29.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 265/1


REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET HOF VAN JUSTITIE

Inhoud

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Artikel 2

Draagwijdte van dit Reglement

EERSTE TITEL

ORGANISATIE VAN HET HOF

EERSTE HOOFDSTUK –

RECHTERS EN ADVOCATEN-GENERAAL

Artikel 3

Aanvang van de ambtstermijn van de rechters en de advocaten-generaal

Artikel 4

Eedaflegging

Artikel 5

Plechtige verbintenis

Artikel 6

Ontheffing van een rechter of een advocaat-generaal uit zijn ambt

Artikel 7

Rangorde naar anciënniteit

TWEEDE HOOFDSTUK –

PRESIDENTSCHAP VAN HET HOF, VORMING VAN DE KAMERS EN AANWIJZING VAN DE EERSTE ADVOCAAT-GENERAAL

Artikel 8

Verkiezing van de president en de vicepresident van het Hof

Artikel 9

Bevoegdheden van de president van het Hof

Artikel 10

Bevoegdheden van de vicepresident van het Hof

Artikel 11

Vorming van de kamers

Artikel 12

Verkiezing van de kamerpresidenten

Artikel 13

Verhindering van de president en de vicepresident van het Hof

Artikel 14

Aanwijzing van de eerste advocaat-generaal

DERDE HOOFDSTUK –

TOEWIJZING VAN DE ZAKEN AAN DE RECHTERS-RAPPORTEURS EN AAN DE ADVOCATEN-GENERAAL

Artikel 15

Aanwijzing van de rechter-rapporteur

Artikel 16

Aanwijzing van de advocaat-generaal

VIERDE HOOFDSTUK –

TOEGEVOEGD RAPPORTEURS

Artikel 17

Toegevoegd rapporteurs

VIJFDE HOOFDSTUK –

GRIFFIE

Artikel 18

Benoeming van de griffier

Artikel 19

Adjunct-griffier

Artikel 20

Bevoegdheden van de griffier

Artikel 21

Bijhouden van het register

Artikel 22

Raadpleging van het register, de arresten en de beschikkingen

ZESDE HOOFDSTUK –

WERKING VAN HET HOF

Artikel 23

Plaats van de zittingen van het Hof

Artikel 24

Planning van de werkzaamheden van het Hof

Artikel 25

Algemene vergadering

Artikel 26

Opstelling van de processen-verbaal

ZEVENDE HOOFDSTUK –

RECHTSPREKENDE FORMATIES

Afdeling 1.

Samenstelling van de rechtsprekende formaties

Artikel 27

Samenstelling van de Grote kamer

Artikel 28

Samenstelling van de kamers van vijf en drie rechters

Artikel 29

Samenstelling van de kamers in geval van verknochtheid of verwijzing

Artikel 30

Verhindering van een kamerpresident

Artikel 31

Verhindering van een lid van de rechtsprekende formatie

Afdeling 2.

Beraadslagingen

Artikel 32

Wijze van beraadslagen

Artikel 33

Aantal rechters dat aan de beraadslagingen deelneemt

Artikel 34

Quorum van de Grote kamer

Artikel 35

Quorum van de kamers van vijf en drie rechters

ACHTSTE HOOFDSTUK –

REGELING VAN HET TAALGEBRUIK

Artikel 36

Procestalen

Artikel 37

Bepaling van de procestaal

Artikel 38

Gebruik van de procestaal

Artikel 39

Verantwoordelijkheid van de griffier op taalgebied

Artikel 40

Regeling van het taalgebruik voor de publicaties van het Hof

Artikel 41

Authentieke teksten

Artikel 42

Taalkundige dienst van het Hof

TWEEDE TITEL

GEMEENSCHAPPELIJKE PROCEDURELE BEPALINGEN

EERSTE HOOFDSTUK –

RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE GEMACHTIGDEN, RAADSLIEDEN EN ADVOCATEN

Artikel 43

Voorrechten, immuniteiten en faciliteiten

Artikel 44

Hoedanigheid van de vertegenwoordigers van de partijen

Artikel 45

Opheffing van de immuniteit

Artikel 46

Uitsluiting van de procedure

Artikel 47

Hoogleraren en partijen in het hoofdgeding

TWEEDE HOOFDSTUK –

BETEKENINGEN

Artikel 48

Wijzen van betekening

DERDE HOOFDSTUK –

TERMIJNEN

Artikel 49

Berekening van de termijnen

Artikel 50

Beroep tegen een handeling van een instelling

Artikel 51

Termijn wegens afstand

Artikel 52

Bepaling en verlenging van de termijnen

VIERDE HOOFDSTUK –

VERSCHILLENDE WIJZEN VAN BEHANDELING VAN DE ZAKEN

Artikel 53

Wijzen van behandeling van de zaken

Artikel 54

Voeging

Artikel 55

Schorsing van de behandeling

Artikel 56

Uitstel van de berechting van een zaak

VIJFDE HOOFDSTUK –

SCHRIFTELIJKE BEHANDELING

Artikel 57

Neerlegging van processtukken

Artikel 58

Lengte van de processtukken

ZESDE HOOFDSTUK –

VOORLOPIG RAPPORT EN VERWIJZING NAAR RECHTSPREKENDE FORMATIES

Artikel 59

Voorlopig rapport

Artikel 60

Verwijzing naar rechtsprekende formaties

ZEVENDE HOOFDSTUK –

MAATREGELEN TOT ORGANISATIE VAN DE PROCESGANG EN MAATREGELEN VAN INSTRUCTIE

Afdeling 1.

Maatregelen tot organisatie van de procesgang

Artikel 61

Maatregelen tot organisatie waartoe door het Hof wordt besloten

Artikel 62

Maatregelen tot organisatie waartoe door de rechter-rapporteur of de advocaat-generaal wordt besloten

Afdeling 2.

Maatregelen van instructie

Artikel 63

Beslissing tot maatregelen van instructie

Artikel 64

Vaststelling van de maatregelen van instructie

Artikel 65

Deelname aan de maatregelen van instructie

Artikel 66

Getuigenbewijs

Artikel 67

Getuigenverhoor

Artikel 68

Eed van de getuigen

Artikel 69

Geldboeten

Artikel 70

Deskundigenonderzoek

Artikel 71

Eed van de deskundige

Artikel 72

Wraking van een getuige of van een deskundige

Artikel 73

Onkosten van de getuigen en de deskundigen

Artikel 74

Proces-verbaal van de instructiezittingen

Artikel 75

Opening van de mondelinge behandeling na instructie

ACHTSTE HOOFDSTUK –

MONDELINGE BEHANDELING

Artikel 76

Pleitzitting

Artikel 77

Gemeenschappelijke pleitzitting

Artikel 78

Leiding van de zitting

Artikel 79

Behandeling met gesloten deuren

Artikel 80

Vragen

Artikel 81

Sluiting van de pleitzitting

Artikel 82

Nemen van de conclusie door de advocaat-generaal

Artikel 83

Opening of heropening van de mondelinge behandeling

Artikel 84

Proces-verbaal van de terechtzittingen

Artikel 85

Geluidsopname van de terechtzitting

NEGENDE HOOFDSTUK –

ARRESTEN EN BESCHIKKINGEN

Artikel 86

Datum van uitspraak van het arrest

Artikel 87

Inhoud van het arrest

Artikel 88

Uitspraak en betekening van het arrest

Artikel 89

Inhoud van de beschikking

Artikel 90

Ondertekening en betekening van de beschikking

Artikel 91

Verbindende kracht van arresten en beschikkingen

Artikel 92

Bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie

DERDE TITEL

PREJUDICIËLE VERWIJZINGEN

EERSTE HOOFDSTUK –

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 93

Werkingssfeer

Artikel 94

Inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing

Artikel 95

Anonimiteit

Artikel 96

Deelname aan de prejudiciële procedure

Artikel 97

Partijen in het hoofdgeding

Artikel 98

Vertaling en betekening van het verzoek om een prejudiciële beslissing

Artikel 99

Antwoord bij met redenen omklede beschikking

Artikel 100

Adiëring van het Hof

Artikel 101

Verzoek om verduidelijkingen

Artikel 102

Kosten van de prejudiciële procedure

Artikel 103

Rectificatie van de arresten en beschikkingen

Artikel 104

Uitlegging van prejudiciële beslissingen

TWEEDE HOOFDSTUK –

VERSNELDE PREJUDICIËLE PROCEDURE

Artikel 105

Versnelde procedure

Artikel 106

Toezending van processtukken

DERDE HOOFDSTUK –

PREJUDICIËLE SPOEDPROCEDURE

Artikel 107

Werkingssfeer van de prejudiciële spoedprocedure

Artikel 108

Beslissing omtrent de spoed

Artikel 109

Schriftelijk gedeelte van de spoedprocedure

Artikel 110

Betekeningen en inlichtingen na sluiting van de schriftelijke behandeling

Artikel 111

Achterwege laten van de schriftelijke behandeling

Artikel 112

Beslissing ten gronde

Artikel 113

Rechtsprekende formatie

Artikel 114

Toezending van de processtukken

VIERDE HOOFDSTUK –

RECHTSBIJSTAND

Artikel 115

Aanvraag voor rechtsbijstand

Artikel 116

Beslissing op de aanvraag voor rechtsbijstand

Artikel 117

Als rechtsbijstand uit te keren bedragen

Artikel 118

Intrekking van de rechtsbijstand

VIERDE TITEL

RECHTSTREEKSE BEROEPEN

EERSTE HOOFDSTUK –

VERTEGENWOORDIGING VAN PARTIJEN

Artikel 119

Verplichte vertegenwoordiging

TWEEDE HOOFDSTUK –

SCHRIFTELIJKE BEHANDELING

Artikel 120

Inhoud van het verzoekschrift

Artikel 121

Inlichtingen betreffende de betekeningen

Artikel 122

Bijlagen bij het verzoekschrift

Artikel 123

Betekening van het verzoekschrift

Artikel 124

Inhoud van het verweerschrift

Artikel 125

Toezending van stukken

Artikel 126

Repliek en dupliek

DERDE HOOFDSTUK –

MIDDELEN EN BEWIJS

Artikel 127

Nieuwe middelen

Artikel 128

Bewijs en bewijsaanbiedingen

VIERDE HOOFDSTUK –

INTERVENTIE

Artikel 129

Doel en gevolgen van de interventie

Artikel 130

Verzoek tot interventie

Artikel 131

Beslissing op het verzoek tot interventie

Artikel 132

Indiening van de memories

VIJFDE HOOFDSTUK –

VERSNELDE PROCEDURE

Artikel 133

Beslissing ten aanzien van de versnelde procedure

Artikel 134

Schriftelijke behandeling

Artikel 135

Mondelinge behandeling

Artikel 136

Beslissing ten gronde

ZESDE HOOFDSTUK –

PROCESKOSTEN

Artikel 137

Beslissing ten aanzien van de proceskosten

Artikel 138

Algemene regels over de verdeling van de proceskosten

Artikel 139

Nodeloos of vexatoir veroorzaakte kosten

Artikel 140

Kosten van de interveniërende partijen

Artikel 141

Kosten in geval van afstand van instantie

Artikel 142

Kosten in geval van afdoening zonder beslissing

Artikel 143

Kosten van de procedure

Artikel 144

Invorderbare kosten

Artikel 145

Betwisting van de invorderbare kosten

Artikel 146

Wijzen van betaling

ZEVENDE HOOFDSTUK –

MINNELIJKE SCHIKKING, AFSTAND VAN INSTANTIE, AFDOENING ZONDER BESLISSING EN PROCESINCIDENTEN

Artikel 147

Minnelijke schikking

Artikel 148

Afstand van instantie

Artikel 149

Afdoening zonder beslissing

Artikel 150

Middelen van niet-ontvankelijkheid van openbare orde

Artikel 151

Excepties en procesincidenten

ACHTSTE HOOFDSTUK –

BIJ VERSTEK GEWEZEN ARRESTEN

Artikel 152

Bij verstek gewezen arresten

NEGENDE HOOFDSTUK –

VERZOEKEN EN BEROEPEN BETREFFENDE DE ARRESTEN EN BESCHIKKINGEN

Artikel 153

Bevoegde rechtsprekende formatie

Artikel 154

Rectificatie

Artikel 155

Verzuim om te beslissen

Artikel 156

Verzet

Artikel 157

Derdenverzet

Artikel 158

Uitlegging

Artikel 159

Herziening

TIENDE HOOFDSTUK –

OPSCHORTING EN OVERIGE VOORLOPIGE MAATREGELEN IN KORT GEDING

Artikel 160

Verzoek tot opschorting of tot verkrijging van voorlopige maatregelen

Artikel 161

Beslissing op het verzoek

Artikel 162

Beschikking houdende opschorting van de tenuitvoerlegging of voorlopige maatregelen

Artikel 163

Wijziging van omstandigheden

Artikel 164

Nieuw verzoek

Artikel 165

Verzoek krachtens de artikelen 280 VWEU en 299 VWEU en artikel 164 VEGA

Artikel 166

Verzoek krachtens artikel 81 VEGA

VIJFDE TITEL

HOGERE VOORZIENINGEN TEGEN DE BESLISSINGEN VAN HET GERECHT

EERSTE HOOFDSTUK –

VORM, INHOUD EN CONCLUSIES VAN HET VERZOEKSCHRIFT IN HOGERE VOORZIENING

Artikel 167

Neerlegging van het verzoekschrift in hogere voorziening

Artikel 168

Inhoud van het verzoekschrift in hogere voorziening

Artikel 169

Conclusies, middelen en argumenten van de hogere voorziening

Artikel 170

Conclusies in geval van toewijzing van de hogere voorziening

TWEEDE HOOFDSTUK –

MEMORIES VAN ANTWOORD, REPLIEK EN DUPLIEK

Artikel 171

Betekening van de hogere voorziening

Artikel 172

Partijen die een memorie van antwoord mogen indienen

Artikel 173

Inhoud van de memorie van antwoord

Artikel 174

Conclusies van de memorie van antwoord

Artikel 175

Memories van repliek en van dupliek

DERDE HOOFDSTUK –

VORM, INHOUD EN CONCLUSIES VAN DE INCIDENTELE HOGERE VOORZIENING

Artikel 176

Incidentele hogere voorziening

Artikel 177

Inhoud van de incidentele hogere voorziening

Artikel 178

Conclusies, middelen en argumenten van de incidentele hogere voorziening

VIERDE HOOFDSTUK –

MEMORIES VOLGEND OP DE INCIDENTELE HOGERE VOORZIENING

Artikel 179

Antwoord op de incidentele hogere voorziening

Artikel 180

Memories van repliek en dupliek na een incidentele hogere voorziening

VIJFDE HOOFDSTUK –

HOGERE VOORZIENINGEN DIE BIJ BESCHIKKING WORDEN AFGEDAAN

Artikel 181

Kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde hogere voorziening

Artikel 182

Kennelijk gegronde hogere voorziening

ZESDE HOOFDSTUK –

GEVOLGEN VAN DE DOORHALING VAN DE PRINCIPALE HOGERE VOORZIENING VOOR DE INCIDENTELE VOORZIENING

Artikel 183

Gevolgen van een afstand van instantie of van kennelijke niet-ontvankelijkheid van de principale hogere voorziening voor de incidentele hogere voorziening

ZEVENDE HOOFDSTUK –

PROCESKOSTEN EN RECHTSBIJSTAND IN HOGERE VOORZIENINGEN

Artikel 184

Regeling van de proceskosten in hogere voorzieningen

Artikel 185

Rechtsbijstand

Artikel 186

Voorafgaande aanvraag voor rechtsbijstand

Artikel 187

Beslissing op de aanvraag voor rechtsbijstand

Artikel 188

Als rechtsbijstand uit te keren bedragen

Artikel 189

Intrekking van de rechtsbijstand

ACHTSTE HOOFDSTUK –

OVERIGE OP DE HOGERE VOORZIENINGEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

Artikel 190

Overige op de hogere voorzieningen toepasselijke bepalingen

ZESDE TITEL

HEROVERWEGING VAN DE BESLISSINGEN VAN HET GERECHT

Artikel 191

Kamer van heroverweging

Artikel 192

Kennisgeving en mededeling van de voor heroverweging vatbare beslissingen

Artikel 193

Heroverweging van beslissingen in hogere voorziening

Artikel 194

Heroverweging van prejudiciële beslissingen

Artikel 195

Arrest ten gronde na de beslissing tot heroverweging

ZEVENDE TITEL

ADVIEZEN

Artikel 196

Schriftelijke behandeling

Artikel 197

Aanwijzing van de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal

Artikel 198

Pleitzitting

Artikel 199

Termijn voor het uitbrengen van advies

Artikel 200

Uitspraak van het advies

ACHTSTE TITEL

BIJZONDERE PROCEDURES

Artikel 201

Beroep tegen de beslissingen van de Arbitragecommissie

Artikel 202

Procedure bedoeld in artikel 103 VEGA

Artikel 203

Procedures bedoeld in de artikelen 104 en 105 VEGA

Artikel 204

Procedure bedoeld in artikel 111, lid 3, van de EER-Overeenkomst

Artikel 205

Regeling van de geschillen bedoeld in artikel 35 VEU in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon

Artikel 206

Verzoeken bedoeld in artikel 269 VWEU

SLOTBEPALINGEN

Artikel 207

Additioneel Reglement

Artikel 208

Uitvoeringsbepalingen

Artikel 209

Intrekking

Artikel 210

Bekendmaking en inwerkingtreding van dit Reglement

REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET HOF VAN JUSTITIE

HET HOF VAN JUSTITIE

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie en met name artikel 19 ervan,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en met name artikel 253, zesde alinea, ervan,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en met name artikel 106 bis, lid 1, ervan,

Gezien het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en met name de artikelen 63 en 64, tweede alinea, ervan,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Hoewel het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie in de loop der jaren meerdere malen is gewijzigd, heeft de structuur ervan nog geen grondige wijziging ondergaan sinds de oorspronkelijke vaststelling van het Reglement op 4 maart 1953. Het Reglement voor de procesvoering van 19 juni 1991, dat thans van kracht is, weerspiegelt nog steeds het aanvankelijke overwicht van de rechtstreekse beroepen, terwijl in feite het merendeel van deze beroepen thans onder de bevoegdheid van het Gerecht valt en de prejudiciële verwijzingen van de rechterlijke instanties van de lidstaten in aantal de belangrijkste categorie van zaken zijn die bij het Hof aanhangig worden gemaakt. Met deze situatie moet rekening worden gehouden en de structuur en de inhoud van het Reglement voor de procesvoering moeten dus aan de ontwikkeling van de rechtszaken bij het Hof worden aangepast.

(2)

Niet alleen dient aan de prejudiciële verwijzingen de plaats te worden gegeven die deze in het Reglement voor de procesvoering verdienen, in het Reglement moet ook een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen de regels die op alle vormen van beroep van toepassing zijn, en de regels die voor elk daarvan gelden, waaraan afzonderlijke titels worden gewijd. Voor de duidelijkheid worden dus in een inleidende titel de procedurele bepalingen opgenomen die alle bij het Hof aanhangig gemaakte zaken gemeen hebben.

(3)

In het licht van de ervaring die is opgedaan met de toepassing van de verschillende procedures, leek het bovendien noodzakelijk om voor de justitiabelen en de nationale rechterlijke instanties, de regels die op elk daarvan van toepassing zijn, aan te vullen of te verduidelijken. Dit betreft onder meer het begrip partij in het hoofdgeding, interveniënt en partij in de procedure voor het Gerecht of, op prejudicieel gebied, de regels betreffende de adiëring van het Hof en de inhoud van de verwijzingsbeslissing. Aangaande de hogere voorzieningen tegen beslissingen van het Gerecht moet een duidelijker onderscheid worden gemaakt tussen de principale hogere voorzieningen en de incidentele hogere voorzieningen die worden ingesteld nadat een principale hogere voorziening is betekend.

(4)

Omgekeerd is bij de toepassing van sommige procedures, zoals de heroverwegingsprocedure, gebleken dat die te complex zijn. Deze procedures dienen derhalve te worden vereenvoudigd door onder meer te voorzien in de aanwijzing, voor een jaar, van een kamer van vijf rechters die wordt belast met de uitspraak op zowel het voorstel tot heroverweging van de eerste advocaat-generaal als de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft.

(5)

In datzelfde perspectief past de vereenvoudiging van de procedurele behandeling van verzoeken om advies, door deze te laten aansluiten op die van andere zaken en dus te bepalen dat slechts één advocaat-generaal aan de behandeling van het verzoek om advies deelneemt. Om de leesbaarheid te verbeteren, moeten ook de bijzondere procedures, die thans over verschillende afzonderlijke titels en hoofdstukken zijn verspreid, binnen één enkele titel worden samengebracht.

(6)

Ter instandhouding van het vermogen van de rechterlijke instantie, die met steeds meer rechtszaken wordt geconfronteerd, om de aanhangig gemaakte zaken binnen een redelijke termijn af te doen, moeten de reeds gedane inspanningen ter verkorting van de duur van de procedures worden voortgezet, onder meer door het Hof meer mogelijkheden te bieden om zaken bij met redenen omklede beschikking af te doen, door de regels inzake interventies door de staten en instellingen bedoeld in artikel 40, eerste alinea en derde alinea, van het Statuut te vereenvoudigen en door te voorzien in de mogelijkheid voor het Hof om zonder terechtzitting uitspraak te doen wanneer het zich voldoende voorgelicht acht door alle in de zaak neergelegde schriftelijke opmerkingen.

