27.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 995/2012 VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2012

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 betreffende de productie en de ontwikkeling van een communautaire statistiek inzake wetenschap en technologie (1), en met name artikel 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om rekening te houden met de ontwikkelingen op het gebied van de statistiek inzake wetenschap en technologie en ook met verzoeken om nieuwe, meer gedetailleerde en frequentere statistieken, moeten nieuwe uitvoeringsmaatregelen van Beschikking nr. 1608/2003/EG worden vastgesteld.

(2)

De bestaande statistische ondersteuning van beslissingen op de huidige beleidsgebieden moet worden voortgezet en er moet worden voldaan aan de aanvullende behoeften als gevolg van nieuwe beleidsinitiatieven, zodat optimaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare middelen en de lasten voor het bedrijfsleven zo laag mogelijk blijven.

(3)

Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) betreffende de Europese statistiek biedt een referentiekader, met name ten aanzien van de regels voor toegang tot administratieve gegevensbronnen en statistische geheimhouding.

(4)

Er moet gewaarborgd worden dat de Europese statistiek inzake wetenschap en technologie consistent is met andere internationale normen. Daarom moet rekening worden gehouden met de werkzaamheden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en andere internationale organisaties. Met name het Frascati-handboek over statistiek inzake onderzoek en ontwikkeling, het Canberra-handboek over statistiek over wetenschaps- en technologiepersoneel, het handboek over octrooistatistieken van de OESO en alsmede het Oslo-handboek over innovatiestatistieken, dat gezamenlijk is gepubliceerd door de OESO en de Europese Commissie (Eurostat), moeten een referentiekader bieden.

(5)

Voor de duidelijkheid moeten Verordening (EG) nr. 753/2004 van de Commissie van 22 april 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de statistiek inzake wetenschap en technologie (3) en Verordening (EG) nr. 1450/2004 van de Commissie van 13 augustus 2004 tot uitvoering van Beschikking nr. 1608/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat de productie en de ontwikkeling van een communautaire innovatiestatistiek betreft (4) worden ingetrokken.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bij deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen betreffende de productie van een Europese statistiek inzake wetenschap en technologie vastgesteld.

Artikel 2

1.   Deze verordening heeft betrekking op de volgende gebieden:

a)

statistieken over onderzoek en ontwikkeling (O&O);

b)

statistieken over uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor onderzoek en ontwikkeling (GBAORD);

c)

innovatiestatistieken;

d)

statistieken over wetenschaps- en technologiepersoneel (met inbegrip van statistieken naar geslacht en mobiliteitsstatistieken), octrooistatistieken, statistieken over hightechsectoren en kennisdiensten en andere wetenschaps- en technologiestatistieken.

De lijsten van statistische variabelen, de bestreken activiteiten en sectoren, de uitsplitsingen van de resultaten, de frequentie, de termijnen voor indiening van de gegevens en de referentieperiode worden in de bijlagen I en II gespecificeerd.

Voor de in punt d) eerste alinea, bedoelde gebieden worden de nodige gegevens verkregen uit bestaande statistische of andere gegevensbronnen, zoals gespecificeerd in deel 3 van bijlage I.

2.   De lijsten van statistische variabelen, de bestreken activiteiten en sectoren, de uitsplitsingen van de resultaten, de frequentie, de termijnen voor gegevensverstrekking en andere kenmerken uit de bijlagen I en II worden, indien nodig, regelmatig herzien.

Artikel 3

De lidstaten verkrijgen de vereiste gegevens door het combineren van verschillende bronnen, zoals steekproefenquêtes en administratieve en andere gegevensbronnen. Wat de kwaliteit of schattingsprocedures betreft, zijn de andere gegevensbronnen ten minste gelijkwaardig aan steekproefenquêtes of administratieve gegevensbronnen.

Artikel 4

Bij de in de bijlagen I en II bedoelde statistieken wordt uitgegaan van de geharmoniseerde begrippen en definities die zijn opgenomen in de meest recente versies van het Frascati-handboek (Frascati Manual — O&O-statistieken), het Canberra-handboek (Canberra Manual -statistieken over wetenschaps- en technologiepersoneel), het handboek over octrooistatistieken van de OESO (OECD Patent Statistics Manual), het Oslo-handboek (Oslo Manual — innovatiestatistieken) of andere geharmoniseerde normen.

