27.10.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 299/5


RICHTLIJN 2012/28/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2012

inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en de artikelen 62 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten gevestigd zijn, houden zich bezig met grootschalige digitalisering van hun verzamelingen of archieven om Europese digitale bibliotheken te kunnen oprichten. Zij dragen bij tot het behoud en de verspreiding van het Europese culturele erfgoed, dat tevens essentieel is voor de oprichting van Europese digitale bibliotheken, zoals Europeana. Technologieën voor het grootschalig digitaliseren van gedrukt materiaal en voor het zoeken en indexeren vergroten de onderzoekswaarde van de bibliotheekverzamelingen. De oprichting van grote onlinebibliotheken bevordert elektronische zoek- en opsporingsinstrumenten, wat nieuwe ontdekkingsbronnen oplevert voor onderzoekers en academici die anders genoegen zouden moeten nemen met meer traditionele en analoge zoekmethoden.

(2)

De noodzaak om het vrije verkeer van kennis en innovatie binnen de interne markt te bevorderen, vormt een belangrijk onderdeel van de Europa 2020-strategie, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie, getiteld "Europa 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei", die als een van de vlaggenschipinitiatieven van deze strategie de ontwikkeling van een digitale agenda voor Europa omvat.

(3)

Het invoeren van een rechtskader om de digitalisering en verspreiding te vergemakkelijken van werken en ander, door het auteursrecht of naburige rechten beschermd materiaal, waarvan de rechthebbende niet is geïdentificeerd of waarvan de rechthebbende, zelfs indien hij wel is geïdentificeerd, niet is opgespoord - de zogeheten verweesde werken - is een van de voornaamste actiepunten van de digitale agenda voor Europa, zoals vermeld in de mededeling van de Commissie, getiteld "Een digitale agenda voor Europa". Deze richtlijn is gericht op het specifieke probleem van de wettelijke bepaling van de status van verweesd werk en de gevolgen daarvan wat betreft de toegestane gebruikers en toegestane gebruikswijzen van als verweesde werken beschouwde werken of fonogrammen.

(4)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan specifieke oplossingen die in de lidstaten worden ontwikkeld voor het aanpakken van kwesties inzake digitalisering op grote schaal, zoals in het geval van werken die niet meer in de handel zijn. Bij dergelijke oplossingen wordt rekening gehouden met de specifieke kenmerken van verschillende soorten inhoud en de verschillende gebruikers en uitgegaan van de instemming van de betrokken belanghebbenden. Deze benadering werd ook gevolgd in het memorandum van overeenstemming inzake de digitalisering en de beschikbaarstelling van werken die niet meer in de handel zijn, dat op 20 september 2011 werd ondertekend door vertegenwoordigers van Europese bibliotheken, auteurs, uitgevers en organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in aanwezigheid van de Commissie. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan dat memorandum van overeenstemming, waarin de lidstaten en de Commissie worden opgeroepen ervoor te zorgen dat vrijwillig gesloten overeenkomsten tussen de gebruikers, rechthebbenden en organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer om het gebruik van werken die niet meer in de handel zijn te licentiëren op basis van de daarin vastgelegde beginselen, de vereiste rechtszekerheid genieten in een nationale en grensoverschrijdende context.

(5)

Het auteursrecht is de economische basis voor de creatieve sector, aangezien het zowel bevorderlijk is voor innovatie en creatie als voor investeringen en productie. De grootschalige digitalisering en verspreiding van werken is daardoor een middel om het cultureel erfgoed van Europa te beschermen. Het auteursrecht is een belangrijk middel om ervoor te zorgen dat de creatieve sector beloond wordt voor zijn werk.

(6)

De exclusieve rechten van rechthebbenden inzake reproductie van hun werken en ander beschermd materiaal en inzake beschikbaarstelling ervan voor het publiek, zoals geharmoniseerd bij Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (3), vereisende toestemming van de rechthebbenden voorafgaand aan de digitalisering en de beschikbaarstelling voor het publiek van een werk of ander beschermd materiaal.

