen. Het parlement van een lidstaat die is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma of aan versterkt toezicht, dient op de hoogte gehouden te worden in overeenstemming met nationale voorschriften en gebruiken.

(11)

Lidstaten dienen de sociale partners en de organisaties uit het maatschappelijk middenveld te betrekken bij de voorbereiding, tenuitvoerlegging, controle en evaluatie van de financiële bijstandsprogramma's, in overeenstemming met nationale voorschriften en praktijken.

(12)

Alvorens een besluit van de Raad met betrekking tot een macro-economisch aanpassingsprogramma uit hoofde van deze verordening wordt vastgesteld, moeten de desbetreffende organen van het ESM en van de EFSF de gelegenheid krijgen tot het bespreken van de resultaten van de onderhandelingen tussen de Commissie — handelend namens het ESM of de EFSF in samenspraak met de Europese Centrale Bank (ECB) en in voorkomend geval met het IMF — en de ontvangende lidstaat over de mogelijke, aan financiële bijstand aan die lidstaat te verbinden beleidsvoorwaarden. De memoranda van overeenstemming met de nadere voorwaarden waaronder de financiële bijstand wordt verleend, moeten worden vastgesteld in overeenstemming met het verdrag tot instelling van het Europees Stabiliteitsmechanisme en de kaderovereenkomst over de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit.

(13)

Tenzij anders bepaald, omvatten verwijzingen naar financiële bijstand in deze verordening ook anticiperende financiële steun en leningen voor herkapitalisatie van financiële instellingen.

(14)

Het besluit van de Commissie om een lidstaat onder verscherpt toezicht te stellen in de zin van deze verordening moet worden genomen in nauwe samenwerking met: het EFC; de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3); de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), gezamenlijk genoemd „de Europese toezichthoudende autoriteiten” (ETA's) en het Europees Comité voor systeemrisico (European System Risk Board — ESRB), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (6). De Commissie dient ook samen te werken met het EFC bij de beslissing over eventuele verlenging van het verscherpte toezicht.

(15)

Op grond van een gemotiveerd verzoek van de desbetreffende lidstaat of, in voorkomend geval, op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden, heeft de Commissie de mogelijkheid om een vermindering of een annulering aan te bevelen van elk bestaand rentedragend deposito, elk bestaand niet-rentedragend deposito of elke bestaande boete door de Raad opgelegd in het kader van het preventieve of corrigerende deel van het Stabiliteits- en groeipact.

(16)

Toegang tot informatie aangaande het voorbereidende werk verricht voor de vaststelling van een aanbeveling op grond van deze verordening, dient onderworpen te zijn aan Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (7).

(17)

Indien op grond van deze verordening wordt besloten dat een lidstaat niet voldoet aan de in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma opgenomen eisen, en de ontwikkelingen en analyses duidelijk de noodzaak aantonen van een mechanisme voor het verzekeren van de naleving van verplichtingen jegens crediteuren en van de stabilisering van de economische en financiële situatie, wordt de Commissie verzocht om voorstellen voor een dergelijk mechanisme te doen.

(18)

Aan de Raad moeten worden toegekend: de bevoegdheid tot het vaststellen van aanbevelingen inzake het treffen van anticiperende corrigerende maatregelen en inzake de voorbereiding van een macro-economisch aanpassingsprogramma; de bevoegdheid tot goedkeuring van macro-economische aanpassingsprogramma's; de bevoegdheid tot het nemen van besluiten inzake de belangrijkste beleidsvereisten die het ESM of de EFSF in de voorwaarden willen opnemen voor anticiperende financiële bijstand of leningen voor herkapitalisatie van financiële instellingen of in enig nieuw financieel instrument dat in het kader van het ESM wordt overeengekomen; en de bevoegdheid tot het aanbevelen van het treffen van corrigerende maatregelen jegens lidstaten die onder post-programmatoezicht staan. Deze bevoegdheden zijn bijzonder belangrijk voor de coördinatie van economisch beleid tussen de lidstaten, die krachtens artikel 121 VWEU binnen de Raad dient plaats te vinden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden bepalingen vastgesteld ter versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten die de euro als munt hebben, indien deze lidstaten:

a)

ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden met betrekking tot hun financiële stabiliteit of de houdbaarheid van hun overheidsfinanciën, met mogelijk ongunstige overloopeffecten op andere lidstaten in de eurozone, of

b)

financiële bijstand aanvragen of ontvangen van één of meer andere lidstaten of derde landen, het Europees Financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) of een andere desbetreffende internationale financiële instelling zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

2.   Deze verordening legt ook bepalingen vast voor een verbeterde coördinatie van economisch beleid.

3.   Deze verordening is van toepassing op de lidstaten die de euro als munt hebben.

4.   Bij de toepassing van deze verordening leven de Raad, de Commissie en de lidstaten artikel 152 VWEU volledig na. Bij de toepassing van deze verordening en de daaronder vastgestelde aanbevelingen nemen de Raad, de Commissie en de lidstaten eveneens nationale voorschriften en praktijken en ook artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in acht. Bijgevolg laat de toepassing van deze verordening en van deze aanbevelingen het recht om over collectieve arbeidsovereenkomsten te onderhandelen, deze te sluiten en deze uit te voeren, of om in overeenstemming met het nationale recht vakbondsacties te voeren, onverlet.

Artikel 2

Lidstaten onderworpen aan verscherpt toezicht

1.   De Commissie kan besluiten een lidstaat die ernstige moeilijkheden ondervindt of dreigt te ondervinden met betrekking tot zijn financiële stabiliteit, hetgeen waarschijnlijk ongunstige overloopeffecten zal hebben op andere lidstaten in de eurozone, onder verscherpt toezicht te stellen.

Bij het beoordelen of een lidstaat ernstige moeilijkheden met betrekking tot diens financiële stabiliteit dreigt te ondervinden, maakt de Commissie naast andere parameters gebruik van het waarschuwingsmechanisme, zoals ingesteld bij artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (8) of, indien beschikbaar, de meest recente diepgaande evaluatie. De Commissie voert eveneens een alomvattende beoordeling uit, waarbij zij in het bijzonder rekening houdt met de leenvoorwaarden van die lidstaat, het terugbetalingprofiel van diens schuldverplichtingen, de robuustheid van diens begrotingskader, de houdbaarheid op lange termijn van diens overheidsfinanciën, de zwaarte van de schuldenlast en het risico op besmetting als gevolg van ernstige spanningen in diens financiële sector naar zijn budgettaire positie of naar de financiële sector van andere lidstaten.

De betrokken lidstaat wordt de mogelijkheid geboden zijn standpunten kenbaar te maken alvorens de Commissie haar besluit om die lidstaat aan verscherpt toezicht te onderwerpen, vaststelt. De Commissie besluit om de zes maanden of het verscherpte toezicht op die lidstaat wordt verlengd.

2.   Indien de Commissie uit hoofde van lid 1 besluit een lidstaat onder verscherpt toezicht te stellen, stelt zij de betrokken lidstaat naar behoren in kennis van alle resultaten van de in lid 1 bedoelde beoordeling en stelt zij dienovereenkomstig de Europese Centrale Bank, in haar hoedanigheid van toezichthouder, de desbetreffende ETA's en het ESRB in kennis.

3.   De Commissie stelt een lidstaat onder verscherpt toezicht, indien een lidstaat anticiperende financiële bijstand ontvangt van één of meerdere andere lidstaten of derde landen, het EFSM, het ESM, de EFSF of een andere betrokken internationale financiële instelling, zoals het IMF.

De Commissie maakt de in overeenstemming met lid 1 en met dit lid genomen besluiten openbaar.

4.   Lid 3 is niet van toepassing op een lidstaat die anticiperende financiële bijstand ontvangt in de vorm van een kredietlijn die niet van de vaststelling van nieuwe beleidsmaatregelen door de betrokken lidstaat afhankelijk is gesteld, mits er geen beroep op de kredietlijn wordt gedaan.

5.   De Commissie maakt ter informatie een lijst van de instrumenten bekend die voorzien in anticiperende financiële bijstand als bedoeld in lid 3, en houdt deze actueel, zodat rekening kan worden gehouden met mogelijke wijzigingen in het beleid inzake financiële bijstand van het ESM, de EFSF of van een ander betrokken internationale financiële instelling.