Artikel 5

De lidstaten verstrekken de in de bijlagen I en II genoemde variabelen, met inbegrip van vertrouwelijke gegevens, aan de Commissie (Eurostat), met gebruikmaking van de technische norm die de Commissie (Eurostat) in samenwerking met de lidstaten heeft vastgesteld.

De lidstaten kunnen bestanden met individuele gegevens over innovatiestatistieken op vrijwillige basis bij de Commissie (Eurostat) indienen met gebruikmaking van de door de Commissie (Eurostat) vastgestelde technische norm.

Artikel 6

1.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om de kwaliteit van de ingediende gegevens te waarborgen.

2.   De lidstaten dienen bij de Commissie (Eurostat) standaardkwaliteitsverslagen in betreffende de gegevens over:

a)

onderzoek en ontwikkeling (O&O);

b)

uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor onderzoek en ontwikkeling (GBAORD);

c)

innovatie.

Wat de O&O-statistieken betreft, worden aparte kwaliteitsverslagen opgesteld voor de sectoren „bedrijfsleven”, „overheid” en „hoger onderwijs”. Voor de particuliere non-profitsector worden alleen kwaliteitsverslagen opgesteld als de O&O-uitgaven meer dan 5 % van de totale nationale O&O-uitgaven bedragen.

3.   De kwaliteitsverslagen worden door de lidstaten opgesteld overeenkomstig de in bijlage III vastgestelde voorschriften en hebben betrekking op de kwaliteitscriteria die zijn gedefinieerd in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009.

4.   De eerste kwaliteitsverslagen over O&O en GBAORD worden opgesteld voor de gegevens over het referentiejaar 2011 en worden uiterlijk op 31 oktober 2013 ingediend. Voor innovatiestatistieken worden de eerste kwaliteitsverslagen opgesteld voor de gegevens over het referentiejaar 2012 en uiterlijk op 31 oktober 2014 ingediend. De daarop volgende kwaliteitsverslagen worden om de twee jaar aan de Commissie (Eurostat) verstrekt binnen 22 maanden na afloop van het referentiejaar waarvoor de gegevens zijn verzameld.

Artikel 7

De Verordeningen (EG) nr. 753/2004 en (EG) nr. 1450/2004 worden ingetrokken.

Verordening (EG) nr. 753/2004 blijft evenwel van toepassing ten aanzien van O&O- en GBAORD-statistieken voor het referentiejaar 2011.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 230 van 16.9.2003, blz. 1.

(2)  PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164.

(3)  PB L 118 van 23.4.2004, blz. 23.

(4)  PB L 267 van 14.8.2004, blz. 32.


BIJLAGE I

WETENSCHAPS- EN TECHNOLOGIESTATISTIEKEN

Afdeling 1

Statistieken over onderzoek en ontwikkeling

1.   De statistieken moeten worden opgesteld voor O&O-activiteiten die in de gehele economie worden uitgevoerd. De resultaten moeten betrekking hebben op de populatie van alle eenheden die O&O uitvoeren, zoals ingedeeld in de secties A tot en met U van de gemeenschappelijke statistische classificatie van economische activiteiten, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1) (NACE Rev. 2).

2.   Voor de opstelling van de in punt 3 vermelde statistieken moeten de volgende statistische eenheden worden gebruikt: a) ondernemingen voor de statistieken op nationaal niveau en b) lokale eenheden voor de statistieken op regionaal niveau (NUTS 2). De definities van de te gebruiken statistische eenheden („onderneming” en „lokale eenheid”) zijn zoals beschreven in Verordening (EEG) nr. 696/93 van de Raad van 15 maart 1993 inzake de statistische eenheden voor waarneming en analyse van het productiestelsel in de Gemeenschap (2).