(7)

Voor verweesde werken is het niet mogelijk om dergelijke voorafgaande toestemming te verkrijgen voor handelingen van reproductie of beschikbaarstelling voor het publiek.

(8)

Uiteenlopende benaderingen in de lidstaten van de erkenning van de status van verweesd werk kunnen de werking van de interne markt alsook het gebruik van en de grensoverschrijdende toegang tot verweesde werken belemmeren. Dergelijke uiteenlopende benaderingen kunnen ook leiden tot beperkingen van het vrije verkeer van goederen en diensten die culturele inhoud hebben. Daarom is het verzekeren van de wederzijdse erkenning van een dergelijke status aangewezen, omdat dit verweesde werken in alle lidstaten toegankelijk zal maken.

(9)

In het bijzonder is een gemeenschappelijke benadering om de status van verweesd werk en de toegestane gebruikswijzen van verweesde werken te bepalen nodig om rechtszekerheid op de interne markt te garanderen met betrekking tot het gebruik van verweesde werken door publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook door archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties.

(10)

Cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen die zijn opgenomen in de archieven van publieke omroeporganisaties en die door hen zijn geproduceerd, omvatten verweesde werken. Rekening houdend met de bijzondere positie van omroeporganisaties als producenten van fonogrammen en audiovisueel materiaal en de noodzaak om maatregelen te nemen om het fenomeen van verweesde werken in de toekomst te beperken, is het aangewezen een einddatum te bepalen voor de toepassing van deze richtlijn op werken en fonogrammen in de archieven van omroeporganisaties.

(11)

Cinematografische en audiovisuele werken en fonogrammen die zijn opgenomen in de archieven van publieke omroeporganisaties en die door hen zijn geproduceerd, dienen voor de doelstellingen van deze richtlijn te worden geacht cinematografische en audiovisuele werken en fonogrammen te omvatten die op verzoek van omroeporganisaties zijn vervaardigd voor de exclusieve exploitatie door hen of andere coproducerende publieke omroeporganisaties. Cinematografische en audiovisuele werken en fonogrammen die zijn opgenomen in de archieven van publieke omroeporganisaties en die niet door omroeporganisaties geproduceerd of op hun verzoek vervaardigd zijn, maar wel door deze organisaties gebruikt mogen worden krachtens een licentieovereenkomst, dienen niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn te vallen.

(12)

Volgens de internationale geplogenheden dient deze richtlijn enkel van toepassing te zijn op werken en fonogrammen die voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat zijn gepubliceerd of, als ze niet zijn gepubliceerd, voor het eerst op het grondgebied van een lidstaat zijn uitgezonden of, als ze niet zijn gepubliceerd of uitgezonden, met de toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt door de begunstigden van deze richtlijn. In het laatste geval dient deze richtlijn slechts van toepassing te zijn mits redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de rechthebbenden zich niet tegen het bij deze richtlijn toegestane gebruik zouden verzetten.

(13)

Voordat een werk of fonogram als een verweesd werk kan worden beschouwd, moet te goeder trouw zorgvuldig naar de rechthebbenden van het werk of fonogram worden gezocht, met inbegrip van de rechthebbenden van werken die en ander beschermd materiaal dat in het werk of fonogram opgenomen of verwerkt zijn. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om te bepalen dat een zorgvuldig onderzoek door de in deze richtlijn bedoelde organisaties of door andere organisaties kan worden uitgevoerd. Zulke andere organisaties mogen kosten rekenen voor het uitvoeren van een dergelijke zorgvuldige zoektocht.