(7)

Om de leesbaarheid van de door het Hof toegepaste bepalingen te verbeteren, is het ten slotte noodzakelijk om bepaalde in onbruik geraakte of niet toegepaste regels te schrappen, om alle alinea’s van de artikelen van het onderhavige Reglement te nummeren, om elk van deze artikelen te voorzien van een specifiek opschrift waarin de inhoud ervan kort wordt samengevat, en om de gehanteerde terminologie te harmoniseren.

Met de goedkeuring van de Raad, gegeven op 24 september 2012,

STELT HET VOLGENDE REGLEMENT VAST:

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

1.   In dit Reglement:

a)

worden de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting „VEU”,

b)

worden de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting „VWEU”,

c)

worden de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie aangeduid met het nummer van het betrokken artikel van dat Verdrag, gevolgd door de afkorting „VEGA”,

d)

wordt het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie „Statuut” genoemd,

e)

wordt de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (1)„EER-Overeenkomst” genoemd,

f)

wordt verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (2)„verordening nr. 1 van de Raad” genoemd.

2.   Voor de toepassing van dit Reglement:

a)

wordt onder „instellingen” verstaan: de instellingen van de Unie als bedoeld in artikel 13, lid 1, VEU, en de organen en instanties die zijn opgericht bij de Verdragen of een handeling ter uitvoering daarvan en die voor het Hof partij kunnen zijn,

b)

wordt onder „Toezichthoudende Autoriteit van de EVA” de toezichthoudende autoriteit verstaan, bedoeld in de EER-Overeenkomst,

c)

wordt onder „de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden” verstaan: het geheel van partijen, staten, instellingen, organen en instanties die krachtens dit artikel memoriën of schriftelijke opmerkingen mogen indienen in het kader van een prejudiciële verwijzing.

Artikel 2

Draagwijdte van dit Reglement

De bepalingen van dit Reglement geven uitvoering aan de relevante bepalingen van het VEU, het VWEU en het VEGA, alsook het Statuut, en vullen deze waar nodig aan.

EERSTE TITEL

ORGANISATIE VAN HET HOF

Eerste hoofdstuk

RECHTERS EN ADVOCATEN-GENERAAL

Artikel 3

Aanvang van de ambtstermijn van de rechters en de advocaten-generaal

De ambtstermijn van een rechter of een advocaat-generaal vangt aan op de hiertoe in de benoemingsakte vastgestelde datum. Indien de aanvangsdatum van de ambtstermijn niet in deze benoemingsakte is vastgesteld, gaat deze termijn in op de datum van bekendmaking van deze akte in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Eedaflegging

Alvorens hun ambt te aanvaarden leggen de rechters en de advocaten-generaal op de eerste openbare terechtzitting van het Hof die zij na hun benoeming bijwonen, de volgende eed als genoemd in artikel 2 van het Statuut af:

„Ik zweer in volkomen onpartijdigheid en geheel in overeenstemming met mijn geweten mijn ambt te zullen uitoefenen; ik zweer niets bekend te zullen maken van het geheim der beraadslagingen.”

Artikel 5

Plechtige verbintenis

Terstond na hun eedaflegging ondertekenen de rechters en de advocaten-generaal een verklaring waarin zij de plechtige verbintenis genoemd in artikel 4, derde alinea, van het Statuut aangaan.

Artikel 6

Ontheffing van een rechter of een advocaat-generaal uit zijn ambt

1.   Wanneer het Hof krachtens artikel 6 van het Statuut heeft te beslissen of een rechter of een advocaat-generaal niet langer aan de gestelde voorwaarden voldoet of de uit zijn taak voortvloeiende verplichtingen niet langer nakomt, biedt de president de betrokkene de gelegenheid zijn opmerkingen te maken.

2.   Het Hof neemt zijn beslissing buiten aanwezigheid van de griffier.

Artikel 7

Rangorde naar anciënniteit

1.   De anciënniteit van de rechters en van de advocaten-generaal wordt zonder onderscheid vanaf hun ambtsaanvaarding berekend.

2.   Bij gelijke anciënniteit in hun ambt, wordt de rangorde van anciënniteit aan de hand van de leeftijd bepaald.

3.   De rechters en advocaten-generaal die worden herbenoemd, behouden hun eerdere plaats in de rangorde.

Tweede hoofdstuk

PRESIDENTSCHAP VAN HET HOF, VORMING VAN DE KAMERS EN AANWIJZING VAN DE EERSTE ADVOCAAT-GENERAAL

Artikel 8

Verkiezing van de president en de vicepresident van het Hof

1.   Terstond na de gedeeltelijke vervanging als bedoeld in artikel 253, tweede alinea, VWEU, kiezen de rechters voor drie jaar de president van het Hof uit hun midden.

2.   Wanneer de president van het Hof ophoudt zijn ambt te bekleden vóór het verstrijken van de normale ambtstermijn, wordt voor het resterende gedeelte van die termijn in zijn vervanging voorzien.

3.   De in dit artikel bedoelde verkiezingen vinden bij geheime stemming plaats. Verkozen is de rechter die de stem van meer dan de helft van de rechters van het Hof verkrijgt. Indien geen van de rechters deze meerderheid haalt, worden nieuwe stemrondes gehouden totdat deze is behaald.

4.   De rechters kiezen vervolgens op de wijze voorzien in het voorafgaande lid voor drie jaar de vicepresident van het Hof. Lid 2 is van overeenkomstige toepassing ingeval hij ophoudt zijn ambt te bekleden vóór het verstrijken van zijn normale ambtstermijn.

5.   De namen van de overeenkomstig dit artikel verkozen president en vicepresident van het Hof worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 9

Bevoegdheden van de president van het Hof

1.   De president vertegenwoordigt het Hof.

2.   De president leidt de werkzaamheden van het Hof. Hij zit de algemene vergaderingen van de leden van het Hof, alsook de terechtzittingen en de beraadslagingen in voltallige zitting en de Grote kamer voor.

3.   De president ziet toe op de goede werking van de diensten van de instelling.

Artikel 10

Bevoegdheden van de vicepresident van het Hof

1.   De vicepresident staat de president bij de vervulling van zijn taken bij en vervangt hem in geval van verhindering.

2.   Hij vervangt deze, op zijn verzoek, bij de vervulling van de in artikel 9, leden 1 en 3, van dit Reglement bedoelde taken.

3.   Het Hof kan bij besluit de voorwaarden vaststellen waaronder de vicepresident de president van het Hof vervangt bij de vervulling van zijn gerechtelijke taken. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Vorming van de kamers

1.   Overeenkomstig artikel 16 van het Statuut vormt het Hof kamers van vijf en drie rechters uit zijn midden, en voegt het de rechters daaraan toe.

2.   Het Hof wijst de kamers van vijf rechters aan die voor een jaar met de zaken bedoeld in artikel 107 en in de artikelen 193 en 194 zijn belast.

3.   Voor de zaken die overeenkomstig artikel 60 naar een rechtsprekende formatie worden verwezen, verwijst het begrip „Hof” in dit Reglement naar die formatie.

4.   Voor de zaken die naar een kamer van drie of vijf rechters worden verwezen, worden de bevoegdheden van de president van het Hof door de kamerpresident uitgeoefend.

5.   De toevoeging van de rechters aan de kamers en de aanwijzing van de kamers die met de zaken bedoeld in artikel 107 en in de artikelen 193 en 194 zijn belast, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Verkiezing van de kamerpresidenten

1.   Terstond na de verkiezing van de president en de vicepresident van het Hof gaan de rechters over tot de verkiezing voor drie jaar van de presidenten van de kamers van vijf rechters.

2.   De rechters kiezen vervolgens voor één jaar de presidenten van de kamers van drie rechters.

3.   De bepalingen van artikel 8, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing.

4.   De namen van de overeenkomstig dit artikel verkozen kamerpresidenten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Verhindering van de president en de vicepresident van het Hof

Bij verhindering van de president en de vicepresident van het Hof wordt het presidentschap waargenomen door een van de presidenten van de kamers van vijf rechters of, bij ontstentenis daarvan, een van de presidenten van de kamers van drie rechters of, bij ontstentenis daarvan, een van de andere rechters, volgens de bij artikel 7 bepaalde rangorde.

Artikel 14

Aanwijzing van de eerste advocaat-generaal

1.   Het Hof wijst, de advocaten-generaal gehoord, voor één jaar een eerste advocaat-generaal aan.

2.   Indien de eerste advocaat-generaal ophoudt zijn ambt te bekleden vóór het verstrijken van zijn normale ambtstermijn, wordt voor het resterende gedeelte van die termijn in zijn vervanging voorzien.

3.   De naam van de overeenkomstig dit artikel aangewezen eerste advocaat-generaal wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Derde hoofdstuk

TOEWIJZING VAN DE ZAKEN AAN DE RECHTERS-RAPPORTEURS EN AAN DE ADVOCATEN-GENERAAL

Artikel 15

Aanwijzing van de rechter-rapporteur

1.   Zo spoedig mogelijk na de neerlegging van het gedinginleidende stuk, wijst de president van het Hof de rechter-rapporteur aan die met de zaak wordt belast.

2.   Voor de zaken bedoeld in artikel 107 en in de artikelen 193 en 194 wordt de rechter-rapporteur gekozen tussen de rechters van de overeenkomstig artikel 11, lid 2, aangewezen kamer, op voorstel van de president van die kamer. Indien de kamer onder toepassing van artikel 109 beslist de verwijzing niet volgens de spoedprocedure te behandelen, kan de president van het Hof de zaak toewijzen aan een rechter-rapporteur die aan een andere kamer is toegevoegd.

3.   De president van het Hof treft de noodzakelijke maatregelen in geval van verhindering van een rechter-rapporteur.

Artikel 16

Aanwijzing van de advocaat-generaal

1.   De eerste advocaat-generaal wijst de zaken aan de advocaten-generaal toe.

2.   De eerste advocaat-generaal treft de noodzakelijke maatregelen in geval van verhindering van een advocaat-generaal.

Vierde hoofdstuk

TOEGEVOEGD RAPPORTEURS

Artikel 17

Toegevoegd rapporteurs

1.   Wanneer het Hof dit voor het onderzoek en de instructie van de bij hem aanhangige zaken noodzakelijk acht, doet het overeenkomstig artikel 13 van het Statuut voorstellen tot benoeming van toegevoegd rapporteurs.

2.   De toegevoegd rapporteurs zijn in het bijzonder belast met:

a)

het bijstaan van de president van het Hof in kort geding,

b)

het bijstaan van de rechters-rapporteurs bij de vervulling van hun taak.

3.   De toegevoegd rapporteurs oefenen hun ambt uit onder het gezag van, naargelang van het geval, de president van het Hof, een van de kamerpresidenten of een rechter-rapporteur.

4.   Alvorens hun ambt te aanvaarden, leggen de toegevoegd rapporteurs de in artikel 4 van dit Reglement bedoelde eed voor het Hof af.

Vijfde hoofdstuk

GRIFFIE

Artikel 18

Benoeming van de griffier

1.   Het Hof benoemt de griffier.

2.   Indien de post van griffier vacant is, wordt een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. De belangstellenden wordt verzocht hun sollicitatie binnen een termijn van niet korter dan drie weken in te dienen, vergezeld van de nodige gegevens over hun nationaliteit, hun academische graden, hun talenkennis, hun huidige en eerdere beroepswerkzaamheden, alsmede de eventuele gerechtelijke en internationale ervaring waarover zij beschikken.

3.   De stemming, waaraan de rechters en de advocaten-generaal deelnemen, vindt plaats overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 8, lid 3, van dit Reglement.

4.   De griffier wordt voor zes jaar benoemd. Hij kan worden herbenoemd. Het Hof kan beslissen om de zittende griffier te herbenoemen zonder de in lid 2 van dit artikel voorziene procedure te volgen.

5.   De griffier legt de in artikel 4 bedoelde eed af en tekent de in artikel 5 bedoelde verklaring.

6.   De griffier kan slechts uit het ambt worden ontheven wanneer hij niet langer aan de gestelde voorwaarden voldoet of niet langer de uit zijn ambt voortvloeiende verplichtingen nakomt. Het Hof beslist nadat het de griffier in de gelegenheid heeft gesteld zijn opmerkingen te maken.

7.   Indien het ambt van de griffier eindigt vóór het einde van zijn mandaat, benoemt het Hof een nieuwe griffier voor zes jaar.

8.   De naam van de overeenkomstig dit artikel verkozen griffier wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19

Adjunct-griffier

Het Hof kan, volgens de hierboven voor de griffier voorziene procedure, een adjunct-griffier benoemen die tot taak heeft de griffier bij te staan en hem in geval van verhindering te vervangen.

Artikel 20

Bevoegdheden van de griffier

1.   Onder gezag van de president van het Hof is de griffier belast met de ontvangst, de doorzending en de bewaring van alle stukken, alsmede met de betekeningen die krachtens dit Reglement moeten geschieden.

2.   De griffier staat de leden van het Hof terzijde bij het verrichten van hun ambtshandelingen.

3.   De griffier is zegelbewaarder en hij is verantwoordelijk voor de archieven. Hij draagt zorg voor de publicaties van het Hof en meer bepaald de Jurisprudentie.

4.   Onder gezag van de president van het Hof stuurt de griffier de diensten van de instelling aan. Hij is verantwoordelijk voor het beheer van het personeel en de administratie, alsook voor de voorbereiding en uitvoering van de begroting.

Artikel 21

Bijhouden van het register

1.   Ter griffie wordt onder verantwoordelijkheid van de griffier een register gehouden waarin achtereenvolgens en in de volgorde van indiening alle processtukken en de ter ondersteuning daarvan neergelegde stukken en bescheiden worden ingeschreven.

2.   De griffier doet van de inschrijving in het register aantekening op de originele stukken en, op verzoek van de partijen, op de afschriften die zij hiertoe overleggen.

3.   De inschrijving in het register en de in het voorgaande lid bedoelde aantekeningen hebben kracht van authentieke akte.

4.   In het Publicatieblad van de Europese Unie wordt een mededeling bekendgemaakt, waarin worden vermeld de datum van inschrijving van het inleidend verzoekschrift, de naam van de partijen, de conclusies van het verzoekschrift, alsmede de aangevoerde middelen en voornaamste argumenten of, naargelang het geval, de datum van de neerlegging van het verzoek om een prejudiciële beslissing alsmede een aanduiding van de verwijzende rechterlijke instantie, de partijen in het hoofdgeding en de aan het Hof voorgelegde vragen.

Artikel 22

Raadpleging van het register, de arresten en de beschikkingen

1.   Eenieder kan ter griffie het register raadplegen en daarvan afschriften of uittreksels verkrijgen tegen het griffierecht dat het Hof op voorstel van de griffier vaststelt.

2.   Partijen in hangende gedingen kunnen voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de processtukken verkrijgen tegen het griffierecht.

3.   Eenieder kan daarnaast voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de arresten en de beschikkingen verkrijgen tegen het griffierecht.

Zesde hoofdstuk

WERKING VAN HET HOF

Artikel 23

Plaats van de zittingen van het Hof

Het Hof kan voor een of meer bepaalde zittingen een andere plaats kiezen dan die waar het Hof is gevestigd.

Artikel 24

Planning van de werkzaamheden van het Hof

1.   Het gerechtelijk jaar vangt op 7 oktober van een kalenderjaar aan en eindigt op 6 oktober van het daaropvolgende jaar.

2.   De gerechtelijke vakanties worden vastgesteld door het Hof.

3.   In dringende gevallen kan de president de rechters en de advocaten-generaal tijdens de gerechtelijke vakanties bijeenroepen.

4.   Het Hof neemt de erkende feestdagen van de plaats waar het is gevestigd, in acht.

5.   Het Hof kan, als daar gegronde redenen voor zijn, de rechters en de advocaten-generaal toestaan vakantie op te nemen.

6.   De data van de gerechtelijke vakanties en de lijst van erkende feestdagen worden jaarlijks bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 25

Algemene vergadering

De beslissingen over huishoudelijke aangelegenheden of over het gevolg dat moet worden gegeven aan de voorstellen in het voorlopig rapport als bedoeld in artikel 59 van dit Reglement, worden door het Hof genomen tijdens de algemene vergadering, waaraan alle rechters en advocaten-generaal als stemgerechtigden deelnemen. Tenzij het Hof anders bepaalt, is de griffier daarbij aanwezig.

Artikel 26

Opstelling van de processen-verbaal

Wanneer het Hof zitting houdt buiten aanwezigheid van de griffier, belast het de jongste rechter in de zin van artikel 7 van dit Reglement zo nodig met het opmaken van het proces-verbaal, dat dan door de president en die rechter wordt ondertekend.

Zevende hoofdstuk

RECHTSPREKENDE FORMATIES

Afdeling 1.   Samenstelling van de rechtsprekende formaties

Artikel 27

Samenstelling van de Grote kamer

1.   De Grote kamer is voor elke zaak samengesteld uit de president en de vicepresident van het Hof, drie presidenten van een kamer van vijf rechters, de rechter-rapporteur en het aantal rechters dat nodig is om uit te komen op vijftien rechters. Deze laatste rechters en de drie presidenten van een kamer van vijf rechters worden aangewezen op basis van de volgorde op de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde lijsten. Elk van deze lijsten begint voor elke zaak die naar de Grote kamer wordt verwezen, met de naam van de rechter die onmiddellijk volgt op de laatste rechter die op basis van de betrokken lijst is aangewezen voor de zaak die daarvóór naar deze rechtsprekende formatie is verwezen.

2.   Na de verkiezing van de president en de vicepresident van het Hof, en vervolgens de presidenten van de kamers van vijf rechters, wordt een lijst van de presidenten van de kamers van vijf rechters en een lijst van de overige rechters opgesteld ten behoeve van de bepaling van de samenstelling van de Grote kamer.

3.   De lijst van de presidenten van de kamers van vijf rechters wordt opgesteld volgens de bij artikel 7 van dit Reglement bepaalde rangorde.

4.   De lijst van de overige rechters volgt afwisselend de bij artikel 7 van dit Reglement bepaalde rangorde en de omgekeerde rangorde: de eerste rechter op deze lijst is de eerste volgens de in laatstgenoemd artikel vastgestelde rangorde, de tweede rechter op de lijst is de laatste volgens deze rangorde, de derde rechter de tweede volgens deze rangorde, de vierde rechter de op één na laatste volgens deze rangorde, enzovoort.

5.   De in de leden 3 en 4 bedoelde lijsten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

6.   In de zaken die vanaf het begin van een kalenderjaar waarin de rechters gedeeltelijk worden vervangen naar de Grote kamer worden verwezen, kunnen tot op het moment van die vervanging twee plaatsvervangende rechters worden aangewezen om de rechtsprekende formatie aan te vullen zolang er nog onzekerheid bestaat of het quorum bedoeld in artikel 17, derde alinea, van het Statuut wordt bereikt. Als plaatsvervangende rechter fungeren de twee rechters die onmiddellijk na de laatste rechter die voor de samenstelling van de Grote kamer in de zaak is aangewezen, op de in lid 4 bedoelde lijst voorkomen.

7.   De plaatsvervangende rechters vervangen, in de volgorde op de in lid 4 bedoelde lijst, de rechters die eventueel niet aan de behandeling van de zaak kunnen deelnemen.

Artikel 28

Samenstelling van de kamers van vijf en drie rechters

1.   De kamers van vijf en drie rechters zijn voor elke zaak samengesteld uit de kamerpresident, de rechter-rapporteur en het aantal rechters dat nodig is om uit te komen op vijf respectievelijk drie rechters. Deze laatste rechters worden aangewezen op basis van de volgorde op de in de leden 2 en 3 bedoelde lijsten. Deze lijsten beginnen voor elke zaak die naar een kamer wordt verwezen, met de naam van de rechter die onmiddellijk volgt op de laatste rechter die op basis van de lijst is aangewezen voor de zaak die daarvóór naar de betrokken kamer is verwezen.

2.   Voor de samenstelling van de kamers van vijf rechters worden na de verkiezing van de presidenten van deze kamers lijsten opgesteld welke de namen van alle tot de betrokken kamer behorende rechters bevatten, met uitzondering van de president daarvan. De lijsten worden op dezelfde wijze vastgesteld als de in artikel 27, lid 4, bedoelde lijst.

3.   Voor de samenstelling van de kamers van drie rechters worden na de verkiezing van de presidenten van deze kamers lijsten opgesteld welke de namen van alle tot de betrokken kamer behorende rechters bevatten, met uitzondering van de president daarvan. De lijsten worden vastgesteld volgens de bij artikel 7 bepaalde rangorde.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde lijsten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 29

Samenstelling van de kamers in geval van verknochtheid of verwijzing

1.   Indien het Hof van oordeel is dat meerdere zaken door één rechtsprekende formatie tezamen moeten worden berecht, is de samenstelling van deze formatie die welke is vastgesteld voor de zaak waarvan het voorlopig rapport als eerste is onderzocht.

2.   Wanneer een kamer waaraan een zaak is toegewezen, het Hof krachtens artikel 60, lid 3, verzoekt deze zaak te verwijzen naar een grotere rechtsprekende formatie, omvat deze formatie de leden van de kamer die de zaak heeft verwezen.