3.   Hieronder volgt de lijst van de op te stellen statistieken (met inbegrip van de uitsplitsingen daarvan).

Code

Titel

Alle sectoren

Naar sector van de prestaties

Bedrijfsleven

Hoger onderwijs

Overheid

Particuliere non-profitsector

Opmerkingen

1.11

Aantal O&O-personeelsleden

 

Zonder uitsplitsing

1.11.0.0

1.11.0.1

1.11.0.2

1.11.0.3

1.11.0.4

 

 

Naar beroep en geslacht

1.11.1.0

1.11.1.1

1.11.1.2

1.11.1.3

1.11.1.4

 

 

Naar kwalificatie en geslacht

1.11.2.0

1.11.2.1

1.11.2.2

1.11.2.3

1.11.2.4

Facultatief

 

Naar voornaamste economische activiteit (NACE)

 

1.11.3.1

 

 

 

 

 

Naar voornaamste wetenschapsgebied en geslacht

 

 

1.11.4.2

1.11.4.3

 

 

 

Naar regio (NUTS 2)

1.11.5.0

1.11.5.1

1.11.5.2

1.11.5.3

1.11.5.4

 

 

Naar regio (NUTS 2) en geslacht

1.11.6.0

1.11.6.1

1.11.6.2

1.11.6.3

1.11.6.4

Facultatief

 

Naar voornaamste economische activiteit (NACE) en geslacht

 

1.11.7.1

 

 

 

 

1.12

Aantal onderzoekers

 

Zonder uitsplitsing

1.12.0.0

1.12.0.1

1.12.0.2

1.12.0.3

1.12.0.4

 

 

Naar geslacht

1.12.1.0

1.12.1.1

1.12.1.2

1.12.1.3

1.12.1.4

 

 

Naar kwalificatie en geslacht

1.12.2.0

1.12.2.1

1.12.2.2

1.12.2.3

1.12.2.4

Facultatief

 

Naar voornaamste economische activiteit (NACE) en geslacht

 

1.12.3.1

 

 

 

 

 

Naar voornaamste wetenschapsgebied en geslacht

 

 

1.12.4.2

1.12.4.3

 

 

 

Naar regio (NUTS 2)

1.12.5.0

1.12.5.1

1.12.5.2

1.12.5.3

1.12.5.4

 

 

Naar regio (NUTS 2) en geslacht

1.12.6.0

1.12.6.1

1.12.6.2

1.12.6.3

1.12.6.4

Facultatief

 

Naar leeftijdsgroep en geslacht

1.12.7.0

1.12.7.1

1.12.7.2

1.12.7.3

1.12.7.4

Facultatief

 

Naar nationaliteit en geslacht

1.12.8.0

1.12.8.1

1.12.8.2

1.12.8.3

1.12.8.4

Facultatief

1.13

Aantal O&O-personeelsleden in voltijdequivalenten (VTE)

 

Zonder uitsplitsing

1.13.0.0

1.13.0.1

1.13.0.2

1.13.0.3

1.13.0.4

Jaarlijks

 

Naar beroep

1.13.1.0

1.13.1.1

1.13.1.2

1.13.1.3

1.13.1.4

 

 

Naar kwalificatie

1.13.2.0

1.13.2.1

1.13.2.2

1.13.2.3

1.13.2.4

Facultatief

 

Naar voornaamste economische activiteit (NACE)

 

1.13.3.1

 

 

 

 

 

Naar voornaamste wetenschapsgebied en geslacht

 

 

1.13.4.2

1.13.4.3

 

Facultatief

 

Naar regio (NUTS 2)

1.13.5.0

1.13.5.1

1.13.5.2

1.13.5.3

1.13.5.4

 

 

Naar grootteklasse

 

1.13.6.1

 

 

 

Facultatief voor de grootteklassen 0-9 werknemers

1.14

Aantal onderzoekers in voltijdequivalenten (VTE)

 

Zonder uitsplitsing

1.14.0.0

1.14.0.1

1.14.0.2

1.14.0.3

1.14.0.4

Jaarlijks

 

Naar geslacht

1.14.1.0

1.14.1.1

1.14.1.2

1.14.1.3

1.14.1.4

Facultatief

 

Naar kwalificatie

1.14.2.0

1.14.2.1

1.14.2.2

1.14.2.3

1.14.2.4

Facultatief

 

Naar voornaamste economische activiteit (NACE)

 

1.14.3.1

 

 

 

 

 

Naar voornaamste wetenschapsgebied en geslacht

 

 

1.14.4.2

1.14.4.3

 

Facultatief

 

Naar regio (NUTS 2)

1.14.5.0

1.14.5.1

1.14.5.2

1.14.5.3

1.14.5.4

 

 

Naar regio (NUTS 2) en geslacht

1.14.6.0

1.14.6.1

1.14.6.2

1.14.6.3

1.14.6.4

Facultatief

 

