14.9.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 249/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 815/2012 VAN DE COMMISSIE
van 13 september 2012
tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad wat betreft bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 44, lid 1), de tweede alinea van artikel 44, lid 2), artikel 45, leden 1) en 2), en artikel 51, lid 1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU) nr. 904/2010 legt de regels vast voor de administratieve samenwerking en de strijd tegen fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). De artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 904/2010 hebben met name betrekking op de uitwisseling van gegevens met betrekking tot de bijzondere regelingen voor telecommunicatie-, omroep- of elektronische diensten in hoofdstuk 6 van titel XII van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (2). Deze bijzondere regelingen hebben betrekking op een buiten de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtige die de verschuldigde btw over de desbetreffende verkopen in de lidstaat van verbruik via een elektronische interface in de lidstaat van identificatie opgeeft (éénloketsysteem). |
(2) |
Bepaalde gegevens met betrekking tot transacties die op grond van deze bijzondere regelingen zijn uitgevoerd, worden verzameld en uitgewisseld tussen de lidstaten. Het gaat daarbij met name om de uitwisseling van identificatiegegevens en het verzamelen en uitwisselen van gegevens in de btw-aangifte tussen de lidstaten, inclusief correcties op deze btw-aangiften. |
(3) |
Om te garanderen dat de informatie op een uniforme manier wordt uitgewisseld, moeten de technische details voor een dergelijke uitwisseling worden vastgesteld, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch bericht. Op die manier wordt ook de uniforme ontwikkeling van de technische en functionele specificaties mogelijk gemaakt, aangezien die op basis van een gereguleerd raamwerk worden opgesteld. |
(4) |
Bepaalde gegevens met betrekking tot wijzigingen in de identificatiegegevens, zoals de uitsluiting van de bijzondere regelingen, de vrijwillige beëindiging of de wijziging van de lidstaat van identificatie, dienen ook onverwijld en op een uniforme manier te worden uitgewisseld, zodat de lidstaten de correcte toepassing van de bijzondere regelingen kunnen controleren en fraude kunnen bestrijden. Daartoe moet worden voorzien in gemeenschappelijke regelingen voor de elektronische uitwisseling van dergelijke informatie. |
(5) |
Om de administratieve lasten tot een minimum te beperken, moeten bepaalde eisen worden vastgelegd voor de elektronische interface die het indienen van identificatiegegevens en btw-aangiften door belastingplichtigen vergemakkelijkt. De lidstaten dienen de mogelijkheid te krijgen om aanvullende functionaliteiten te verschaffen om de administratieve lasten verder terug te brengen. |
(6) |
Om te garanderen dat de gegevens met betrekking tot de identificatie in de regeling en de op grond van de regeling ingediende btw-aangiften doeltreffend kunnen worden verzonden en verwerkt, dienen de lidstaten hun elektronische interface op een uniforme manier te ontwikkelen. Daarom is het voor de verzending van die gegevens nodig een gemeenschappelijk elektronisch bericht vast te stellen. |
(7) |
Er moet verduidelijkt worden welke gegevens moeten worden verstrekt in de situaties waar geen verkopen op grond van de bijzondere regelingen worden verricht in een specifieke periode in één of alle lidstaten. |
(8) |
Om de lidstaten en belastingplichtigen in staat te stellen op ondubbelzinnige wijze naar de btw-aangiften te verwijzen in hun latere communicatie, inclusief de betaling van de belasting, dient door de lidstaat van identificatie aan elke btw-aangifte een uniek referentienummer te worden toegekend. |
(9) |
Deze verordening dient vanaf dezelfde dag van toepassing te zijn als de artikelen 44 en 45 van Verordening (EU) nr. 904/2010. |
(10) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „niet-Unieregeling”: de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van Richtlijn 2006/112/EG;
2. „Unieregeling”: de bijzondere regeling voor telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG;
3. „bijzondere regelingen”: de niet-Unieregeling en de Unieregeling.