Artikel 30

Verhindering van een kamerpresident

1.   Bij verhindering van een president van een kamer van vijf rechters wordt het presidentschap van de kamer waargenomen door een president van een kamer van drie rechters, in voorkomend geval volgens de bij artikel 7 bepaalde rangorde, of, indien geen president van een kamer van drie rechters deel uitmaakt van de rechtsprekende formatie, door een van de andere rechters volgens de bij artikel 7 bepaalde rangorde.

2.   Bij verhindering van de president van een kamer van drie rechters wordt het presidentschap waargenomen door een rechter van de rechtsprekende formatie volgens de bij artikel 7 bepaalde rangorde.

Artikel 31

Verhindering van een lid van de rechtsprekende formatie

1.   Bij verhindering van een lid van de Grote kamer wordt dit vervangen door een andere rechter volgens de volgorde op de in artikel 27, lid 4, bedoelde lijst.

2.   Bij verhindering van een lid van een kamer van vijf rechters, wordt dit vervangen door een ander lid van dezelfde kamer volgens de volgorde op de in artikel 28, lid 2, bedoelde lijst. Indien de rechter die verhinderd is, niet kan worden vervangen door een rechter van dezelfde kamer, doet de president van deze kamer daarvan mededeling aan de president van het Hof, die een andere rechter kan aanwijzen om de kamer aan te vullen.

3.   Bij verhindering van een lid van een kamer van drie rechters, wordt dit vervangen door een ander lid van dezelfde kamer volgens de volgorde op de in artikel 28, lid 3, bedoelde lijst. Indien de rechter die verhinderd is, niet kan worden vervangen door een rechter van dezelfde kamer, doet de president van deze kamer daarvan mededeling aan de president van het Hof, die een andere rechter kan aanwijzen om de kamer aan te vullen.

Afdeling 2.   Beraadslagingen

Artikel 32

Wijze van beraadslagen

1.   De beraadslagingen van het Hof zijn en blijven geheim.

2.   Wanneer een pleitzitting heeft plaatsgevonden, nemen alleen de rechters die daaraan hebben deelgenomen en eventueel ook de toegevoegd rapporteur die met het onderzoek van de zaak is belast aan de beraadslaging deel.

3.   Iedere rechter draagt bij de beraadslaging zijn gevoelen, met redenen omkleed, voor.

4.   De beslissing van het Hof wordt bepaald door het gevoelen van de meerderheid, gelijk dit bij de eindberaadslaging werd gevormd.

Artikel 33

Aantal rechters dat aan de beraadslagingen deelneemt

Wanneer de rechters wegens verhindering even in aantal zijn, neemt de jongste rechter in de zin van artikel 7 van dit Reglement niet aan de beraadslaging deel, tenzij het de rechter-rapporteur betreft. In dit geval neemt de rechter met de onmiddellijk hogere anciënniteit niet aan de beraadslaging deel.

Artikel 34

Quorum van de Grote kamer

1.   Indien in een zaak die naar de Grote kamer is verwezen, het quorum bedoeld in artikel 17, derde alinea, van het Statuut niet kan worden bereikt, wijst de president van het Hof een of meerdere andere rechters aan volgens de volgorde op de in artikel 27, lid 4, van dit Reglement bedoelde lijst.

2.   Indien vóór deze aanwijzing een pleitzitting heeft plaatsgevonden, houden partijen opnieuw pleidooi en neemt de advocaat-generaal opnieuw conclusie.

Artikel 35

Quorum van de kamers van vijf en drie rechters

1.   Indien in een zaak die naar een kamer van vijf of drie rechters is verwezen, het quorum bedoeld in artikel 17, tweede alinea, van het Statuut niet kan worden bereikt, wijst de president van het Hof een of meerdere andere rechters aan volgens de volgorde op de in artikel 28, respectievelijk leden 2 en 3, van dit Reglement bedoelde lijst. Indien de rechter die verhinderd is, niet kan worden vervangen door een rechter van dezelfde kamer, doet de president van deze kamer daarvan aanstonds mededeling aan de president van het Hof, die een andere rechter aanwijst om de kamer aan te vullen.

2.   Artikel 34, lid 2, is van overeenkomstige toepassing op de kamers van vijf en drie rechters.

Achtste hoofdstuk

REGELING VAN HET TAALGEBRUIK

Artikel 36

Procestalen

De procestalen zijn het Bulgaars, het Deens, het Duits, het Engels, het Ests, het Fins, het Frans, het Grieks, het Hongaars, het Iers, het Italiaans, het Lets, het Litouws, het Maltees, het Nederlands, het Pools, het Portugees, het Roemeens, het Sloveens, het Slowaaks, het Spaans, het Tsjechisch en het Zweeds.

Artikel 37

Bepaling van de procestaal

1.   In rechtstreekse beroepen wordt de procestaal gekozen door de verzoeker, onder voorbehoud van de volgende bepalingen:

a)

wanneer de verweerder een lidstaat is, is de procestaal de officiële taal van die staat; zijn er meerdere officiële talen, dan kan de verzoeker daaruit een keuze maken;

b)

op gemeenschappelijk verzoek van partijen kan toestemming worden verleend tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere in artikel 36 vermelde taal;

c)

op verzoek van een partij kan in afwijking van het sub a en b bepaalde, de andere partij en de advocaat-generaal gehoord, toestemming worden verleend tot het geheel of gedeeltelijk bezigen van een andere in artikel 36 vermelde taal als procestaal; dit verzoek kan niet worden ingediend door een instelling van de Europese Unie.

2.   Onverminderd het sub b en c in het vorige lid alsook het in artikel 38, leden 4 en 5, van dit Reglement bepaalde

a)

is de procestaal in een hogere voorziening tegen de beslissingen van het Gerecht als bedoeld in de artikelen 56 en 57 van het Statuut, die van de beslissing van het Gerecht waartegen de hogere voorziening is gericht;

b)

is de procestaal, wanneer het Hof overeenkomstig artikel 62, tweede alinea, van het Statuut beslist tot heroverweging van een beslissing van het Gerecht, die van de beslissing van het Gerecht waarop de heroverweging betrekking heeft;

c)

is de procestaal in geval van betwistingen van de invorderbare kosten, verzet tegen een bij verstek gewezen arrest, derdenverzet en verzoeken om uitlegging of herziening of tot herstel van een verzuim om te beslissen, de taal van de beslissing waarop deze verzoeken of betwistingen betrekking hebben.

3.   In prejudiciële procedures is de procestaal die van de verwijzende rechter. Op naar behoren met redenen omkleed verzoek van een partij in het hoofdgeding kan, de andere partij in het hoofdgeding en de advocaat-generaal gehoord, toestemming worden verleend tot het bezigen van een andere in artikel 36 vermelde taal tijdens het mondelinge gedeelte van de procedure. Indien zij wordt verleend, geldt deze toestemming voor al de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden.

4.   De beslissing over de hierboven vermelde verzoeken kan worden genomen door de president; deze kan, en wanneer hij daarin wil toestemmen zonder akkoord van alle partijen, moet, het verzoek voorleggen aan het Hof.

Artikel 38

Gebruik van de procestaal

1.   De procestaal wordt in het bijzonder gebezigd in de memories en pleidooien van partijen, daaronder begrepen de daarbij overgelegde of gevoegde stukken en bescheiden, alsmede in de processen-verbaal en de beslissingen van het Hof.

2.   Alle overgelegde of bijgevoegde stukken en bescheiden die in een andere dan de procestaal zijn opgesteld, gaan vergezeld van een vertaling in de procestaal.

3.   In geval van omvangrijke bescheiden en stukken kunnen evenwel uittreksels in vertaling worden overgelegd. Het Hof kan te allen tijde, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van een van de partijen, een uitgebreidere of volledige vertaling eisen.

4.   In afwijking van het hiervoor bepaalde kunnen de lidstaten hun eigen officiële taal bezigen wanneer zij aan een prejudiciële procedure deelnemen, in een voor het Hof aanhangig geding interveniëren of zich krachtens artikel 259 VWEU tot het Hof wenden. Deze bepaling is zowel op de schrifturen als op de mondelinge verklaringen van toepassing. De griffier draagt in beide gevallen zorg voor de vertaling in de procestaal.

5.   Aan de staten – niet zijnde lidstaten – die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, alsmede aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, kan toestemming worden verleend om in plaats van de procestaal een andere in artikel 36 vermelde taal te bezigen wanneer zij aan een prejudiciële procedure deelnemen of in een voor het Hof aanhangig geding interveniëren. Deze bepaling is zowel op de schrifturen als op de mondelinge verklaringen van toepassing. De griffier draagt in beide gevallen zorg voor de vertaling in de procestaal.

6.   Aan derde staten die overeenkomstig artikel 23, vierde alinea, van het Statuut deelnemen aan een prejudiciële procedure, kan toestemming worden verleend om in plaats van de procestaal een andere in artikel 36 vermelde taal te bezigen. Deze bepaling is zowel op de schrifturen als op de mondelinge verklaringen van toepassing. De griffier draagt in beide gevallen zorg voor de vertaling in de procestaal.

7.   Wanneer getuigen of deskundigen verklaren dat zij zich niet genoegzaam in een van de in artikel 36 vermelde talen kunnen uitdrukken, machtigt het Hof hen om hun verklaringen in een andere taal af te leggen. De griffier draagt zorg voor de vertaling in de procestaal.

8.   Het gebruik van één van de in artikel 36 vermelde andere talen dan de procestaal, is toegestaan aan de president en aan de vicepresident van het Hof alsook aan de kamerpresidenten bij de leiding van de zittingen, aan de rechters en de advocaten-generaal voor het stellen van vragen en aan laatstgenoemden voor het nemen van hun conclusie. De griffier draagt zorg voor de vertaling in de procestaal.

Artikel 39

Verantwoordelijkheid van de griffier op taalgebied

Op verzoek van een rechter, van de advocaat-generaal of van een partij draagt de griffier zorg voor de vertaling van al hetgeen gedurende de procedure voor het Hof is gezegd of geschreven in de in artikel 36 vermelde talen van zijn of haar keuze.

Artikel 40

Regeling van het taalgebruik voor de publicaties van het Hof

De publicaties van het Hof geschieden in de talen bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 1 van de Raad.

Artikel 41

Authentieke teksten

De teksten die zijn opgesteld in de procestaal of, in voorkomend geval, in een andere krachtens de artikelen 37 of 38 van dit Reglement toegestane taal, zijn authentiek.

Artikel 42

Taalkundige dienst van het Hof

Het Hof vormt een taalkundige dienst, samengesteld uit deskundigen van genoegzame rechtswetenschappelijke vorming en met een uitgebreide kennis van meerdere officiële talen van het Hof.

TWEEDE TITEL

GEMEENSCHAPPELIJKE PROCEDURELE BEPALINGEN

Eerste hoofdstuk

RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN DE GEMACHTIGDEN, RAADSLIEDEN EN ADVOCATEN

Artikel 43

Voorrechten, immuniteiten en faciliteiten

1.   De gemachtigden, raadslieden en advocaten die voor het Hof of voor een bij rogatoire commissie aangewezen rechter verschijnen, genieten immuniteit van rechtsvervolging voor hetgeen zij met betrekking tot de zaak of de partijen hebben gezegd en geschreven.

2.   De gemachtigden, raadslieden en advocaten genieten voorts de volgende voorrechten en faciliteiten:

a)

alle op de procedure betrekking hebbende stukken en bescheiden zijn aan onderzoek en inbeslagneming onttrokken. In geval van geschil kan de douane of de politie de betrokken stukken en bescheiden verzegelen; zij worden dan onverwijld aan het Hof toegezonden, teneinde in tegenwoordigheid van de griffier en van de betrokkene te worden geverifieerd;

b)

de gemachtigden, raadslieden en advocaten genieten de voor de vervulling van hun taak noodzakelijke bewegingsvrijheid.

Artikel 44

Hoedanigheid van de vertegenwoordigers van de partijen

1.   Teneinde de in het voorgaande artikel bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten te kunnen genieten, wordt de vereiste hoedanigheid op de volgende wijze bewezen:

a)

voor de gemachtigden, door een officiële verklaring, daartoe afgegeven door hun lastgever, die een afschrift ervan onverwijld aan de griffier betekent;

b)

voor de advocaten, door een legitimatiebewijs waaruit blijkt dat zij tot de uitoefening van hun beroep bij een rechterlijke instantie van een lidstaat of een andere staat die partij is bij de EER-Overeenkomst zijn toegelaten en, wanneer de partij die zij vertegenwoordigen een privaatrechtelijke rechtspersoon is, door een machtiging die is afgegeven door deze laatste;

c)

voor de raadslieden, door een machtiging die is afgegeven door de partij die zij bijstaan.

2.   Indien nodig, verstrekt de griffier van het Hof hun een legitimatiestuk. De geldigheidsduur van dit stuk is beperkt tot een daartoe vastgestelde termijn; deze kan evenwel in de loop van de procedure worden verlengd of verkort.

Artikel 45

Opheffing van de immuniteit

1.   De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten, bedoeld in artikel 43 van dit Reglement, worden uitsluitend in het belang van de procedure verleend.

2.   Het Hof kan de immuniteit opheffen wanneer dit naar zijn mening niet strijdig is met het belang van de procedure.

Artikel 46

Uitsluiting van de procedure

1.   Indien het Hof van oordeel is dat een gemachtigde, raadsman of advocaat zich voor het Hof gedraagt op een wijze die met de waardigheid van het Hof of met de eisen van een goede rechtsbedeling onverenigbaar is, of deze gemachtigde, raadsman of advocaat van de hem met het oog op zijn functie toegekende rechten een ander gebruik maakt dan waartoe die rechten hem zijn verleend, deelt het dit de betrokkene mee. Indien het Hof de bevoegde autoriteiten onder wiens gezag de betrokkene valt, daarvan op de hoogte stelt, wordt een afschrift van de tot deze autoriteiten gerichte brief aan de betrokkene toegezonden.

2.   Om dezelfde redenen kan het Hof te allen tijde, de betrokkene en de advocaat-generaal gehoord, een gemachtigde, raadsman of advocaat bij met redenen omklede beschikking van de procedure uitsluiten. Deze beschikking is onmiddellijk uitvoerbaar.

3.   Wanneer een gemachtigde, raadsman of advocaat van de procedure is uitgesloten, wordt het geding voor een door de president te bepalen termijn geschorst teneinde de betrokken partij in de gelegenheid te stellen een andere gemachtigde, raadsman of advocaat aan te wijzen.

4.   De ter uitvoering van dit artikel genomen beslissingen kunnen worden ingetrokken.

Artikel 47

Hoogleraren en partijen in het hoofdgeding

1.   De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op de hoogleraren die overeenkomstig artikel 19 van het Statuut het recht hebben voor het Hof te pleiten.

2.   Zij zijn in het kader van prejudiciële verwijzingen tevens van overeenkomstige toepassing op de partijen in het hoofdgeding, wanneer deze krachtens het toepasselijke nationale procesrecht bevoegd zijn om in rechte op te treden zonder bijstand van een advocaat, en op de personen die hen krachtens ditzelfde recht mogen vertegenwoordigen.

Tweede hoofdstuk

BETEKENINGEN

Artikel 48

Wijzen van betekening

1.   De griffier draagt zorg voor de in dit Reglement vermelde betekeningen aan de door de geadresseerde gekozen woonplaats, hetzij door toezending bij aangetekende postzending met bericht van ontvangst van een afschrift van de te betekenen akte, hetzij door terhandstelling van dit afschrift tegen ontvangstbewijs. De kopieën van het te betekenen origineel worden door de griffier opgemaakt en voor eensluidend afschrift gewaarmerkt, tenzij deze afschriften afkomstig zijn van partijen zelf overeenkomstig artikel 57, lid 2, van dit Reglement.

2.   Wanneer de geadresseerde ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem per telefax of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden, kan de betekening van elk processtuk, de arresten en beschikkingen van het Hof daaronder begrepen, geschieden door middel van verzending van een afschrift van het stuk langs die weg.

3.   Indien zodanige verzending om technische redenen of wegens de aard of omvang van het stuk niet mogelijk is, wordt het stuk, wanneer de geadresseerde geen domicilie heeft gekozen, aan diens adres betekend op de wijze als bedoeld in lid 1. De geadresseerde wordt daarvan per telefax of met enig ander technisch communicatiemiddel in kennis gesteld. Een aangetekende postzending wordt dan geacht de geadresseerde te hebben bereikt op de tiende dag na de neerlegging van die zending op het postkantoor van de plaats waar het Hof is gevestigd, tenzij uit het bericht van ontvangst blijkt dat zij op een andere datum is ontvangen of de geadresseerde de griffier binnen drie weken na de kennisgeving per telefax of met een ander technisch middel meedeelt dat het te betekenen stuk hem niet heeft bereikt.

4.   Het Hof kan bij besluit bepalen onder welke voorwaarden een processtuk langs elektronische weg kan worden betekend. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Derde hoofdstuk

TERMIJNEN

Artikel 49

Berekening van de termijnen

1.   De procestermijnen genoemd in de Verdragen, in het Statuut en in dit Reglement worden berekend als volgt:

a)

wanneer een in dagen, weken, maanden of jaren omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of een handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of deze handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

b)

een in weken, maanden of jaren omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die – in de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar – dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan. Indien in de laatste maand van een in maanden of jaren omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn, ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand;

c)

wanneer een termijn is omschreven in maanden en in dagen, worden eerst de volle maanden geteld en vervolgens de dagen;

d)

de zaterdagen, zondagen en erkende feestdagen als bedoeld in artikel 24, lid 6, van dit Reglement zijn bij de termijnen inbegrepen;

e)

de termijnen worden door de gerechtelijke vakanties niet geschorst.

2.   De termijn, waarvan de laatste dag een zaterdag, een zondag of een erkende feestdag is, verstrijkt aan het einde van de daaropvolgende werkdag.

Artikel 50

Beroep tegen een handeling van een instelling

Wanneer de termijn voor het instellen van beroep tegen een handeling van een van de instellingen begint te lopen bij de bekendmaking van de handeling, wordt hij berekend, in de zin van artikel 49, lid 1, sub a, vanaf het einde van de veertiende dag volgend op die waarop de handeling in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

Artikel 51

Termijn wegens afstand

De procestermijnen worden verlengd met een forfaitaire termijn wegens afstand van tien dagen.

Artikel 52

Bepaling en verlenging van de termijnen

1.   De door het Hof krachtens dit Reglement bepaalde termijnen kunnen worden verlengd.

2.   De president en de kamerpresidenten kunnen aan de griffier de tekeningsbevoegdheid delegeren om de termijnen waarvan de vaststelling ingevolge dit Reglement tot hun bevoegdheid behoort, te bepalen of verlenging ervan toe te staan.

Vierde hoofdstuk

VERSCHILLENDE WIJZEN VAN BEHANDELING VAN DE ZAKEN

Artikel 53

Wijzen van behandeling van de zaken

1.   Onverminderd de in het Statuut of dit Reglement opgenomen bijzondere bepalingen omvat de procedure voor het Hof een schriftelijk gedeelte en een mondeling gedeelte.

2.   Wanneer het Hof kennelijk onbevoegd is kennis te nemen van een zaak of wanneer een verzoek of een verzoekschrift kennelijk niet-ontvankelijk is, kan het Hof te allen tijde, de advocaat-generaal gehoord, zonder de behandeling voort te zetten beslissen bij met redenen omklede beschikking.

3.   De president kan op grond van bijzondere omstandigheden beslissen dat een zaak bij voorrang zal worden berecht.

4.   Een zaak kan volgens een versnelde procedure worden behandeld onder de in dit Reglement genoemde voorwaarden.

5.   Een prejudiciële verwijzing kan volgens een spoedprocedure worden behandeld onder de in dit Reglement genoemde voorwaarden.

Artikel 54

Voeging

1.   In elke stand van het geding kunnen meerdere zaken van eenzelfde aard die hetzelfde voorwerp hebben, wegens verknochtheid worden gevoegd voor de schriftelijke of de mondelinge behandeling of voor het eindarrest.

2.   Tot voeging wordt beslist door de president, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord indien de zaken reeds zijn toegewezen, en, behalve bij prejudiciële verwijzingen, ook partijen gehoord. De president kan deze kwestie aan het Hof voorleggen voor een beslissing.

3.   De voeging van de zaken kan onder de in lid 2 genoemde voorwaarden weer ongedaan worden gemaakt.

Artikel 55

Schorsing van de behandeling

1.   De behandeling kan worden geschorst:

a)

in de gevallen bedoeld in artikel 54, derde alinea, van het Statuut, bij beschikking van het Hof, de advocaat-generaal gehoord;

b)

in alle andere gevallen, bij beslissing van de president, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal en, behalve bij prejudiciële verwijzingen, partijen gehoord.

2.   Op dezelfde wijze kan de hervatting van de behandeling worden gelast of daartoe worden besloten.

3.   De in dit lid bedoelde beschikkingen of beslissingen worden aan de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden betekend.

4.   De schorsing van de behandeling gaat in op de in de schorsingsbeschikking of -beslissing vermelde datum of, indien die vermelding ontbreekt, op de datum van die beschikking of beslissing.

5.   Gedurende de schorsing verstrijkt voor de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden geen procestermijn.

6.   Wanneer in de schorsingsbeschikking of -beslissing geen einddatum is bepaald, eindigt de schorsing op de datum vermeld in de beschikking of beslissing tot hervatting van de behandeling, of, indien die vermelding ontbreekt, op de datum van die beschikking of beslissing.

