30.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 92/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 284/2012 VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2012

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name op artikel 53, lid 1, onder b) ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de afzonderlijke lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Na het ongeval in de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat het radionuclidegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan de in Japan geldende actiedrempels voor levensmiddelen overschreed. Omdat een dergelijke besmetting gevaar voor de volksgezondheid en de diergezondheid in de Unie kan opleveren, is Uitvoeringsverordening (EU) nr. 297/2011 van de Commissie van 25 maart 2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (2) vastgesteld. Die verordening werd later vervangen door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 van de Commissie (3).

(3)

De Japanse autoriteiten hebben de Commissie meegedeeld dat in geen van de vele monsters van sake en andere gedistilleerde dranken (whiskey en shochu) die zijn genomen, radioactiviteit is gemeten. Door het polijsten, vergisten en distilleren is de uiteindelijke gedistilleerde drank bijna volledig vrij van radioactiviteit. Deze kwestie zal worden gevolgd op basis van het voortdurende toezicht op sake, whiskey en shochu door de Japanse autoriteiten. Sake, shochu en whiskey moeten daarom van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten teneinde de administratieve lasten voor de Japanse autoriteiten en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van invoer te verlichten.

(4)

De Japanse autoriteiten hebben op 24 februari 2012 nieuwe, met ingang van 1 april 2012 toe te passen, maximale niveaus voor het totaal van cesium-134 en cesium-137 vastgesteld, waarbij wordt voorzien in overgangsmaatregelen voor rijst, rundvlees en sojabonen en door verwerking daarvan verkregen producten; die maximale niveaus liggen lager dan de bij Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (4) vastgestelde maximale niveaus. De overgangsmaatregelen voor rundvlees zijn niet relevant voor de invoer in de Unie aangezien de invoer van rundvlees uit Japan in de Unie verboden is om redenen van dier- en menselijke gezondheid die niet met radioactiviteit te maken hebben. De Japanse autoriteiten hebben de Commissie er tevens van in kennis gesteld dat producten die niet in Japan in de handel mogen worden gebracht, ook niet mogen worden uitgevoerd. Hoewel het met het oog op de veiligheid niet nodig is, moeten, om te zorgen voor consistentie tussen de door de Japanse autoriteiten verrichte controles vóór uitvoer en de bij binnenkomst in de Unie verrichte controles op het gehalte aan radionucliden van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan, in de Unie voor radionucliden in levensmiddelen en diervoeders uit Japan voorlopig dezelfde maximale niveaus gelden als de maximale niveaus die in Japan van toepassing zijn, indien deze lager zijn dan de in Verordening (Euratom) nr. 3954/87 vastgestelde waarden.

(5)

Kort na het nucleaire ongeval waren controles nodig op de aanwezigheid van jodium-131 en het totaal van cesium-134 en cesium-137 in levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit Japan, omdat er aanwijzingen waren dat de uitstoot van radioactiviteit in het milieu tot op zeer grote hoogte samenhing met jodium-131, cesium-134 en cesium-137, en dat slechts zeer weinig tot geen emissie van de radionucliden strontium (Sr-90), plutonium (Pu-239) en americium (Am-241) plaatsvond. Jodium-131 heeft een korte halveringstijd van acht dagen en aangezien er in de afgelopen maanden vanuit de getroffen kerncentrale geen uitstoot van radioactiviteit in het milieu heeft plaatsgevonden en de getroffen kernreactor zich nu in een stabiele toestand bevindt, en er naar verwachting geen uitstoot van radioactiviteit in het milieu meer zal plaatsvinden, is jodium-131 niet langer in het milieu aanwezig en bijgevolg ook niet in diervoeders en levensmiddelen uit Japan. Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1371/2011 van de Commissie van 21 december 2011 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de invoer van levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima (5) is de controle op de aanwezigheid van jodium-131 daarom niet langer voorgeschreven. In deze verordening hoeven daarom geen maximale waarden voor jodium-131 te worden gehandhaafd.