Artikel 2
Functionaliteiten van de elektronische interface
De elektronische interface in de lidstaat van identificatie waarmee een belastingplichtige het gebruik van een van de bijzondere regelingen registreert, en langs welke weg deze persoon de aangiften voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw) op grond van die regeling bij de lidstaat van identificatie indient, wordt gekenmerkt door de volgende functionaliteiten:
a) |
het moet de faciliteit bieden om de identificatiegegevens overeenkomstig artikel 361 van Richtlijn 2006/112/EG, of de btw-aangifte overeenkomstig de artikelen 365 en 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG te bewaren, voordat de gegevens worden ingediend; |
b) |
het moet de belastingplichtige in staat stellen de relevante gegevens met betrekking tot de btw-aangiften in te dienen door middel van elektronische bestandsoverdracht overeenkomstig de voorwaarden die door de lidstaat van identificatie zijn vastgelegd. |
Artikel 3
Verzending van identificatiegegevens
1. De lidstaat van identificatie zendt de volgende informatie via het CCN/CSI-netwerk naar de andere lidstaten:
a) |
gegevens ter identificatie van de belastingplichtige die de niet-Unieregeling gebruikt; |
b) |
vergelijkbare gegevens ter identificatie van de belastingplichtige die de Unieregeling gebruikt; |
c) |
een toegekend identificatienummer. |
Het gemeenschappelijk elektronisch bericht als beschreven in bijlage I wordt gebruikt om de in de eerste alinea bedoelde informatie te verzenden. Kolom B van het gemeenschappelijk elektronisch bericht als beschreven in bijlage I wordt gebruikt voor de niet-Unieregeling en kolom C van dat gemeenschappelijk elektronisch bericht wordt gebruikt voor de Unieregeling.
2. De lidstaat van identificatie stelt de andere lidstaten via het CNN/CSI-netwerk onverwijld in kennis met gebruikmaking van het gemeenschappelijk elektronisch bericht als beschreven in bijlage II bij deze verordening, daar waar de belastingplichtige:
a) |
wordt uitgesloten van een van de bijzondere regelingen; |
b) |
vrijwillig het gebruik van een van de bijzondere regelingen beëindigt; |
c) |
de lidstaat van identificatie binnen de Unieregeling wijzigt. |
Artikel 4
Indiening van de btw-aangifte door de belastingplichtige
1. De belastingplichtige dient de btw-aangiften in overeenkomstig de voorschriften in de artikelen 365 en 369 octies van Richtlijn 2006/112/EG bij de lidstaat van identificatie met gebruikmaking van het gemeenschappelijk elektronisch bericht als beschreven in bijlage III bij deze verordening. Kolom B van het gemeenschappelijk elektronisch bericht als beschreven in bijlage III wordt gebruikt voor de niet-Unieregeling en kolom C van dat gemeenschappelijk elektronisch bericht wordt gebruikt voor de Unieregeling.
2. Daar waar een belastingplichtige in geen enkele lidstaat diensten verricht op grond van de bijzondere regeling gedurende een aangiftetijdvak, wordt een nihil-aangifte ingevuld. Met dat doel worden voor de Unieregeling alleen de vakken 1, 2 en 21 van het gemeenschappelijke elektronische bericht als beschreven in bijlage III en voor de niet-Unieregeling de vakken 1, 2 en 11 ingevuld.
3. Van de belastingplichtige wordt uitsluitend vereist de diensten in te vullen die verband houden met een lidstaat van verbruik en vanuit een lidstaat van vestiging indien de geleverde diensten op grond van de bijzondere regelingen zijn verricht respectievelijk in of vanuit die lidstaat, binnen het aangiftetijdvak.