7.   Vanaf de datum van hervatting van de behandeling na een schorsing, worden de eerdere termijnen vervangen door nieuwe termijnen die op de datum van die hervatting aanvangen.

Artikel 56

Uitstel van de berechting van een zaak

De president kan, de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal en partijen gehoord, op grond van bijzondere omstandigheden, ambtshalve dan wel op verzoek van een partij, beslissen de berechting van een zaak tot een latere datum uit te stellen.

Vijfde hoofdstuk

SCHRIFTELIJKE BEHANDELING

Artikel 57

Neerlegging van processtukken

1.   Het origineel van elk processtuk wordt ondertekend door de gemachtigde of de advocaat van de partij of, indien het opmerkingen betreft die in het kader van een prejudiciële procedure worden ingediend, door de partij in het hoofdgeding of haar vertegenwoordiger voor zover de op dit geding toepasselijke nationale procesregels dit toestaan.

2.   Dit processtuk, vergezeld van alle bijlagen waarnaar daarin wordt verwezen, wordt overgelegd tezamen met vijf afschriften voor het Hof en, in andere procedures dan de prejudiciële procedures, één voor iedere andere partij. De afschriften worden voor eensluidend gewaarmerkt door de partij van wie zij afkomstig zijn.

3.   Binnen de daartoe door het Hof bepaalde termijn leggen de instellingen bovendien van elk processtuk vertalingen over in de andere talen bedoeld in artikel 1 van verordening nr. 1 van de Raad. Het voorgaande lid is van overeenkomstige toepassing.

4.   Elk processtuk gaat vergezeld van een dossier bevattende de stukken en bescheiden waarop een beroep wordt gedaan, alsmede van een staat van die stukken en bescheiden.

5.   Wanneer wegens de omvang van een stuk of een bescheid slechts uittreksels zijn bijgevoegd, wordt het gehele stuk of bescheid of een volledig afschrift ervan ter griffie neergelegd.

6.   Elk processtuk is gedagtekend. Voor de berekening van de procestermijnen geldt slechts de dag en het uur van de neerlegging van het origineel ter griffie.

7.   Onverminderd het bepaalde in de leden 1 tot en met 6, worden de dag en het uur waarop een afschrift van het ondertekende origineel van een processtuk tezamen met de in lid 4 bedoelde staat van stukken en bescheiden per telefax of door middel van enig ander technisch communicatiemiddel waarover het Hof beschikt, ter griffie binnenkomt, voor de naleving van de procestermijnen in aanmerking genomen, mits het ondertekende origineel van het stuk, vergezeld van de bijlagen en afschriften bedoeld in lid 2, uiterlijk tien dagen later ter griffie wordt neergelegd.

8.   Onverminderd het bepaalde in de leden 3 tot en met 6, kan het Hof bij besluit bepalen onder welke voorwaarden een elektronisch aan de griffie toegezonden stuk als het origineel van dit stuk wordt beschouwd. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 58

Lengte van de processtukken

Onverminderd de in dit Reglement opgenomen bijzondere bepalingen kan het Hof bij besluit de maximumlengte van de bij hem ingediende memories of opmerkingen vaststellen. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zesde hoofdstuk

VOORLOPIG RAPPORT EN VERWIJZING NAAR RECHTSPREKENDE FORMATIES

Artikel 59

Voorlopig rapport

1.   Wanneer de schriftelijke behandeling is afgesloten, bepaalt de president de datum waarop de rechter-rapporteur een voorlopig rapport aan de algemene vergadering van het Hof zal uitbrengen.

2.   Het voorlopig rapport bevat voorstellen ter zake van eventueel noodzakelijke maatregelen tot organisatie van de procesgang, maatregelen van instructie of, in voorkomend geval, verzoeken om verduidelijking aan de verwijzende rechter, alsmede ter zake van de rechtsprekende formatie waarnaar de zaak dient te worden verwezen. Het rapport bevat eveneens het voorstel van de rechter-rapporteur ter zake van het eventueel afzien van de pleitzitting, alsmede ter zake van het eventueel berechten van de zaak zonder conclusie van de advocaat-generaal krachtens artikel 20, vijfde alinea, van het Statuut.

3.   Het Hof beslist, de advocaat-generaal gehoord, over het aan de voorstellen van de rechter-rapporteur te geven gevolg.

Artikel 60

Verwijzing naar rechtsprekende formaties

1.   Het Hof verwijst elke bij hem aanhangig gemaakte zaak naar de kamers van vijf of drie rechters, voor zover het wegens de moeilijkheid of het belang van de zaak dan wel wegens bijzondere omstandigheden niet noodzakelijk is dat de zaak naar de Grote kamer wordt verwezen, behoudens wanneer om een dergelijke verwijzing krachtens artikel 16, derde alinea, van het Statuut is verzocht door een lidstaat of een instelling van de Unie die aan de procedure deelneemt.

2.   Het Hof houdt zitting in voltallige zitting wanneer bij hem een zaak aanhangig is gemaakt krachtens het bepaalde in artikel 16, vierde alinea, van het Statuut. Het kan een zaak naar de voltallige zitting verwijzen wanneer het overeenkomstig artikel 16, vijfde alinea, van het Statuut van oordeel is dat de zaak van uitzonderlijk belang is.

3.   De rechtsprekende formatie waarnaar de zaak is verwezen, kan het Hof in elke stand van het geding verzoeken om deze zaak te verwijzen naar een grotere formatie.

4.   Indien de mondelinge behandeling zonder instructie wordt geopend, stelt de president van de rechtsprekende formatie de datum van opening vast.

Zevende hoofdstuk

MAATREGELEN TOT ORGANISATIE VAN DE PROCESGANG EN MAATREGELEN VAN INSTRUCTIE

Afdeling 1.   Maatregelen tot organisatie van de procesgang

Artikel 61

Maatregelen tot organisatie waartoe door het Hof wordt besloten

1.   In aanvulling op de maatregelen waartoe krachtens artikel 24 van het Statuut kan worden besloten, kan het Hof de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden verzoeken om schriftelijk of tijdens de pleitzitting op bepaalde vragen te antwoorden. De schriftelijke antwoorden worden aan de overige partijen of aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden medegedeeld.

2.   Wanneer een pleitzitting wordt gehouden, verzoekt het Hof de deelnemers aan deze zitting, voor zover mogelijk, om hun pleidooi op een of meer specifieke punten toe te spitsen.

Artikel 62

Maatregelen tot organisatie waartoe door de rechter-rapporteur of de advocaat-generaal wordt besloten

1.   De rechter-rapporteur of de advocaat-generaal kunnen partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden verzoeken, binnen een bepaalde termijn alle inlichtingen over de feiten, alle stukken of alle gegevens te verstrekken die naar hun oordeel relevant zijn. De ontvangen antwoorden en stukken worden aan de andere partijen of aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden medegedeeld.

2.   De rechter-rapporteur of de advocaat-generaal kan de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden tevens vragen ter beantwoording ter terechtzitting doen toekomen.

Afdeling 2.   Maatregelen van instructie

Artikel 63

Beslissing tot maatregelen van instructie

1.   Het Hof beslist in algemene vergadering of een maatregel van instructie moet worden genomen.

2.   Indien de zaak reeds is verwezen naar een rechtsprekende formatie, wordt de beslissing door deze laatste genomen.

Artikel 64

Vaststelling van de maatregelen van instructie

1.   Het Hof stelt, de advocaat-generaal gehoord, de maatregelen die het passend acht vast bij een beschikking waarin de te bewijzen feiten zijn omschreven.

2.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van het Statuut, kunnen de volgende maatregelen van instructie worden gelast:

a)

comparitie van partijen;

b)

verzoek om inlichtingen en overlegging van stukken;

c)

getuigenbewijs;

d)

deskundigenonderzoek;

e)

plaatsopneming.

3.   Het tegenbewijs staat vrij; nadere bewijsaanbiedingen zijn toegelaten.

Artikel 65

Deelname aan de maatregelen van instructie

1.   Indien de rechtsprekende formatie niet zelf tot de instructie overgaat, belast zij de rechter-rapporteur daarmee.

2.   De advocaat-generaal neemt deel aan de instructie.

3.   Partijen zijn gerechtigd de instructie bij te wonen.

Artikel 66

Getuigenbewijs

1.   Het Hof gelast ambtshalve of op verzoek van een van de partijen, de advocaat-generaal gehoord, het bewijs van bepaalde feiten door getuigenverhoor.

2.   De partij die om het horen van een getuige verzoekt, geeft daarbij nauwkeurig de feiten aan waarop dit verhoor betrekking zal hebben, alsmede de redenen die dit verhoor rechtvaardigen.

3.   Het Hof beslist bij met redenen omklede beschikking op het in het vorige lid bedoelde verzoek. Indien het verzoek wordt ingewilligd, zet de beschikking de te bewijzen feiten uiteen en vermeldt zij welke getuigen over elk van deze feiten moeten worden gehoord.

4.   De getuigen worden door het Hof opgeroepen, in voorkomend geval na storting van het in artikel 73, lid 1, van dit Reglement bedoelde voorschot.

Artikel 67

Getuigenverhoor

1.   Na de vaststelling van de identiteit van de getuigen houdt de president hun voor, dat zij hun verklaring zullen moeten bevestigen op de in dit Reglement bepaalde wijze.

2.   De getuigen worden door het Hof gehoord; partijen worden daartoe opgeroepen. Nadat de getuigen hun verklaring hebben afgelegd, kan de president hun, hetzij op verzoek van een van de partijen hetzij ambtshalve, vragen stellen.

3.   Dezelfde bevoegdheid komt toe aan iedere rechter en aan de advocaat-generaal.

4.   Onder leiding van de president kunnen aan de getuigen vragen worden gesteld door de vertegenwoordigers van partijen.

Artikel 68

Eed van de getuigen

1.   Na zijn verklaring legt de getuige de volgende eed af:

„Ik zweer de waarheid te hebben gezegd, de volle waarheid en niets dan de waarheid.”

2.   Het Hof kan, partijen gehoord, de getuige vrijstellen van het afleggen van de eed.

Artikel 69

Geldboeten

1.   De getuigen, mits behoorlijk opgeroepen, zijn gehouden aan de oproeping gevolg te geven en ter terechtzitting te verschijnen.

2.   Wanneer een getuige, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet voor het Hof verschijnt, kan het Hof hem een geldboete van ten hoogste 5 000 EUR opleggen en gelasten dat hij op zijn eigen kosten opnieuw zal worden opgeroepen.

3.   Dezelfde straf kan worden opgelegd aan een getuige die zonder geldige reden weigert een verklaring of de eed af te leggen.

Artikel 70

Deskundigenonderzoek

1.   Het Hof kan een deskundigenonderzoek gelasten. In de beschikking waarbij de deskundige wordt benoemd, wordt diens taak nauwkeurig omschreven en wordt de termijn bepaald waarbinnen hij zijn rapport zal indienen.

2.   Na indiening van het rapport en de betekening daarvan aan partijen, kan het Hof gelasten dat de deskundige zal worden gehoord; partijen worden hiertoe opgeroepen. De president kan de deskundige, hetzij op verzoek van een van de partijen hetzij ambtshalve, vragen stellen.

3.   Diezelfde bevoegdheid komt toe aan iedere rechter en aan de advocaat-generaal.

4.   Onder leiding van de president kunnen aan de deskundige vragen worden gesteld door de vertegenwoordigers van partijen.

Artikel 71

Eed van de deskundige

1.   Na indiening van het rapport, legt de deskundige voor het Hof de volgende eed af:

„Ik zweer mijn taak naar geweten en in volkomen onpartijdigheid te hebben vervuld.”

2.   Het Hof kan, partijen gehoord, de deskundige vrijstellen van het afleggen van de eed.

Artikel 72

Wraking van een getuige of van een deskundige

1.   Wanneer een partij een getuige of deskundige wraakt wegens onbekwaamheid, onwaardigheid of enige andere reden, of wanneer een getuige of deskundige weigert een verklaring of de eed af te leggen, beslist het Hof.

2.   De wraking van een getuige of van een deskundige geschiedt binnen twee weken na de betekening van de beschikking waarbij de getuige wordt opgeroepen of waarbij de deskundige wordt benoemd, bij een akte die de redenen van de wraking alsmede het bewijsaanbod bevat.

Artikel 73

Onkosten van de getuigen en de deskundigen

1.   Wanneer het Hof een getuigenverhoor of een deskundigenonderzoek gelast, kan het de partijen, of een daarvan, verzoeken een voorschot ter dekking van de onkosten van de getuigen of de deskundigen te storten.

2.   De getuigen en deskundigen hebben recht op vergoeding van hun reis- en verblijfkosten. Hun kan door de kas van het Hof een voorschot op die onkosten worden verstrekt.

3.   De getuigen hebben recht op een vergoeding wegens gederfd inkomen; de deskundigen ontvangen voor hun werkzaamheden een honorarium. Deze bedragen worden door de kas van het Hof aan de getuigen en de deskundigen betaald, nadat zij hun verplichtingen of hun taak hebben vervuld.

Artikel 74

Proces-verbaal van de instructiezittingen

1.   De griffier stelt een proces-verbaal van elke instructiezitting op. Dit proces-verbaal wordt door de president en door de griffier ondertekend. Het vormt een authentieke akte.

2.   Wanneer het een terechtzitting betreft waarop getuigen of deskundigen zijn gehoord, wordt het proces-verbaal ondertekend door de president of de met het horen belaste rechter-rapporteur en door de griffier. De getuige of de deskundige moet vóór deze ondertekening in staat worden gesteld om de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal te controleren en het te ondertekenen.

3.   Het proces-verbaal wordt aan partijen betekend.

Artikel 75

Opening van de mondelinge behandeling na instructie

1.   Behoudens wanneer het Hof beslist om partijen een termijn voor het indienen van schriftelijke opmerkingen te stellen, bepaalt de president de datum voor de mondelinge behandeling na uitvoering van de instructiemaatregelen.

2.   Indien voor het indienen van schriftelijke opmerkingen een termijn is gesteld, bepaalt de president de datum voor de mondelinge behandeling na het verstrijken van deze termijn.

Achtste hoofdstuk

MONDELINGE BEHANDELING

Artikel 76

Pleitzitting

1.   De eventuele met redenen omklede verzoeken om een pleitzitting worden ingediend binnen een termijn van drie weken, te rekenen vanaf de betekening van de afsluiting van de schriftelijke behandeling aan de partijen en de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden. Deze termijn kan door de president worden verlengd.

2.   Op voorstel van de rechter-rapporteur kan het Hof, de advocaat-generaal gehoord, beslissen om geen pleitzitting te houden indien het na lezing van de tijdens de schriftelijke behandeling neergelegde memories of opmerkingen van oordeel is dat het zich voldoende voorgelicht acht om uitspraak te doen.

3.   Het vorige lid is niet van toepassing wanneer een met redenen omkleed verzoek om een pleitzitting te houden is ingediend door een van de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden die niet aan de schriftelijke behandeling heeft deelgenomen.

Artikel 77

Gemeenschappelijke pleitzitting

Indien de punten van overeenstemming tussen meerdere zaken van eenzelfde soort dit mogelijk maken, kan het Hof beslissen in die zaken een gemeenschappelijke pleitzitting te houden.

Artikel 78

Leiding van de zitting

De president opent en leidt de zitting; hij handhaaft de orde ter terechtzitting.

Artikel 79

Behandeling met gesloten deuren

1.   Het Hof kan om gewichtige redenen, verband houdende met bijvoorbeeld de veiligheid van de lidstaten of de bescherming van minderjarige kinderen, beslissen de zaak met gesloten deuren te behandelen.

2.   Indien behandeling met gesloten deuren wordt bevolen, mag het gesprokene niet openbaar worden gemaakt.

Artikel 80

Vragen

De leden van de rechtsprekende formatie alsook de advocaat-generaal kunnen op de pleitzitting vragen stellen aan de gemachtigden, raadslieden of advocaten van partijen en, in de omstandigheden als bedoeld in artikel 47, lid 2, van dit Reglement, aan de partijen in het hoofdgeding of aan hun vertegenwoordigers.

Artikel 81

Sluiting van de pleitzitting

Na de pleidooien van partijen en de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden verklaart de president de pleitzitting voor gesloten.

Artikel 82

Nemen van de conclusie door de advocaat-generaal

1.   Wanneer een pleitzitting heeft plaatsgevonden, neemt de advocaat-generaal conclusie na de sluiting ervan.

2.   Nadat de advocaat-generaal conclusie heeft genomen, verklaart de president de mondelinge behandeling voor gesloten.

Artikel 83

Opening of heropening van de mondelinge behandeling

Het Hof kan in elke stand van het geding, de advocaat-generaal gehoord, de opening of de heropening van de mondelinge behandeling gelasten, onder meer wanneer het zich onvoldoende voorgelicht acht of wanneer een partij na afsluiting van deze behandeling een nieuw feit aanbrengt dat van beslissende invloed kan zijn voor de beslissing van het Hof, of wanneer een zaak moet worden beslecht op grond van een argument waarover de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden hun standpunten niet voldoende hebben kunnen uitwisselen.

Artikel 84

Proces-verbaal van de terechtzittingen

1.   De griffier maakt van elke terechtzitting een proces-verbaal op. Dit proces-verbaal wordt door de president en door de griffier ondertekend. Het vormt een authentieke akte.

2.   De partijen en de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden kunnen ter griffie kennis nemen van elk proces-verbaal en daarvan afschrift verkrijgen.

Artikel 85

Geluidsopname van de terechtzitting

De president kan op naar behoren met redenen omkleed verzoek een partij of een in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbende die aan de schriftelijke of mondelinge behandeling heeft deelgenomen, verlof verlenen om bij het Hof de geluidsband van de pleitzitting te beluisteren in de taal die de spreker in de loop daarvan heeft gebezigd.

Negende hoofdstuk

ARRESTEN EN BESCHIKKINGEN

Artikel 86

Datum van uitspraak van het arrest

De partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden worden in kennis gesteld van de datum van uitspraak van het arrest.

Artikel 87

Inhoud van het arrest

Het arrest bevat:

a)

de vermelding dat het door het Hof is gewezen,

b)

de vermelding van de rechtsprekende formatie,

c)

de datum van de uitspraak,

d)

de namen van de president en de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen, met de vermelding van de rechter-rapporteur,

e)

de naam van de advocaat-generaal,

f)

de naam van de griffier,

g)

de vermelding van de partijen of de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden die aan de procedure hebben deelgenomen,

h)

de namen van hun vertegenwoordigers,

i)

bij rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen, de conclusies van de partijen,

j)

in voorkomend geval, de datum van de pleitzitting,

k)

de vermelding dat de advocaat-generaal is gehoord en, in voorkomend geval, de datum van zijn conclusie,

l)

een summier overzicht van de feiten,

m)

de rechtsoverwegingen,

n)

het dictum, de beslissing ten aanzien van de proceskosten daar in voorkomend geval onder begrepen.

Artikel 88

Uitspraak en betekening van het arrest

1.   Het arrest wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken.

2.   Nadat de minuut van het arrest is ondertekend door de president, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen en de griffier, wordt het van het zegel van het Hof voorzien en ter griffie gedeponeerd; een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt aan elk van de partijen betekend en, in voorkomend geval aan de verwijzende rechter, aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden en aan het Gerecht.

Artikel 89

Inhoud van de beschikking

1.   De beschikking bevat:

a)

de vermelding dat zij door het Hof is gegeven,

b)

de vermelding van de rechtsprekende formatie,

c)

de datum waarop zij is vastgesteld,

d)

de vermelding van de rechtsgrondslag waarop zij is gebaseerd,

e)

de naam van president en, in voorkomend geval, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen, met vermelding van de rechter-rapporteur,

f)

de naam van de advocaat-generaal,

g)

de naam van de griffier,

h)

de vermelding van de partijen of de partijen in het hoofdgeding,

i)

de namen van hun vertegenwoordigers,

j)

de vermelding dat de advocaat-generaal is gehoord,

k)

het dictum, de beslissing ten aanzien van de proceskosten in voorkomend geval daaronder begrepen.

2.   Wanneer het onderhavige Reglement bepaalt dat een beschikking met redenen moet worden omkleed, omvat zij voorts:

a)

bij rechtstreekse beroepen en hogere voorzieningen, de conclusies van partijen,

b)

een summier overzicht van de feiten,

c)

de rechtsoverwegingen.

Artikel 90

Ondertekening en betekening van de beschikking

Nadat de minuut van de beschikking is ondertekend door de president en de griffier, wordt zij van het zegel van het Hof voorzien en ter griffie gedeponeerd; een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift wordt aan elk van de partijen betekend en, in voorkomend geval aan de verwijzende rechter, aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden en aan het Gerecht.

Artikel 91

Verbindende kracht van arresten en beschikkingen

1.   Het arrest heeft verbindende kracht vanaf de datum van uitspraak.

2.   De beschikking heeft verbindende kracht vanaf de datum van de betekening ervan.

Artikel 92

Bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie

Van de datum en het dictum van de arresten en beschikkingen van het Hof die een eindbeslissing omvatten, wordt mededeling gedaan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

DERDE TITEL

PREJUDICIËLE VERWIJZINGEN

Eerste hoofdstuk

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 93

Werkingssfeer

De procedure wordt door de bepalingen van de onderhavige titel geregeld:

a)

in de gevallen bedoeld in artikel 23 van het Statuut,

b)

in geval van verwijzingen op grond van overeenkomsten waarbij de Unie of de lidstaten partij zijn.