Naar grootteklasse

 

1.14.7.1

 

 

 

Facultatief voor de grootteklassen 0-9 werknemers

1.20

Intramurale O&O-uitgaven

 

Zonder uitsplitsing

1.20.0.0

1.20.0.1

1.20.0.2

1.20.0.3

1.20.0.4

Jaarlijks

 

Naar financieringsbron

1.20.1.0

1.20.1.1

1.20.1.2

1.20.1.3

1.20.1.4

 

 

Naar O&O-type

1.20.3.0

1.20.3.1

1.20.3.2

1.20.3.3

1.20.3.4

Facultatief voor de sector hoger onderwijs en voor Alle sectoren

 

Naar kostensoort

1.20.4.0

1.20.4.1

1.20.4.2

1.20.4.3

1.20.4.4

 

 

Naar voornaamste economische activiteit (NACE)

 

1.20.5.1.1

 

 

 

 

Naar productgebied (NACE)

 

1.20.5.1.2

 

 

 

Facultatief

 

Naar grootteklasse

 

1.20.6.1

 

 

 

Facultatief voor de grootteklassen 0-9 werknemers

 

Naar financieringsbron en grootteklasse

 

1.20.7.1

 

 

 

Facultatief voor de grootteklassen 0-9 werknemers

 

Naar voornaamste wetenschapsgebied

 

 

1.20.8.2

1.20.8.3

 

 

 

Naar sociaaleconomische doelstelling

 

 

 

1.20.9.3

 

Facultatief

 

Naar regio (NUTS 2)

1.20.10.0

1.20.10.1

1.20.10.2

1.20.10.3

1.20.10.4

 

4.   Alle variabelen moeten om de twee jaar in de oneven jaren worden verstrekt, behalve wanneer zij volgens de tabellen in punt 3 jaarlijks moeten worden verstrekt.

5.   Het eerste referentiejaar waarvoor de in punt 3 genoemde statistieken moeten worden opgesteld, is het kalenderjaar 2012.

6.   De resultaten moeten worden ingediend binnen 18 maanden na afloop van het kalenderjaar van de referentieperiode. Voor variabelen met een jaarlijkse frequentie worden bovendien binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar van de referentieperiode voorlopige resultaten ingediend.

7.   Opstelling van resultaten

7.1.

De resultaten van de statistieken naar beroep moeten worden uitgesplitst in „onderzoekers” en „ander O&O-personeel”.

7.2.

De resultaten van de statistieken naar kwalificatie moeten worden uitgesplitst in „gepromoveerden” (ISCED-niveau 8 in 2011), „afgestudeerden tertiair onderwijs” (ISCED-niveaus 5, 6 en 7 in 2011) en „andere kwalificaties”.

7.3.

De resultaten van de statistieken naar voornaamste wetenschapsgebied moeten worden uitgesplitst in „natuurwetenschappen”, „technische wetenschappen en technologie”, „medische wetenschappen”, „landbouwwetenschappen”, „sociale wetenschappen” en „menswetenschappen”.

7.4.

De resultaten van de statistieken naar grootteklasse moeten worden uitgesplitst in de volgende grootteklassen: „0 werknemers”, „1-9 werknemers”, „10-49 werknemers”, „50-249 werknemers”, „250-499 werknemers”, „500 en meer werknemers”.

7.5.

De resultaten van de statistieken naar financieringsbron moeten worden uitgesplitst in de sectoren „bedrijfsleven”, „overheid”, „particuliere non-profitsector”, „hoger onderwijs” en „buitenland”. De categorie „buitenland” moet verder worden uitgesplitst in: „buitenlandse ondernemingen”, „Europese Commissie”, „internationale organisaties” en „overige bronnen”. Voor de sector bedrijfsleven moet de categorie „buitenlandse ondernemingen” verder worden uitgesplitst in „buitenlandse ondernemingen in dezelfde groep” en „andere buitenlandse ondernemingen”.

7.6.

De resultaten van de statistieken naar O& O-type moeten worden uitgesplitst in „fundamenteel onderzoek”, „toegepast onderzoek” en „experimentele ontwikkeling”.

7.7.

De resultaten van de statistieken naar kostensoort moeten worden uitgesplitst in „lopende kosten (loonkosten en overige kosten)” en „investeringen”.