Artikel 5
Verzending van de in de btw-aangifte vermelde informatie
De in de btw-aangifte vermelde informatie als bedoeld in artikel 4, lid 1, wordt door de lidstaat van identificatie via het CCN/CSI-netwerk verzonden naar iedere lidstaat van verbruik en vestiging die in de btw-aangifte wordt vernoemd, met gebruikmaking van het gemeenschappelijk elektronisch bericht als beschreven in bijlage III bij deze verordening.
Voor de toepassing van de eerste alinea zendt de lidstaat van identificatie de algemene gegevens in deel 1 van het gemeenschappelijk elektronisch bericht in bijlage III aan de lidstaat van verbruik en vestiging waarin of vanwaar de diensten zijn verricht, samen met de informatie in deel 2 van dat gemeenschappelijk elektronisch bericht dat betrekking heeft op die specifieke lidstaat van verbruik of vestiging.
De lidstaten van identificatie zenden de in de btw-aangifte vermelde informatie alleen naar die lidstaten die op die btw-aangifte staan vermeld.
Artikel 6
Uniek referentienummer
De informatie die op grond van artikel 5 wordt verzonden, bevat een door de lidstaat van identificatie toegewezen referentienummer dat uniek is voor de specifieke btw-aangifte.
Artikel 7
Correcties op btw-aangiften
De belastingplichtige wordt door de lidstaat van identificatie toegestaan om btw-aangiften te corrigeren door middel van de in artikel 2 bedoelde elektronische interface. De lidstaat van identificatie zendt de informatie over de correcties aan de betrokken lidst(a)at(en) van verbruik en vestiging in overeenstemming met artikel 5, en kent een tijdstempel toe aan die informatie.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2015.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 september 2012.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1.
(2) PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
BIJLAGE I
Identificatiegegevens
Kolom A |
Kolom B |
Kolom C |
Nummer van het vak |
De niet-Unieregeling |
De Unieregeling |
1 |
Individueel btw-identificatienummer, toegekend door de lidstaat van identificatie in overeenstemming met artikel 362 van Richtlijn 2006/112/EG (1) |
Individueel btw-identificatienummer, toegekend door de lidstaat van identificatie in overeenstemming met artikel 369 quinquies van Richtlijn 2006/112/EG, inclusief de landencode |
2 |
Nationaal belastingnummer, indien van toepassing |
|
3 |
Naam van de onderneming |
Naam van de onderneming |
4 |
De handelsna(a)m(en) van de onderneming indien verschillend van de naam van de onderneming |
De handelsna(a)m(en) van de onderneming indien verschillend van de naam van de onderneming |
5 |
Het volledige postadres (2) |
Het volledige postadres (3) |
6 |
Het land waar de belastingplichtige zijn zetel van bedrijfsuitoefening heeft gevestigd |
Het land waar de belastingplichtige zijn zetel van bedrijfsuitoefening heeft gevestigd indien niet in de Unie |
7 |
Het e-mailadres van de belastingplichtige |
Het e-mailadres van de belastingplichtige |
8 |
De website(s) van de belastingplichtige, indien van toepassing |
De website(s) van de belastingplichtige, indien van toepassing |
9 |
Naam contactpersoon |
Naam contactpersoon |
10 |
Telefoonnummer |
Telefoonnummer |
11 |
IBAN- of OBAN-nummer |
IBAN-nummer |
12 |
BIC-nummer |
BIC-nummer |
13.1 |
|
Individue(e)l(e) btw-identificatienummer(s) of, indien niet beschikbaar, het/de fisca(a)l(e) registratienummer(s), toegekend door de lidsta(a)t(en) waar de belastingplichtige (een) vaste inrichting(en) (4) heeft, buiten de lidstaat van identificatie |
