26.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 86/28


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2013

betreffende financiële steun van de Unie voor het jaar 2013 aan de referentielaboratoria van de Europese Unie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 1628)

(Slechts de teksten in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Spaanse en de Zweedse taal zijn authentiek)

(2013/155/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking 2009/470/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (1), en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (2), en met name artikel 32, lid 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011 van de Commissie van 12 september 2011 ter uitvoering van Beschikking 2009/470/EG van de Raad wat betreft de financiële steun van de Unie aan de referentielaboratoria van de EU voor diervoeders, levensmiddelen en diergezondheid (3) bepaalt dat de financiële steun van de Unie wordt toegekend als de goedgekeurde werkprogramma’s daadwerkelijk zijn uitgevoerd en de begunstigden alle nodige informatie binnen bepaalde termijnen verstrekken.

(2)

De diensten van de Commissie hebben de werkprogramma’s en de bijbehorende begrotingsramingen die in 2012 door de referentielaboratoria van de Europese Unie voor het jaar 2013 zijn ingediend, beoordeeld en goedgekeurd.

(3)

Aangezien de werkprogramma’s sinds 1 januari 2013 worden uitgevoerd, moet dit uitvoeringsbesluit vanaf 1 januari 2013 van toepassing zijn.

(4)

Bijgevolg moet aan de aangewezen referentielaboratoria van de Europese Unie financiële steun van de Unie worden toegekend met het oog op de medefinanciering van hun activiteiten voor het vervullen van de in artikel 32 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde functies en taken. De financiële steun van de Unie moet 100 % bedragen van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 135/2013 van de Commissie (4) bevat de subsidiabiliteitsregels voor de door de referentielaboratoria van de Europese Unie georganiseerde workshops. Volgens die verordening wordt de financiële steun per workshop beperkt tot maximaal 32 deelnemers, drie gastsprekers en tien vertegenwoordigers van derde landen. Afwijkingen van deze beperking moeten worden toegestaan aan enkele referentielaboratoria van de Europese Unie die met het oog op maximale rentabiliteit van hun workshops steun voor meer dan 32 deelnemers nodig hebben. Afwijkingen kunnen worden toegestaan als een referentielaboratorium van de Europese Unie het leiderschap en de verantwoordelijkheid op zich neemt bij de organisatie van een workshop met een ander referentielaboratorium van de Europese Unie.

(6)

Voor de zes referentielaboratoria van de Europese Unie die onder het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek vallen, wordt de relatie vastgelegd in een jaarlijkse administratieve regeling, ondersteund door een werkprogramma en bijbehorende begroting, aangezien het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en directoraat-generaal Gezondheid en Consumenten beide diensten van de Commissie zijn.

(7)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (5) moeten programma’s om dierziekten uit te roeien of te bewaken (veterinaire maatregelen) worden gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF). Voorts bepaalt artikel 13, tweede alinea, van die verordening dat, voor onder Beschikking 90/424/EEG van de Raad van 26 juni 1990 betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied (6) vallende maatregelen en programma’s, in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen de door lidstaten en begunstigden van steun uit het ELGF verrichte uitgaven voor administratieve en personeelskosten door het ELGF worden gefinancierd. Met het oog op de financiële controles zijn de artikelen 9, 36 en 37 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van toepassing.

(8)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratoire de sécurité des aliments (LSA) van het Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES) in Maisons-Alfort, Frankrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

voor analysen en tests van melk en melkproducten bedraagt die financiële steun maximaal 358 000 EUR;

b)

voor analysen en tests van Listeria monocytogenes bedraagt die financiële steun maximaal 440 000 EUR;

c)

voor analysen en tests van coagulasepositieve stafylokokken bedraagt die financiële steun maximaal 347 000 EUR.

Artikel 2

De Unie verleent financiële steun aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in Bilthoven, Nederland, voor analysen en tests van zoönosen (salmonella).

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 492 000 EUR.

Artikel 3

De Europese Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio de Biotoxinas Marinas, Agencia Española de Seguridad Alimentaria y Nutrición (Ministerio de Sanidad y Política Social) in Vigo, Spanje, voor de monitoring van mariene biotoxinen.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 330 000 EUR.

Artikel 4

De Europese Unie verleent financiële steun aan het laboratorium van het Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS) in Weymouth, Verenigd Koninkrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

voor de monitoring van virale en bacteriologische besmettingen bij tweekleppige weekdieren bedraagt die financiële steun maximaal 345 000 EUR;

b)

voor ziekten bij schaaldieren bedraagt die financiële steun maximaal 145 000 EUR.