Artikel 94

Inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing

Naast de tekst van de prejudiciële vragen die aan het Hof worden gesteld, bevat het verzoek om een prejudiciële beslissing:

a)

een summier overzicht van het voorwerp van het geschil en de relevante feiten zoals die door de verwijzende rechter zijn vastgesteld, althans, ten minste een uiteenzetting van de feitelijke gegevens waarop de vragen berusten;

b)

de strekking van de nationale bepalingen die op de zaak van toepassing kunnen zijn en, in voorkomend geval, de relevante nationale rechtspraak;

c)

de uiteenzetting van de redenen die de verwijzende rechter ertoe hebben gebracht om zich over de uitlegging of de geldigheid van bepalingen van het recht van de Unie vragen te stellen, alsook het verband tussen die bepalingen en de op het hoofdgeding toepasselijke nationale wettelijke regeling.

Artikel 95

Anonimiteit

1.   Indien de verwijzende rechter anonimiteit heeft toegekend, eerbiedigt het Hof deze anonimiteit in het kader van de bij hem aanhangige procedure.

2.   Op verzoek van de verwijzende rechter, op naar behoren met redenen omkleed verzoek van een van de partijen in het hoofdgeding of ambtshalve, kan het Hof bovendien, wanneer het dit noodzakelijk acht, overgaan tot anonimisering van een of meerdere personen of entiteiten die bij het geding betrokken zijn.

Artikel 96

Deelname aan de prejudiciële procedure

1.   Overeenkomstig artikel 23 van het Statuut mogen bij het Hof opmerkingen worden ingediend door:

a)

de partijen in het hoofdgeding,

b)

de lidstaten,

c)

de Europese Commissie,

d)

de instelling die de handeling heeft vastgesteld waarvan de geldigheid of de uitlegging wordt betwist,

e)

de staten – niet zijnde de lidstaten – die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, alsmede de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, wanneer bij het Hof een prejudiciële vraag betreffende een van de toepassingsgebieden van deze overeenkomst aanhangig wordt gemaakt,

f)

de derde staten die partij zijn bij een door de Raad gesloten overeenkomst op een bepaald gebied, wanneer de overeenkomst daarin voorziet en een rechterlijke instantie van een lidstaat het Hof een prejudiciële vraag voorlegt betreffende het gebied waarop deze overeenkomst van toepassing is.

2.   Dat niet aan de schriftelijke behandeling is deelgenomen, staat niet eraan in de weg dat aan de mondelinge behandeling wordt deelgenomen.

Artikel 97

Partijen in het hoofdgeding

1.   De partijen in het hoofdgeding zijn degenen die de verwijzende rechter overeenkomstig het nationale procesrecht als zodanig heeft aangeduid.

2.   Indien deze rechter het Hof te kennen geeft dat een nieuwe partij tot het hoofdgeding is toegelaten terwijl de procedure bij het Hof reeds aanhangig is, aanvaardt deze partij de procedure in de stand waarin deze zich bevindt op het moment van deze kennisgeving. Aan deze partij worden alle processtukken meegedeeld die aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden zijn betekend.

3.   Wat de vertegenwoordiging en het verschijnen van partijen in het hoofdgeding betreft, houdt het Hof rekening met de procedurevoorschriften die van kracht zijn bij de rechterlijke instantie die hem heeft aangezocht. In geval van twijfel over de mogelijkheid van een persoon om een partij in het hoofdgeding naar nationaal recht te vertegenwoordigen, kan het Hof bij de verwijzende rechter inlichtingen over de toepasselijke procedurevoorschriften inwinnen.

Artikel 98

Vertaling en betekening van het verzoek om een prejudiciële beslissing

1.   De verzoeken om een prejudiciële beslissing bedoeld in deze titel worden de lidstaten betekend in de oorspronkelijke versie, vergezeld van een vertaling in de officiële taal van de geadresseerde lidstaat. Indien de lengte van de beslissing van de nationale rechterlijke instantie daartoe aanleiding geeft, wordt deze vertaling vervangen door een vertaling in de officiële taal van de betrokken lidstaat van een samenvatting van de beslissing, dat als grondslag voor het standpunt van deze staat zal dienen. De samenvatting bevat de volledige tekst van de prejudiciële vra(a)g(en). Voor zover deze elementen in het verzoek om een prejudiciële beslissing voorkomen, omvat deze samenvatting in het bijzonder het voorwerp van geschil in het hoofdgeding, de voornaamste argumenten van de partijen in dit geding, een korte uiteenzetting van de motivering van de verwijzing, alsmede de aangevoerde rechtspraak en de aangevoerde bepalingen van het nationale recht en het recht van de Unie.

2.   In de gevallen bedoeld in artikel 23, derde alinea, van het Statuut worden de verzoeken om een prejudiciële beslissing aan de staten – niet zijnde de lidstaten – die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, alsmede aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA betekend in de oorspronkelijke versie, vergezeld van een vertaling van het verzoek, in voorkomend geval van een samenvatting, in een van de talen genoemd in artikel 36, naar keuze van de geadresseerde.

3.   Wanneer een derde staat overeenkomstig artikel 23, vierde alinea, van het Statuut gerechtigd is deel te nemen aan een prejudiciële procedure, wordt het verzoek om een prejudiciële beslissing hem betekend in de oorspronkelijke versie, vergezeld van een vertaling van het verzoek, in voorkomend geval van een samenvatting, in een van de talen genoemd in artikel 36, naar keuze van de betrokken derde staat.

Artikel 99

Antwoord bij met redenen omklede beschikking

Wanneer een gestelde prejudiciële vraag identiek is aan een vraag waarover het Hof reeds uitspraak heeft gedaan, wanneer het antwoord op een dergelijke vraag duidelijk uit de rechtspraak kan worden afgeleid of over het antwoord op een prejudiciële vraag redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan, kan het Hof in elke stand van het geding op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, beslissen om bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen.

Artikel 100

Adiëring van het Hof

1.   Een verzoek om een prejudiciële beslissing blijft bij het Hof aanhangig zolang de rechterlijke instantie die het Hof heeft aangezocht, dit verzoek niet heeft ingetrokken. De intrekking van een verzoek kan in aanmerking worden genomen tot aan de betekening van de datum van de uitspraak van het arrest aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden.

2.   Het Hof kan evenwel in elke stand van het geding vaststellen dat de voorwaarden voor zijn bevoegdheid niet langer vervuld zijn.

Artikel 101

Verzoek om verduidelijkingen

1.   Onverminderd de maatregelen tot organisatie van de procesgang en de maatregelen van instructie bedoeld in dit Reglement, kan het Hof, de advocaat-generaal gehoord, de verwijzende rechter verzoeken om verduidelijkingen binnen de termijn die het daartoe stelt.

2.   Het antwoord van de verwijzende rechter op dit verzoek wordt aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden betekend.

Artikel 102

Kosten van de prejudiciële procedure

De verwijzende rechter beslist over de kosten van de prejudiciële procedure.

Artikel 103

Rectificatie van de arresten en beschikkingen

1.   Schrijf- en rekenfouten of evidente onnauwkeurigheden die in de arresten en de beschikkingen voorkomen, kunnen door het Hof worden gerectificeerd, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van een van de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden, mits het verzoek binnen twee weken te rekenen vanaf de uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking wordt ingediend.

2.   Het Hof beslist, de advocaat-generaal gehoord.

3.   De minuut van de beschikking waarbij de rectificatie wordt gelast, wordt aan de minuut van de gerectificeerde beslissing gehecht. In margine van de minuut van de gerectificeerde beslissing wordt van deze beschikking aantekening gedaan.

Artikel 104

Uitlegging van prejudiciële beslissingen

1.   Artikel 58 van dit Reglement, betreffende de uitlegging van arresten en beschikkingen, is niet van toepassing op de beslissingen die in antwoord op een verzoek om een prejudiciële beslissing worden gegeven.

2.   De nationale rechterlijke instanties moeten beoordelen of zij zich voldoende voorgelicht achten door een prejudiciële beslissing, dan wel of zij het nodig achten zich opnieuw tot het Hof te wenden.

Tweede hoofdstuk

VERSNELDE PREJUDICIËLE PROCEDURE

Artikel 105

Versnelde procedure

1.   Op verzoek van de verwijzende rechter, of bij wijze van uitzondering ambtshalve, kan de president van het Hof, wanneer de aard van de zaak een behandeling binnen korte termijnen vereist, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, beslissen een prejudiciële verwijzing te behandelen volgens een versnelde procedure die afwijkt van de bepalingen van dit Reglement.

2.   In dat geval bepaalt de president onmiddellijk de datum van de terechtzitting, die aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden wordt medegedeeld bij de betekening van het verzoek om een prejudiciële beslissing.

3.   De in het vorige lid genoemde belanghebbenden kunnen binnen een door de president te bepalen termijn, die niet minder dan 15 dagen mag bedragen, memories of schriftelijke opmerkingen indienen. De president kan deze belanghebbenden uitnodigen, zich in hun memories of schriftelijke opmerkingen te beperken tot de door het verzoek om een prejudiciële beslissing opgeworpen wezenlijke rechtspunten.

4.   De eventuele memories of schriftelijke opmerkingen worden vóór de terechtzitting aan al de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden toegezonden.

5.   Het Hof doet uitspraak, de advocaat-generaal gehoord.

Artikel 106

Toezending van processtukken

1.   De processtukken die in het voorgaande artikel worden genoemd, worden geacht te zijn neergelegd door toezending aan de griffie, per telefax of met enig ander technisch communicatiemiddel waarover het Hof beschikt, van een afschrift van het ondertekende origineel en van de stukken en bescheiden waarop een beroep wordt gedaan, samen met de staat bedoeld in artikel 57, lid 4. Het origineel van het stuk en de hierboven genoemde bijlagen worden onverwijld aan de griffie toegezonden.

2.   De betekeningen en mededelingen waarin het voorgaande artikel voorziet, kunnen worden verricht door toezending van een afschrift van het document per telefax of met enig ander technisch communicatiemiddel waarover het Hof en de geadresseerde beschikken.

Derde hoofdstuk

PREJUDICIËLE SPOEDPROCEDURE

Artikel 107

Werkingssfeer van de prejudiciële spoedprocedure

1.   Een prejudiciële verwijzing waarin een of meer vragen aan de orde zijn die betrekking hebben op de gebieden bedoeld in titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, kan op verzoek van de verwijzende rechter, of bij wijze van uitzondering ambtshalve, worden behandeld volgens een spoedprocedure die afwijkt van de bepalingen van dit Reglement.

2.   Het verzoek van de verwijzende rechter bevat een uiteenzetting van de omstandigheden, rechtens en feitelijk, die de spoedeisendheid aantonen en toepassing van deze afwijkende procedure rechtvaardigen, en in de mate van het mogelijke een voorstel voor een antwoord op de prejudiciële vragen.

3.   Wanneer de verwijzende rechter geen verzoek om toepassing van de spoedprocedure heeft ingediend, kan de president van het Hof, indien toepassing van deze procedure voorshands nodig lijkt, de in artikel 108 bedoelde kamer vragen, te onderzoeken of de verwijzing volgens die procedure moet worden behandeld.

Artikel 108

Beslissing omtrent de spoed

1.   De beslissing om een verwijzing volgens de spoedprocedure te behandelen wordt door de aangewezen kamer genomen op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord. De samenstelling van de kamer wordt overeenkomstig artikel 28, lid 2, bepaald op de datum van toewijzing van de zaak aan de rechter-rapporteur indien de nationale rechterlijke instantie om toepassing van de spoedprocedure heeft gevraagd, of, indien de toepassing van deze procedure wordt onderzocht op verzoek van de president van het Hof, op de datum van dit verzoek.

2.   Indien de zaak is verknocht met een aanhangige zaak die is toegewezen aan een rechter-rapporteur die geen deel uitmaakt van de aangewezen kamer, kan deze kamer aan de president van het Hof voorstellen om de zaak aan deze rechter-rapporteur toe te wijzen. Indien de zaak opnieuw wordt toegewezen aan deze rechter-rapporteur, doet de kamer van vijf rechters waarvan hij deel uitmaakt, voor deze zaak dienst als de aangewezen kamer. Artikel 29, lid 1, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 109

Schriftelijk gedeelte van de spoedprocedure

1.   Een verzoek om een prejudiciële beslissing wordt, wanneer de nationale rechterlijke instantie om toepassing van de spoedprocedure heeft verzocht of wanneer de president de aangewezen kamer heeft gevraagd te onderzoeken of de verwijzing volgens deze procedure moet worden behandeld, aanstonds door de griffier betekend aan de partijen in het hoofdgeding, aan de lidstaat waaronder de verwijzende rechter ressorteert, aan de Europese Commissie alsook aan de instelling die de handeling heeft vastgesteld waarvan de geldigheid of uitlegging wordt betwist.

2.   De beslissing om de prejudiciële verwijzing al dan niet volgens de spoedprocedure te behandelen wordt onmiddellijk betekend aan de nationale rechterlijke instantie alsmede aan de partijen en aan de in voorgaande alinea bedoelde lidstaat en instellingen. In de beslissing om de prejudiciële verwijzing volgens de spoedprocedure te behandelen wordt bepaald binnen welke termijn laatstgenoemden memories of schriftelijke opmerkingen kunnen indienen. In de beslissing kan worden gepreciseerd op welke rechtspunten die memories of schriftelijke opmerkingen betrekking moeten hebben en kan de maximumlengte van die schrifturen worden bepaald.

3.   Wanneer een verzoek om een prejudiciële beslissing melding maakt van een bestuursrechtelijke of gerechtelijke procedure die is verlopen in een andere lidstaat dan die waaronder de verwijzende rechter ressorteert, kan het Hof deze lidstaat verzoeken om schriftelijk of tijdens de pleitzitting alle nuttige inlichtingen te verstrekken.

4.   Nadat de betekening bedoeld in lid 1 heeft plaatsgevonden, wordt het verzoek om een prejudiciële beslissing tevens medegedeeld aan de andere in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden dan de geadresseerden van deze betekening, en de beslissing om de prejudiciële verwijzing al dan niet volgens de spoedprocedure te behandelen wordt aan diezelfde belanghebbenden meegedeeld nadat de in lid 2 bedoelde betekening heeft plaatsgevonden.

5.   De in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden worden zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de vermoedelijke datum van de terechtzitting.

6.   Wanneer de verwijzing niet volgens de spoedprocedure wordt behandeld, wordt de procedure voortgezet overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 van het Statuut en de toepasselijke bepalingen van dit Reglement.

Artikel 110

Betekeningen en inlichtingen na sluiting van de schriftelijke behandeling

1.   Wanneer een prejudiciële verwijzing volgens de spoedprocedure wordt behandeld, worden het verzoek om een prejudiciële beslissing alsook de memories of de schriftelijke opmerkingen die zijn neergelegd, betekend aan de andere in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden dan de partijen en de in artikel 109, lid 1, bedoelde belanghebbenden. Het verzoek om een prejudiciële beslissing gaat vergezeld van een vertaling, in voorkomend geval van een samenvatting, onder de voorwaarden die in artikel 98 zijn vastgesteld.

2.   De neergelegde memories of schriftelijke opmerkingen worden bovendien betekend aan de partijen en de andere in artikel 109, lid 1, bedoelde belanghebbenden.

3.   De datum van de terechtzitting wordt aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbende meegedeeld tezamen met de in de voorgaande leden bedoelde betekeningen.

Artikel 111

Achterwege laten van de schriftelijke behandeling

In gevallen van uiterste spoedeisendheid kan de aangewezen kamer beslissen de in artikel 109, lid 2, bedoelde schriftelijke behandeling achterwege te laten.

Artikel 112

Beslissing ten gronde

De aangewezen kamer beslist, de advocaat-generaal gehoord.

Artikel 113

Rechtsprekende formatie

1.   De aangewezen kamer kan beslissen om zitting te houden met drie rechters. Zij bestaat in dat geval uit de president van de aangewezen kamer, de rechter-rapporteur en de eerste of in voorkomend geval de eerste twee rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 2, bedoelde lijst bij de samenstelling van de aangewezen kamer overeenkomstig artikel 108, lid 1.

2.   De aangewezen kamer kan het Hof ook verzoeken de zaak naar een grotere rechtsprekende formatie te verwijzen. De spoedprocedure wordt voor deze nieuwe formatie voortgezet, in voorkomend geval na heropening van de mondelinge behandeling.

Artikel 114

Toezending van de processtukken

De processtukken worden overeenkomstig artikel 106 van het onderhavige Reglement toegezonden.

Vierde hoofdstuk

RECHTSBIJSTAND

Artikel 115

Aanvraag voor rechtsbijstand

1.   Indien een partij in het hoofdgeding niet of slechts ten dele tot betaling van de proceskosten in staat is, kan zij in elke stand van het geding rechtsbijstand aanvragen.

2.   De aanvraag gaat vergezeld van de nodige gegevens en bewijzen op grond waarvan de financiële situatie van de aanvrager kan worden beoordeeld, zoals een van de bevoegde nationale autoriteiten afkomstige verklaring betreffende deze financiële situatie.

3.   Indien de aanvrager reeds rechtsbijstand bij de verwijzende rechter heeft verkregen, legt hij de beslissing van deze rechter over en preciseert hij wat de reeds toegekende bedragen dekken.

Artikel 116

Beslissing op de aanvraag voor rechtsbijstand

1.   De aanvraag voor rechtsbijstand wordt onverwijld na de neerlegging ervan door de president toegewezen aan de rechter-rapporteur die belast is met de zaak in het kader waarvan deze aanvraag is ingediend.

2.   De beslissing om geheel of ten dele rechtsbijstand te verlenen dan wel deze te onthouden, wordt op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, genomen door de kamer van drie rechters waaraan de rechter-rapporteur is toegevoegd. De rechtsprekende formatie is in dat geval samengesteld uit de president van die kamer, de rechter-rapporteur en de eerste of in voorkomend geval de eerste twee rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 3, van dit Reglement bedoelde lijst, op de datum waarop de rechter-rapporteur de aanvraag om rechtsbijstand aan de kamer voorlegt.

3.   Indien de rechter-rapporteur geen deel uitmaakt van een kamer van drie rechters, wordt de beslissing in dezelfde omstandigheden genomen door de kamer van vijf rechters waaraan hij is toegevoegd. Naast de rechter-rapporteur, wordt de rechtsprekende formatie samengesteld uit vier rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 2, van dit Reglement bedoelde lijst, op de datum waarop de rechter-rapporteur de aanvraag voor rechtsbijstand aan de kamer voorlegt.

4.   De rechtsprekende formatie doet uitspraak bij beschikking. In geval van gehele of gedeeltelijke weigering van de rechtsbijstand, wordt de weigering in de beschikking met redenen omkleed.

Artikel 117

Als rechtsbijstand uit te keren bedragen

Wanneer rechtsbijstand wordt toegekend, komen de kosten voor de bijstand en de vertegenwoordiging van de aanvrager voor het Hof voor rekening van de kas van het Hof, in voorkomend geval binnen de grenzen die door de rechtsprekende formatie zijn gesteld. Op verzoek van de aanvrager of zijn vertegenwoordiger kan een voorschot op deze kosten worden betaald.

Artikel 118

Intrekking van de rechtsbijstand

Wanneer in de loop van het geding blijkt dat de omstandigheden op grond waarvan de rechtsbijstand is verleend, zijn gewijzigd, kan de rechtsprekende formatie die uitspraak heeft gedaan op de aanvraag voor rechtsbijstand, ambtshalve dan wel op verzoek, deze bijstand te allen tijde intrekken.

VIERDE TITEL

RECHTSTREEKSE BEROEPEN

Eerste hoofdstuk

VERTEGENWOORDIGING VAN PARTIJEN

Artikel 119

Verplichte vertegenwoordiging

1.   De partijen kunnen slechts door hun gemachtigde of advocaat worden vertegenwoordigd.

2.   De gemachtigden en advocaten zijn gehouden ter griffie een officiële verklaring of een machtiging neer te leggen die is afgegeven door de partij die zij vertegenwoordigen.

3.   De advocaat die een partij bijstaat of vertegenwoordigt is voorts gehouden ter griffie een legitimatiebewijs neer te leggen waaruit blijkt dat hij tot de uitoefening van zijn beroep is toegelaten bij een rechterlijke instantie van een lidstaat of een andere staat die partij is bij de EER-Overeenkomst.

4.   Indien deze stukken niet zijn neergelegd, stelt de griffier de betrokken partij een redelijke termijn om deze over te leggen. Indien deze stukken niet binnen de gestelde termijn worden overgelegd, beslist het Hof, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, of het niet in acht nemen van deze formaliteit tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift of van de memorie leidt.

Tweede hoofdstuk

SCHRIFTELIJKE BEHANDELING

Artikel 120

Inhoud van het verzoekschrift

Het in artikel 21 van het Statuut bedoelde verzoekschrift bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de verzoeker;

b)

de aanduiding van de partij tegen wie het verzoekschrift is gericht;

c)

het voorwerp van het geschil, de aangevoerde middelen en argumenten alsmede een summiere uiteenzetting van deze middelen;

d)

de conclusies van de verzoeker;

e)

zo nodig, het bewijs en de bewijsaanbiedingen.

Artikel 121

Inlichtingen betreffende de betekeningen

1.   Het verzoekschrift bevat ten behoeve van de procedure een domiciliekeuze. Het bevat de naam van de persoon die gemachtigd is en zich verbonden heeft tot het in ontvangst nemen van alle te betekenen stukken.