(14)

Het is aangewezen om te voorzien in een geharmoniseerde aanpak voor dergelijk zorgvuldig onderzoek om een hoog niveau van bescherming van auteursrecht en naburige rechten in de Unie te waarborgen. Een zorgvuldig onderzoek moet de raadpleging omvatten van bronnen die informatie verschaffen over de werken en ander beschermd materiaal zoals overeenkomstig deze richtlijn bepaald door de lidstaat waar zorgvuldig moet worden gezocht. De lidstaten kunnen daarvoor verwijzen naar de richtsnoeren voor zorgvuldig onderzoek die overeengekomen zijn in de context van de werkgroep op hoog niveau voor digitale bibliotheken die is opgericht als onderdeel van het i2010-initiatief voor digitale bibliotheken.

(15)

Om overlapping van zoekinspanningen te voorkomen, dient een zorgvuldig onderzoek alleen plaats te vinden in de lidstaat waar het werk of fonogram voor het eerst is gepubliceerd of, als het niet is gepubliceerd, daar waar het voor het eerst is uitgezonden. Het zorgvuldig onderzoek voor wat betreft cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft, dient in die lidstaat uitgevoerd te worden. In het geval van cinematografische of audiovisuele werken die zijn gecoproduceerd door in verschillende lidstaten gevestigde producenten, dient het zorgvuldig onderzoek in al die lidstaten te gebeuren. Wat betreft werken en fonogrammen die gepubliceerd noch uitgezonden zijn maar door de begunstigden van deze richtlijn met de toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, dient het zorgvuldig onderzoek te worden uitgevoerd in de lidstaat waar de organisatie is gevestigd die het werk of fonogram met de toestemming van de rechthebbende voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt. Zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbenden van werken die en ander beschermd materiaal dat in een werk of fonogram opgenomen of verwerkt zijn (is), moet worden uitgevoerd in de lidstaat waar zorgvuldig wordt gezocht naar het werk of fonogram waarin het opgenomen of verwerkte werk of ander beschermd materiaal voorkomt. Ook informatiebronnen die in andere landen beschikbaar zijn moeten worden geraadpleegd indien er aanwijzingen zijn dat er in die andere landen relevante informatie over de rechthebbenden te vinden is. Het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek kan diverse soorten informatie opleveren, zoals documentatie met betrekking tot het onderzoek en het resultaat van het onderzoek. De documentatie met betrekking tot het onderzoek dient te worden bijgehouden zodat de desbetreffende organisaties kunnen aantonen dat het onderzoek zorgvuldig was.

(16)

De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de betreffende organisaties documentatie bijhouden met betrekking tot de door hen uitgevoerde zorgvuldige onderzoeken, en dat de resultaten van dergelijke onderzoeken - met name bestaande uit de bevinding dat een werk of fonogram als een verweesd werk in de zin van deze richtlijn moet worden beschouwd - alsook informatie over de verandering van status en over het gebruik dat deze organisaties van verweesde werken maken, worden verzameld en voor het brede publiek beschikbaar worden gesteld, in het bijzonder door het vastleggen van de relevante informatie in een onlinedatabank. Met name gelet op de pan-Europese dimensie en om overlapping van inspanningen te voorkomen, verdient het aanbeveling te voorzien in de oprichting van één onlinedatabank voor de Unie die dergelijke informatie bevat en te voorzien in het op een transparante wijze aan het brede publiek beschikbaar stellen daarvan. Dit stelt zowel de organisaties die het zorgvuldige onderzoek uitvoeren als de rechthebbenden in staat om gemakkelijk toegang te krijgen tot deze informatie. De databank kan ook een belangrijke rol spelen om mogelijke inbreuken op het auteursrecht te voorkomen en te beëindigen, met name in het geval van veranderingen in de status van werken en fonogrammen als verweesd werk. Krachtens Verordening (EU) nr. 386/2012 (4), wordt het Harmonisatiebureau voor de interne markt ("het Harmonisatiebureau") belast met bepaalde taken en activiteiten, die het met behulp van de eigen begrotingsmiddelen moet financieren, met als doel de activiteiten van nationale overheden, het private bedrijfsleven en de instellingen van de Unie te faciliteren en te ondersteunen in de strijd tegen, met inbegrip van de preventie van, inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten.

Overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder g), van die verordening omvatten die taken het aanbrengen van mechanismen voor het helpen verbeteren van uitwisseling van relevante informatie online tussen de betrokken autoriteiten van de lidstaten, en het bevorderen van samenwerking tussen deze autoriteiten. Het verdient daarom aanbeveling om de oprichting en het beheer van een Europese databank die gegevens bevat over de verweesde werken in de zin van deze richtlijn, neer te leggen bij het Harmonisatiebureau.

(17)

Er kunnen verschillende rechthebbenden voor een bepaald werk of fonogram zijn, en werken en fonogrammen zelf kunnen andere werken of beschermd materiaal omvatten. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de rechten van geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden. Indien ten minste één rechthebbende geïdentificeerd en opgespoord is, mag een werk of fonogram niet als verweesd worden beschouwd. De begunstigden van deze richtlijn zouden een werk of fonogram waarvan een of meer van de rechthebbenden niet geïdentificeerd of opgespoord zijn, alleen mogen gebruiken als zij van de geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden, met inbegrip van de rechthebbenden van werken die en ander beschermd materiaal dat in de werken of fonogrammen opgenomen of verwerkt zijn (is), toestemming hebben voor de respectievelijk onder de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG vallende handelingen van reproductie of beschikbaarstelling voor het publiek. De geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden kunnen deze toestemming alleen verlenen voor de rechten waarover zijzelf beschikken - hetzij omdat het hun eigen rechten zijn, hetzij omdat ze aan hen zijn overgedragen -, en dienen niet de mogelijkheid te hebben om uit hoofde van deze richtlijn toestemming te geven voor gebruik namens rechthebbenden die niet geïdentificeerd en opgespoord zijn. Evenzo kan het rechtmatig gebruik van het werk of fonogram door begunstigden, indien voorheen niet-geïdentificeerde of niet-opgespoorde rechthebbenden zich aanmelden om hun rechten op het werk of fonogram te claimen, enkel worden voortgezet als deze rechthebbenden daarvoor toestemming geven overeenkomstig Richtlijn 2001/29/EG met betrekking tot de rechten waarover zij beschikken.

(18)

Rechthebbenden dienen het recht te hebben om de status van verweesd werk te beëindigen in het geval dat zij zich melden om hun rechten op het werk of ander beschermd materiaal te claimen. Rechthebbenden die de status van een werk of ander beschermd materiaal als verweesd werk beëindigen, dienen voor het gebruik dat uit hoofde van deze richtlijn van hun werken of ander beschermd materiaal is gemaakt, een billijke compensatie te krijgen, welke dient te worden bepaald door de lidstaat waar de organisatie die een verweesd werk gebruikt, gevestigd is. Het moet de lidstaten vrijstaan de omstandigheden te bepalen waaronder de betaling van een dergelijke compensatie kan worden georganiseerd, met inbegrip van het tijdstip waarop de betaling verschuldigd is. Ten behoeve van het bepalen van de mogelijke hoogte van de billijke compensatie moet naar behoren rekening worden gehouden met onder andere de doelstellingen van de lidstaten ter bevordering van culturele activiteiten, het niet-commerciële karakter van het gebruik door de organisaties in kwestie om taken van openbaar belang te vervullen - zoals het bevorderen van leren en cultuurverspreiding -, en de eventuele schade voor de rechthebbenden.

(19)

Indien een werk of fonogram na een onderzoek dat niet zorgvuldig is uitgevoerd, ten onrechte als verweesd is beschouwd, blijven de in de wetgeving van de lidstaten opgenomen rechtsmiddelen tegen inbreuken op het auteursrecht openstaan, als voorzien in overeenstemming met de desbetreffende nationale voorschriften en het recht van de Unie.