7.8.

De resultaten van de statistieken naar sociaaleconomische doelstelling moeten op hoofdstukniveau worden uitgesplitst overeenkomstig de nomenclatuur voor de analyse en vergelijking van wetenschapsbegrotingen en -programma’s (NABS).

7.9.

De resultaten van de statistieken naar leeftijdsgroep moeten worden uitgesplitst in de volgende leeftijdsklassen (in jaren): „tot 25”, „25-34”, „35-44”, „45-54”, „55-64”, „65 en ouder”.

7.10.

De resultaten van de statistieken naar nationaliteit moeten worden uitgesplitst in de volgende categorieën: „nationaliteit van het desbetreffende land”, „nationaliteit van andere EU-lidstaat”, „nationaliteit van ander Europees land”, „nationaliteit van Noord-Amerikaans land”, „nationaliteit van Midden- of Zuid-Amerikaans land”; „nationaliteit van Aziatisch land”, „nationaliteit van Afrikaans land”, „overige nationaliteit”.

7.11.

De resultaten van de statistieken naar voornaamste economische activiteit en naar productgebied (NACE Rev. 2) moeten worden uitgesplitst naar de volgende NACE Rev. 2-afdelingen, -groepen en -aggregaten:

„01, 02, 03”, „05, 06, 07, 08, 09”, „10 tot en met 33”, „10, 11, 12”, „10, 11”, „12”, „13, 14, 15”, „13”, „14”, „15”, „16, 17, 18”, „16”, „17”, „18”, „19”, „20”, „21”, „22”, „23”, „24”, „25, 26, 27, 28, 29, 30”, „25”, „25.4”, „26”, „26.1”, „26.2”, „26.3”, „26.4”, „26.5”, „26.6”, „26.7”, „27”, „28”, „29”, „30”, „30.1”, „30.2”, „30.3”, „30.4”, „31”, „32”, „32.5”, „33”, „35, 36, 37, 38, 39”„35, 36”, „37, 38, 39”, „41, 42, 43”, „45, 46, 47, 49, 50, 51, 52, 53, 55, 56, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 68, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75, 77, 78, 79, 80, 81, 82”, „45, 46, 47”, „49, 50, 51, 52, 53”, „55, 56”, „58, 59, 60, 61, 62, 63”, „61”, „62”, „63”, „64, 65, 66”, „68”, „69, 70, 71, 72, 73, 74, 75”, „71”, „72”, „72.1”, „72.2”, „77, 78, 79, 80, 81, 82”, „84, 85”, „86, 87, 88”, „86”, „87, 88”, „90, 91, 92, 93”, „94, 95, 96, 97, 98, 99”, „01 tot en met 99”.

8.   De begrippen en definities betreffende de in dit deel omschreven statistieken zijn in het Frascati-handboek opgenomen.

9.   Op vrijwillige basis zullen de Commissie en/of de lidstaten modelstudies verrichten over aanvullende variabelen en uitsplitsingen van O&O-statistieken om de wetenschappelijke kennisbasis voor de O&O-beleidsvorming te versterken. Deze modelstudies moeten worden uitgevoerd om na te gaan in hoeverre het verkrijgen van gegevens nodig en mogelijk is. Daarbij worden de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens afgewogen tegen de kosten van het verzamelen van de gegevens en de lasten voor het bedrijfsleven. De onderwerpen van de modelstudies zullen in nauw overleg met de lidstaten worden vastgesteld.

Afdeling 2

Statistieken over uit de overheidsbegroting toegewezen middelen voor onderzoek en ontwikkeling (GBAORD)

1.   De volgende statistieken moeten worden opgesteld:

Code

Titel

21.0

Overheidsmiddelen voor O&O in de voorlopige begroting (zoals door het parlement aan het begin van het begrotingsjaar goedgekeurd)

21.1

Overheidsmiddelen voor O&O in de definitieve begroting (in de loop van het begrotingsjaar herziene begroting)

22.0

Nationale overheidsmiddelen voor transnationaal gecoördineerd O&O

2.   Alle variabelen worden jaarlijks verstrekt.

3.   Het eerste referentiejaar waarvoor de statistieken worden opgesteld, is het kalenderjaar 2012.

4.   De resultaten moeten binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar van de referentieperiode worden ingediend voor variabele 21.0 (inclusief alle uitsplitsingen) en binnen twaalf maanden voor de variabelen 21.1 en 22.0 (inclusief alle uitsplitsingen).