Artikel 5

De Unie verleent financiële steun aan het Istituto Superiore di Sanità (ISS) in Rome, Italië, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

voor analysen en tests van Escherichia Coli, inclusief Verotoxigenic E. Coli (VTEC), bedraagt die financiële steun maximaal 326 000 EUR;

b)

voor analysen en tests van parasieten (met name Trichinella, Echinococcus en Anisakis) bedraagt die financiële steun maximaal 374 000 EUR;

c)

voor in bijlage VII, deel I, punt 12, onder d), bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen bedraagt die financiële steun maximaal 316 000 EUR.

Artikel 6

De Unie verleent financiële steun aan het Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA) in Uppsala, Zweden, voor de monitoring van Campylobacter.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 395 000 EUR.

Artikel 7

De Unie verleent financiële steun aan het Fødevareinstitut van Danmarks Tekniske Universitet (DTU) in Kopenhagen, Denemarken, voor de monitoring van antimicrobiële resistentie.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 530 000 EUR.

Artikel 8

1.   De Unie verleent financiële steun aan het Animal Health and Veterinary Laboratories Agency (ex-VLA) in Addlestone, Verenigd Koninkrijk, voor de monitoring van overdraagbare spongiforme encefalopathieën.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 495 000 EUR.

2.   Bij wijze van afwijking van artikel 1, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 135/2013 mag het in lid 1 van dit artikel vermelde laboratorium financiële steun voor meer dan 32 deelnemers per workshop aanvragen.

Artikel 9

De Unie verleent financiële steun aan het Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W) in Gembloux, België, voor analysen en tests van dierlijke eiwitten in diervoeders.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 530 000 EUR.

Artikel 10

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratoire de Fougères de L’Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES) in Fougères, Frankrijk, voor in bijlage VII, deel I, punt 12, onder b), bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 500 000 EUR.

Artikel 11

De Unie verleent financiële steun aan het Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL) in Berlijn, Duitsland, voor de in bijlage VII, deel I, punt 12, onder c), bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 500 000 EUR.

Artikel 12

De Unie verleent financiële steun aan het RIKILT — Instituut voor voedselveiligheid, onderdeel van Wageningen University & Research Centre in Wageningen, Nederland, voor de in bijlage VII, deel I, punt 12, onder a), bij Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde residuen van bepaalde stoffen.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 500 000 EUR.

Artikel 13

De Unie verleent financiële steun aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Freiburg, Duitsland, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

voor analysen en tests van residuen van pesticiden in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en producten met een hoog vetgehalte bedraagt die financiële steun maximaal 234 000 EUR;

b)

voor analysen en tests van dioxinen en pcb’s in diervoeders en levensmiddelen bedraagt die financiële steun maximaal 510 000 EUR.

Artikel 14

De Unie verleent financiële steun aan het Fødevareinstitut van Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Søborg, Denemarken, voor analysen en tests van residuen van pesticiden in granen en diervoeders.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 200 000 EUR.

Artikel 15

1.   De Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG), Spanje, voor analysen en tests van residuen van pesticiden in groenten en fruit, met inbegrip van producten met een hoog water- en zuurgehalte.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 538 000 EUR.

2.   Bij wijze van afwijking van artikel 1, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 135/2013 mag het in lid 1 vermelde laboratorium financiële steun voor meer dan 32 deelnemers per workshop aanvragen.

Artikel 16

De Unie verleent financiële steun aan het Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA) in Stuttgart, Duitsland, voor analysen en tests van residuen van pesticiden met behulp van specifieke residumethoden.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 398 000 EUR.

Artikel 17

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio Central de Sanidad Animal de Algete in Algete (Madrid), Spanje, voor paardenpest.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 110 000 EUR.

Artikel 18

De Unie verleent financiële steun aan het Animal Health and Veterinary Laboratories Agency (ex-VLA) in New Haw (Weybridge), Verenigd Koninkrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

voor de ziekte van Newcastle bedraagt die financiële steun maximaal 98 000 EUR;

b)

voor aviaire influenza bedraagt die financiële steun maximaal 425 000 EUR.