2.   Naast of in plaats van de in lid 1 bedoelde domiciliekeuze kan in het verzoekschrift worden vermeld dat de advocaat of gemachtigde ermee instemt dat betekeningen aan hem plaatsvinden per telefax of met enig ander technisch communicatiemiddel.

3.   Indien het verzoekschrift niet aan de in lid 1 of lid 2 bedoelde voorwaarden beantwoordt en zolang dit verzuim niet is hersteld, geschieden alle betekeningen ten behoeve van de procedure aan de betrokken partij per aangetekende post aan het adres van haar gemachtigde of advocaat. In afwijking van artikel 48 wordt de regelmatige betekening dan geacht plaats te vinden door bezorging van de aangetekende zending op het postkantoor van de plaats waar het Hof is gevestigd.

Artikel 122

Bijlagen bij het verzoekschrift

1.   Bij het verzoekschrift worden, indien nodig, de stukken gevoegd, bedoeld in artikel 21, tweede alinea, van het Statuut.

2.   De verzoekschriften, ingediend op grond van artikel 273 VWEU, gaan vergezeld van een exemplaar van de tussen de betrokken lidstaten aangegane arbitrageovereenkomst.

3.   Indien het verzoekschrift niet beantwoordt aan de voorwaarden vermeld in lid 1 of lid 2 van dit artikel, stelt de griffier de verzoeker een redelijke termijn om de bovenbedoelde stukken over te leggen. Indien dit verzuim niet wordt hersteld, beslist het Hof, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, of het niet in acht nemen van genoemde voorwaarden tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift leidt.

Artikel 123

Betekening van het verzoekschrift

Het verzoekschrift wordt aan de verweerder betekend. In de gevallen bedoeld in de artikelen 119, lid 4, en 122, lid 3, vindt de betekening plaats zodra de verzuimen zijn hersteld of zodra het Hof, gelet op de voorwaarden van beide genoemde artikelen, het verzoekschrift ontvankelijk heeft geoordeeld.

Artikel 124

Inhoud van het verweerschrift

1.   Binnen twee maanden na de betekening van het verzoekschrift dient de verweerder een verweerschrift in. Deze memorie bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de verweerder;

b)

de aangevoerde middelen en argumenten;

c)

de conclusies van de verweerder;

d)

zo nodig, het bewijs en de bewijsaanbiedingen.

2.   Artikel 121 van dit Reglement is van overeenkomstige toepassing op het verweerschrift.

3.   Bij wijze van uitzondering kan de president de in lid 1 bedoelde termijn op met redenen omkleed verzoek van de verweerder verlengen.

Artikel 125

Toezending van stukken

Wanneer het Europees Parlement, de Raad of de Europese Commissie geen partij bij een zaak is, zendt het Hof deze instelling een afschrift toe van het verzoekschrift en het verweerschrift, met uitzondering van de daaraan gehechte bijlagen, om haar in staat te stellen te constateren of de niet-toepasselijkheid van een van haar handelingen wordt aangevoerd in de zin van artikel 277 VWEU.

Artikel 126

Repliek en dupliek

1.   Het verzoekschrift en het verweerschrift kunnen worden aangevuld met een repliek van de verzoeker en een dupliek van de verweerder.

2.   De president bepaalt de termijn waarbinnen deze processtukken worden ingediend. Hij kan preciseren op welke punten deze repliek en deze dupliek betrekking zou moeten hebben.

Derde hoofdstuk

MIDDELEN EN BEWIJS

Artikel 127

Nieuwe middelen

1.   Nieuwe middelen mogen in de loop van het geding niet worden voorgedragen, tenzij zij steunen op gegevens, hetzij rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van de behandeling is gebleken.

2.   Onverminderd de beslissing die over de ontvankelijkheid van een middel moet worden genomen, kan de president op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, aan de andere partij een termijn voor antwoord stellen.

Artikel 128

Bewijs en bewijsaanbiedingen

1.   Partijen kunnen in de repliek en in de dupliek nog bewijs overleggen of aanbieden hun stellingen nader te bewijzen. De vertraging waarmee zodanig bewijs wordt ingediend of dit bewijsaanbod wordt gedaan, dient te worden gemotiveerd.

2.   Bij wijze van uitzondering kunnen partijen nog bewijs overleggen of aanbieden hun stellingen nader te bewijzen nadat de schriftelijke behandeling is afgesloten. De vertraging waarmee zodanig bewijs wordt ingediend of dit bewijsaanbod wordt gedaan, dient te worden gemotiveerd. De president kan op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, aan de andere partij een termijn voor het innemen van een standpunt ten aanzien van dit bewijs stellen.

Vierde hoofdstuk

INTERVENTIE

Artikel 129

Doel en gevolgen van de interventie

1.   De interventie mag geen ander doel dienen dan de conclusies van een van de partijen geheel of ten dele te ondersteunen. Zij kent niet dezelfde procedurele rechten toe als die welke aan partijen zijn toegekend, met name het recht om te verzoeken een terechtzitting te houden.

2.   De interventie is ondergeschikt aan het hoofdgeding. Zij raakt zonder voorwerp wanneer de zaak in het register van het Hof wordt doorgehaald, na afstand van instantie of een tussen partijen overeengekomen schikking, of bij niet-ontvankelijkverklaring van het verzoekschrift.

3.   De interveniënt aanvaardt het geding in de stand waarin het zich bevindt ten tijde van zijn interventie.

4.   Een verzoek tot interventie dat wordt ingediend na het verstrijken van de in artikel 130 bedoelde termijn, maar vóór de beslissing om de mondelinge behandeling te openen als bedoeld in artikel 60, lid 4, kan in behandeling worden genomen. Indien de president de interventie toestaat, kan de interveniënt zijn opmerkingen maken tijdens de pleitzitting, indien deze plaatsvindt.

Artikel 130

Verzoek tot interventie

1.   Het verzoek tot interventie moet worden gedaan binnen zes weken na de publicatie van de mededeling bedoeld in artikel 21, lid 4.

2.   Het verzoek tot interventie bevat:

a)

de aanduiding van de zaak;

b)

de aanduiding van de hoofdpartijen;

c)

de naam en de woonplaats van de interveniënt;

d)

de conclusies ter ondersteuning waarvan de interveniënt wenst te interveniëren;

e)

de uiteenzetting van de omstandigheden waaruit het recht om te interveniëren blijkt, wanneer het verzoek krachtens artikel 40, tweede of derde alinea, van het Statuut is gedaan.

3.   De interveniënt wordt vertegenwoordigd volgens het bepaalde in artikel 19 van het Statuut.

4.   De artikelen 119, 121 en 122 van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 131

Beslissing op het verzoek tot interventie

1.   Het verzoek tot interventie wordt aan partijen betekend voor hun eventuele schriftelijke of mondelinge opmerkingen naar aanleiding van dit verzoek.

2.   Wanneer het verzoek wordt ingediend krachtens artikel 40, eerste of derde alinea, van het Statuut, wordt de interventie toegelaten bij beslissing van de president en worden de interveniënt alle aan partijen betekende processtukken meegedeeld, indien deze laatste niet binnen 10 dagen na de in het eerste lid bedoelde betekening opmerkingen naar aanleiding van het verzoek tot interventie hebben ingediend of niet binnen diezelfde termijn hebben gewezen op geheime of vertrouwelijke stukken of bescheiden waarvan de mededeling aan de interveniënt hun schade zou berokkenen.

3.   In de andere gevallen beslist de president bij beschikking op het verzoek tot interventie of legt hij het verzoek aan het Hof voor.

4.   Indien het interventieverzoek wordt ingewilligd, worden de interveniënt alle aan partijen betekende processtukken meegedeeld, in voorkomend geval met uitzondering van de krachtens het derde lid van mededeling uitgesloten geheime of vertrouwelijk stukken of bescheiden..

Artikel 132

Indiening van de memories

1.   De interveniënt kan binnen een maand na de mededeling van de processtukken als bedoeld in het vorige artikel een memorie in interventie indienen. Deze termijn kan op naar behoren met redenen omkleed verzoek van de interveniënt door de president worden verlengd.

2.   De memorie in interventie bevat:

a)

de conclusies van de interveniënt, strekkende tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning van de conclusies van een van de partijen;

b)

de door de interveniënt aangevoerde middelen en argumenten;

c)

zo nodig, het bewijs en de bewijsaanbiedingen.

3.   Na de neerlegging van de memorie in interventie bepaalt de president in voorkomend geval een termijn waarbinnen partijen op die memorie kunnen antwoorden.

Vijfde hoofdstuk

VERSNELDE PROCEDURE

Artikel 133

Beslissing ten aanzien van de versnelde procedure

1.   Op verzoek van hetzij de verzoeker hetzij de verweerder, kan de president van het Hof, wanneer de aard van de zaak verlangt dat zij binnen korte termijnen wordt behandeld, de andere partij, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, beslissen om de zaak volgens een versnelde procedure te behandelen die afwijkt van de bepalingen van dit Reglement.

2.   Het verzoek om een zaak volgens een versnelde procedure te behandelen, moet bij afzonderlijke akte worden ingediend op het tijdstip van neerlegging van het verzoekschrift, respectievelijk het verweerschrift.

3.   Bij wijze van uitzondering kan de president een dergelijke beslissing ambtshalve nemen, de partijen, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord.

Artikel 134

Schriftelijke behandeling

1.   In geval van toepassing van een versnelde procedure kunnen het verzoekschrift en het verweerschrift slechts door een repliek en een dupliek worden aangevuld, indien de president dit, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, noodzakelijk acht.

2.   De interveniënt kan slechts een memorie in interventie indienen, indien de president dit, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, noodzakelijk acht.

Artikel 135

Mondelinge behandeling

1.   Terstond na de indiening van het verweerschrift, of, indien de beslissing om de zaak volgens een versnelde procedure te behandelen pas na de indiening van dit verweerschrift wordt genomen, terstond nadat deze beslissing is genomen, stelt de president de datum van de terechtzitting vast, die aanstonds aan partijen wordt medegedeeld. Hij kan de terechtzitting verdagen wanneer tot maatregelen van instructie moet worden overgegaan of wanneer maatregelen tot organisatie van de procesgang noodzakelijk zijn.

2.   Onverminderd het bepaalde in de artikelen 127 en 128, kunnen partijen in de loop van de mondelinge behandeling hun betoog aanvullen en bewijs overleggen of bewijsaanbiedingen doen. Zij motiveren de vertraging waarmee zij dit doen.

Artikel 136

Beslissing ten gronde

Het Hof beslist, de advocaat-generaal gehoord.

Zesde hoofdstuk

PROCESKOSTEN

Artikel 137

Beslissing ten aanzien van de proceskosten

Ten aanzien van de proceskosten wordt beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding.

Artikel 138

Algemene regels over de verdeling van de proceskosten

1.   Voor zover dit is gevorderd, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen.

2.   Indien meer partijen in het ongelijk zijn gesteld, bepaalt het Hof het door elk van hen te dragen deel van de proceskosten.

3.   Het Hof kan beslissen dat elke partij haar eigen kosten zal dragen, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld. Indien dit gelet op de omstandigheden van de zaak gerechtvaardigd voorkomt, kan het Hof beslissen dat een partij naast in haar eigen kosten ook in een deel van de kosten van de andere partij wordt verwezen.

Artikel 139

Nodeloos of vexatoir veroorzaakte kosten

Het Hof kan een partij, ook wanneer zij in het gelijk wordt gesteld, veroordelen tot vergoeding van de door haar toedoen aan de andere partij opgekomen kosten die naar het oordeel van het Hof nodeloos of vexatoir zijn veroorzaakt.

Artikel 140

Kosten van de interveniërende partijen

1.   De lidstaten en de instellingen die in het geding zijn geïntervenieerd, dragen hun eigen kosten.

2.   De staten – niet zijnde lidstaten – die partij zijn bij de EER-Overeenkomst, alsmede de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dragen eveneens hun eigen kosten, wanneer zij in het geding zijn geïntervenieerd.

3.   Het Hof kan bepalen dat andere interveniënten dan de in de voorgaande alinea’s bedoelde, hun eigen kosten zullen dragen.

Artikel 141

Kosten in geval van afstand van instantie

1.   De partij die afstand doet van instantie, wordt in de proceskosten veroordeeld, voor zover dit door de andere partij in haar opmerkingen over de afstand van instantie is gevorderd.

2.   Op vordering van de partij die afstand doet van instantie wordt evenwel de andere partij in de kosten veroordeeld, indien dit op grond van de houding van deze partij gerechtvaardigd lijkt.

3.   Ingeval partijen ten aanzien van de proceskosten tot een akkoord zijn gekomen, wordt overeenkomstig dit akkoord beslist.

4.   Bij gebreke van een conclusie ten aanzien van de proceskosten, draagt elk van de partijen haar eigen kosten.

Artikel 142

Kosten in geval van afdoening zonder beslissing

In geval van afdoening zonder beslissing beslist het Hof vrijelijk over de kosten.

Artikel 143

Kosten van de procedure

De procedure voor het Hof is kosteloos, behoudens de navolgende bepalingen:

a)

Het Hof kan, de advocaat-generaal gehoord, een partij veroordelen tot terugbetaling van de onnodige kosten die zij ten laste van het Hof heeft veroorzaakt.

b)

De kosten van afschriften en vertalingen die op verzoek van een partij zijn verstrekt, zullen, voor zover zij door de griffier overmatig worden geacht, door die partij op de voet van het griffierecht bedoeld in artikel 22 worden vergoed.

Artikel 144

Invorderbare kosten

Onverminderd het bepaalde in het voorgaande artikel, worden als invorderbare kosten aangemerkt:

a)

de krachtens artikel 73 van dit Reglement aan getuigen en deskundigen verschuldigde gelden;

b)

de door partijen in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, in het bijzonder de reis- en verblijfkosten en het honorarium van een gemachtigde, raadsman of advocaat.

Artikel 145

Betwisting van de invorderbare kosten

1.   In geval van betwisting van de invorderbare kosten doet de kamer van drie rechters waaraan de met de zaak belaste rechter-rapporteur is toegevoegd, op verzoek van de belanghebbende partij, de opmerkingen van de andere partij en de advocaat-generaal gehoord, bij beschikking uitspraak. De rechtsprekende formatie is in dat geval samengesteld uit de president van deze kamer, de rechter-rapporteur en de eerste of in voorkomend geval de eerste twee rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 3, bedoelde lijst, op de datum waarop de rechter-rapporteur de betwisting aan de kamer voorlegt.

2.   Indien de rechter-rapporteur geen deel uitmaakt van een kamer van drie rechters, wordt de beslissing op dezelfde wijze genomen door de kamer van vijf rechters waaraan hij is toegevoegd. De rechtsprekende formatie is, naast de rechter-rapporteur, samengesteld uit vier rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 2, bedoelde lijst, op de datum waarop de rechter-rapporteur de betwisting aan de kamer voorlegt.

3.   Partijen kunnen ten behoeve van de executie een expeditie van de beschikking verlangen.

Artikel 146

Wijzen van betaling

1.   De kas van het Hof en zijn schuldenaren doen hun betalingen in euro’s.

2.   Wanneer de invorderbare kosten zijn gemaakt in een andere munteenheid dan de euro, of de handelingen die tot schadeloosstelling aanleiding geven, zijn verricht in een land waar de euro niet de valuta van het land is, geschiedt de omrekening volgens de officiële referentiekoers van de Europese Centrale Bank op de dag van betaling.

Zevende hoofdstuk

MINNELIJKE SCHIKKING, AFSTAND VAN INSTANTIE, AFDOENING ZONDER BESLISSING EN PROCESINCIDENTEN

Artikel 147

Minnelijke schikking

1.   Indien partijen, alvorens het Hof uitspraak heeft gedaan, het Hof mededelen dat zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de oplossing van het geschil en dat zij van hun vorderingen afzien, gelast de president de doorhaling van de zaak in het register en beslist hij over de kosten overeenkomstig artikel 141, in voorkomend geval na kennis te hebben genomen van de voorstellen dienaangaande van partijen.

2.   Deze bepaling is niet van toepassing op de beroepen bedoeld in de artikelen 263 en 265 VWEU.

Artikel 148

Afstand van instantie

Indien de verzoeker schriftelijk of ter terechtzitting aan het Hof bericht dat hij afstand doet van instantie, gelast de president de doorhaling van de zaak in het register en beslist hij overeenkomstig de bepalingen van artikel 141 over de kosten.

Artikel 149

Afdoening zonder beslissing

Wanneer het Hof vaststelt dat het beroep zonder voorwerp is geraakt en dat er niet meer op hoeft te worden beslist, kan het in elke stand van het geding ambtshalve of op voorstel van de rechter-rapporteur, de partijen en de advocaat-generaal gehoord, beslissen bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen. Het beslist over de kosten.

Artikel 150

Middelen van niet-ontvankelijkheid van openbare orde

Op voorstel van de rechter-rapporteur, kan het Hof in elke stand van het geding ambtshalve beslissen, de partijen en de advocaat-generaal gehoord, bij met redenen omklede beschikking uitspraak te doen over de middelen van niet-ontvankelijkheid van openbare orde.

Artikel 151

Excepties en procesincidenten

1.   Indien een partij verzoekt dat het Hof uitspraak zal doen op een exceptie of een incident zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan, neemt zij daartoe een afzonderlijke akte.

2.   Het verzoek bevat een uiteenzetting van de aangevoerde middelen en argumenten en de conclusies; de stukken en bescheiden waarop beroep wordt gedaan, worden bijgevoegd.

3.   Na de indiening van het verzoek bij inleidende akte bepaalt de president een termijn waarbinnen de andere partij schriftelijk haar middelen en conclusies kan voordragen.

4.   Tenzij het Hof anders beslist, geschiedt de verdere behandeling van het verzoek mondeling.

5.   Het Hof doet, de advocaat-generaal gehoord, zo spoedig mogelijk uitspraak op het verzoek of voegt het onderzoek daarvan, indien de bijzondere omstandigheden van de zaak dit rechtvaardigen, met de zaak ten gronde.

6.   Indien het Hof het verzoek afwijst of met de zaak ten gronde voegt, bepaalt de president nieuwe termijnen voor de voortzetting van het geding.

Achtste hoofdstuk

BIJ VERSTEK GEWEZEN ARRESTEN

Artikel 152

Bij verstek gewezen arresten

1.   Wanneer de verweerder, ofschoon regelmatig opgeroepen, nalaat tijdig en in de voorgeschreven vormen op het verzoekschrift te antwoorden, kan de verzoeker vorderen dat het Hof zijn conclusies toewijst.

2.   Dit verzoek wordt aan de verweerder betekend. Het Hof kan beslissen de mondelinge behandeling van het verzoek te openen.

3.   Alvorens bij verstek arrest te wijzen, onderzoekt het Hof, de advocaat-generaal gehoord, de ontvankelijkheid van het verzoekschrift, alsmede of de vormvoorschriften behoorlijk in acht zijn genomen en of de conclusies van de verzoeker gegrond voorkomen. Het kan maatregelen tot organisatie van de procesgang nemen of maatregelen van instructie gelasten.

4.   Het bij verstek gewezen arrest is uitvoerbaar. Het Hof kan de uitvoerbaarheid evenwel opschorten totdat op het krachtens artikel 156 gedane verzet is beslist, dan wel de uitvoerbaarheid onderwerpen aan de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld tot een bedrag en op de wijze als op grond van de omstandigheden bepaald; de zekerheid wordt vrijgegeven, wanneer het verzet achterwege blijft of wordt verworpen.

Negende hoofdstuk

VERZOEKEN EN BEROEPEN BETREFFENDE DE ARRESTEN EN BESCHIKKINGEN

Artikel 153

Bevoegde rechtsprekende formatie

1.   De in dit hoofdstuk bedoelde verzoeken en beroepen worden, met uitzondering van de verzoeken bedoeld in artikel 159, toegewezen aan de rechter-rapporteur die is belast met de zaak waarop het verzoek of het beroep betrekking heeft en worden verwezen naar de rechtsprekende formatie die over de zaak uitspraak heeft gedaan.

2.   In geval van verhindering van de rechter-rapporteur, wijst de president van het Hof het in dit hoofdstuk bedoelde verzoek of beroep toe aan een rechter die deel uitmaakt van de rechtsprekende formatie die uitspraak heeft gedaan over de zaak waarop bedoeld verzoek of bedoeld beroep betrekking heeft.

3.   Indien het niet langer mogelijk is om het in artikel 17 van het Statuut bedoelde quorum te verenigen, wordt het verzoek of het beroep op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, door het Hof verwezen naar een nieuwe rechtsprekende formatie.

Artikel 154

Rectificatie

1.   Onverminderd de bepalingen over de uitlegging van arresten en beschikkingen, kunnen schrijf- of rekenfouten of evidente onnauwkeurigheden door het Hof worden gerectificeerd, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van een van de partijen, mits het verzoek binnen twee weken te rekenen vanaf de uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking wordt ingediend.

2.   Wanneer het verzoek tot rectificatie betrekking heeft op het dictum of een van de rechtsoverwegingen ter ondersteuning van het dictum, kunnen partijen, daarover naar behoren in kennis gesteld door de griffier, binnen een door de president gestelde termijn schriftelijke opmerkingen indienen.