5.   Opstelling van resultaten

5.1.

De resultaten van de statistieken voor de variabelen 21.0 en 21.1 moeten worden uitgesplitst naar hoofdstuk van de nomenclatuur voor de analyse en vergelijking van wetenschapsbegrotingen en -programma’s (NABS 2007).

5.2.

De resultaten van de statistieken voor variabele 21.1 moeten worden uitgesplitst:

a)

op een lager niveau dan het hoofdstukniveau van de nomenclatuur voor de analyse en vergelijking van wetenschapsbegrotingen en -programma’s (NABS 2007) — facultatief;

b)

in „projectfinanciering” en „institutionele financiering” — facultatief.

5.3.

De resultaten van de statistieken voor variabele 22.0 moeten worden uitgesplitst in „nationale bijdragen aan transnationale publieke O&O-uitvoerders”, „nationale bijdragen aan pan-Europese transnationale publieke O&O-programma’s” en „nationale bijdragen aan bilaterale of multilaterale publieke O&O-programma’s vastgesteld tussen de regeringen van de lidstaten (en met kandidaat-lidstaten en EVA-landen)”.

6.   De begrippen en definities betreffende de in dit deel omschreven statistieken zijn vastgelegd in het Frascati-handboek of andere geharmoniseerde normen.

Afdeling 3

Andere wetenschaps- en technologiestatistieken

De werkzaamheden die verband houden met de andere gebieden van de statistiek inzake wetenschap en technologie hebben met name betrekking op de volgende gebieden:

a)

statistieken over wetenschaps- en technologiepersoneel (HRST) (met inbegrip van geslachtspecifieke en mobiliteitsstatistieken): ontwikkeling en toepassing van een uitgebreid kader voor HRST-statistieken, voornamelijk door doeltreffender gebruik te maken van bestaande nationale en internationale gegevensbronnen (ook binnen het Europees statistisch systeem). Aan het aspect geslacht wordt bijzondere aandacht besteed;

b)

octrooistatistieken: ontwikkeling en toepassing van een uitgebreid kader voor octrooistatistieken door regelmatig internationale en nationale octrooistatistieken en -indicatoren te produceren op basis van de beschikbare informatie van nationale en internationale octrooibureaus;

c)

statistieken over hightechsectoren en kennisdiensten: ontwikkeling en toepassing van een uitgebreid kader voor statistieken over hightechsectoren en kennisdiensten, voornamelijk door doeltreffender gebruik te maken van bestaande nationale en internationale gegevensbronnen (ook binnen het Europees statistisch systeem). Deze werkzaamheden omvatten ook de identificatie en classificatie van activiteiten en producten en het meten van de economische prestaties van deze activiteiten en van hun bijdrage aan de economie als geheel;

d)

andere statistieken inzake wetenschap en technologie: de aanvullende ontwikkelings- en toepassingswerkzaamheden houden onder meer verband met statistieken over biotechnologie, nanotechnologie of andere gebieden waarop wetenschap en technologie van cruciaal belang zijn voor de verwezenlijking van de prioriteiten van de Europese Unie (zoals gezondheid, veiligheid, milieu en klimaatverandering).

Op de hierboven vermelde gebieden zullen de benodigde gegevens hoofdzakelijk worden ontleend aan reeds bestaand materiaal van statistische of andere aard (bv. economische of sociale statistieken).


(1)  PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 76 van 30.3.1993, blz. 1.


BIJLAGE II

INNOVATIESTATISTIEKEN

Afdeling 1

De onderneming is de statistische eenheid die moet worden gebruikt voor de opstelling van de in afdeling 2 vermelde statistieken. De definities van de te gebruiken statistische eenheden („onderneming”) zijn zoals beschreven in Verordening (EEG) nr. 696/93.

