5.4.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 95/9


VERORDENING (EU) Nr. 313/2013 VAN DE COMMISSIE

van 4 april 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van Geconsolideerde jaarrekening, Gezamenlijke overeenkomsten en Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: Overgangsleidraden (wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 van de Commissie (2) is een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 28 juni 2012 heeft de International Accounting Standards Board (IASB) wijzigingen gepubliceerd in International Financial Reporting Standard (IFRS) 10 Geconsolideerde jaarrekening, IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten en IFRS 12 Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten (de wijzigingen) die voortvloeien uit voorstellen die zijn opgenomen in het desbetreffende voorontwerp Overgangsleidraden dat in december 2011 is gepubliceerd. Doel van de wijzigingen is het verduidelijken van de bedoeling van de IASB bij de eerste publicatie van de overgangsleidraad in IFRS 10. De wijzigingen verlenen tevens additionele overgangsondersteuning in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12 en beperken het vereiste om slechts aan de vorige vergelijkende periode aangepaste vergelijkende informatie te verschaffen. Voorts wordt als gevolg van de wijzigingen voor informatieverstrekking betreffende niet-geconsolideerde gestructureerde entiteiten het vereiste geschrapt om vergelijkende informatie in te dienen voor perioden vóór de eerste toepassing van IFRS 12.

(3)

De wijzigingen in IFRS 11 bevatten verwijzingen naar IFRS 9 die momenteel niet kunnen worden toegepast omdat IFRS 9 door de Unie nog niet is goedgekeurd. Daarom dient elke in de bijlage bij deze verordening voorkomende verwijzing naar IFRS 9 te worden gelezen als een verwijzing naar International Accounting Standard (IAS) 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.

(4)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat de wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12 beantwoorden aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria.

(5)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

international Financial Reporting Standard (IFRS) 10 Geconsolideerde jaarrekening wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

(b)

IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening;

(c)

IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards wordt gewijzigd overeenkomstig IFRS 11 conform de bijlage bij deze verordening;

(d)

IFRS 12 Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

2.   Elke in de bijlage bij deze verordening voorkomende verwijzing naar IFRS 9 dient te worden gelezen als een verwijzing naar International Accounting Standard (IAS) 39 Financiële instrumenten: opname en waardering.

Artikel 2

Elke onderneming past de in artikel 1, lid 1, bedoelde wijzigingen toe vanaf uiterlijk de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat op of na 1 januari 2014 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 april 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.


BIJLAGE

INTERNATIONALE STANDAARDEN VOOR JAARREKENINGEN

IFRS 10

IFRS 10

Geconsolideerde jaarrekening

IFRS 11

IFRS 11

Gezamenlijke overeenkomsten

IFRS 12

IFRS 12

Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten

"Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org"

Geconsolideerde jaarrekening, gezamenlijke overeenkomsten en informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: overgangsleidraden

(Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12)

Wijzigingen in IFRS 10 Geconsolideerde jaarrekening

In bijlage C wordt alinea C1A toegevoegd.

C1A

De alinea's C2 tot en met C6 zijn gewijzigd en de alinea's C2A, C2B, C4A, C4B, C4C, C5A, C6A en C6B zijn toegevoegd door de in juni 2012 uitgegeven Geconsolideerde jaarrekening, gezamenlijke overeenkomsten en informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: overgangsleidraden (Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12). Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Als een entiteit IFRS 10 op een eerdere periode toepast, moet zij ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

In bijlage C wordt alinea C2 gewijzigd.

C2

Een entiteit moet deze IFRS retroactief toepassen overeenkomstig IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten, behalve als bepaald in de alinea's C2A tot en met C6.

In bijlage C worden de alinea's C2A en C2B toegevoegd.

C2A

Niettegenstaande de vereisten van alinea 28 van IAS 8 moet een entiteit, wanneer deze IFRS voor het eerst wordt toegepast, alleen de door alinea 28(f) van IAS 8 vereiste kwantitatieve informatie presenteren voor de jaarperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum van eerste toepassing van deze IFRS (de "onmiddellijk voorafgaande periode"). Een entiteit mag deze informatie ook voor de lopende periode of voor eerdere vergelijkende perioden presenteren, maar is daartoe niet verplicht.

C2B

In het kader van deze IFRS is de datum van eerste toepassing het begin van de jaarlijkse verslagperiode waarop deze IFRS voor het eerst wordt toegepast.