3.   Het Hof beslist, de advocaat-generaal gehoord.

4.   De minuut van de beschikking waarbij de rectificatie wordt gelast, wordt aan de minuut van de gerectificeerde beslissing gehecht. In margine van de minuut van de gerectificeerde beslissing wordt van deze beschikking aantekening gedaan.

Artikel 155

Verzuim om te beslissen

1.   Indien het Hof heeft verzuimd te beslissen op een afzonderlijk punt van de conclusies of ten aanzien van de proceskosten, wendt de partij die ter zake wenst te klagen, zich binnen een maand na de betekening van het arrest met een verzoekschrift tot het Hof.

2.   Dit verzoekschrift wordt aan de andere partij betekend; de president stelt haar een termijn voor het indienen van schriftelijke opmerkingen.

3.   Nadat deze opmerkingen zijn ingediend, beslist het Hof, de advocaat-generaal gehoord, tegelijkertijd over de ontvankelijkheid en de gegrondheid van het verzoek.

Artikel 156

Verzet

1.   Overeenkomstig artikel 41 van het Statuut staat tegen het bij verstek gewezen arrest verzet open.

2.   Het verzet moet worden ingesteld binnen een maand te rekenen vanaf de betekening van het arrest; het wordt ingediend met inachtneming van de vormvoorschriften in de artikelen 120 tot en met 122 van dit Reglement.

3.   Nadat het verzet is betekend, bepaalt de president de termijn waarbinnen de andere partij schriftelijke opmerkingen kan indienen.

4.   De procedure verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 59 tot en met 92 van dit Reglement.

5.   Het Hof doet uitspraak bij een arrest dat niet vatbaar is voor verzet.

6.   De minuut van dit arrest wordt gehecht aan die van het bij verstek gewezen arrest. In margine van de minuut van het bij verstek gewezen arrest wordt van het op het verzet gewezen arrest aantekening gedaan.

Artikel 157

Derdenverzet

1.   De bepalingen van de artikelen 120 tot en met 122 van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op het derdenverzet dat krachtens artikel 42 van het Statuut wordt ingesteld. Dit bevat voorts:

a)

een nauwkeurige aanduiding van het bestreden arrest of de bestreden beschikking;

b)

de vermelding van de punten waarop de bestreden beslissing de derdeopposant in zijn rechten benadeelt;

c)

een opgave van de redenen waarom de derdeopposant niet aan het geding heeft kunnen deelnemen.

2.   Het verzoek wordt gericht tegen alle partijen in het geding.

3.   Het verzoek wordt gedaan binnen twee maanden na de bekendmaking van de beslissing in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.   Op verzoek van de derdeopposant kan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing worden gelast. De bepalingen van het tiende hoofdstuk van deze titel zijn van overeenkomstige toepassing.

5.   De bestreden beslissing wordt gewijzigd voor zover het derdenverzet wordt toegewezen.

6.   De minuut van het op het derdenverzet gewezen arrest wordt gehecht aan die van de bestreden beslissing. In margine van de minuut van de bestreden beslissing wordt van het op het derdenverzet gewezen arrest aantekening gedaan.

Artikel 158

Uitlegging

1.   Overeenkomstig artikel 43 van het Statuut heeft het Hof, wanneer onduidelijkheid bestaat over de betekenis en de strekking van een arrest of een beschikking, tot taak dit uit te leggen op verzoek van een van de partijen of van een instelling van de Unie die haar belang ter zake aannemelijk maakt.

2.   Het verzoek tot uitlegging moet binnen twee jaar te rekenen vanaf de datum van uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking worden gedaan.

3.   Het verzoek tot uitlegging wordt ingediend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 120 tot en met 122 van dit Reglement. Het bevat voorts een nauwkeurige aanduiding van:

a)

de beslissing waarop het verzoek betrekking heeft;

b)

de teksten waarvan om uitlegging wordt verzocht.

4.   Het verzoek wordt gericht tegen alle partijen die betrokken waren bij de beslissing waarvan om uitlegging wordt verzocht.

5.   Het Hof doet uitspraak na partijen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen te maken, de advocaat-generaal gehoord.

6.   De minuut van de beslissing houdende uitlegging wordt gehecht aan de minuut van de uitgelegde beslissing. In margine van de minuut van de uitgelegde beslissing wordt van de beslissing houdende uitlegging aantekening gedaan.

Artikel 159

Herziening

1.   Overeenkomstig artikel 44 van het Statuut kan slechts om herziening van een beslissing van het Hof worden verzocht op grond van de ontdekking van een feit dat van beslissende invloed kan zijn en dat vóór de uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking onbekend was aan het Hof en de partij die om de herziening verzoekt.

2.   Onverminderd de in artikel 44, derde alinea, van het Statuut bedoelde termijn van 10 jaar, wordt om de herziening verzocht uiterlijk binnen 3 maanden te rekenen vanaf de dag waarop het feit dat aan het verzoek ten grondslag ligt, ter kennis van de verzoeker is gekomen.

3.   Op het verzoek tot herziening zijn de bepalingen van de artikelen 120 tot en met 122 van dit Reglement van overeenkomstige toepassing. Het verzoek bevat voorts:

a)

een nauwkeurige aanduiding van het bestreden arrest of de bestreden beschikking;

b)

de punten waarop de beslissing wordt bestreden;

c)

de omschrijving van de feiten die aan het verzoek ten grondslag liggen;

d)

een vermelding van de middelen strekkende tot het bewijs dat de herziening gerechtvaardigd is en dat de in lid 2 bedoelde termijnen in acht zijn genomen.

4.   Het verzoek tot herziening wordt gericht tegen alle partijen bij de beslissing waarvan om herziening wordt verzocht.

5.   Zonder de grond van de zaak te prejudiciëren, beslist het Hof, de advocaat-generaal gehoord en gezien de schriftelijke opmerkingen van partijen, bij beschikking over de ontvankelijkheid van het verzoek.

6.   Indien het Hof het verzoek ontvankelijk verklaart, onderzoekt het de zaak ten gronde en doet het uitspraak bij arrest, met inachtneming van de bepalingen van dit Reglement.

7.   De minuut van het arrest houdende herziening wordt gehecht aan die van de herziene beslissing. In margine van de minuut van de herziene beslissing wordt van het arrest houdende herziening aantekening gedaan.

Tiende hoofdstuk

OPSCHORTING EN OVERIGE VOORLOPIGE MAATREGELEN IN KORT GEDING

Artikel 160

Verzoek tot opschorting of tot verkrijging van voorlopige maatregelen

1.   Een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een handeling van een instelling bedoeld in artikel 278 VWEU en artikel 157 VEGA, is slechts ontvankelijk indien de verzoeker tegen die handeling beroep heeft ingesteld bij het Hof.

2.   Een verzoek tot verkrijging van enige andere voorlopige maatregel bedoeld in artikel 279 VWEU, is slechts ontvankelijk indien de verzoeker partij is in een voor het Hof aanhangige zaak en dit verzoek met die zaak verband houdt.

3.   De verzoeken bedoeld in de voorgaande leden, bevatten een duidelijke omschrijving van het voorwerp van het geding en van de omstandigheden waaruit de spoedeisendheid van het verzoek blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt.

4.   Het verzoek wordt gedaan bij afzonderlijke akte en met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 120 tot en met 122 van dit Reglement.

5.   Het verzoek wordt aan de andere partij betekend; de president verleent haar een korte termijn voor het indienen van schriftelijke of mondelinge opmerkingen.

6.   De president beoordeelt of er aanleiding bestaat een instructie te gelasten.

7.   De president kan het verzoek inwilligen nog vóór de andere partij haar opmerkingen heeft gemaakt. Deze maatregel kan nadien, ook ambtshalve, worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 161

Beslissing op het verzoek

1.   De president doet zelf uitspraak of legt het verzoek onverwijld voor aan het Hof.

2.   In geval van verhindering van de president zijn de artikelen 10 en 13 van dit Reglement van overeenkomstige toepassing.

3.   Indien het verzoek wordt voorgelegd aan het Hof, doet dit onverwijld uitspraak, de advocaat-generaal gehoord.

Artikel 162

Beschikking houdende opschorting van de tenuitvoerlegging of voorlopige maatregelen

1.   Op het verzoek wordt bij een met redenen omklede, niet voor hogere voorziening vatbare beschikking uitspraak gedaan. Zij wordt onmiddellijk aan partijen betekend.

2.   De tenuitvoerlegging van de beschikking kan worden onderworpen aan de voorwaarde dat de verzoeker zekerheid stelt tot een bedrag en op de wijze als op grond van de omstandigheden bepaald.

3.   In de beschikking kan de datum worden bepaald met ingang waarvan de maatregel zijn kracht verliest. Bij gebreke van zodanige aanduiding verliest de maatregel zijn kracht terstond nadat het eindarrest is uitgesproken.

4.   De beschikking is slechts van voorlopige aard en prejudicieert de door het Hof in de hoofdzaak te geven beslissing niet.

Artikel 163

Wijziging van omstandigheden

Op verzoek van een van de partijen kan de beschikking te allen tijde op grond van een wijziging in de omstandigheden worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 164

Nieuw verzoek

De afwijzing van een verzoek tot verkrijging van een voorlopige maatregel belet geenszins dat de verzoeker andermaal een verzoek indient op grond van nieuwe feiten.

Artikel 165

Verzoek krachtens de artikelen 280 VWEU en 299 VWEU en artikel 164 VEGA

1.   Het verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een beslissing van het Hof of van een handeling van de Raad, de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank, ingediend krachtens de artikelen 280 VWEU en 299 VWEU en artikel 164 VEGA, wordt overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk behandeld.

2.   De beschikking waarbij het verzoek wordt toegewezen, bepaalt in voorkomend geval de datum waarop de voorlopige maatregel zijn kracht verliest.

Artikel 166

Verzoek krachtens artikel 81 VEGA

1.   Het verzoek bedoeld in artikel 81, derde en vierde alinea, VEGA bevat:

a)

de naam en woonplaats van de personen of ondernemingen die aan de controle zijn onderworpen;

b)

het voorwerp en het doel van de controle.

2.   De president doet bij beschikking uitspraak. De bepalingen van artikel 162 van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing.

3.   In geval van verhindering van de president zijn de artikelen 10 en 13 van dit Reglement van overeenkomstige toepassing.

VIJFDE TITEL

HOGERE VOORZIENINGEN TEGEN DE BESLISSINGEN VAN HET GERECHT

Eerste hoofdstuk

VORM, INHOUD EN CONCLUSIES VAN HET VERZOEKSCHRIFT IN HOGERE VOORZIENING

Artikel 167

Neerlegging van het verzoekschrift in hogere voorziening

1.   Hogere voorziening wordt ingesteld door neerlegging van een verzoekschrift ter griffie van het Hof of van het Gerecht.

2.   De griffie van het Gerecht zendt het dossier in eerste aanleg en, in voorkomend geval, de hogere voorziening terstond aan de griffie van het Hof door.

Artikel 168

Inhoud van het verzoekschrift in hogere voorziening

1.   De hogere voorziening bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de partij die hogere voorziening instelt, rekwirant genoemd;

b)

de aanduiding van de bestreden beslissing van het Gerecht;

c)

de aanduiding van de andere partijen in de desbetreffende zaak voor het Gerecht;

d)

de aangevoerde middelen en argumenten rechtens alsook een summiere uiteenzetting van deze middelen;

e)

de conclusies van de rekwirant.

2.   De artikelen 119, 121 en 122, lid 1, van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de hogere voorziening.

3.   De datum waarop de bestreden beslissing aan de rekwirant is betekend, moet worden vermeld.

4.   Indien de hogere voorziening niet beantwoordt aan de leden 1 tot en met 3 van dit artikel, stelt de griffier de rekwirant een redelijke termijn waarbinnen de verzuimen in het verzoekschrift kunnen worden hersteld. Indien de verzuimen niet binnen de gestelde termijn zijn hersteld, beslist het Hof, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, of het niet in acht nemen van deze formaliteit tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift leidt.

Artikel 169

Conclusies, middelen en argumenten van de hogere voorziening

1.   De conclusies van de hogere voorziening strekken tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van het Gerecht zoals deze in het dictum van deze beslissing voorkomt.

2.   De aangevoerde middelen en argumenten rechtens moeten nauwkeurig aangeven tegen welke rechtsoverwegingen van de beslissing van het Gerecht zij zijn gericht.

Artikel 170

Conclusies in geval van toewijzing van de hogere voorziening

1.   De conclusies van de hogere voorziening strekken ertoe dat, ingeval deze wordt toegewezen, het in eerste aanleg gevorderde geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen; nieuwe conclusies zijn niet toegelaten. In hogere voorziening mag het voorwerp van het geschil voor het Gerecht niet worden gewijzigd.

2.   Wanneer de rekwirant verzoekt dat, in geval van vernietiging van de bestreden beslissing, de zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht, zet hij de redenen uiteen waarom het geding niet in staat van wijzen is voor het Hof.

Tweede hoofdstuk

MEMORIES VAN ANTWOORD, REPLIEK EN DUPLIEK

Artikel 171

Betekening van de hogere voorziening

1.   De hogere voorziening wordt betekend aan de andere partijen in de desbetreffende zaak voor het Gerecht.

2.   In het geval bedoeld in artikel 168, lid 4, van dit Reglement vindt de betekening plaats zodra de verzuimen zijn hersteld of zodra het Hof, gelet op de bij dit artikel voorziene vormvereisten, tot ontvankelijkheid heeft geconcludeerd.

Artikel 172

Partijen die een memorie van antwoord mogen indienen

Elke partij in de desbetreffende zaak voor het Gerecht die een belang heeft bij de toewijzing of de afwijzing van de hogere voorziening, kan binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening van de hogere voorziening, een memorie van antwoord indienen. Deze termijn voor antwoord wordt niet verlengd.

Artikel 173

Inhoud van de memorie van antwoord

1.   De memorie van antwoord bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de partij die de memorie indient;

b)

de datum waarop de hogere voorziening haar is betekend;

c)

de aangevoerde middelen en argumenten rechtens;

d)

de conclusies.

2.   De artikelen 119 en 121 van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de memorie van antwoord.

Artikel 174

Conclusies van de memorie van antwoord

De conclusies van de memorie van antwoord strekken tot gehele of gedeeltelijke toewijzing of afwijzing van de hogere voorziening.

Artikel 175

Memories van repliek en van dupliek

1.   De hogere voorziening en de memorie van antwoord kunnen worden aangevuld met een memorie van repliek en een memorie van dupliek, wanneer de president dit, na een desbetreffend naar behoren met redenen omkleed verzoek van de rekwirant, dat binnen zeven dagen te rekenen vanaf de betekening van de memorie van antwoord moet worden ingediend, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, noodzakelijk acht om de rekwirant in staat te stellen een standpunt in te nemen ten aanzien van een exceptie van niet-ontvankelijkheid of nieuwe punten die in de memorie van antwoord zijn aangevoerd.

2.   De president bepaalt de datum waarop de memorie van repliek dient te worden ingediend en, bij de betekening van deze memorie, de datum waarop de memorie van dupliek dient te worden ingediend. Hij kan het aantal bladzijden en het voorwerp van deze memories beperken.

Derde hoofdstuk

VORM, INHOUD EN CONCLUSIES VAN DE INCIDENTELE HOGERE VOORZIENING

Artikel 176

Incidentele hogere voorziening

1.   De partijen bedoeld in artikel 172 van dit Reglement kunnen een incidentele hogere voorziening instellen binnen dezelfde termijn als die welke voor de indiening van de memorie van antwoord is bepaald.

2.   De incidentele hogere voorziening moet bij afzonderlijke, van de memorie van antwoord onderscheiden, akte worden ingesteld.

Artikel 177

Inhoud van de incidentele hogere voorziening

1.   De incidentele hogere voorziening bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de partij die de incidentele hogere voorziening instelt;

b)

de datum waarop de hogere voorziening haar is betekend;

c)

de aangevoerde middelen en argumenten rechtens;

d)

de conclusies.

2.   De artikelen 119, 121 en 122, leden 1 en 3, van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de incidentele hogere voorziening.

Artikel 178

Conclusies, middelen en argumenten van de incidentele hogere voorziening

1.   De conclusies van de incidentele hogere voorziening strekken tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van het Gerecht.

2.   Zij kunnen ook strekken tot vernietiging van een uitdrukkelijke of stilzwijgende beslissing betreffende de ontvankelijkheid van het beroep voor het Gerecht.

3.   De aangevoerde middelen en argumenten rechtens geven nauwkeurig aan tegen welke rechtsoverwegingen van de beslissing van het Gerecht zij zijn gericht. Zij dienen te verschillen van de middelen en argumenten die in de memorie van antwoord worden aangevoerd.

Vierde hoofdstuk

MEMORIES VOLGEND OP DE INCIDENTELE HOGERE VOORZIENING

Artikel 179

Antwoord op de incidentele hogere voorziening

Wanneer een incidentele hogere voorziening is ingesteld, kan de rekwirant of enige andere partij in de desbetreffende zaak voor het Gerecht die een belang heeft bij de toewijzing of de afwijzing van de incidentele hogere voorziening, binnen twee maanden te rekenen vanaf de betekening ervan een memorie van antwoord indienen waarvan het voorwerp is beperkt tot de in incidentele hogere voorziening aangevoerde middelen. Deze termijn wordt niet verlengd.

Artikel 180

Memories van repliek en dupliek na een incidentele hogere voorziening

1.   De incidentele hogere voorziening en de memorie van antwoord kunnen slechts worden aangevuld met een memorie van repliek en een memorie van dupliek, wanneer de president dit, na een desbetreffend naar behoren met redenen omkleed verzoek van de partij die de incidentele hogere voorziening heeft ingesteld, dat binnen zeven dagen te rekenen vanaf de betekening van de memorie van antwoord op de incidentele hogere voorziening moet worden ingediend, de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal gehoord, noodzakelijk acht, met name om die partij in staat te stellen een standpunt in te nemen ten aanzien van een exceptie van niet-ontvankelijkheid of nieuwe punten die in de memorie in antwoord op de incidentele hogere voorziening worden aangevoerd.

2.   De president bepaalt de datum waarop de memorie van repliek dient te worden ingediend en, bij de betekening van deze memorie, de datum waarop de memorie van dupliek dient te worden ingediend. Hij kan het aantal bladzijden en het voorwerp van deze memories beperken.

Vijfde hoofdstuk

HOGERE VOORZIENINGEN DIE BIJ BESCHIKKING WORDEN AFGEDAAN

Artikel 181

Kennelijk niet-ontvankelijke of kennelijk ongegronde hogere voorziening

Wanneer de principale of de incidentele hogere voorziening geheel of gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is, kan het Hof in elke stand van het geding op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, beslissen om deze hogere voorziening geheel of gedeeltelijk bij met redenen omklede beschikking af te wijzen.

Artikel 182

Kennelijk gegronde hogere voorziening

Wanneer het Hof reeds uitspraak heeft gedaan over een of meerdere rechtsvragen die identiek zijn aan die welke in de middelen van de principale of de incidentele hogere voorziening worden opgeworpen, en het de hogere voorziening kennelijk ongegrond acht, kan het op voorstel van de rechter-rapporteur, partijen en de advocaat-generaal gehoord, beslissen de hogere voorziening bij met redenen omklede beschikking kennelijk ongegrond te verklaren onder verwijzing naar de relevante rechtspraak.

Zesde hoofdstuk

GEVOLGEN VAN DE DOORHALING VAN DE PRINCIPALE HOGERE VOORZIENING VOOR DE INCIDENTELE VOORZIENING

Artikel 183

Gevolgen van een afstand van instantie of van kennelijke niet-ontvankelijkheid van de principale hogere voorziening voor de incidentele hogere voorziening

De incidentele hogere voorziening wordt geacht zonder voorwerp te zijn:

a)

indien de rekwirant in de principale hogere voorziening daarvan afstand doet;

b)

indien de principale hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens niet-inachtneming van de termijn voor instelling van de hogere voorziening;

c)

indien de principale hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk wordt verklaard op de enkele grond dat zij niet gericht is tegen een beslissing van het Gerecht die een eindbeslissing bevat of een beslissing die het geschil gedeeltelijk ten gronde beslecht of een eindbeslissing is op een procesincident betreffende een exceptie van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid in de zin van artikel 56, eerste alinea, van het Statuut.

Zevende hoofdstuk

PROCESKOSTEN EN RECHTSBIJSTAND IN HOGERE VOORZIENINGEN

Artikel 184

Regeling van de proceskosten in hogere voorzieningen

1.   Onverminderd de navolgende bepalingen, zijn de artikelen 137 tot en met 146 van dit Reglement van overeenkomstige toepassing op de procedure voor het Hof die een hogere voorziening tegen een beslissing van het Gerecht tot voorwerp heeft.

2.   Wanneer de hogere voorziening ongegrond is of wanneer het Hof, bij gegrondheid ervan, de zaak zelf afdoet, beslist het Hof over de kosten.

3.   In geval van gegrondheid van de hogere voorziening ingesteld door een lidstaat of een instelling van de Unie die niet is geïntervenieerd in de zaak voor het Gerecht, kan het Hof de kosten over de partijen verdelen of de in het gelijk gestelde rekwirerende partij verwijzen in de kosten die een in het ongelijk gestelde partij wegens de hogere voorziening heeft gemaakt.

4.   Wanneer zij niet zelf de hogere voorziening heeft ingesteld, kan een partij die in eerste aanleg is geïntervenieerd alleen in de kosten van de hogere voorziening worden verwezen indien zij aan de schriftelijke of mondelinge behandeling bij het Hof heeft deelgenomen. Wanneer een dergelijke partij aan de procedure deelneemt, kan het Hof beslissen dat zij haar eigen kosten draagt.