Afdeling 2

De lidstaten stellen de volgende innovatiestatistieken op:

Variabele

Titel

Opmerkingen

1

Aantal ondernemingen bezig met innovatie

In absolute cijfers en als percentage van alle ondernemingen

2

Aantal innoverende ondernemingen die nieuwe of aanzienlijk verbeterde producten hebben geïntroduceerd, die ook nieuw voor de markt/voor de onderneming zijn

In absolute cijfers, als percentage van alle ondernemingen en als percentage van alle ondernemingen die actief innoveren

3

Omzet als gevolg van innovatie, in verband met nieuwe of aanzienlijk verbeterde producten, die ook nieuw voor de markt zijn

In absolute cijfers, als percentage van de totale omzet en als percentage van de totale omzet van de ondernemingen die actief innoveren

4

Omzet als gevolg van innovatie, in verband met nieuwe of aanzienlijk verbeterde producten, die nieuw voor het bedrijf, maar niet nieuw voor de markt zijn

In absolute cijfers, als percentage van de totale omzet en als percentage van de totale omzet van de ondernemingen die actief innoveren

5

Aantal ondernemingen die actief innoveren en die samenwerken op innovatiegebied

In absolute cijfers en als percentage van de ondernemingen die actief innoveren

6

Uitgaven voor innovatie

In absolute cijfers, als percentage van de totale omzet en als percentage van de totale omzet van de ondernemingen die actief innoveren

7

Aantal ondernemingen die actief innoveren en hebben aangegeven dat bepaalde innovatiedoelstellingen zeer belangrijk zijn

In absolute cijfers en als percentage van alle ondernemingen die actief innoveren — (facultatief)

8

Aantal ondernemingen die actief innoveren en die hebben aangegeven dat bepaalde informatiebronnen voor innovatie zeer belangrijk zijn

In absolute cijfers en als percentage van alle ondernemingen die actief innoveren — (facultatief)

9

Aantal ondernemingen die met belangrijke belemmeringen te kampen kregen

In absolute cijfers, als percentage van alle ondernemingen, als percentage van alle ondernemingen die actief innoveren en als percentage van alle ondernemingen die niet actief innoveren — facultatief

10

Aantal innoverende ondernemingen die de innovaties zelf of samen met de andere ondernemingen/instellingen hebben ontwikkeld

In absolute cijfers en als percentage van alle ondernemingen die actief innoveren

Afgezien van bovengenoemde statistieken kunnen de lidstaten ook statistieken (met inbegrip van uitsplitsingen) opstellen voor de belangrijkste onderwerpen in het Oslo-handboek. Over de toevoeging van deze statistieken zal in nauw overleg met de lidstaten een besluit worden genomen en deze zullen worden opgenomen in de geharmoniseerde vragenlijst.

Afdeling 3

De marktactiviteitondernemingen in de secties B, C, D, E, H, J, K van de NACE Rev. 2 en afdeling 46 en de afdelingen 71, 72 en 73 van de NACE Rev. 2 moeten worden bestreken. De lidstaten hebben de mogelijkheid dit verder uit te breiden.

Afdeling 4

Alle variabelen worden om de twee jaar in de even jaren verstrekt.

Afdeling 5

Het eerste referentiejaar waarvoor de statistieken moeten worden opgesteld, is het kalenderjaar 2012.

Afdeling 6

1.

Alle resultaten moeten als volgt worden uitgesplitst naar economische activiteit van de NACE Rev. 2- secties, -afdelingen of andere aggregaten en naar grootteklasse:

NACE-categorie/grootteklasse

10-49 werknemers

50-249 werknemers

Meer dan 249 werknemers

Totaal

„B-C-D-E-46-H-J-K-71-72-73”

x

x

x

x

„B-C-D-E”

x

x

x

x

„B”

x

x

x

x

„C”

x

x

x

x

„10 tot en met 12”

 

 

 

x

„13 tot en met 15”

 

 

 

x

„16 tot en met 18”

 

 

 

x

„19 tot en met 22”

 

 

 

x

„20”

 

 

 

x

„21”

 

 

 

x

„23”

 

 

 

x

„24”

 

 

 

x

„25 tot en met 30”

 

 

 

x

„25”

 

 

 

x

„26”

 

 

 

x

„31 tot en met 33”

 

 

 

x

„D”

x

x

x

x

„E”

x

x

x

x

„36”

 

 

 

x

„37 tot en met 39”

 

 

 

x

„46-H-J-K-71-72-73”

x

x

x

x

„46”

x

x

x

x

„H”

x

x

x

x

„49 tot en met 51”

 

 

 

x

„52 en 53”

 

 

 

x

„J”

x

x

x

x

„58”

 

 

 

x

„61”

 

 

 

x

„62”

 

 

 

x

„63”

 

 

 

x

„K”

x

x

x

x

„64”

 

 

 

x

„65”

 

 

 

x

„66”

 

 

 

x

„71-72-73”

x

x

x

x

„71”

 

 

 

x

„72”

 

 

 

x

„73”

 

 

 

x

2.