(6)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 waren ook maximale niveaus voor strontium, plutonium en americium vastgesteld voor het geval er opnieuw uitstoot van radioactiviteit in het milieu zou plaatsvinden waarbij deze radionucliden betrokken zouden zijn. Aangezien de getroffen kernreactor zich nu in een stabiele toestand bevindt, is het uitgesloten of zeer onwaarschijnlijk dat opnieuw uitstoot van radioactiviteit in het milieu zal plaatsvinden, en er na het ongeval met de kerncentrale geen aanzienlijke uitstoot van strontium, plutonium en americium in het milieu heeft plaatsgevonden, is het duidelijk dat de controle op de aanwezigheid van deze radionucliden in levensmiddelen of diervoeders uit Japan niet nodig is. In deze verordening hoeven daarom geen maximale waarden voor deze radionucliden te worden gehandhaafd.

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 is tweemaal gewijzigd om rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie. Aangezien deze verordening voorziet in verdere wijzigingen waarvoor meerdere bepalingen van die verordening moeten worden gewijzigd, moet Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 door een nieuwe verordening worden vervangen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op diervoeders en levensmiddelen in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (Euratom) nr. 3954/87, van oorsprong uit of verzonden uit Japan, met uitzondering van:

a)

producten die Japan vóór 28 maart 2011 hebben verlaten;

b)

producten die vóór 11 maart 2011 zijn geoogst en/of verwerkt;

c)

sake van de GN-codes ex 2206 00 39 (mousserend), ex 2206 00 59 (niet mousserend, in verpakkingen inhoudende niet meer dan 2 l) of ex 2206 00 89 (niet mousserend, in verpakkingen inhoudende meer dan 2 l);

d)

whiskey van GN-code 2208 30;

e)

shochu van GN-code ex 2208 90 56, ex 2208 90 69, ex 2208 90 77 of ex 2208 90 78.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening worden onder „in de Japanse wetgeving vastgestelde overgangsmaatregelen” de op 24 februari 2012 door de Japanse overheid vastgestelde overgangsmaatregelen met betrekking tot de maximale niveaus voor het totaal van cesium-134 en cesium-137 verstaan, zoals opgenomen in bijlage III.

Artikel 3

Invoer in de Unie

De in artikel 1 bedoelde levensmiddelen en diervoeders (hierna „de producten”) mogen slechts in de Europese Unie worden ingevoerd indien zij in overeenstemming zijn met deze verordening.

Artikel 4

Maximale niveaus van cesium-134 en cesium-137

1.   De in artikel 1 bedoelde producten, met uitzondering van rijst, sojabonen en door verwerking daarvan verkregen producten moeten voldoen aan het maximale niveau voor het totaal van cesium-134 en cesium-137 als vastgesteld in bijlage II.

2.   Rijst en sojabonen en door verwerking daarvan verkregen producten moeten voldoen aan het maximale niveau voor het totaal van cesium-134 en cesium-137 als vastgesteld in bijlage III.

Artikel 5

Verklaring

1.   Elke zending van in artikel 1 bedoelde producten gaat vergezeld van een geldige verklaring, opgesteld en ondertekend overeenkomstig artikel 6.

2.   De in lid 1 bedoelde verklaring:

a)

bevestigt officieel dat de producten in overeenstemming zijn met de geldende wetgeving in Japan, en

b)

geeft aan of de producten al dan niet onder de overgangsmaatregelen vallen waarin de Japanse wetgeving voorziet.

3.   De in lid 1 bedoelde verklaring moet voorts bevestigen dat:

a)

de producten vóór 11 maart 2011 zijn geoogst en/of verwerkt, of

b)

de producten afkomstig zijn en verzonden zijn uit een andere prefectuur dan Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, of

c)

de producten verzonden zijn uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, maar niet uit een van deze prefecturen afkomstig zijn en tijdens de doorvoer niet aan radioactiviteit zijn blootgesteld, of

d)

wanneer de producten van oorsprong zijn uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamanashi, Saitama, Tokyo, Chiba, Kanagawa of Shizuoka, zij vergezeld gaan van een analyserapport met de resultaten van de bemonstering en analyse.

4.   Lid 3, onder d), geldt ook voor producten die in de kustwateren van de onder d) vermelde prefecturen zijn gevangen of geoogst, ongeacht waar deze producten aan land zijn gebracht.

