21.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 79/1


BESLUIT Nr. 252/2013/EU VAN DE RAAD

van 11 maart 2013

tot vaststelling van een meerjarenkader voor 2013-2017 voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Indachtig de doelstellingen die ten grondslag liggen aan de oprichting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”), en om het Bureau zijn taken naar behoren te laten uitvoeren, moeten zijn precieze thematische werkterreinen in een meerjarenkader met een looptijd van vijf jaar worden vastgesteld, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (1).

(2)

Het eerste meerjarenkader werd door de Raad vastgesteld bij Besluit 2008/203/EG van 28 februari 2008 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 168/2007, wat de vaststelling van een meerjarenkader voor het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor 2007-2012 betreft (2).

(3)

Het meerjarenkader dient binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie te worden uitgevoerd.

(4)

Het meerjarenkader dient in overeenstemming te zijn met de prioriteiten van de Unie, waarbij terdege rekening dient te worden gehouden met de beleidslijnen die voortvloeien uit de resoluties van het Europees Parlement en de conclusies van de Raad op het gebied van de grondrechten.

(5)

In het meerjarenkader dienen de financiële en personele middelen van het Bureau naar behoren in aanmerking te worden genomen.

(6)

Het meerjarenkader dient bepalingen te omvatten om complementariteit te waarborgen met de werkzaamheden van andere organen, instanties en agentschappen van de Unie, alsmede met de Raad van Europa en andere internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de grondrechten. De meest relevante agentschappen en organen van de Unie in verband met dit meerjarenkader zijn het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3); het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (4), het Europese migratienetwerk, opgezet bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad (5), het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE), opgericht bij Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6), de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS), ingesteld bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7), Eurojust, de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking, opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (8), de Europese Politiedienst (Europol), opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad (9), de Europese Politieacademie (CEPOL), opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (10), het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (IT-agentschap), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11) en de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), opgericht bij Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad (12).

(7)

Het meerjarenkader dient als thematische werkterreinen van het Bureau onder meer de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid te omvatten.

(8)

Gezien het belang van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting voor de Unie, die het onderwerp tot een van de vijf doelen van de groeistrategie „Europa 2020” heeft gemaakt, dient het Bureau bij het verzamelen en verspreiden van gegevens op de in dit besluit vastgestelde thematische werkterreinen rekening te houden met de economische en maatschappelijke voorwaarden voor de doeltreffende uitoefening van grondrechten.

(9)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 168/2007 kan het Bureau op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie werkzaamheden verrichten die geen betrekking hebben op de in het meerjarenkader vastgelegde thematische werkterreinen, op voorwaarde dat daarvoor voldoende financiële en personele middelen beschikbaar zijn. Overeenkomstig het door de Europese Raad aangenomen programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger (13), moeten de instellingen de expertise van het Bureau ten volle benutten, en indien nodig met het Bureau, conform zijn opdracht, overleg plegen bij het ontwikkelen van beleid en wetgeving met implicaties voor de grondrechten.

(10)

De Commissie heeft bij het opstellen van het voorstel de raad van bestuur van het Bureau geraadpleegd en op 18 oktober 2011 schriftelijke opmerkingen ontvangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Meerjarenkader

1.   Met betrekking tot het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten („het Bureau”) wordt een meerjarenkader voor de periode 2013-2017 vastgesteld.

2.   Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 168/2007 vervult het Bureau de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 168/2007 omschreven taken op de thematische werkterreinen die genoemd worden in artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2

Thematische werkterreinen

Het Bureau vervult zijn taken op de volgende thematische werkterreinen:

a)

toegang tot de rechter;

b)

slachtoffers van misdrijven, met inbegrip van schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven;

c)

informatiemaatschappij, in het bijzonder eerbied voor de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens;

d)

integratie van Roma;

e)

justitiële samenwerking, uitgezonderd in strafzaken;

f)

rechten van het kind;

g)

discriminatie op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuigingen, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid;

h)

immigratie en integratie van migranten, visa en grenscontrole en asiel;

i)

racisme, vreemdelingenhaat en daarmee samenhangende onverdraagzaamheid.

Artikel 3

Complementariteit en samenwerking met andere organen

1.   Ter uitvoering van het meerjarenkader zorgt het Bureau voor de nodige samenwerking en coördinatie met de bevoegde organen, instanties en agentschappen van de Unie, de lidstaten, internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld, overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 10 van Verordening (EG) nr. 168/2007.

2.   Het Bureau behandelt kwesties betreffende discriminatie op grond van geslacht alleen als onderdeel van, en voor zover relevant voor, zijn werkzaamheden in het kader van artikel 2, onder g), aangezien het aan het Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE) is om gegevens over gendergelijkheid en discriminatie op grond van geslacht te verzamelen. Het Bureau en het EIGE werken samen, in overeenstemming met de samenwerkingsovereenkomst van 22 november 2010.

3.   Het Bureau werkt samen met de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound), in overeenstemming met de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst van 8 oktober 2009; en met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex), in overeenstemming met de bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst van 26 mei 2010. Het Bureau werkt voorts samen met het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO), het Europees migratienetwerk, Eurojust, de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking, de Europese Politiedienst (Europol), de Europese Politieacademie (CEPOL) en het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (IT-agentschap) overeenkomstig de toekomstige respectieve samenwerkingsovereenkomsten. De samenwerking met deze instanties is beperkt tot activiteiten die behoren tot de in artikel 2 bepaalde thematische werkterreinen.

4.   Onverminderd de opdracht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, door de instellingen en organen van de Unie in acht worden genomen, vervult het Bureau zijn taken op het gebied van de informatiemaatschappij, in het bijzonder de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens, overeenkomstig de in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde taken en bevoegdheden.

5.   Het Bureau coördineert zijn activiteiten met die van de Raad van Europa overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 168/2007 en de in dat artikel bedoelde overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Raad van Europa inzake samenwerking tussen het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Raad van Europa (14).

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2013.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

E. GILMORE


(1)  PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.

(2)  PB L 63 van 7.3.2008, blz. 14.

(3)  PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11.

(4)  PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

(5)  PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7.

(6)  PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9.

(7)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(8)  PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.

(9)  PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37.

(10)  PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63.

(11)  PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1.

(12)  PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1.

(13)  PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1.

(14)  PB L 186 van 15.7.2008, blz. 7.