14.1 |
|
Volledige postadres(sen) en handelsna(a)m(en) van de vaste inrichtingen (5), buiten de lidstaat van identificatie |
15.1 |
|
Individue(e)l(e) btw-identificatienummer(s), door de lidsta(a)t(en) toegekend aan een niet-gevestigde belastingplichtige (6). |
16 |
Elektronische verklaring dat de belastingplichtige niet voor de btw binnen de Unie is geregistreerd |
|
17 |
De datum van ingang van het gebruik van de regeling (7) |
De datum van ingang van het gebruik van de regeling (8) |
18 |
Datum van het verzoek van de kant van de belastingplichtige om op grond van de regeling te worden geregistreerd |
Datum van het verzoek van de kant van de belastingplichtige om op grond van de regeling te worden geregistreerd |
19 |
Datum waarop door de lidstaat van identificatie de beslissing is genomen over de registratie |
Datum waarop door de lidstaat van identificatie de beslissing is genomen over de registratie |
20 |
|
Indicator of de belastingplichtige deel uitmaakt van een btw-groep (9) |
21 |
Individue(e)l(e) btw-identificatienummer(s), toegekend door de lidstaat van identificatie in overeenstemming met de artikelen 362 of 369 quinquies van Richtlijn 2006/112/EG voor zover de belastingplichtige reeds eerder van een van deze twee regelingen gebruik heeft gemaakt |
Individue(e)l(e) btw-identificatienummer(s), toegekend door de lidstaat van identificatie in overeenstemming met de artikelen 362 of 369 quinquies van Richtlijn 2006/112/EG voor zover de belastingplichtige reeds eerder van een van deze twee regelingen gebruik heeft gemaakt |
(1) Volgens het model: EUxxxyyyyyz waarbij xxx de 3-cijferige ISO-code van de lidstaat van identificatie (MSI), yyyyy het door de MSI toegewezen 5-cijferige nummer en z een controlecijfer is.
(2) Met de te vermelden postcode indien deze bestaat.
(3) Met de te vermelden postcode indien deze bestaat.
(4) Indien er sprake is van meerdere vaste inrichtingen, gebruik dan vak 13.1, 13.2, enz.
(5) Indien er sprake is van meerdere vaste inrichtingen, gebruik dan vak 14.1, 14.2, enz.
(6) Indien er sprake is van meerdere door de lidsta(a)t(en) toegekende btw-identificatienummers aan een niet-gevestigde belastingplichtige, gebruik dan vak 15.1, 15.2, enz.
(7) Dit kan in een beperkt aantal gevallen eerder zijn dan de registratiedatum voor de regeling.
(8) Dit kan in een beperkt aantal gevallen eerder zijn dan de registratiedatum voor de regeling.
(9) Simpelweg ja/nee aanvinken.
BIJLAGE II
Gegevens met betrekking tot de status van een belastingplichtige in het register van een lidstaat van identificatie
Individueel btw-identificatienummer, toegekend door de lidstaat van identificatie, inclusief landencode |
|||||||||||||
Datum waarop de wijziging ingaat |
Reden om de status van de belastingplichtige in het register te wijzigen met gebruikmaking van de volgende codes:
|
BIJLAGE III
Btw-aangiften
Deel 1: Algemene informatie |
||
Kolom A |
Kolom B |
Kolom C |
Nummer van het vak |
De niet-Unieregeling |
De Unieregeling |
Uniek identificatienummer (1) |
||
1 |
Individueel btw-identificatienummer, toegekend door de lidstaat van identificatie in overeenstemming met artikel 362 van Richtlijn 2006/112/EG |
Individueel btw-identificatienummer, toegekend door de lidstaat van identificatie in overeenstemming met artikel 369 quinquies van Richtlijn 2006/112/EG, inclusief landencode |
2 |
Btw-tijdvak (2) |
Btw-tijdvak (3) |
