6.4.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 98/1 |
VERORDENING (EU) Nr. 294/2013 VAN DE COMMISSIE
van 14 maart 2013
tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (1), en met name artikel 5, lid 2, artikel 15, lid 1, eerste alinea, onder b) en c), en tweede alinea, artikel 18, lid 3, artikel 19, lid 4, eerste alinea, onder a), b) en c), en tweede alinea, artikel 21, lid 6, onder c), artikel 32, lid 3, onder a), artikel 40, eerste alinea, onder d), artikel 41, lid 3, eerste en derde alinea, artikel 42, lid 2, en artikel 45, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1069/2009 zijn volks- en diergezondheidsvoorschriften vastgesteld voor dierlijke bijproducten en afgeleide producten om risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid als gevolg van die producten te voorkomen of tot een minimum te beperken. Die verordening voorziet ook in de vaststelling van een eindpunt in de productieketen voor bepaalde afgeleide producten, waarna die producten niet meer aan die verordening hoeven te voldoen. |
(2) |
Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (2) bevat uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EG) nr. 1069/2009, waaronder voorschriften voor het vaststellen van eindpunten voor bepaalde afgeleide producten. |
(3) |
In haar advies van 7 februari 2011 over de mogelijkheid om de eventuele risico's in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) in dierlijke bijproducten van categorie 1 met oleochemische procedés tot een minimum te beperken (3) heeft de EFSA geconcludeerd dat de risico's van verspreiding van TSE's aanzienlijk kleiner zijn als categorie 1-materiaal aan hydrolytische vetsplitsing en hydrogenering is onderworpen. Er zijn echter nog vragen open wat betreft de vermindering van de TSE-infectiviteit in oleochemische producten die afkomstig zijn van categorie 1-materiaal. Daarom kan niet veilig worden aangenomen dat die producten geen infectiviteit meer bevatten; zij kunnen dus een risico opleveren als zij in de voedsel- of voederketen terechtkomen. Artikel 3 van Verordening (EU) nr. 142/2011 en de bijlagen XIV en XV daarbij moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(4) |
Artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevat uitzonderingen voor het gebruik van categorie 2- en categorie 3-materiaal voor vervoedering aan bepaalde dieren die niet in de voedselketen terechtkomen, waaronder circusdieren. Aangezien bepaalde circusdieren behoren tot diersoorten die in de regel voor voedselproductie worden gebruikt, moeten voor het vervoederen van dat materiaal aan circusdieren de voorwaarden van artikel 13 van Verordening (EU) nr. 142/2011 gelden. |
(5) |
Artikel 19, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevat een uitzondering voor de verwijdering van bijproducten van bijen en bijenteelt door verbranding of begraving ter plaatse, in omstandigheden waarmee de overdracht van risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid wordt voorkomen. Artikel 15, onder c), van Verordening (EU) nr. 142/2011 verwijst naar bijzondere voorschriften inzake verzameling en verwijdering van bijen en bijproducten van bijenteelt. De inleidende zin van dat artikel moet daarom worden gerectificeerd door ook hier te verwijzen naar bijzondere voorschriften voor de verzameling en verwijdering van bijen en bijproducten van bijenteelt |
(6) |
In artikel 36, lid 3, van Verordening (EU) nr. 142/2011 is een overgangsperiode tot en met 31 december 2012 vastgesteld voor de verwijdering van kleine hoeveelheden categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009. Die overgangsperiode moet met twee jaar worden verlengd en in die periode moeten nadere gegevens over de verzameling, het vervoer en de verwijdering van het betrokken categorie 3-materiaal worden verzameld |
(7) |