Artikel 19

De Unie verleent financiële steun aan het Pirbright Institute (het voormalige AFRC Institute for Animal Health), Pirbright Laboratory, in Pirbright, Verenigd Koninkrijk, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

voor vesiculaire varkensziekte bedraagt die financiële steun maximaal 75 000 EUR;

b)

voor bluetongue bedraagt die financiële steun maximaal 240 000 EUR;

c)

voor mond-en-klauwzeer bedraagt die financiële steun maximaal 400 000 EUR.

Artikel 20

De Unie verleent financiële steun aan de Technical University of Denmark, National Veterinary Institute, Department of Poultry, Fish and Fur Animals, in Aarhus, Denemarken, voor visziekten.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 310 000 EUR.

Artikel 21

De Unie verleent financiële steun aan het Institut français de recherche pour l'exploitation de la mer (Ifremer), in La Tremblade, Frankrijk, voor ziekten van tweekleppige weekdieren.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 170 000 EUR.

Artikel 22

De Unie verleent financiële steun aan het Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule Hannover in Hannover, Duitsland, voor klassieke varkenspest.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 333 000 EUR.

Artikel 23

De Unie verleent financiële steun aan het Centro de Investigación en Sanidad Animal in Valdeolmos (Madrid), Spanje, voor Afrikaanse varkenspest.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 236 000 EUR.

Artikel 24

De Unie verleent financiële steun aan het Interbull Centre, Department of Animal Breeding and Genetics — SLU, Swedish University of Agricultural Sciences in Uppsala, Zweden, voor de medewerking aan de uniformisering van de methoden voor het testen van raszuivere fokrunderen en van de evaluatie van de resultaten.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 150 000 EUR.

Artikel 25

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de santé animale, in Maisons-Alfort, Frankrijk, voor brucellose.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 285 000 EUR.

Artikel 26

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de santé animale, in Maisons-Alfort en het Laboratoire de pathologie équine in Dozulé, Frankrijk, voor andere paardenziekten dan paardenpest.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 555 000 EUR.

Artikel 27

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de la rage et de la faune sauvage, in Nancy, Frankrijk, voor rabiës.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 282 000 EUR.

Artikel 28

De Unie verleent financiële steun aan het Laboratorio de Vigilancia Veterinaria (VISAVET) van de Facultad de Veterinaria, Universidad Complutense de Madrid in Madrid, Spanje, voor tuberculose.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 248 000 EUR.

Artikel 29

De Unie verleent financiële steun aan het ANSES, Laboratoire de Sophia-Antipolis, Frankrijk, voor de gezondheid van bijen.

Voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 bedraagt die financiële steun maximaal 384 000 EUR.

Artikel 30

De Unie verleent financiële steun aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie in Geel, België, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

de activiteiten in verband met zware metalen in diervoeders en levensmiddelen; die financiële steun bedraagt maximaal 261 000 EUR;

b)

de activiteiten in verband met mycotoxinen; die financiële steun bedraagt maximaal 271 000 EUR;

c)

de activiteiten met betrekking tot polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s); die financiële steun bedraagt maximaal 269 000 EUR;

d)

de activiteiten met betrekking tot toevoegingsmiddelen voor diervoeding; die financiële steun bedraagt maximaal 71 000 EUR.

Artikel 31

De Unie verleent financiële steun aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Europese Commissie in Ispra, Italië, voor de volgende activiteiten tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013:

a)

de activiteiten met betrekking tot materialen en voorwerpen die met levensmiddelen in contact komen; die financiële steun bedraagt maximaal 341 000 EUR;

b)

de activiteiten in verband met ggo’s; die financiële steun bedraagt maximaal 472 000 EUR.

Artikel 32

De in de artikelen 1 tot en met 31 vermelde financiële steun van de Unie bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 926/2011.

Artikel 33

Dit besluit is gericht tot de in de bijlage vermelde laboratoria.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2013.

Voor de Commissie

Tonio BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 155 van 18.6.2009, blz. 30.

(2)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(3)  PB L 241 van 17.9.2011, blz. 2.

(4)  PB L 46 van 19.2.2013, blz. 8.

(5)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

(6)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.