Artikel 3

Verscherpt toezicht

1.   Een lidstaat die onder verscherpt toezicht staat, neemt in overleg en in samenwerking met de Commissie, die handelt in samenspraak met de ECB, de ETA's, het ESRB en, waar nodig, het IMF, maatregelen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van moeilijkheden aan te pakken. De lidstaat neemt hierbij alle aanbevelingen in acht, die hij heeft ontvangen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (9), Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (10), en Verordening (EU) nr. 1176/2011, met betrekking tot onder meer zijn nationale hervormingsprogramma en zijn stabiliteitsprogramma.

De Commissie stelt de bevoegde commissie van het Europees Parlement, het EFC, de Eurogroepwerkgroep en, voor zover relevant en in overeenstemming met de nationale praktijken, het parlement van de betrokken lidstaat, in kennis van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.

2.   De nauwgezette bewaking van de budgettaire situatie overeenkomstig artikel 10, leden 2, 3 en 6, van Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (11) is van toepassing op een lidstaat die onder verscherpt toezicht staat, ongeacht de aanwezigheid van buitensporig tekort in die lidstaat. Het overeenkomstig artikel 10, lid 3, opgestelde verslag wordt elk kwartaal ingediend.

3.   Een lidstaat die krachtens artikel 2, lid 1, onder verscherpt toezicht staat, zal op verzoek van de Commissie:

a)

aan de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder en, waar passend, aan de desbetreffende ETA's in overeenstemming met artikel 35 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 met de verlangde frequentie uitgesplitste informatie verstrekken over de ontwikkelingen in zijn financiële stelsel, met inbegrip van een analyse van de resultaten van de stresstests en gevoeligheidsanalyses uitgevoerd uit hoofde van punt b) van dit lid;

b)

onder toezicht van de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, of, naargelang het geval, onder toezicht van de desbetreffende ETA's, stresstests of gevoeligheidsanalyses uitvoeren, als nader bepaald door de Commissie en de ECB in samenspraak met de desbetreffende ETA's en met het ESRB, die nodig zijn om het weerstandsvermogen van de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken bestand te beoordelen;

c)

verplicht zijn regelmatig beoordelingen te ondergaan van zijn toezichthoudende capaciteit ten aanzien van de financiële sector in het kader van een specifieke wederzijdse beoordeling die wordt uitgevoerd door de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, of, naargelang het geval, door de desbetreffende ETA's;

d)

aan de Commissie elke informatie verstrekken die nodig is voor de bewaking van macro-economische onevenwichtigheden, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1176/2011.

Op basis van de analyse van de resultaten van de onder a) van de eerste alinea bedoelde stresstests of de gevoeligheidsanalyses en rekening houdend met de conclusies van de beoordeling van de relevante indicatoren van het scorebord voor macro-economische onevenwichtigheden, zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1176/2011, beoordelen de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, en de desbetreffende ETA's in samenspraak met het ESRB, de mogelijke zwakke plekken van het financiële stelsel en leggen zij die beoordeling voor aan de Commissie, in een door deze zelf te bepalen regelmaat, en aan de ECB.

4.   Een lidstaat die krachtens artikel 2, lid 3, onder verscherpt toezicht staat, zal op verzoek van de Commissie:

a)

aan de Commissie, de ECB en, naargelang het geval, de desbetreffende ETA's in overeenstemming met artikel 35 van Verordeningen (EU) nr. 1093/2010, (EU) nr. 1094/2010 en (EU) nr. 1095/2010 met de verlangde frequentie uitgesplitste informatie verstrekken over de ontwikkelingen in zijn financiële stelsel, met inbegrip van een analyse van de resultaten van de stresstests en gevoeligheidsanalyses die zijn uitgevoerd uit hoofde van punt b);

b)

onder toezicht van de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder, of, naargelang het geval, onder toezicht van de desbetreffende ETA's, stresstests of gevoeligheidsanalyses uitvoeren, als nader bepaald door de Commissie en de ECB in samenspraak met de desbetreffende ETA's en het ESRB, die nodig zijn om het weerstandsvermogen van de financiële sector tegen diverse macro-economische en financiële schokken te beoordelen, en hun de resultaten in detail meedelen;

c)

verplicht zijn regelmatig beoordelingen te ondergaan van zijn toezichthoudende capaciteit met betrekking tot de financiële sector in het kader van een specifieke wederzijdse beoordeling die wordt uitgevoerd door de ECB, in haar hoedanigheid van toezichthouder of, in voorkomend geval, door de desbetreffende ETA's;

d)

aan de Commissie elke informatie verstrekken die nodig is voor het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1176/2011.