(20)

Om leren en de verspreiding van cultuur te bevorderen, dienen de lidstaten te voorzien in een uitzondering of een beperking in aanvulling op die waarin artikel 5 van Richtlijn 2001/29/EG voorziet. Deze uitzondering of beperking dient bepaalde organisaties, als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder c), van Richtlijn 2001/29/EG en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die geen winstoogmerk hebben, alsook publieke omroeporganisaties toe te staan verweesde werken te reproduceren en voor het publiek beschikbaar te stellen, in de zin van die richtlijn, op voorwaarde dat dergelijk gebruik dienstig is om hun taken van openbaar belang te vervullen, in het bijzonder het behouden van, het restaureren van en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot hun verzamelingen, met inbegrip van hun digitale verzamelingen. Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed worden verstaan: organisaties die door de lidstaten zijn aangewezen voor het verzamelen, catalogiseren, behouden en restaureren van films en andere audiovisuele werken of fonogrammen die deel uitmaken van hun cultureel erfgoed. Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder publieke omroeporganisaties worden verstaan: omroeporganisaties die een taak van openbaar belang uitvoeren, zoals die door elke lidstaat is toegekend, omschreven en georganiseerd. De bij deze richtlijn vastgestelde beperking of restrictie om het gebruik van verweesde werken toe te staan doet geen afbreuk aan de beperkingen en restricties van artikel 5 van Richtlijn 2001/29/EG. Zij kan slechts in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of ander beschermd materiaal en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.

(21)

Om de digitalisering te stimuleren dient het aan de begunstigden van deze richtlijn te worden toegestaan om met betrekking tot hun gebruik van verweesde werken overeenkomstig deze richtlijn inkomsten te genereren om taken van openbaar belang te vervullen, ook in de context van publiek-private samenwerkingsovereenkomsten.

(22)

Contractuele regelingen kunnen een rol spelen bij het bevorderen van de digitalisering van het Europese culturele erfgoed, met dien verstande dat voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties de mogelijkheid dienen te hebben om overeenkomsten met commerciële partners te sluiten voor de digitalisering en de beschikbaarstelling voor het publiek van verweesde werken om de krachtens deze richtlijn toegestane gebruikswijzen toe te passen. Deze regelingen kunnen financiële bijdragen van dergelijke partners betreffen. In dergelijke overeenkomsten mogen aan de begunstigden van deze richtlijn geen beperkingen worden opgelegd inzake hun gebruik van verweesde werken, en aan de commerciële partner geen rechten worden verleend om de verweesde werken te gebruiken, of het gebruik ervan te controleren.

(23)

Om de toegang van burgers van de Unie tot het Europese culturele erfgoed aan te moedigen, moet er tevens voor worden gezorgd dat verweesde werken die in een lidstaat zijn gedigitaliseerd en voor het publiek beschikbaar zijn gesteld, ook in andere lidstaten voor het publiek beschikbaar kunnen worden gesteld. Voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en, musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties die een verweesd werk gebruiken om hun taken van openbaar belang te vervullen, dienen de mogelijkheid te hebben om het verweesd werk in andere lidstaten voor het publiek beschikbaar te stellen.

(24)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de regelingen van de lidstaten inzake het beheer van rechten, zoals verruimde collectieve licenties, wettelijke vermoedens van vertegenwoordiging of overdracht, collectief beheer of soortgelijke regelingen of een combinatie van deze elementen, inclusief voor grootschalige digitalisering.