In bijlage C worden de alinea's C3 en C4 gewijzigd. Alinea C4 wordt gesplitst in de alinea's C4 en C4A.

C3

Op de datum van eerste toepassing is een entiteit niet verplicht aanpassingen aan te brengen in de eerdere administratieve verwerking van haar betrokkenheid bij:

(a)

ofwel entiteiten die op die datum geconsolideerd waren overeenkomstig IAS 27 Geconsolideerde jaarrekening en enkelvoudige jaarrekening en SIC-12 Consolidatie – Voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten en die overeenkomstig deze IFRS geconsolideerd blijven;

(b)

ofwel entiteiten die op die datum niet geconsolideerd waren overeenkomstig IAS 27 en SIC-12 en die niet overeenkomstig deze IFRS geconsolideerd zijn.

C4

Als een investeerder op de datum van eerste toepassing besluit tot het consolideren van een deelneming die overeenkomstig IAS 27 en SIC-12 niet was geconsolideerd, moet de investeerder:

(a)

als de deelneming een bedrijf is (als omschreven in IFRS 3 Bedrijfscombinaties), de activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap van deze voorheen niet-geconsolideerde deelneming waarderen alsof de deelneming op basis van de vereisten van deze IFRS geconsolideerd was (en dus overnameverwerking heeft toegepast overeenkomstig IFRS 3) vanaf de datum waarop de investeerder zeggenschap over die deelneming verwierf. De investeerder moet de jaarperiode die onmiddellijk aan de datum van eerste toepassing voorafgaat, retroactief aanpassen. Wanneer de datum waarop zeggenschap is verworven, vroeger valt dan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode, moet de investeerder een eventueel verschil tussen de volgende bedragen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode als een aanpassing van het eigen vermogen opnemen:

(i)

het bedrag van de opgenomen activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap; en

(ii)

de eerdere boekwaarde van de betrokkenheid van de investeerder bij de deelneming;

(b)

als de deelneming geen bedrijf is (als omschreven in IFRS 3), de activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap van deze voorheen niet-geconsolideerde deelneming waarderen alsof de deelneming op basis van de vereisten in deze IFRS geconsolideerd was (waarbij de in IFRS 3 beschreven overnamemethode wordt toegepast, maar zonder dat voor de deelneming enige goodwill wordt opgenomen) vanaf de datum waarop de investeerder zeggenschap over die deelneming verwierf. De investeerder moet de jaarperiode die onmiddellijk aan de datum van eerste toepassing voorafgaat, retroactief aanpassen. Wanneer de datum waarop zeggenschap is verworven, vroeger valt dan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode, moet de investeerder een eventueel verschil tussen de volgende bedragen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode als een aanpassing van het eigen vermogen opnemen:

(i)

het bedrag van de opgenomen activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap; en

(ii)

de eerdere boekwaarde van de betrokkenheid van de investeerder bij de deelneming.

C4A

Als waardering van de activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap van een deelneming overeenkomstig alinea C4(a) of (b) onuitvoerbaar is (zoals beschreven in IAS 8), moet een investeerder:

(a)

als de deelneming een bedrijf is, vanaf de veronderstelde overnamedatum de vereisten van IFRS 3 toepassen. De veronderstelde overnamedatum moet het begin zijn van de vroegste periode waarop alinea C4(a) toepasbaar is en die mogelijk de lopende periode is.

(b)

als de deelneming geen bedrijf is, de in IFRS 3 beschreven overnamemethode toepassen, zonder dat evenwel vanaf de veronderstelde overnamedatum enige goodwill voor de deelneming wordt opgenomen. De veronderstelde overnamedatum moet het begin zijn van de vroegste periode waarop alinea C4(b) toepasbaar is en die mogelijk de lopende periode is.

De investeerder moet de jaarperiode die onmiddellijk aan de datum van eerste toepassing voorafgaat, retroactief aanpassen, tenzij het begin van de vroegste periode waarop deze alinea toepasbaar is, de lopende periode is. Wanneer de veronderstelde overnamedatum vroeger valt dan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode, moet de investeerder een eventueel verschil tussen de volgende bedragen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode als een aanpassing van het eigen vermogen opnemen:

(a)

het bedrag van de opgenomen activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap; en

(b)

de eerdere boekwaarde van de betrokkenheid van de investeerder bij de deelneming.