De Commissie, de ECB en de desbetreffende ETA's behandelen de hun meegedeelde uitgesplitste gegevens als vertrouwelijk.

5.   De Commissie voert, in samenspraak met de ECB en met de desbetreffende ETA's en, naargelang het geval, met het IMF, regelmatig controlebezoeken uit in de onder verscherpt toezicht gestelde lidstaat om te verifiëren welke vorderingen door deze lidstaat zijn gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de in de leden 1, 2, 3 en 4 bedoelde maatregelen.

Elk kwartaal deelt de Commissie haar beoordeling mede aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement en aan het EFC. In deze beoordeling gaat zij in het bijzonder na of verdere maatregelen zijn vereist.

De in de eerste alinea bedoelde controlebezoeken vervangen het in artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 voorziene toezicht ter plaatse.

6.   Bij de voorbereiding van de beoordeling als bedoeld in lid 5, houdt de Commissie rekening met de resultaten van elke diepgaande evaluatie uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1176/2011, met inbegrip van de beoordeling van overloopeffecten van nationaal economisch beleid naar de onder verscherpt toezicht staande lidstaten, overeenkomstig artikel 5, lid 2, van die verordening.

7.   Indien de Commissie op basis van de in lid 5 bedoelde controlebezoeken concludeert dat nog andere maatregelen vereist zijn en dat de financiële en economische situatie van de betrokken lidstaat aanzienlijke ongunstige gevolgen heeft voor de financiële stabiliteit van de eurozone of van de lidstaten daarvan, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de betrokken lidstaat aanbevelen anticiperende preventieve maatregelen te treffen of een ontwerp van een macro-economisch aanpassingsprogramma op te stellen.

De Raad kan besluiten zijn aanbeveling openbaar te maken.

8.   Ingeval een in lid 7 bedoelde aanbeveling openbaar wordt gemaakt:

a)

kan de bevoegde commissie van het Europees Parlement de betrokken lidstaat en de Commissie de gelegenheid geven om aan een gedachtewisseling deel te nemen;

b)

kunnen vertegenwoordigers van de Commissie door het parlement van de betrokken lidstaat worden uitgenodigd om aan een gedachtewisseling deel te nemen;

c)

brengt de Raad de relevante commissie van het Europees Parlement tijdig op de hoogte van de inhoud van de aanbeveling.

9.   Gedurende de loop van de procedure van versterkt toezicht kunnen de bevoegde commissie van het Europees Parlement en het parlement van de betrokken lidstaat vertegenwoordigers van de Commissie, de ECB en het IMF uitnodigen om aan een economische dialoog deel te nemen.

Artikel 4

Rapportage in geval van financiële steun ten behoeve van herkapitalisatie van financiële instellingen

Lidstaten die onder verscherpt toezicht staan of die zijn onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma, en die financiële steun voor de herkapitalisatie van hun financiële instellingen ontvangen, rapporteren tweemaal per jaar aan het EFC over de aan deze financiële instellingen opgelegde voorwaarden, onder andere wat betreft beloningsbeleid. Deze lidstaten rapporteren tevens over de kredietvoorwaarden die door de financiële sector aan de reële economie worden geboden.

Artikel 5

Informatie over geplande verzoeken om financiële bijstand

Een lidstaat die voornemens is van één of meer andere lidstaten of derde landen, het ESM, de EFSF, of een andere desbetreffende internationale financiële instelling zoals het IMF financiële bijstand te vragen, stelt de voorzitter van de Eurogroepwerkgroep, het lid van de Commissie belast met economische en monetaire zaken en de president van de ECB onmiddellijk van zijn voornemen in kennis.

Na ontvangst van een beoordeling van de Commissie houdt de Eurogroepwerkgroep een bespreking over het voorgenomen verzoek, met als doel, onder andere, te onderzoeken of financiële bijstand ter beschikking kan worden gesteld in het kader van de bestaande financiële instrumenten van de Unie of van de eurozone, voordat de betreffende lidstaat mogelijke geldschieters benadert.

Een lidstaat die voornemens is financiële bijstand van het EFSM te vragen, stelt de voorzitter van het EFC, het lid van de Commissie verantwoordelijk voor economische en monetaire zaken en de president van de ECB onmiddellijk van zijn voornemen in kennis.