Artikel 6

Opstelling en ondertekening van de verklaring

1.   De in artikel 5 bedoelde verklaring wordt opgesteld overeenkomstig het model in bijlage I.

2.   Voor de in de artikel 5, lid 3, onder a), b) en c), bedoelde producten moet de verklaring door een gemachtigd vertegenwoordiger van de bevoegde Japanse autoriteit of onder het gezag en toezicht van de bevoegde Japanse autoriteit door een door de bevoegde Japanse autoriteit gemachtigde vertegenwoordiger worden ondertekend.

3.   Voor de in artikel 5, lid 3, onder d), bedoelde producten wordt de verklaring ondertekend door een daartoe gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde Japanse autoriteit en gaat zij vergezeld van een analyseverslag dat de resultaten van de bemonstering en de analyse bevat.

Artikel 7

Identificatie

Elke zending van in artikel 1 bedoelde producten wordt gekenmerkt met een code die wordt vermeld in de in artikel 5, lid 1, bedoelde verklaring, in het in artikel 6, lid 3, bedoelde analyserapport, in het gezondheidscertificaat en in elk handelsdocument dat de zending vergezelt.

Artikel 8

Grensinspectieposten en aangewezen punt van binnenkomst

Zendingen van de in artikel 1 bedoelde producten, met uitzondering van die welke vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 97/78/EG van de Raad (6) worden in de Unie binnengebracht via een aangewezen punt van binnenkomst in de zin van artikel 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie (7) (hierna „aangewezen punt van binnenkomst”).

Artikel 9

Kennisgeving vooraf

Levensmiddelen- en diervoederbedrijven of hun vertegenwoordigers stellen de bevoegde autoriteiten in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst steeds ten minste twee werkdagen voor de fysieke aankomst van een zending van de in artikel 1 bedoelde producten in kennis van die aankomst.

Artikel 10

Officiële controles

1.   De bevoegde autoriteiten in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst verrichten:

a)

documentencontroles op alle zendingen van in artikel 1 bedoelde producten;

b)

fysieke controles en identiteitscontroles, met inbegrip van een laboratoriumanalyse, op de aanwezigheid van cesium-134 en cesium-137, op ten minste:

i)

5 % van de zendingen van in artikel 5, lid 3, onder d), bedoelde producten, en

ii)

10 % van de zendingen van in artikel 5, lid 3, onder b) en c) bedoelde producten.

2.   De zendingen blijven hoogstens vijf werkdagen onder officieel toezicht totdat de resultaten van de laboratoriumanalyse beschikbaar zijn.

3.   Indien uit de resultaten van de analyse blijkt dat de in de verklaring gegeven garanties onjuist zijn, wordt de verklaring als ongeldig beschouwd en is de zending van diervoeders en levensmiddelen niet in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening.

Artikel 11

Kosten

Alle kosten in verband met de in artikel 10 bedoelde officiële controles en eventuele maatregelen in het geval van niet-naleving komen ten laste van de exploitanten van de diervoeder- of levensmiddelenbedrijven.

Artikel 12

In het vrije verkeer brengen

De zendingen mogen alleen in het vrije verkeer worden gebracht als de exploitanten van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf of hun vertegenwoordigers aan de douaneautoriteiten een verklaring als bedoeld in artikel 5, lid 1, overleggen die:

a)

naar behoren is geviseerd door de bevoegde autoriteit in de grensinspectiepost of het aangewezen punt van binnenkomst, en

b)

aantoont dat de in artikel 10 bedoelde officiële controles zijn uitgevoerd en dat de resultaten van deze controles gunstig waren.

Artikel 13

Niet-conforme producten

Producten die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze verordening worden niet in de handel gebracht. Deze producten worden veilig verwijderd of naar het land van oorsprong teruggestuurd.

Artikel 14

Rapporten

De lidstaten stellen de Commissie via het systeem voor snelle waarschuwingen voor levensmiddelen en diervoeders (RASFF) maandelijks in kennis van alle verkregen analyseresultaten.