BIJLAGE

Laboratoire de sécurité des aliments (LSA), of the Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES), 23, avenue du Général de Gaulle, 94700 Maisons-Alfort, Frankrijk;

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Anthony van Leeuwenhoeklaan 9, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven, Nederland;

Laboratorio de Biotoxinas Marinas, Agencia Española de Seguridad Alimentaria y Nutrición (Ministerio de Sanidad y Política Social), Estación Marítima, s/n, 36200 Vigo, Spanje;

Laboratory of the Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science (CEFAS), Weymouth laboratory, Barrack Road, The Nothe, Weymouth, Dorset, DT4 8UB, Verenigd Koninkrijk;

Istituto Superiore di Sanità (ISS), Viale Regina Elena 299, 00161 Roma, Italië;

Statens Veterinärmedicinska Anstalt (SVA), Ulls väg 2 B, 751 89 Uppsala, Zweden;

Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Bülowsvej 27, 1790 Copenhagen V, Denemarken;

Animal Health and Veterinary Laboratories Agency (AHVLA); Weybridge, New Haw, Addlestone Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk;

Centre Wallon de Recherches agronomiques (CRA-W), Chaussée de Namur 24, 5030 Gembloux, België;

Laboratoire de Fougères de L’Agence nationale de sécurité sanitaire de l’alimentation, de l’environnement et du travail (ANSES), Laboratoire de Fougères, 10B, rue Claude Bourgelat, Javené, CS40608, 35306 Fougères, Frankrijk;

Bundesamt für Verbraucherschutz und Lebensmittelsicherheit (BVL), Mauerstrasse 39-42, 10117 Berlin, Duitsland;

RIKILT — Institute for Food Safety, part of Wageningen University & Research Centre, Akkermaalsbos 2, Building No 123, 6708 WB Wageningen, Nederland;

Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Postfach 100462, Bissierstrasse 5, 79114 Freiburg, Duitsland;

Fødevareinstituttet, Danmarks Tekniske Universitet (DTU), Department of Food Chemistry, Moerkhoej Bygade 19, 2860 Soeborg, Denemarken;

Laboratorio Agrario de la Generalitat Valenciana (LAGV)/Grupo de Residuos de Plaguicidas de la Universidad de Almería (PRRG), Ctra. Sacramento s/n, La Cañada de San Urbano, 04120 Almería, Spanje;

Chemisches und Veterinäruntersuchungsamt (CVUA), Schaflandstrasse 3/2, 70736 Stuttgart, Duitsland;

Laboratorio Central de Sanidad Animal, Ministerio de Agricultura, Pesca y Alimentación, Ctra. De Algete km. 8, Valdeolmos, 28110, Algete (Madrid), Spanje;

Animal Health and Veterinary Laboratories Agency (AHVLA) Weybridge, New Haw, Addlestone Surrey KT15 3NB, Verenigd Koninkrijk;

The Pirbright Institute, Pirbright Laboratory, Pirbright, Woking, Surrey GU24 ONF, Verenigd Koninkrijk;

The Technical University of Denmark, National Veterinary Institute, Department of Poultry, Fish and Fur Animals, Hangøvej 2, 8200 Århus, Denemarken;

Ifremer, Avenue Mus de Loup, Ronce les Bains, 17390 La Tremblade, Frankrijk;

Institut für Virologie der Tierärztlichen Hochschule, Bischofsholer Damm 15, 30173 Hannover, Duitsland;

Centro de Investigación en Sanidad Animal, Ctra. De Algete a El Casar, Valdeolmos 28130 Madrid, Spanje;

Interbull Centre, Department of Animal Breeding and Genetics SLU, Swedish University of Agricultural Sciences — SLU, Undervisningsplan E1-27; S-750 07 Uppsala, Zweden;

ANSES, Laboratoire de santé animale, 23, avenue du Général de Gaulle, 94706 Maisons-Alfort, Cedex Frankrijk;

ANSES, Laboratoire de santé animale/Laboratoire de pathologie équine, 23, avenue du Général de Gaulle, 94706 Maisons-Alfort, Cedex Frankrijk;

ANSES, Laboratoire de la rage et de la faune sauvage de Nancy, Domaine de Pixérécourt, 54220 Malzéville, Frankrijk;

VISAVET — Laboratorio de vigilancia veterinaria, Facultad de Veterinaria, Universidad Complutense de Madrid, Avda. Puerta de Hierro, s/n. Ciudad Universitaria, 28040 Madrid, Spanje;

ANSES, Laboratoire de Sophia-Antipolis, 105, Route des Chappes, les Templiers, 06902 Sophia-Antipolis, Frankrijk;

Joint Research Centre, Institute for Reference Materials and Measurements, Retieseweg 111, 2440 Geel, België;

Joint Research Centre, Institute for Health and Consumer Protection, Via E. Fermi, 1, 21027 Ispra, Italië.