Artikel 6

Evaluatie van de houdbaarheid van de overheidsschuld

Indien een lidstaat financiële bijstand van het EFSM, het ESM of de EFSF verzoekt, beoordeelt de Commissie in samenspraak met de ECB en waar mogelijk met het IMF de houdbaarheid van de overheidsschuld van de betrokken lidstaat en zijn reële of potentiële financieringsbehoeften. De Commissie legt die beoordeling voor aan de Eurogroepwerkgroep indien de financiële bijstand moet worden verleend onder het ESM of de EFSF, en aan het EFS indien de financiële bijstand moet worden verleend onder het EFSM.

De beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld wordt gebaseerd op het meest waarschijnlijke macro-economische scenario of op een meer prudent scenario, en op budgettaire prognoses, waarbij gebruik wordt gemaakt van de meest recente informatie en terdege rekening wordt gehouden met de conclusies van het verslag als bedoeld in artikel 3, lid 3, on der a), en ook van elke toezichthoudende taak die wordt uitgeoefend in overeenstemming met artikel 3, lid 3, onder b). De Commissie beoordeelt tevens de impact van macro-economische en financiële schokken en ongunstige ontwikkelingen op de houdbaarheid van de overheidsschuld.

De Commissie maakt het macro-economische scenario, met inbegrip van het groeiscenario, de relevante parameters die de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld van de betrokken lidstaat onderbouwen, en de geraamde impact van het geheel aan budgettaire maatregelen op de economische groei, openbaar.

Artikel 7

Macro-economisch aanpassingsprogramma

1.   Wanneer een lidstaat van één of meer andere lidstaten of derde landen, het EFSM, het ESM, de EFSF of het IMF financiële bijstand vraagt, stelt hij in overleg met de Commissie, in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, een ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma op, dat gebaseerd is op en in de plaats komt van alle economische partnerschapsovereenkomsten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 473/2013 en dat jaarlijkse begrotingsdoelstellingen bevat.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma behandelt de specifieke, uit die lidstaat voortkomende risico's voor de financiële stabiliteit in de eurozone, en is erop gericht spoedig wederom een gezonde en houdbare economische en financiële situatie tot stand te brengen en het vermogen van de lidstaat om zich volledig op de financiële markten te financieren, te herstellen.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma wordt gebaseerd op de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld als bedoeld in artikel 6 die wordt geactualiseerd om daarin de impact van de met de betrokken lidstaat onderhandelde, corrigerende ontwerpmaatregelen te verwerken en neemt naar behoren de aanbevelingen in acht die overeenkomstig artikelen 121, 126, 136 of 148 VWEU tot de betrokken lidstaat zijn gericht, en met diens acties om aan deze aanbevelingen gevolg te geven, er daarbij tegelijkertijd naar strevend de vereiste beleidsmaatregelen te verruimen, te versterken en te verdiepen.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma houdt rekening met de gebruiken en instellingen voor loonvorming en met het nationale hervormingsprogramma van de betrokken lidstaat in het kader van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

Het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma neemt artikel 152 VWEU en artikel 28 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie volledig in acht. De Commissie brengt de voorzitter en de vicevoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement mondeling op de hoogte van de voortgang van de voorbereiding van het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

2.   De Raad keurt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie het macro-economisch aanpassingsprogramma goed, zoals dit is uitgewerkt door de lidstaat die overeenkomstig lid 1 de financiële bijstand aanvraagt.

De Commissie ziet erop toe dat het door haar namens het ESM of de EFSF ondertekende memorandum van overeenstemming volledig consistent is met het door de Raad goedgekeurde macro-economisch aanpassingsprogramma.

3.   De Commissie draagt zorg voor consistentie binnen de procedure van economisch en budgettair toezicht voor een lidstaat die onderworpen is aan een macro-economisch programma, teneinde dubbele rapportageverplichtingen te voorkomen.

4.   De Commissie, in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, monitort de voortgang die door een lidstaat wordt gemaakt bij de tenuitvoerlegging van zijn macro-economisch aanpassingsprogramma.