Indien de vroegste periode waarop deze alinea toepasbaar is, de lopende periode is, moet de aanpassing van het eigen vermogen aan het begin van de lopende periode worden opgenomen.

In bijlage C worden de alinea's C4B en C4C toegevoegd.

C4B

Wanneer een investeerder de alinea's C4 en C4A toepast en de datum waarop overeenkomstig deze IFRS zeggenschap is verworven, later valt dan de ingangsdatum van IFRS 3 (herziene versie van 2008, IFRS 3 (2008)), moet de verwijzing naar IFRS 3 in de alinea's C4 en C4A worden gelezen als een verwijzing naar IFRS 3 (2008). Indien de zeggenschap vóór de ingangsdatum van IFRS 3 (2008) is verworven, moet een investeerder ofwel IFRS 3 (2008), ofwel IFRS 3 (versie van 2004) toepassen.

C4C

Wanneer een investeerder de alinea's C4 en C4A toepast en de datum waarop overeenkomstig deze IFRS zeggenschap is verworven, later valt dan de ingangsdatum van IAS 27 (herziene versie van 2008, IAS 27 (2008)), moet een investeerder de vereisten van deze IFRS toepassen op alle perioden waarin de deelneming retroactief is geconsolideerd in overeenstemming met de alinea's C4 en C4A. Indien de zeggenschap vóór de ingangsdatum van IAS 27 (2008) is verworven, moet een investeerder:

(a)

ofwel de vereisten van deze IFRS toepassen op alle perioden waarin de deelneming retroactief is geconsolideerd in overeenstemming met de alinea's C4 en C4A;

(b)

ofwel op de perioden vóór de ingangsdatum van IAS 27 (2008) de vereisten van IAS 27 (versie van 2003, IAS 27 (2003)) en op de daaropvolgende perioden de vereisten van deze IFRS toepassen.

In bijlage C worden de alinea's C5 en C6 gewijzigd. Alinea C5 wordt gesplitst in de alinea's C5 en C5A.

C5

Indien een investeerder op de datum van eerste toepassing besluit tot het niet langer consolideren van een deelneming die overeenkomstig IAS 27 en SIC-12 was geconsolideerd, dan moet de investeerder zijn belang in de deelneming waarderen tegen het bedrag waartegen het gewaardeerd zou zijn geweest mochten de vereisten van deze IFRS van toepassing zijn geweest toen de investeerder betrokken werd bij (maar geen zeggenschap verwierf in overeenstemming met deze IFRS), of de zeggenschap verloor over de deelneming. De investeerder moet de jaarperiode die onmiddellijk aan de datum van eerste toepassing voorafgaat, retroactief aanpassen. Wanneer de datum waarop de investeerder betrokken werd bij (maar geen zeggenschap verwierf in overeenstemming met deze IFRS), of de zeggenschap verloor over de deelneming, vroeger valt dan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode, moet de investeerder een eventueel verschil tussen de volgende bedragen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode als een aanpassing van het eigen vermogen opnemen:

(a)

de eerdere boekwaarde van de activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap; en

(b)

het opgenomen bedrag van het belang van de investeerder in de deelneming.

C5A

Als waardering van het belang in de deelneming in overeenstemming met alinea C5 onuitvoerbaar is (zoals omschreven in IAS 8), dan moet de investeerder de vereisten van deze IFRS toepassen aan het begin van de vroegste periode waarop alinea C5 toepasbaar is en die mogelijk de lopende periode is. De investeerder moet de jaarperiode die onmiddellijk aan de datum van eerste toepassing voorafgaat, retroactief aanpassen, tenzij het begin van de vroegste periode waarop deze alinea toepasbaar is, de lopende periode is. Wanneer de datum waarop de investeerder betrokken werd bij (maar geen zeggenschap verwierf in overeenstemming met deze IFRS), of de zeggenschap verloor over de deelneming, vroeger valt dan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode, moet de investeerder een eventueel verschil tussen de volgende bedragen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode als een aanpassing van het eigen vermogen opnemen:

(a)

de eerdere boekwaarde van de activa, verplichtingen en belangen zonder overheersende zeggenschap; en

(b)

het opgenomen bedrag van het belang van de investeerder in de deelneming.

Indien de vroegste periode waarop deze alinea toepasbaar is, de lopende periode is, moet de aanpassing van het eigen vermogen aan het begin van de lopende periode worden opgenomen.