2a |
Begin- en einddatum van de periode (4) |
Begin- en einddatum van de periode (5) |
3 |
Valuta |
Valuta |
Deel 2: Voor elke lidstaat van verbruik waarin de btw verschuldigd is (6) |
||
2a) Diensten die worden verricht vanuit de zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting in de lidstaat van identificatie |
||
4.1 |
Landencode van de lidstaat van verbruik |
Landencode van de lidstaat van verbruik |
5.1 |
Het normale btw-tarief in de lidstaat van verbruik |
Het normale btw-tarief in de lidstaat van verbruik |
6.1 |
Het verlaagde btw-tarief in de lidstaat van verbruik |
Het verlaagde btw-tarief in de lidstaat van verbruik |
7.1 |
Maatstaf van heffing tegen normaal tarief |
Maatstaf van heffing tegen normaal tarief |
8.1 |
Btw-bedrag tegen normaal tarief |
Btw-bedrag tegen normaal tarief |
9.1 |
Maatstaf van heffing tegen verlaagd tarief |
Maatstaf van heffing tegen verlaagd tarief |
10.1 |
Btw-bedrag tegen verlaagd tarief |
Btw-bedrag tegen verlaagd tarief |
11.1 |
Totaal te betalen btw-bedrag |
Totaal te betalen btw-bedrag voor diensten die worden verricht vanuit de zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting in de lidstaat van identificatie |
2b) Diensten die worden verricht vanuit vaste inrichtingen buiten de lidstaat van identificatie (7) |
||
12.1 |
|
Landencode van de lidstaat van verbruik |
13.1 |
|
Het normale btw-tarief in de lidstaat van verbruik |
14.1 |
|
Het verlaagde btw-tarief in de lidstaat van verbruik |
15.1 |
|
Individueel btw-identificatienummer, of indien niet beschikbaar, het fiscaal registratienummer, toegekend door de lidstaat van vaste inrichting, inclusief landencode |
16.1 |
|
Maatstaf van heffing tegen het normale tarief |
17.1 |
|
Te betalen btw-bedrag tegen het normale tarief |
18.1 |
|
Maatstaf van heffing tegen het verlaagde tarief |
19.1 |
|
Te betalen btw-bedrag tegen het verlaagde tarief |
20.1 |
|
Totaal te betalen btw-bedrag voor diensten die worden verricht vanuit een vaste inrichting buiten de lidstaat van identificatie |
2c) Totaalbedrag voor de zetel van bedrijfsuitoefening of vaste inrichting in de lidstaat van identificatie, en alle vaste inrichtingen in alle andere lidstaten |
||
21.1 |
|
Totaal te betalen btw-bedrag door alle inrichtingen (vak 11.1 + vak 11.2 … + vak 20.1 + 20.2 …) |
(1) Het door de lidstaat van identificatie toegewezen unieke referentienummer bestaat uit de landencode van de MSI/btw-nummer/periode - bv. GB/xxxxxxxxx/Q1.yy + het tijdstempel voor elke versie. Het nummer wordt door de lidstaat van identificatie toegekend vóór de verzending van de aangifte aan de andere betrokken lidstaat.
(2) Heeft betrekking op kalenderkwartalen: Q1.yyyy - Q2.yyyy - Q3.yyyy - Q4.yyyy.
(3) Heeft betrekking op kalenderkwartalen: Q1.yyyy - Q2.yyyy - Q3.yyyy - Q4.yyyy.
(4) Uitsluitend in te vullen als de belastingplichtige meer dan één btw-aangifte voor hetzelfde kwartaal indient. Heeft betrekking op kalenderdagen: dd.mm.yyyy - dd.mm.yyyy.
(5) Uitsluitend in te vullen als de belastingplichtige meer dan één btw-aangifte voor hetzelfde kwartaal indient. Heeft betrekking op kalenderdagen: dd.mm.yyyy - dd.mm.yyyy.
(6) Indien er sprake is van meer dan één lidstaat van verbruik (of wanneer in het midden van een kwartaal in één lidstaat van verbruik een btw-tariefwijziging heeft plaatsgevonden), gebruik dan vak 4.2, 5.2, 6.2 enz.
(7) Indien er sprake is van meerdere vaste inrichtingen, gebruik dan vak 12.1.2, 13.1.2, 14.1.2, enz.