28.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 257/19


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 september 2013

tot wijziging van Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding

(2013/478/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 249,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De instellingen en de lidstaten hechten groot belang aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie en aan de strijd tegen fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, en het belang van maatregelen op dit gebied is bevestigd door artikel 325 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(2)

Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie (1) dient te worden gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(3)

Het voorbereiden van wet- en regelgeving op de gebieden waar het Bureau actief is, met inbegrip van instrumenten die onder titel V van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen en instrumenten ter bescherming van de euro tegen valsemunterij, dient deel te blijven uitmaken van de taken van het Bureau. Ook het verstrekken van opleiding en technische bijstand voor de bescherming van de euro tegen valsemunterij dient deel te blijven uitmaken van die taken.

(4)

Het Bureau dient deel te nemen aan de werkzaamheden van internationale organen en groeperingen die gespecialiseerd zijn in de strijd tegen fraude en corruptie, in het bijzonder om goede werkmethoden uit te wisselen.

(5)

De Commissie dient te onderzoeken of dit besluit moet worden herzien als een Europees Openbaar Ministerie wordt ingesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom wordt als volgt gewijzigd:

1)

De tweede zin van artikel 1 wordt geschrapt.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „Gemeenschappen” vervangen door „Unie” en wordt „Gemeenschapsbepalingen” vervangen door „uniale bepalingen”;

b)

aan lid 2 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Dit omvat ondersteuning om de bescherming van de euro tegen valsemunterij te verbeteren door middel van opleiding en technische bijstand.”;

c)

aan lid 3 wordt de volgende zin toegevoegd:

„Dit kan deelname omvatten aan de werkzaamheden van internationale organen en groeperingen die gespecialiseerd zijn in de strijd tegen fraude en corruptie, in het bijzonder om goede werkmethoden uit te wisselen.”;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   Het Bureau is belast met de voorbereiding van wetgevings- en regelgevingsinitiatieven van de Commissie met het oog op de doelstellingen inzake fraudebestrijding zoals bedoeld in lid 1, en met de bescherming van de euro tegen valsemunterij.”.

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

„de directeur” wordt vervangen door „de directeur-generaal”.

4)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

[betreft niet de Nederlandse versie]

„communautaire” wordt vervangen door „uniale”.

5)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Directeur-generaal

1.   Het Bureau staat onder leiding van een directeur-generaal. De directeur-generaal wordt door de Commissie aangesteld overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde procedure. De ambtstermijn van de directeur-generaal bedraagt zeven jaar; deze termijn kan niet worden verlengd.

De directeur-generaal is verantwoordelijk voor de uitvoering van de onderzoeken van het Bureau.

2.   Met het oog op de aanstelling van een nieuwe directeur-generaal maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een oproep tot gegadigden bekend. Deze bekendmaking vindt plaats uiterlijk zes maanden vóór het einde van de ambtstermijn van de in functie zijnde directeur-generaal. Na gunstig advies van het comité van toezicht stelt de Commissie een lijst op van de kandidaten die over de nodige kwalificaties beschikken. Na overleg met het Europees Parlement en de Raad wordt de directeur-generaal door de Commissie aangewezen.

3.   De Commissie oefent ten aanzien van de directeur-generaal van het Bureau de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn verleend. Ten aanzien van de inleiding van een tuchtprocedure tegen de directeur-generaal op grond van artikel 3, lid 1, onder c), van bijlage IX bij het Statuut neemt de Commissie, na raadpleging van het comité van toezicht, een met redenen omkleed besluit. Dit besluit wordt voor kennisgeving meegedeeld aan het Europees Parlement, de Raad en het comité van toezicht.”.

6)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De directeur-generaal van het Bureau oefent ten aanzien van het personeel van het Bureau de bevoegdheden uit die aan het tot aanstelling bevoegde gezag en aan het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag zijn toegekend. De directeur-generaal kan zijn bevoegdheden subdelegeren. Overeenkomstig de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden stelt hij de voorwaarden en procedures inzake aanwerving vast, met name in verband met de duur van de overeenkomsten en de verlenging ervan.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De directeur-generaal doet de directeur-generaal Begroting, na raadpleging van het comité van toezicht, tijdig een voorontwerp van begroting toekomen, dat bestemd is om te worden opgenomen in de aan het Bureau gewijde bijlage van de afdeling „Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie.”;

c)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De directeur-generaal is de bevoegde ordonnateur voor de besteding van de kredieten die zijn opgevoerd op de aan het Bureau gewijde bijlage van de afdeling „Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie en van de kredieten die zijn opgevoerd op de begrotingsonderdelen inzake fraudebestrijding waarvoor volgens de interne regels betreffende de uitvoering van de algemene begroting de bevoegdheden aan hem worden gedelegeerd. Hij kan overeenkomstig de vorengenoemde interne regels zijn bevoegdheden subdelegeren aan personeelsleden op wie het Statuut of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van toepassing is.”;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De besluiten van de Commissie betreffende haar interne organisatie zijn van toepassing op het Bureau voor zover deze verenigbaar zijn met de door de wetgever van de Unie ten aanzien van het Bureau vastgestelde bepalingen en met het onderhavige besluit.”.

7)

In artikel 7 wordt de laatste zin geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 27 september 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20).

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).