De Commissie stelt iedere drie maanden het EFC van een dergelijke voortgang in kennis. De betrokken lidstaat verleent de Commissie en de ECB zijn volledige medewerking. Hij verstrekt de Commissie en de ECB met name alle informatie die zij nodig achten voor het monitoren van de tenuitvoerlegging van het macro-economisch aanpassingsprogramma in overeenstemming met artikel 3, lid 4.

De Commissie brengt de voorzitter en de vicevoorzitters van de bevoegde commissie van het Europees Parlement mondeling op de hoogte van de voortgang bij de voorbereiding van het ontwerp voor een macro-economisch aanpassingsprogramma. Deze informatie wordt vertrouwelijk behandeld.

5.   De Commissie gaat, in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, samen met de betrokken lidstaat na, welke wijzigingen en updates eventueel in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden aangebracht om naar behoren rekening te houden met onder meer aanzienlijke verschillen tussen macro-economische prognoses en reële cijfers, die mogelijk het gevolg zijn van het macro-economisch aanpassingsprogramma, ongunstige overloopeffecten en macro-economische en financiële schokken. De Raad neemt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over alle wijzigingen die in dat programma moeten worden aangebracht.

6.   De betrokken lidstaat gaat in nauwe samenwerking met de Commissie na of alle nodige maatregelen moeten worden genomen om private beleggers ertoe aan te moedigen hun algehele risicopositie vrijwillig te handhaven.

7.   Indien uit de in lid 4 bedoelde monitoring blijkt dat sprake is van aanzienlijke afwijkingen van het macro-economisch aanpassingsprogramma van een lidstaat, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten dat de betrokken lidstaat niet voldoet aan de beleidsvoorwaarden die in het programma worden gesteld. In haar voorstel gaat de Commissie uitdrukkelijk na of deze aanzienlijke afwijkingen toe te schrijven zijn aan oorzaken die buiten de macht liggen van de betrokken lidstaat.

De in het macro-economisch aanpassingsprogramma vastgelegde inspanningen voor budgettaire consolidatie van de begroting houden rekening met de noodzaak om voldoende middelen veilig te stellen voor elementaire beleidsgebieden, zoals onderwijs en gezondheidszorg.

Indien de Raad uit hoofde van dit lid een besluit neemt, neemt de betrokken lidstaat, in nauwe samenwerking met de Commissie en in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, maatregelen ter stabilisering van de markt en tot behoud van de goede werking van zijn financiële sector.

8.   Een lidstaat die onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en die over onvoldoende administratieve capaciteit beschikt voor, of ernstige problemen ondervindt bij de tenuitvoerlegging van het programma, verzoekt om technische bijstand van de Commissie, die voor dit doel groepen van deskundigen kan vormen, samengesteld uit leden uit andere lidstaten en andere instellingen van de Unie of van desbetreffende internationale instellingen. De doelstellingen en de middelen van de technische bijstand worden gedetailleerd beschreven in de bijgewerkte versies van het macro-economisch aanpassingsprogramma, en zijn gericht op het gebied waar belangrijke tekortkomingen zijn onderkend. Technische bijstand kan de aanstelling inhouden van een residerend vertegenwoordiger met ondersteunend personeel, die de autoriteiten over de tenuitvoerlegging van het programma van advies moet dienen.

Het macro-economisch aanpassingsprogramma, met inbegrip van de doelstellingen en de verwachte verdeling van de aanpassingsinspanningen, wordt openbaar gemaakt.

De conclusies uit de beoordeling van de houdbaarheid van de overheidsschuld worden als bijlage bij het macro-economisch aanpassingsprogramma gevoegd.

9.   Een lidstaat waarvoor een macro-economisch aanpassingsprogramma loopt, voert een alomvattende audit van zijn openbare financiën uit om onder meer de oorzaken te kunnen nagaan die tot cumulatie van excessieve schuldniveaus hebben geleid, en mogelijke onregelmatigheden te traceren.

10.   De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat en de Commissie de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van het macro-economisch aanpassingsprogramma worden gemaakt.

11.   Het parlement van de betrokken lidstaat kan vertegenwoordigers van de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de vorderingen die bij de tenuitvoerlegging van diens macro-economisch aanpassingsprogramma worden gemaakt.

12.   Dit artikel is niet van toepassing op instrumenten die voorzien in anticiperende financiële bijstand, op leningen met het oog op herkapitalisatie van financiële instellingen, noch op enig nieuw financieel instrument waarvoor bepalingen van het ESM niet voorzien in een macro-economisch aanpassingsprogramma.