(25)

Omdat de doelstelling van deze richtlijn, namelijk zorg dragen voor rechtszekerheid met betrekking tot het gebruik van verweesde werken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en omwille van de behoefte aan eenvormigheid van de regels inzake het gebruik van verweesde werken dus beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn betreft bepaalde wijzen waarop gebruik wordt gemaakt van verweesde werken door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten gevestigd zijn, om taken van openbaar belang te vervullen.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op:

a)

werken welke in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander geschrift zijn gepubliceerd en zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed;

b)

cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed, en

c)

cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke tot en met 31 december 2002 door publieke omroeporganisaties zijn geproduceerd en opgenomen in hun archieven,

en die door het auteursrecht of naburige rechten worden beschermd en voor het eerst in een lidstaat zijn gepubliceerd of, als ze niet zijn gepubliceerd, voor het eerst in een lidstaat zijn uitgezonden.

3.   Deze richtlijn is ook van toepassing op de in lid 2 bedoelde werken en fonogrammen die nooit gepubliceerd of uitgezonden zijn maar door de in lid 1 bedoelde organisaties met toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, mits redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de rechthebbenden zich niet tegen de in artikel 6 bedoelde gebruikswijzen zouden verzetten. De lidstaten kunnen de toepassing van dit lid beperken tot werken en fonogrammen die vóór 29 oktober 2014 bij deze organisaties zijn gedeponeerd.

4.   Deze richtlijn is ook van toepassing op werken en ander beschermd materiaal die zijn opgenomen of zijn verwerkt in, of een integrerend deel uitmaken, van de in de leden 2 en 3 bedoelde werken en fonogrammen.

5.   Deze richtlijn laat regelingen betreffende het beheer van rechten op nationaal niveau onverlet.

Artikel 2

Verweesde werken

1.   Een werk of een fonogram wordt als een verweesd werk beschouwd indien geen van de rechthebbenden van dat werk of fonogram is geïdentificeerd, of zelfs indien één of meer rechthebbenden wel zijn geïdentificeerd, geen ervan is opgespoord ondanks een zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbenden is uitgevoerd en is gedocumenteerd overeenkomstig artikel 3.

2.   Indien er meer dan één rechthebbende voor een werk of fonogram is, en niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd of, indien zij wel zijn geïdentificeerd, zijn opgespoord nadat een zorgvuldig onderzoek overeenkomstig artikel 3 is uitgevoerd en is gedocumenteerd, kan het werk of fonogram overeenkomstig deze richtlijn worden gebruikt, mits de rechthebbenden die zijn geïdentificeerd en opgespoord, met betrekking tot de rechten waarover zij beschikken, de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties toestemming hebben verleend voor de respectievelijk onder de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG vallende handelingen van reproductie en beschikbaarstelling voor het publiek.

3.   Lid 2 laat de rechten van geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden op het werk of fonogram onverlet.

4.   Artikel 5 is mutatis mutandis van toepassing op de rechthebbenden van de in lid 2 bedoelde werken die niet zijn geïdentificeerd en opgespoord.

5.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan nationale bepalingen inzake anonieme of pseudonieme werken.

Artikel 3

Zorgvuldig onderzoek

1.   Om uit te kunnen maken of een werk of fonogram een verweesd werk is, zorgen de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties ervoor dat voor elk werk of ander beschermd materiaal te goeder trouw een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd wordt door de geschikte bronnen voor de desbetreffende categorie van werken en ander beschermd materiaal te raadplegen. Het zorgvuldig onderzoek dient voorafgaand aan het gebruik van het werk of fonogram plaats te vinden.

2.   De bronnen die voor elke categorie van werken of fonogrammen in kwestie geschikt zijn, worden door elke lidstaat in overleg met rechthebbenden en gebruikers bepaald, en omvatten ten minste de in de bijlage opgesomde relevante bronnen.

3.   Een zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat van de eerste publicatie of, bij afwezigheid van publicatie, de eerste uitzending, behalve ingeval van cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft, in welk geval het zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft.

In het in artikel 1, lid 3, genoemde geval wordt het zorgvuldig onderzoek uitgevoerd in de lidstaat waar de organisatie is gevestigd die het werk of fonogram met de toestemming van de rechthebbende voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt.