C6

De alinea's 23, 25, B94 en B96 tot en met B99 waren in 2008 in IAS 27 aangebrachte wijzigingen die in IFRS 10 overgenomen zijn. Behalve wanneer een entiteit alinea C3 toepast of verplicht is de alinea's C4 tot en met C5A toe te passen, moet zij de vereisten in die alinea's als volgt toepassen:

(a)

In bijlage C worden een kopje en de alinea's C6A en C6B toegevoegd.

Verwijzingen naar de "onmiddellijk voorafgaande periode"

C6A

Niettegenstaande de verwijzingen in de alinea's C4 tot en met C5A naar de jaarperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de datum van eerste toepassing (de "onmiddellijk voorafgaande periode"), mag een entiteit ook aangepaste vergelijkende informatie voor eerder gepresenteerde perioden presenteren, maar zij is daartoe niet verplicht. Indien een entiteit geen aangepaste vergelijkende informatie voor eerdere perioden presenteert, moeten alle verwijzingen in de alinea's C4 tot en met C5A naar de "onmiddellijk voorafgaande periode" worden gelezen als verwijzingen naar de "vroegst aangepaste vergelijkende periode die is gepresenteerd".

C6B

Als een entiteit niet-aangepaste vergelijkende informatie voor eerdere perioden presenteert, moet zij duidelijk aangeven dat de informatie niet is aangepast, vermelden dat deze op basis van een andere grondslag is opgesteld, en deze grondslag toelichten.

Wijzigingen in IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten

In bijlage C worden de alinea's C1A en C1B toegevoegd.

C1A

De alinea's C2 tot en met C5, C7 tot en met C10 en C12 zijn gewijzigd en de alinea's C1B, C12A en C12B zijn toegevoegd door de in juni 2012 uitgegeven Geconsolideerde jaarrekening, gezamenlijke overeenkomsten en informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: overgangsleidraden (Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12). Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Als een entiteit IFRS 11 op een eerdere periode toepast, moet ze ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

Overgang

C1B

Niettegenstaande de vereisten van alinea 28 van IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten moet een entiteit, wanneer deze IFRS voor het eerst wordt toegepast, alleen de door alinea 28(f) van IAS 8 vereiste kwantitatieve informatie presenteren voor de jaarperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de eerste jaarperiode waarop IFRS 11 wordt toegepast (de "onmiddellijk voorafgaande periode"). Een entiteit mag deze informatie ook voor de lopende periode of voor eerdere vergelijkende perioden presenteren, maar is daartoe niet verplicht.

In bijlage C worden de alinea's C2 tot en met C5, C7 tot en met C10 en C12 gewijzigd.

Joint ventures – overgang van proportionele consolidatie naar de equity-methode

C2

Wanneer een entiteit overschakelt van proportionele consolidatie naar de equity-methode, moet ze haar investering in de joint venture opnemen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode. Deze initiële investering moet worden gewaardeerd tegen het totaal van de boekwaarde van de activa en verplichtingen die de entiteit eerder proportioneel had geconsolideerd, inclusief eventuele uit de verwerving voortvloeiende goodwill. Als de goodwill voorheen behoorde tot een grotere kasstroomgenererende eenheid, of tot een groep van kasstroomgenererende eenheden, moet de entiteit goodwill toerekenen aan de joint venture op basis van de relatieve boekwaarde van de joint venture en de kasstroomgenererende eenheid of groep van kasstroomgenererende eenheden waartoe de goodwill behoorde.

C3

Het beginsaldo van de investering zoals bepaald in overeenstemming met alinea C2 wordt beschouwd als de veronderstelde kostprijs van de investering bij eerste opname. Een entiteit moet de alinea's 40 tot en met 43 van IAS 28 (herziene versie van 2011) toepassen op het beginsaldo van de investering om te beoordelen of de investering een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan, en moet een eventueel bijzonder waardeverminderingsverlies opnemen als een aanpassing van de ingehouden winst aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode. De in de alinea's 15 en 24 van IAS 12 Winstbelastingen beschreven uitzondering bij eerste opname is niet van toepassing wanneer de entiteit een investering in een joint venture opneemt als gevolg van de toepassing van de overgangsbepalingen voor joint ventures die eerder proportioneel werden geconsolideerd.