Verwerkte dierlijk eiwitten uit dierlijke bijproducten met uitzondering van categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 10, onder n), o) en p), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, mogen worden gebruikt voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren. Verwerkte dierlijke eiwitten mogen niet als voeder voor gezelschapsdieren worden benoemd, tenzij zij in geschikte verhoudingen gemengd zijn met andere voederbestanddelen die gewoonlijk door de betrokken soort gezelschapsdieren worden gegeten. De producent van verwerkte dierlijke eiwitten mag het product echter verzenden aan houders van erkende kennels of meutes en voor de productie van gemengd voeder voor honden en katten met het oog op vervoedering aan honden en katten in asielen. In dat geval moet het product als verwerkte dierlijke eiwitten worden benoemd en geëtiketteerd. Bij uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten gelden naast de voorschriften voor dierlijke bijproducten ook die van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4). Overeenkomstig deel III, punt E.2, van bijlage IV bij die verordening moet voor de uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten een schriftelijke overeenkomst tussen de lidstaat van oorsprong van de verwerkte dierlijke eiwitten en het derde land van bestemming worden gesloten. Die verplichting geldt niet voor de uitvoer van voeder voor gezelschapsdieren. In verband met het geconstateerde risico van oneigenlijke toepassing van de uitvoervoorschriften voor verwerkte dierlijke eiwitten moet voeder voor gezelschapsdieren nauwkeuriger gedefinieerd worden. |
(8) |
Omzetting van dierlijke bijproducten en afgeleide producten in biogas is uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1069/2009 toegestaan. Bij de productie van biogas ontstaan vaste of vloeibare fracties. Gepreciseerd moet worden dat de voorschriften voor de verwijdering van die residuen voor beide fracties gelden. |
(9) |
In haar advies van 30 november 2010 over de abiotische risico's voor de volksgezondheid en de diergezondheid van glycerol als bijproduct van de productie van biodiesel uit dierlijke bijproducten van categorie 1 en plantaardige oliën (5) heeft de EFSA bevestigd dat glycerol die volgens methode 1 zoals beschreven in hoofdstuk III van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 142/2011 voor de productie van biodiesel is verwerkt, veilig is wat het TSE-risico betreft. Glycerol als bijproduct van de biodieselproductie mag worden omgezet in biogas en gistingsresiduen na biogasproductie en zonder risico voor de volksgezondheid en de diergezondheid op het land worden uitgereden op het grondgebied van de lidstaat van productie, mits de bevoegde autoriteit hiertoe besloten heeft. |
(10) |
Dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 13, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 mogen onverwerkt op het land worden uitgereden mits de bevoegde autoriteit niet van mening is dat zij een risico voor de verspreiding van ernstige overdraagbare ziekten inhouden. Die producten mogen ook zonder voorafgaande verwerking tot compost verwerkt of in biogas omgezet worden. |
(11) |
De standaardaanduiding voor dierlijke bijproducten en afgeleide producten in het handelsverkeer tussen de lidstaten, zoals beschreven in bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011, moet tijdens het vervoer en de opslag zichtbaar en leesbaar op de verpakking, de recipiënt of het voertuig staan. Die lijst van standaardaanduidingen moet worden uitgebreid met het oog op de handel in verwerkte mest. |
(12) |
Artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bepaalt dat exploitanten de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming op de hoogte brengen als zij van plan zijn zendingen categorie 1- of categorie 2-materiaal te verzenden. De lidstaten kunnen bilaterale overeenkomsten sluiten om hun voorzieningen ter beschikking te stellen voor het cremeren van gezelschapsdieren uit andere, aangrenzende lidstaten. In dat geval leveren de voorschriften van artikel 48, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 onnodige administratieve rompslomp op. |
(13) |
Hoofdstuk II van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011 bevat specifieke eisen voor afgeleide producten die voor de vervaardiging van voedermiddelen bedoeld zijn. De afwijking voor het in de handel brengen van melk die overeenkomstig nationale normen is verwerkt, moet worden gewijzigd door toevoeging van de woorden „melkproducten en melkderivaten”, zodat afdeling 4, deel II, van dat hoofdstuk aansluit bij artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1069/2009, met name het bepaalde onder f), waarbij bepaalde voormalige voedingsmiddelen mogen worden verwerkt tot voedermiddel voor andere landbouwhuisdieren dan pelsdieren. |
(14) |