De resultaten van variabele 1 hebben betrekking op en worden uitgesplitst in vier soorten innovatie: proces-, product-, organisatorische en marketinginnovaties. De resultaten van de variabelen 5 tot en met 10 hebben betrekking op ondernemingen met proces- en/of productinnovatieactiviteiten. De dekking en de uitsplitsing in vier soorten innovatie voor de andere variabelen dan 1 worden in nauw overleg met de lidstaten vastgesteld en opgenomen in de geharmoniseerde vragenlijst.

3.

De resultaten van variabele 5 moeten worden uitgesplitst naar de aard van de samenwerking op innovatiegebied. De resultaten van variabele 6 moeten worden uitgesplitst naar de aard van de innovatie-uitgaven. De resultaten van variabele 7 moeten worden uitgesplitst naar de aard van de doelstellingen van innovatie. De resultaten van variabele 8 moeten worden uitgesplitst naar de aard van de informatiebronnen. De resultaten van variabele 9 moeten worden uitgesplitst naar de aard van de belemmerende factoren. De resultaten van variabele 10 moeten worden uitgesplitst naar de aard van de ontwikkelaars. Deze uitsplitsingen worden in nauw overleg met de lidstaten vastgesteld en opgenomen in de geharmoniseerde vragenlijst.

Afdeling 7

1.

Alle resultaten moeten binnen 18 maanden na afloop van het kalenderjaar van de referentieperiode worden ingediend.

2.

De lidstaten kunnen op vrijwillige basis bestanden met individuele gegevens voor alle in het kader van de nationale innovatie-enquêtes opgenomen statistische eenheden bij de Commissie (Eurostat) indienen.

Afdeling 8

1.

De vragenlijst die wordt gebruikt voor de reeks tweejaarlijkse innovatie-enquêtes, te beginnen met het referentiejaar 2012, heeft betrekking op de belangrijkste onderwerpen van het Oslo-handboek met betrekking tot het meten van de innovatie in ondernemingen.

2.

De Commissie (Eurostat) zal in nauw overleg met de lidstaten methodologische aanbevelingen voor de innovatie-enquêtes opstellen, die moeten leiden tot een hoge graad van harmonisatie van de enquêteresultaten. Zij hebben betrekking op de doelpopulatie, de enquêtemethoden (met inbegrip van regionale aspecten), de geharmoniseerde vragenlijst, de verzameling, verwerking en indiening van de gegevens en de vereisten inzake de kwaliteit van de gegevens.

3.

De lidstaten verschaffen de Commissie (Eurostat) de nodige informatie over de voor de nationale innovatiestatistiek gebruikte nationale methoden.


BIJLAGE III

EISEN VOOR KWALITEITSVERSLAGEN

Afdeling 1

Inleiding

De kwaliteitsverslagen bevatten zowel kwantitatieve als kwalitatieve indicatoren voor de kwaliteit van de gegevens, binnen de standaardstructuur die de Commissie in samenwerking met de lidstaten heeft vastgesteld. De Commissie (Eurostat) verstrekt de resultaten van de kwantitatieve indicatoren die op basis van de door de lidstaten ingediende gegevens kunnen worden berekend. De lidstaten interpreteren en becommentariëren deze in het licht van hun verzamelmethode en verstrekken de resterende kwantitatieve indicatoren, alsook kwalitatieve informatie.

Afdeling 2

Tijdschema

Om de twee jaar verstrekt de Commissie (Eurostat) de lidstaten binnen twintig maanden na afloop van het referentiejaar (eind augustus) ontwerpstandaardkwaliteitsverslagen, waarin de kwalitatieve indicatoren en andere informatie waarover de Commissie (Eurostat) beschikt, al zijn ingevuld.

Om de twee jaar verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) binnen 22 maanden na afloop van het referentiejaar (eind oktober) de ingevulde standaardkwaliteitsverslagen.