C4

Als de samenvoeging van alle eerder proportioneel geconsolideerde activa en verplichtingen resulteert in negatieve nettoactiva, moet een entiteit beoordelen of ze in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen met betrekking tot de negatieve nettoactiva heeft en, zo ja, moet de entiteit de desbetreffende verplichting opnemen. Als de entiteit concludeert dat ze geen in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen met betrekking tot de negatieve nettoactiva heeft, mag ze de desbetreffende verplichting niet opnemen, maar moet ze de ingehouden winst aanpassen aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode. De entiteit moet dit feit vermelden, samen met haar cumulatieve niet-opgenomen aandeel in de verliezen van haar joint ventures aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode en op de datum waarop deze IFRS voor het eerst wordt toegepast.

C5

Een entiteit moet een uitsplitsing geven van de activa en verplichtingen die op één regel zijn samengevoegd in het investeringssaldo aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode. Deze uitsplitsing moet samengevoegd worden opgesteld voor alle joint ventures waarvoor een entiteit de overgangsbepalingen toepast waarnaar in de alinea's C2 tot en met C6 wordt verwezen.

C6

Gezamenlijke bedrijfsactiviteiten – overgang van de equity-methode naar de administratieve verwerking van activa en verplichtingen

C7

Wanneer een entiteit overschakelt van de equity-methode naar de administratieve verwerking van activa en verplichtingen met betrekking tot haar belang in een gezamenlijke bedrijfsactiviteit, moet ze aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode de investering die eerder administratief werd verwerkt volgens de equity-methode alsook alle andere posten die deel uitmaakten van de netto-investering van de entiteit in de overeenkomst uit het overzicht van de financiële positie verwijderen in overeenstemming met alinea 38 van IAS 28 (herziene versie van 2011), en moet ze haar aandeel in elk van de activa en de verplichtingen met betrekking tot haar belang in de gezamenlijke bedrijfsactiviteit opnemen, met inbegrip van alle goodwill die mogelijk deel is geworden van de boekwaarde van de investering.

C8

Een entiteit moet haar belang in de activa en verplichtingen die verband houden met de gezamenlijke bedrijfsactiviteit bepalen op basis van haar rechten en plichten in een gespecificeerde verhouding in overeenstemming met de contractuele overeenkomst. Een entiteit bepaalt de initiële boekwaarden van de activa en verplichtingen door ze te scheiden van de boekwaarde van de investering aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode op basis van de informatie die door de entiteit wordt gebruikt bij de toepassing van de equity-methode.

C9

Elk verschil dat voortvloeit uit de investering die eerder administratief werd verwerkt volgens de equity-methode samen met alle andere posten die deel uitmaakten van de netto-investering van de entiteit in de overeenkomst in overeenstemming met alinea 38 van IAS 28 (herziene versie van 2011), en het opgenomen nettobedrag van de activa en verplichtingen, met inbegrip van enige goodwill, moet worden:

(a)

verrekend met de goodwill die verband houdt met de investering, waarbij een resterend verschil moet worden verwerkt in de ingehouden winst aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode, als het opgenomen nettobedrag van de activa en verplichtingen, met inbegrip van enige goodwill, groter is dan de niet langer opgenomen investering (en alle andere posten die deel uitmaakten van de netto-investering van de entiteit);

(b)

verwerkt in de ingehouden winst aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode als het opgenomen nettobedrag van de activa en verplichtingen, met inbegrip van enige goodwill, kleiner is dan de niet langer opgenomen investering (en alle andere posten die deel uitmaakten van de netto-investering van de entiteit).

C10

Een entiteit die overschakelt van de equity-methode naar de administratieve verwerking van activa en verplichtingen moet een aansluiting geven tussen de niet langer opgenomen investering en de opgenomen activa en verplichtingen, samen met een eventueel resterend verschil dat in de ingehouden winst is verwerkt, aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode.

C11

Overgangsbepalingen in de enkelvoudige jaarrekening van een entiteit

C12

Een entiteit die, in overeenstemming met alinea 10 van IAS 27, haar belang in een gezamenlijke bedrijfsactiviteit eerder in haar enkelvoudige jaarrekening verwerkte als een investering tegen kostprijs of in overeenstemming met IFRS 9 moet:

(a)

de investering uit het overzicht van de financiële positie verwijderen en de activa en verplichtingen met betrekking tot haar belang in de gezamenlijke bedrijfsactiviteit opnemen tegen de bedragen die in overeenstemming met de alinea's C7 tot en met C9 zijn bepaald;

(b)

een aansluiting geven tussen de niet langer opgenomen investering en de opgenomen activa en verplichtingen, samen met enig resterend verschil dat in de ingehouden winst is verwerkt, aan het begin van de onmiddellijk voorafgaande periode.