Als voormalige voedingsmiddelen die bestanddelen van dierlijke oorsprong bevatten, worden gebruikt als uitgangsmateriaal voor de productie van voeder voor landbouwhuisdieren, gelden specifieke voorschriften om het risico van overdracht van ziekten op dieren te voorkomen. Als de voormalige voedingsmiddelen echter geen vlees, vis of producten daarvan bevatten, moet het toegestaan worden deze voor de productie van voeder voor landbouwhuisdieren te gebruiken, mits er geen risico van overdracht van op mens of dier overdraagbare ziekten aan verbonden is. |
(15) |
Artikel 32 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bevat voorwaarden voor het in de handel brengen en het gebruik van organische meststoffen en bodemverbeteraars. Die producten mogen worden gemaakt van categorie 2- en categorie 3-materiaal overeenkomstig de eisen van bijlage XI bij Verordening (EU) nr. 142/2011. In het geval van verwerkte dierlijke eiwitten van categorie 3-materiaal moeten de specifieke productie-eisen van hoofdstuk II van bijlage X bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden nageleefd, ook voor verwerkte dierlijke eiwitten die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in voeder voor gezelschapsdieren. Voor de duidelijkheid moet bijlage XI bij Verordening (EU) nr. 142/2011 gewijzigd worden en moet daarin worden gerefereerd aan eventuele andere verwerkingsmethoden voor verwerkte dierlijke eiwitten. |
(16) |
Om wetenschap en onderzoek op het gebied van biodiversiteit te bevorderen, moet een afwijking worden vastgesteld voor depots, wetenschappelijke organisaties en musea ten aanzien van de verzameling, het vervoer en het gebruik van dieren of delen van dieren die in conserveermiddelen worden bewaard, volledig op microscoopglaasjes zijn ingesloten of tot genetische monsters verwerkt zijn. De eisen van hoofdstuk VI van bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011 inzake jachttrofeeën en andere preparaten moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(17) |
In hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, van bijlage XIV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 zijn de voorschriften voor de invoer van dierlijke bijproducten in de Unie opgenomen. Sommige delen van tabel 2 moeten voor de duidelijkheid beter worden geformuleerd. Voor bepaalde producten die kunnen bestaan uit dierlijke bijproducten van verschillende dieren, moet de lijst van derde landen waaruit dierlijke bijproducten van de desbetreffende soorten mogen worden ingevoerd in tabel 2 dienovereenkomstig gewijzigd worden. Die wijzigingen moeten ook in de bijbehorende certificaten in bijlage XV bij die verordening worden aangebracht. |
(18) |
Voeder voor gezelschapsdieren mag worden geproduceerd uit alle categorie 3-materiaal behalve het in artikel 10, onder n), o) en p), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bedoelde categorie 3-materiaal. Voor de invoer uit derde landen moeten dezelfde voorschriften gelden als voor het in de handel brengen van voeder voor gezelschapsdieren in de Unie. Het certificaat in hoofdstuk 3 (B) van bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet met een verwijzing naar artikel 10, onder c), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 worden aangevuld. |
(19) |
Sommige eisen voor de invoer van bloed en bloedproducten moeten worden verduidelijkt, met name die voor de herkomst van het bloed. Bloed moet afkomstig zijn uit een veilige bron, dat wil zeggen een overeenkomstig de EU-wetgeving of de nationale wetgeving van een derde land erkend slachthuis, of het moet komen van levende dieren die voor dat doel zijn gefokt. Bloed uit dergelijke veilige bronnen mag ook worden gemengd. De tekst van de desbetreffende certificaten moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. Daarom moeten bijlage XIV en de gezondheidscertificaten in de hoofdstukken 4 (A), 4 (C) en 4 (D) van bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden gewijzigd. |
(20) |
Bijlage XVI bij Verordening (EU) nr. 142/2011 bevat voorschriften voor officiële controles betreffende het voederen van aasetende vogels met categorie 1-materiaal. Overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 mag de bevoegde autoriteit toestaan dat met uitsterven bedreigde of beschermde aasetende vogelsoorten en andere soorten die in hun natuurlijke habitat leven, in de lidstaten gevoederd worden met bepaald categorie 1-materiaal. De bestaande voorschriften voor officiële controles betreffende het voederen van aasetende vogels moeten daarom worden uitgebreid tot alle dieren waaraan het voederen van categorie 1-materiaal kan worden toegestaan overeenkomstig bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 142/2011. |