De Commissie stelt ter informatie een lijst op van de in de eerste alinea bedoelde instrumenten voor financiële bijstand en houdt deze actueel om rekening te houden met mogelijke wijzigingen in het financiële steunbeleid van het ESM.

Wat deze instrumenten betreft, hecht de Raad op aanbeveling van de Commissie, bij een aan de betrokken lidstaat te richten besluit zijn goedkeuring aan de belangrijkste beleidsvereisten die het ESM of de EFSF voornemens is in de voorwaarden voor hun financiële bijstand op te nemen, voor zover de inhoud van die maatregelen valt onder de bevoegdheden van de Unie als vastgelegd in de Verdragen.

De Commissie ziet erop toe dat het door haar namens het ESM of de EFSF ondertekende memorandum van overeenstemming volledig consistent is met een dergelijk besluit van de Raad.

Artikel 8

Betrokkenheid van sociale partners en maatschappelijk middenveld

Een lidstaat vraagt de mening van sociale partners en desbetreffende maatschappelijke organisaties bij de uitwerking van zijn macro-economisch aanpassingsprogramma, met als doel bij te dragen aan het opbouwen van consensus over de inhoud ervan.

Artikel 9

Maatregelen voor het veilig stellen van belastinginkomsten

Een lidstaat neemt, waar nodig, maatregelen in nauwe samenwerking met de Commissie en in samenspraak met de ECB en, naargelang het geval, met het IMF, gericht op een efficiëntere en doelmatiger belastinginning en op bestrijding van belastingfraude en -ontduiking, met als doel de belastinginkomsten te verhogen.

Artikel 10

Consistentie met het Stabiliteits- en groeipact

1.   Indien een lidstaat uit hoofde van artikel 7 van deze verordening onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarin, is deze vrijgesteld van het indienen van een stabiliteitsprogramma uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1466/97, en dient deze de inhoud van een dergelijke stabiliteitsprogramma te integreren in zijn macro-economisch aanpassingsprogramma.

2.   Indien een lidstaat die is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma tevens het voorwerp is van een aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU of van een besluit tot het doen uitgaan van een aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, VWEU tot correctie van een buitensporig tekort:

a)

is de lidstaat vrijgesteld van het indienen van verslagen uit hoofde van — als toepasselijk — artikel 3, lid 4 bis, en artikel 5, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97;

b)

worden de jaarlijkse begrotingsdoelstellingen in het macro-economisch aanpassingsprogramma geïntegreerd in de aanbeveling of het besluit tot aanmaning, respectievelijk uit hoofde van artikel 3, lid 4, en artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97 en, indien de betrokken lidstaat het voorwerp is van een besluit tot aanmaning uit hoofde van artikel 126, lid 9, VWEU, worden de maatregelen waarmee de doelstellingen van het macro-economisch aanpassingsprogramma moeten worden bereikt, geïntegreerd in het besluit tot aanmaning uit hoofde van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1467/97;

c)

wordt de lidstaat wat betreft de in artikel 7, lid 4, van deze verordening bedoelde monitoring vrijgesteld van de monitoring uit hoofde van artikel 10, lid 1, en artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 1467/97 en van de monitoring die aan ieder besluit uit hoofde van artikel 4, lid 2, en artikel 6, lid 2, van die verordening ten grondslag ligt.

Artikel 11

Consistentie met Verordening (EU) nr. 1176/2011

Indien een lidstaat onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma, is Verordening (EU) nr. 1176/2011 niet van toepassing op die lidstaat voor de duur van dat programma, behalve dat de indicatoren van het in Verordening (EU) nr. 1176/2011 bedoelde scoreboard wel worden geïntegreerd in de monitoring van het macro-economisch aanpassingsprogramma.

Artikel 12

Consistentie met het Europees semester voor economische beleidscoördinatie

Indien een lidstaat is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma, wordt hij vrijgesteld van de monitoring en evaluatie van het Europees semester voor economische beleidscoördinatie als bedoeld in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1466/97.