In bijlage C worden een kopje en de alinea's C12A en C12B toegevoegd.

Verwijzingen naar de "onmiddellijk voorafgaande periode"

C12A

Niettegenstaande de in de alinea's C2 tot en met C12 voorkomende verwijzingen naar de "onmiddellijk voorafgaande periode"), mag een entiteit ook aangepaste vergelijkende informatie voor eerder gepresenteerde perioden presenteren, maar zij is daartoe niet verplicht. Indien een entiteit geen aangepaste vergelijkende informatie voor eerdere perioden presenteert, moeten alle verwijzingen in de alinea's C2 tot en met C12 naar de "onmiddellijk voorafgaande periode" worden gelezen als verwijzingen naar de "vroegst aangepaste vergelijkende periode die is gepresenteerd".

C12B

Als een entiteit niet-aangepaste vergelijkende informatie voor eerdere perioden presenteert, moet zij duidelijk aangeven dat de informatie niet is aangepast, vermelden dat deze op basis van een andere grondslag is opgesteld, en deze grondslag toelichten.

Wijzigingen in IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten

Overeenkomstige wijziging in IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

In deze bijlage is een wijziging in IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards vermeld die het gevolg is van de vaststelling door de Board van de wijzigingen in IFRS 11 Gezamenlijke overeenkomsten. Entiteiten moeten deze wijziging toepassen wanneer zij IFRS 1 toepassen.

IFRS 1 Eerste toepassing van International Financial Reporting Standards

Alinea 39S wordt toegevoegd.

39S

Alinea D31 is gewijzigd door de in juni 2012 uitgegeven Geconsolideerde jaarrekening, gezamenlijke overeenkomsten en informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: overgangsleidraden (Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12). Een entiteit moet deze wijziging toepassen als zij IFRS 11 (herziene versie van juni 2012) toepast.

In bijlage D wordt alinea D31 gewijzigd.

Gezamenlijke overeenkomsten

D31

Eerste toepassers mogen de overgangsbepalingen in IFRS 11 toepassen met de volgende uitzonderingen:

(a)

Wanneer een eerste toepasser de overgangsbepalingen in IFRS 11 toepast, moet hij deze bepalingen op de datum van de overgang naar de IFRS toepassen.

(b)

Wanneer een eerste toepasser overschakelt van proportionele consolidatie naar de equity-methode, moet hij de investering op bijzondere waardevermindering toetsen in overeenstemming met IAS 36 op de datum van de overgang naar de IFRS, ongeacht of er aanwijzingen zijn dat de investering mogelijk een bijzondere waardevermindering heeft ondergaan. Enige daaruit voortvloeiende bijzondere waardevermindering moet worden opgenomen als een aanpassing van de ingehouden winst op de datum van de overgang naar de IFRS.

Wijzigingen in IFRS 12 Informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten

In bijlage C worden de alinea's C1A, C2A en C2B toegevoegd.

C1A

De alinea's C2A en C2B zijn toegevoegd door de in juni 2012 uitgegeven Geconsolideerde jaarrekening, gezamenlijke overeenkomsten en informatieverschaffing over belangen in andere entiteiten: overgangsleidraden (Wijzigingen in IFRS 10, IFRS 11 en IFRS 12). Een entiteit moet deze wijzigingen toepassen op jaarperioden die op of na 1 januari 2013 aanvangen. Als een entiteit IFRS 12 op een eerdere periode toepast, moet ze ook deze wijzigingen op die eerdere periode toepassen.

C2

C2A

De vereisten inzake informatieverschaffing van deze IFRS behoeven niet te worden toegepast op een gepresenteerde periode die aanvangt vóór de jaarperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de eerste jaarperiode waarop IFRS 12 wordt toegepast.

C2B

De vereisten inzake informatieverschaffing van de alinea's 24 tot en met 31 en de overeenkomstige leidraden in de alinea's B21 tot en met B26 van deze IFRS behoeven niet te worden toegepast op een gepresenteerde periode die aanvangt vóór de eerste jaarperiode waarop IFRS 12 wordt toegepast.