(21) |
Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(22) |
Om verstoring van het handelsverkeer te voorkomen moet een overgangsperiode worden vastgesteld gedurende welke de lidstaten de invoer van producten waarop de bepalingen van Verordening (EU) nr. 142/2011, zoals gewijzigd bij deze verordening, van toepassing zijn, aanvaarden overeenkomstig de voorschriften die voor de inwerkingtreding/datum van toepassing van deze verordening golden. |
(23) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid en het Europees Parlement noch de Raad heeft zich daartegen verzet, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3, onder i), wordt als volgt vervangen:
|
2) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
In artikel 15 komt de inleidende zin als volgt te luiden: „Indien de bevoegde autoriteit toestaat dat dierlijke bijproducten worden verwijderd overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder a), b), c), e) en f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009, vindt die verwijdering plaats met inachtneming van de volgende bijzondere voorschriften van bijlage VI, hoofdstuk III:”. |
4) |
In artikel 36, lid 3, wordt de datum „31 december 2012” vervangen door „31 december 2014”. |
5) |
De bijlagen I, IV, V, VI, VIII, X, XI en XIII tot en met XVI worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Voor een overgangsperiode die afloopt op 26 december 2013 worden zendingen van dierlijke bijproducten en afgeleide producten die vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat dat is opgesteld en ondertekend overeenkomstig een van de modellen in de hoofdstukken 3 (B), 3 (D), 4 (A), 4 (C), 4 (D), 6 (A), 8, 10 (B), 11, 14 (A) en 15 van bijlage XV bij Verordening (EU) nr. 142/2011 zoals die gold vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, voor invoer in de Unie aanvaard, op voorwaarde dat die certificaten vóór 26 oktober 2013 werden opgesteld en ondertekend.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 15 maart 2013.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 maart 2013.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.
(2) PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1.
(3) EFSA Journal (2011); 9(2):1976.
(4) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
(5) EFSA Journal 2010; 8(12):1934.
BIJLAGE
De bijlagen bij Verordening (EU) nr. 142/2011 worden als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 3, wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Bijlage V, hoofdstuk I, afdeling 1, punt 2, onder d), komt als volgt te luiden:
|
4) |
Bijlage VI, hoofdstuk II, afdeling 1, inleidende zin, komt als volgt te luiden: „Categorie 2- en categorie 3-materiaal als bedoeld in artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 mag worden vervoederd aan de onder a), b), d), f), g) en h) van dat lid genoemde dieren met inachtneming van ten minste de volgende voorwaarden, naast de voorwaarden die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld overeenkomstig lid 1 van dat artikel:”. |
5) |
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
Bijlage X, hoofdstuk II, wordt als volgt gewijzigd:
|
7) |
Bijlage XI, hoofdstuk II, afdeling 1, punt 1, onder b), komt als volgt te luiden:
|
8) |
Bijlage XIII wordt als volgt gewijzigd:
|
9) |
Bijlage XIV wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Bijlage XV wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
Bijlage XVI, hoofdstuk III, afdeling 6, komt als volgt te luiden: „Afdeling 6 Officiële controles betreffende het voederen van wilde dieren en bepaalde dierentuindieren met categorie 1-materiaal De bevoegde autoriteit houdt toezicht op de gezondheidstoestand van de landbouwhuisdieren in het gebied waar voedering plaatsvindt zoals bedoeld in bijlage VI, hoofdstuk II, afdelingen 2, 3 en 4, en past adequate TSE-bewaking toe met regelmatige bemonstering en laboratoriumtests op TSE's. De monsters worden onder meer genomen bij verdachte dieren en oudere fokdieren.”. |