Artikel 15

Intrekking

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 16

Overgangsmaatregel

In afwijking van artikel 3 mogen in artikel 1 bedoelde producten in de Unie worden ingevoerd indien zij in overeenstemming zijn met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 961/2011 wanneer:

a)

de producten Japan vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening hebben verlaten, of

b)

de producten vergezeld gaan van een vóór 1 april 2012 afgegeven verklaring overeenkomstig die verordening en de producten vóór 15 april 2012 Japan hebben verlaten.

Artikel 17

Inwerkingtreding en toepassingsperiode

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De verordening is van toepassing van de dag van inwerkingtreding tot en met 31 oktober 2012. De verordening wordt regelmatig geëvalueerd, rekening houdend met de ontwikkeling van de situatie inzake de besmetting.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2012.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 80 van 26.3.2011, blz. 5.

(3)  PB L 252 van 28.9.2011, blz. 10.

(4)  PB L 371 van 30.12.1987, blz. 11.

(5)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 41.

(6)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(7)  PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11.


BIJLAGE I

Image

Image


BIJLAGE II

Maximale niveaus voor levensmiddelen  (1) (Bq/kg) zoals vastgesteld in de Japanse wetgeving

 

Levensmiddelen voor zuigelingen en peuters

Melk en zuivelproducten

Andere levensmiddelen, met uitzondering van

mineraalwater en soortgelijke dranken

thee bereid uit ongefermenteerde bladeren

sojabonen en producten van sojabonen (4)

Mineraalwater en soortgelijke dranken en thee bereid uit ongefermenteerde bladeren

Totaal cesium-134 en cesium-137

50 (2)

50 (2)

100 (2)  (3)

10 (2)


Maximale niveaus voor diervoeders  (5) (Bq/kg) zoals vastgesteld in de Japanse wetgeving

 

Voor runderen en paarden bestemde diervoeders

Voor varkens bestemde diervoeders

Voor pluimvee bestemde diervoeders

Visvoeder (7)

Totaal cesium-134 en cesium-137

100 (6)

80 (6)

160 (6)

40 (6)


(1)  Voor gedroogde producten die bestemd zijn voor consumptie in gereconstitueerde staat, geldt het maximale niveau voor het gereconstitueerde gebruiksklare product.

Voor gedroogde paddenstoelen geldt een reconstitutiefactor 5.

Voor thee geldt het maximale niveau voor het uit theebladeren bereide aftreksel. De verwerkingsfactor voor gedroogde thee is 50; bijgevolg biedt een maximaal niveau van 500 Bq/kg voor gedroogde theebladeren de garantie dat het niveau in de bereide thee het maximale niveau van 10 Bq/kg niet overschrijdt.

(2)  Om te zorgen voor consistentie met de huidige in Japan toegepaste maximale niveaus, vervangen deze waarden voorlopig de in Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad vastgestelde niveaus.

(3)  Voor rijst en rijstproducten geldt het maximale niveau met ingang van 1 oktober 2012. Vóór die datum geldt het maximale niveau van 500 Bq/kg.

(4)  Voor sojabonen en producten van sojabonen geldt het maximale niveau van 500 Bq/kg.

(5)  Maximaal niveau voor diervoeder met een vochtgehalte van 12 %.

(6)  Om te zorgen voor consistentie met de huidige in Japan toegepaste maximale niveaus, vervangt deze waarde voorlopig het in Verordening (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie vastgestelde niveau (PB L 83 van 30.3.1990, blz. 78).

(7)  Met uitzondering van voer voor siervissen.


BIJLAGE III

In de Japanse wetgeving vastgestelde overgangsmaatregelen die voor deze verordening van toepassing zijn

a)

Melk en zuivelproducten, mineraalwater en soortgelijke dranken die vóór 31 maart 2012 zijn geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 200 Bq/kg radioactief cesium bevatten. Andere levensmiddelen, met uitzondering van rijst, sojabonen en door verwerking daarvan verkregen producten die vóór 31 maart 2012 zijn geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

b)

Rijst die vóór 30 september 2012 is geoogst, mag niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

c)

Producten op basis van rijst die vóór 30 september 2012 worden geproduceerd en/of verwerkt, mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

d)

Sojabonen mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.

e)

Producten op basis van sojabonen mogen niet meer dan 500 Bq/kg radioactief cesium bevatten.