Artikel 13

Consistentie met Verordening (EU) nr. 473/2013

Indien een lidstaat is onderworpen aan een macro-economisch aanpassingsprogramma is Verordening (EU) nr. 473/2013 niet van toepassing voor de duur van dat macro-economisch aanpassingsprogramma, met uitzondering van de artikelen 1 tot en met 5 en 13 tot en met 18 van die verordening.

Artikel 14

Post-programmatoezicht

1.   Een lidstaat blijft onder post-programmatoezicht staan zolang niet minimaal 75 % van de van één of meer andere lidstaten, het EFSM, het ESM of de EFSF ontvangen financiële bijstand is terugbetaald. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de duur van het post-programmatoezicht verlengen, in het geval van een voortdurend risico voor de financiële stabiliteit of budgettaire houdbaarheid van de betrokken lidstaat. Het voorstel van de Commissie wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij de Raad binnen 10 dagen nadat de Commissie het heeft uitgebracht, bij gekwalificeerde meerderheid besluit het voorstel te verwerpen.

2.   Op verzoek van de Commissie voldoet de lidstaat die onder post-programmatoezicht staat aan de eisen uit hoofde van artikel 3, lid 3, van deze verordening en verstrekt de informatie als bedoeld in artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 473/2013.

3.   De Commissie legt, in samenspraak met de ECB, regelmatig controlebezoeken af in de lidstaat onder post-programmatoezicht om de economische, budgettaire en financiële situatie ervan te beoordelen. Elke zes maanden deelt zij haar beoordeling mede aan de bevoegde commissie van het Europees Parlement, het EFC, en het parlement van de betrokken lidstaat, en gaat zij met name na of corrigerende maatregelen zijn vereist.

De bevoegde commissie van het Europees Parlement kan de betrokken lidstaat de gelegenheid bieden om deel te nemen aan een gedachtewisseling over de gemaakte voortgang in het kader van het post-programmatoezicht.

4.   De Raad kan, op voorstel van de Commissie, de onder post-programmatoezicht gestelde lidstaat aanbevelen corrigerende maatregelen te nemen. Het voorstel van de Commissie wordt geacht door de Raad te zijn aangenomen, tenzij de Raad binnen 10 dagen nadat de Commissie het heeft uitgebracht, bij gekwalificeerde meerderheid besluit het voorstel te verwerpen.

5.   Het parlement van de betrokken lidstaat kan vertegenwoordigers van de Commissie uitnodigen om deel te nemen aan een gedachtewisseling over het post-programmatoezicht.

Artikel 15

Stemming binnen de Raad

Met betrekking tot de in deze verordening bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad stemrecht die lidstaten vertegenwoordigen die de euro als munt hebben, en besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.

Een gekwalificeerde meerderheid van de in lid 1 vermelde leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 238, lid 3, onder a), VWEU.

Artikel 16

Toepassing op lidstaten die financiële bijstand ontvangen

Lidstaten die op 30 mei 2013 financiële bijstand ontvangen, zijn met ingang van die datum onderworpen aan deze verordening.

Artikel 17

Overgangsbepalingen

Niettegenstaande artikel 14 zijn lidstaten die op 30 mei 2013 onder post-programmatoezicht staan, onderworpen aan de regels, voorwaarden en procedures voor post-programmatoezicht die van toepassing zijn op de financiële bijstand die zij ontvangen.

Artikel 18

Het informeren van het Europees Parlement

Het Europees Parlement kan vertegenwoordigers van de Raad en de Commissie uitnodigen om een dialoog aan te gaan over de toepassing van deze verordening.

Artikel 19

Verslagen

Uiterlijk 1 januari 2014, en daarna elke vijf jaar, legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voor over de toepassing van deze verordening, indien toepasselijk vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. De Commissie maakt dit verslag openbaar.

In het in de eerste alinea bedoelde verslag wordt onder meer een beoordeling gegeven van:

a)

de doeltreffendheid van deze verordening;

b)

vooruitgang die is geboekt bij het zekerstellen van een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten in overeenstemming met het VWEU;

c)

de bijdrage van deze verordening aan de verwezenlijking van de strategie van de Unie voor groei en werkgelegenheid.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  PB C 141 van 17.5.2012, blz. 7.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 mei 2013.

(3)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12.

(4)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48.

(5)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84.

(6)  PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1.

(7)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(8)  PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

(9)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(10)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

(11)  Zie bladzijde 11 van dit Publicatieblad.