Artikel 185

Rechtsbijstand

1.   Indien een partij niet of slechts ten dele tot betaling van de proceskosten in staat is, kan zij in elke stand van het geding rechtsbijstand aanvragen.

2.   De aanvraag gaat vergezeld van de nodige gegevens en bewijzen aan de hand waarvan de financiële situatie van de aanvrager kan worden beoordeeld, zoals een van de bevoegde nationale autoriteiten afkomstige verklaring betreffende deze financiële situatie.

Artikel 186

Voorafgaande aanvraag voor rechtsbijstand

1.   Indien de aanvraag voorafgaat aan de hogere voorziening die de aanvrager wil instellen, zet hij het voorwerp van de hogere voorziening summier uiteen.

2.   Deze aanvraag kan zonder bijstand van een advocaat worden ingediend.

3.   De indiening van een aanvraag voor rechtsbijstand schorst voor degene die haar heeft ingesteld de termijn voor de instelling van de hogere voorziening tot aan de datum van betekening van de beschikking waarin op deze aanvraag uitspraak wordt gedaan.

4.   Zodra de aanvraag is neergelegd, wijst de president deze toe aan een rechter-rapporteur, die binnen korte termijn een voorstel doet voor het daaraan te geven gevolg.

Artikel 187

Beslissing op de aanvraag voor rechtsbijstand

1.   De beslissing om geheel of ten dele rechtsbijstand te verlenen dan wel deze te onthouden, wordt op voorstel van de rechter-rapporteur, de advocaat-generaal gehoord, genomen door de kamer van drie rechters waaraan de rechter-rapporteur is toegevoegd. De rechtsprekende formatie is in dat geval samengesteld uit de president van deze kamer, de rechter-rapporteur en de eerste of in voorkomend geval de eerste twee rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 3, van dit Reglement bedoelde lijst, op de datum waarop de aanvraag voor rechtsbijstand door de rechter-rapporteur aan de kamer wordt voorgelegd. Zij onderzoekt in voorkomend geval of de hogere voorziening niet kennelijk ongegrond is.

2.   Indien de rechter-rapporteur geen deel uitmaakt van een kamer van drie rechters, wordt de beslissing in dezelfde omstandigheden genomen door de kamer van vijf rechters waaraan hij is toegevoegd. Naast de rechter-rapporteur, wordt de rechtsprekende formatie samengesteld uit vier rechters die worden aangewezen op basis van de in artikel 28, lid 2, van dit Reglement bedoelde lijst, op de datum waarop de aanvraag voor rechtsbijstand door de rechter-rapporteur aan de kamer wordt voorgelegd.

3.   De rechtsprekende formatie beslist bij beschikking. In geval van gehele of gedeeltelijke weigering van rechtsbijstand, wordt de weigering in de beschikking met redenen omkleed.

Artikel 188

Als rechtsbijstand uit te keren bedragen

1.   Wanneer rechtsbijstand wordt toegekend, komen de kosten voor de bijstand en de vertegenwoordiging van de aanvrager voor het Hof voor rekening van de kas van het Hof, in voorkomend geval binnen de grenzen die door de rechtsprekende formatie zijn gesteld. Op verzoek van de aanvrager of zijn vertegenwoordiger kan een voorschot op deze kosten worden betaald.

2.   Bij de beslissing over de proceskosten kan worden bepaald dat bedragen die als rechtsbijstand zijn uitgekeerd, ten gunste van de kas van het Hof worden verhaald.

3.   De griffier vordert deze bedragen in van de partij die tot betaling ervan is veroordeeld.

Artikel 189

Intrekking van de rechtsbijstand

Wanneer in de loop van het geding blijkt dat de omstandigheden op grond waarvan de rechtsbijstand is verleend, zijn gewijzigd, kan de rechtsprekende formatie die op de aanvraag voor rechtsbijstand uitspraak heeft gedaan, ambtshalve dan wel op verzoek, die bijstand te allen tijde intrekken.

Achtste hoofdstuk

OVERIGE OP DE HOGERE VOORZIENINGEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

Artikel 190

Overige op de hogere voorzieningen toepasselijke bepalingen

1.   De artikelen 127, 129 tot en met 136, 147 tot en met 150, 153 tot en met 155 en 157 tot en met 166 van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de procedure voor het Hof die een hogere voorziening tegen beslissingen van het Gerecht tot voorwerp heeft.

2.   In afwijking van artikel 130, lid 1, wordt het verzoek tot interventie evenwel uiterlijk binnen één maand te rekenen vanaf de bekendmaking van de mededeling bedoeld in artikel 21, lid 4, ingediend.

3.   Artikel 95 is van overeenkomstige toepassing op de procedure voor het Hof die een hogere voorziening tegen de beslissingen van het Gerecht tot voorwerp heeft.

ZESDE TITEL

HEROVERWEGING VAN DE BESLISSINGEN VAN HET GERECHT

Artikel 191

Kamer van heroverweging

Een kamer van vijf rechters wordt voor de duur van een jaar aangewezen om onder de in de artikelen 193 en 194 vastgestelde voorwaarden te beslissen of een beslissing van het Gerecht overeenkomstig artikel 62 van het Statuut moet worden heroverwogen.

Artikel 192

Kennisgeving en mededeling van de voor heroverweging vatbare beslissingen

1.   Zodra de datum van de uitspraak of de ondertekening van een krachtens artikel 256, lid 2 of lid 3, VWEU te geven beslissing is bepaald, geeft de griffie van het Gerecht daarvan kennis aan de griffie van het Hof.

2.   Zij deelt haar deze beslissing mee zodra deze uitgesproken of ondertekend is, evenals het procesdossier dat aanstonds ter beschikking van de eerste advocaat-generaal wordt gesteld.

Artikel 193

Heroverweging van beslissingen in hogere voorziening

1.   Het voorstel van de eerste advocaat-generaal om een beslissing van het Gerecht krachtens artikel 256, lid 2, VWEU te heroverwegen, wordt toegezonden aan de president van het Hof en aan de president van de kamer van heroverweging. Tegelijkertijd wordt de griffier van deze toezending in kennis gesteld.

2.   Zodra hij van het bestaan van een voorstel in kennis is gesteld, deelt de griffier het dossier van de procedure voor het Gerecht mede aan de leden van de kamer van heroverweging.

3.   Terstond na de ontvangst van het voorstel tot heroverweging wijst de president van het Hof de rechter-rapporteur onder de rechters van de kamer van heroverweging aan, op voorstel van de president van die kamer. De samenstelling van de rechtsprekende formatie wordt overeenkomstig artikel 28, lid 2, van dit Reglement bepaald op de datum van toewijzing van de zaak aan de rechter-rapporteur.

4.   Deze kamer beslist op voorstel van de rechter-rapporteur of de beslissing van het Gerecht moet worden heroverwogen. De beslissing tot heroverweging van de beslissing van het Gerecht vermeldt enkel de vragen die voorwerp van de heroverweging zijn.

5.   Het Gerecht, de partijen in de procedure voor het Gerecht en de overige in artikel 62 bis, tweede alinea, van het Statuut bedoelde belanghebbenden worden aanstonds door de griffier in kennis gesteld van de beslissing van het Hof om de beslissing van het Gerecht te heroverwegen.

6.   Een mededeling met vermelding van de datum van de beslissing tot heroverweging van de beslissing van het Gerecht en de vragen die voorwerp van de heroverweging zijn, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 194

Heroverweging van prejudiciële beslissingen

1.   Het voorstel van de eerste advocaat-generaal om een beslissing van het Gerecht krachtens artikel 256, lid 3, VWEU te heroverwegen, wordt toegezonden aan de president van het Hof en aan de president van de kamer van heroverweging. Tegelijkertijd wordt de griffier van deze toezending in kennis gesteld.

2.   Zodra hij van het bestaan van een voorstel in kennis is gesteld, deelt de griffier het dossier van de procedure voor het Gerecht mede aan de leden van de kamer van heroverweging.

3.   De griffier stelt tevens het Gerecht, de verwijzende rechter, de partijen in het hoofdgeding, en de overige in artikel 62 bis, tweede alinea, van het Statuut bedoelde belanghebbenden van het bestaan van een voorstel tot heroverweging in kennis.

4.   Terstond na de ontvangst van het voorstel tot heroverweging wijst de president van het Hof de rechter-rapporteur onder de rechters van de kamer van heroverweging aan, op voorstel van de president van die kamer. De samenstelling van de rechtsprekende formatie wordt overeenkomstig artikel 28, lid 2, van dit Reglement bepaald op de datum van toewijzing van de zaak aan de rechter-rapporteur.

5.   Deze kamer beslist op voorstel van de rechter-rapporteur of de beslissing van het Gerecht moet worden heroverwogen. De beslissing tot heroverweging van de beslissing van het Gerecht vermeldt enkel de vragen die voorwerp van de heroverweging zijn.

6.   Het Gerecht en de verwijzende rechter, de partijen in het hoofdgeding alsook de overige in artikel 62 bis, tweede alinea, van het Statuut bedoelde belanghebbenden, worden aanstonds door de griffier in kennis gesteld van de beslissing van het Hof om de beslissing van het Gerecht al dan niet te heroverwegen.

7.   Een mededeling met vermelding van de datum van de beslissing tot heroverweging van de beslissing van het Gerecht en de vragen die voorwerp van de heroverweging zijn, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 195

Arrest ten gronde na de beslissing tot heroverweging

1.   De beslissing om een beslissing van het Gerecht te heroverwegen wordt aan de partijen en aan de overige in artikel 62 bis, tweede alinea, van het Statuut bedoelde belanghebbenden betekend. De betekening aan de lidstaten en aan de staten – niet zijnde lidstaten – die partij zijn bij de EER-Overeenkomst alsmede aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA gaat vergezeld van een vertaling van de beslissing van het Hof onder de voorwaarden genoemd in artikel 98 van dit Reglement. De beslissing van het Hof wordt voorts meegedeeld aan het Gerecht en in voorkomend geval aan de verwijzende rechter.

2.   Binnen een maand te rekenen vanaf de in lid 1 bedoelde betekening, kunnen de partijen en overige belanghebbenden aan wie de beslissing van het Hof is betekend, memories of schriftelijke opmerkingen neerleggen over de vragen waarop de heroverweging betrekking heeft.

3.   Zodra de beslissing tot heroverweging van een beslissing van het Gerecht is genomen, wijst de eerste advocaat-generaal de heroverweging toe aan een advocaat-generaal.

4.   De kamer van heroverweging doet uitspraak ten gronde, de advocaat-generaal gehoord.

5.   Zij kan evenwel het Hof verzoeken de zaak naar een grotere rechtsprekende formatie te verwijzen.

6.   Wanneer de beslissing van het Gerecht waarop de heroverweging betrekking heeft, krachtens artikel 256, lid 2, VWEU is vastgesteld, beslist het Hof over de kosten.

ZEVENDE TITEL

ADVIEZEN

Artikel 196

Schriftelijke behandeling

1.   Overeenkomstig artikel 218, lid 11, VWEU kan het verzoek om advies worden ingediend door een lidstaat, door het Europees Parlement, door de Raad of door de Europese Commissie.

2.   Een verzoek om advies kan betrekking hebben op zowel de verenigbaarheid van de voorgenomen overeenkomst met de bepalingen van de Verdragen als de bevoegdheid van de Unie of een van haar instellingen om deze overeenkomst te sluiten.

3.   Het wordt betekend aan de lidstaten en de in lid 1 bedoelde instellingen; de president bepaalt een termijn waarbinnen zij schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.

Artikel 197

Aanwijzing van de rechter-rapporteur en de advocaat-generaal

Terstond na de indiening van het verzoek wijst de president de rechter-rapporteur aan en wijst de eerste advocaat-generaal de zaak aan een advocaat-generaal toe.

Artikel 198

Pleitzitting

Het Hof kan beslissen dat de procedure voor hem ook een pleitzitting omvat.

Artikel 199

Termijn voor het uitbrengen van advies

Het Hof brengt zijn advies zo spoedig mogelijk uit, de advocaat-generaal gehoord.

Artikel 200

Uitspraak van het advies

Het advies, dat wordt ondertekend door de president, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen en de griffier, wordt ter openbare terechtzitting uitgebracht. Het wordt aan alle lidstaten en aan de in artikel 196, lid 1, bedoelde instellingen betekend.

ACHTSTE TITEL

BIJZONDERE PROCEDURES

Artikel 201

Beroep tegen de beslissingen van de Arbitragecommissie

1.   Het verzoekschrift waarbij het in artikel 18, tweede alinea, VEGA bedoelde beroep wordt ingesteld, bevat:

a)

de naam en de woonplaats van de verzoeker;

b)

de hoedanigheid van de ondertekenaar;

c)

de aanduiding van de bestreden beslissing van de Arbitragecommissie;

d)

de aanduiding van de tegenpartijen;

e)

de summiere uiteenzetting van de feiten;

f)

de aangevoerde middelen en conclusies alsmede een summiere uiteenzetting van deze middelen;

g)

de conclusies van de verzoeker.

2.   De bepalingen van de artikelen 119 en 121 van dit Reglement zijn van overeenkomstige toepassing op het verzoekschrift.

3.   Bij het beroep wordt voorts een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de bestreden beslissing overgelegd.

4.   Na de neerlegging van het verzoekschrift nodigt de griffier van het Hof de griffie van de Arbitragecommissie uit, het dossier van de zaak aan het Hof toe te zenden.

5.   De procedure wordt met toepassing van de artikelen 123 en 124 van dit Reglement voortgezet. Het Hof kan beslissen dat de procedure voor hem ook een pleitzitting omvat.

6.   Het Hof doet uitspraak bij arrest. In geval van vernietiging van de beslissing van de Arbitragecommissie, verwijst het de zaak zo nodig terug naar de Arbitragecommissie.

Artikel 202

Procedure bedoeld in artikel 103 VEGA

1.   In het geval bedoeld in artikel 103, derde alinea, VEGA wordt het verzoekschrift ingediend in vier voor eensluidend gewaarmerkte exemplaren. Het gaat vergezeld van het betrokken ontwerp-akkoord of de betrokken ontwerp-overeenkomst, van de opmerkingen die de Europese Commissie aan de belanghebbende lidstaat heeft gericht, alsmede van alle verdere bescheiden waarop een beroep wordt gedaan.

2.   Het verzoekschrift en de bijlagen worden betekend aan de Europese Commissie, die beschikt over een termijn van tien dagen te rekenen vanaf deze betekening om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Deze termijn kan door de president, de belanghebbende staat gehoord, worden verlengd.

3.   Na de neerlegging van deze opmerkingen, die aan de belanghebbende staat worden betekend, doet het Hof zo spoedig mogelijk uitspraak nadat het de advocaat-generaal en, indien zij daarom hebben verzocht, de belanghebbende staat en de Europese Commissie heeft gehoord.

Artikel 203

Procedures bedoeld in de artikelen 104 en 105 VEGA

De verzoekschriften bedoeld in de artikelen 104, derde alinea, en 105, tweede alinea, VEGA vallen onder de bepalingen van de titels II en IV van dit Reglement. Zij worden tevens betekend aan de staat waaronder de persoon of de onderneming tegen wie het verzoekschrift is gericht, ressorteert.

Artikel 204

Procedure bedoeld in artikel 111, lid 3, van de EER-Overeenkomst

1.   In het geval bedoeld in artikel 111, lid 3, van de EER-Overeenkomst, wordt de zaak bij het Hof aanhangig gemaakt door een verzoek dat wordt ingediend door de overeenkomstsluitende partijen die bij het geschil zijn betrokken. Het verzoek wordt betekend aan de andere overeenkomstsluitende partijen, aan de Europese Commissie, aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en, in voorkomend geval, aan de andere belanghebbenden aan wie een verzoek om een prejudiciële beslissing is betekend waarin dezelfde vraag van uitlegging van de regelgeving van de Unie wordt opgeworpen.

2.   De president stelt de overeenkomstsluitende partijen en de andere belanghebbenden aan wie het verzoek is betekend, een termijn waarbinnen zij schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.

3.   Het verzoek wordt ingediend in een van de talen genoemd in artikel 36 van dit Reglement. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing, evenals de bepalingen van artikel 98.

4.   Terstond na de indiening van het in lid 1 bedoelde verzoek wijst de president de rechter-rapporteur aan. De eerste advocaat-generaal wijst aanstonds daarna de zaak aan een advocaat-generaal toe.

5.   Het Hof geeft, de advocaat-generaal gehoord, een met redenen omklede beslissing op het verzoek.

6.   De beslissing van het Hof, die wordt ondertekend door de president, de rechters die aan de beraadslaging hebben deelgenomen en de griffier, wordt betekend aan de overeenkomstsluitende partijen en aan de andere in de leden 1 en 2 bedoelde belanghebbenden.

Artikel 205

Regeling van de geschillen bedoeld in artikel 35 VEU in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon

1.   Een geschil tussen lidstaten als bedoeld in artikel 35, lid 7, VEU in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, zoals gehandhaafd bij het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 36, wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoek van een partij bij het geschil. Het verzoek wordt betekend aan de andere lidstaten en aan de Europese Commissie.

2.   Een geschil tussen lidstaten en de Europese Commissie als bedoeld in artikel 35, lid 7, VEU in de versie die gold vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, zoals gehandhaafd bij het aan de Verdragen gehechte Protocol nr. 36, wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoek van een partij bij het geschil. Het verzoek wordt aan de andere lidstaten, aan de Raad en aan de Europese Commissie betekend, indien het door een lidstaat is ingediend. Het verzoek wordt betekend aan de lidstaten en aan de Raad, indien het door de Europese Commissie is ingediend.

3.   De president stelt de instellingen en de lidstaten aan wie het verzoek wordt betekend, een termijn waarbinnen zij schriftelijke opmerkingen kunnen indienen.

4.   Terstond na de indiening van het in de leden 1 en 2 bedoelde verzoek, wijst de president de rechter-rapporteur aan. Aanstonds daarna wijst de eerste advocaat-generaal het verzoek aan een advocaat-generaal toe.

5.   Het Hof kan beslissen dat de procedure voor hem ook een pleitzitting omvat.

6.   Nadat de advocaat-generaal conclusie heeft genomen, doet het Hof bij arrest uitspraak over het geschil.

7.   Dezelfde procedure als bedoeld in de vorige leden, is van toepassing wanneer bij een tussen de lidstaten gesloten overeenkomst aan het Hof de bevoegdheid is verleend uitspraak te doen in een geschil tussen lidstaten of tussen lidstaten en een instelling.

Artikel 206

Verzoeken bedoeld in artikel 269 VWEU

1.   In het geval bedoeld in artikel 269 VWEU wordt het verzoek ingediend in vier voor eensluidend gewaarmerkte exemplaren. Het gaat vergezeld van alle relevante stukken en in voorkomend geval van de krachtens artikel 7 VEU gemaakte opmerkingen en gedane aanbevelingen.

2.   Het verzoek en de bijlagen daarbij worden, naargelang het geval, betekend aan de Europese Raad of aan de Raad, die beschikt over een termijn van tien dagen te rekenen vanaf deze betekening om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Deze termijn wordt niet verlengd.

3.   Het verzoek en de bijlagen daarbij worden tevens meegedeeld aan de andere lidstaten dan de betrokken lidstaat, alsmede aan het Europees Parlement en aan de Europese Commissie.

4.   Na de neerlegging van de in lid 2 bedoelde opmerkingen, die aan de belanghebbende lidstaat en aan de in lid 3 bedoelde staten en instellingen worden betekend, doet het Hof uitspraak, de advocaat-generaal gehoord, binnen een maand te rekenen vanaf de neerlegging van het verzoek. Het Hof kan, hetzij op verzoek van de belanghebbende lidstaat, de Europese Raad of de Raad hetzij ambtshalve, beslissen dat de procedure voor hem ook een pleitzitting omvat waarvoor alle in dit artikel bedoelde staten en instellingen worden opgeroepen.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 207

Additioneel Reglement

Onverminderd de toepassing van artikel 253 VWEU, stelt het Hof, na raadpleging van de belanghebbende regeringen, ten behoeve van de eigen procesvoering een additioneel reglement vast, houdende bepalingen betreffende:

a)

de rogatoire commissies;

b)

de aanvragen voor rechtsbijstand;

c)

de aangifte, door het Hof, van schendingen van de eed van getuigen en deskundigen overeenkomstig artikel 30 van het Statuut.

Artikel 208

Uitvoeringsbepalingen

Het Hof kan bij afzonderlijke akte praktische uitvoeringsbepalingen voor dit Reglement voor de procesvoering vaststellen.

Artikel 209

Intrekking

Dit Reglement treedt in de plaats van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dat is vastgesteld op 19 juni 1991, zoals laatstelijk gewijzigd op 24 mei 2011 ( Publicatieblad van de Europese Unie, L 162 van 22 juni 2011, blz. 17).

Artikel 210

Bekendmaking en inwerkingtreding van dit Reglement

Dit Reglement, dat authentiek is in de talen bedoeld in artikel 36 van dit Reglement, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die van de bekendmaking ervan.

Vastgesteld te Luxemburg op 25 september 2012.

 


(1)  PB L 1 van 3 januari 1994, blz. 27.

(2)  PB 17 van 6 oktober 1958, blz. 385.