4.   Indien er aanwijzingen zijn dat er in andere landen relevante informatie over de rechthebbenden te vinden is, dienen ook in die andere landen beschikbare informatiebronnen te worden geraadpleegd.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties documentatie met betrekking tot hun zorgvuldige onderzoeken bijhouden, en dat deze organisaties de bevoegde nationale autoriteiten de volgende informatie verstrekken:

a)

de resultaten van het zorgvuldige onderzoek dat deze organisaties hebben verricht en die tot de conclusie hebben geleid dat een werk of een fonogram als verweesd dient te worden beschouwd;

b)

het gebruik dat de organisaties overeenkomstig deze richtlijn van verweesde werken maken;

c)

elke wijziging, overeenkomstig artikel 5, van de status van verweesd werk van werken en fonogrammen die de organisaties gebruiken;

d)

de relevante contactgegevens van de betrokken organisatie.

6.   De lidstaten treffen de noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de in lid 5 bedoelde informatie wordt opgeslagen in één voor het publiek toegankelijke onlinedatabank die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 386/2012 door het Harmonisatiebureau voor de interne markt ("het Harmonisatiebureau") wordt opgericht en beheerd. Daartoe geven zij deze informatie onverwijld door aan het Harmonisatiebureau zodra zij die van de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties ontvangen.

Artikel 4

Wederzijdse erkenning van de status van verweesd werk

Een werk of fonogram dat overeenkomstig artikel 2 in een lidstaat als een verweesd werk wordt beschouwd, wordt in alle lidstaten als een verweesd werk beschouwd. Dat werk of fonogram kan overeenkomstig deze richtlijn in alle lidstaten gebruikt en toegankelijk gesteld worden. Dit geldt ook voor werken en fonogrammen als bedoeld in artikel 2, lid 2, voor zover het de rechten van niet-geïdentificeerde of niet-opgespoorde rechthebbenden betreft.

Artikel 5

Einde van de status van verweesd werk

De lidstaten zorgen ervoor dat een rechthebbende van een als verweesd werk beschouwd werk of fonogram te allen tijde de mogelijkheid heeft de status van verweesd werk te beëindigen, voor zover het zijn rechten betreft.

Artikel 6

Toegestane gebruikswijzen van verweesde werken

1.   De lidstaten voorzien in een uitzondering op of een beperking van de rechten aangaande reproductie en de rechten inzake beschikbaarstelling voor het publiek als bedoeld in respectievelijk de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG om ervoor te zorgen dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties de toestemming hebben om in hun verzamelingen voorkomende verweesde werken op een van de volgende wijzen te gebruiken:

a)

beschikbaarstelling voor het publiek van het verweesde werk in de zin van artikel 3 van Richtlijn 2001/29/EG;

b)

handelingen van reproductie in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2001/29/EG, met als doel het digitaliseren, beschikbaar stellen, indexeren, catalogiseren, behouden of restaureren.

2.   De in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties gebruiken een verweesd werk overeenkomstig lid 1 van dit artikel enkel om taken van openbaar belang te vervullen, in het bijzonder het behouden van, het restaureren van en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot werken en fonogrammen die in hun verzameling zijn opgenomen. De organisaties mogen inkomsten genereren uit zulke gebruikswijzen, maar uitsluitend ter vergoeding van hun kosten voor de digitalisering van verweesde werken en de beschikbaarstelling voor het publiek ervan.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties bij elk gebruik van een verweesd werk de naam van de geïdentificeerde auteurs en andere rechthebbenden vermelden.

4.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de contractvrijheid van dergelijke organisaties bij het vervullen van hun taken van openbaar belang, in het bijzonder wat betreft het sluiten van overeenkomsten in het kader van publiek-private samenwerking.

5.   De lidstaten bepalen dat aan rechthebbenden die de status van hun werken of ander beschermd materiaal als verweesd werk beëindigen, een billijke compensatie verschuldigd is voor het gebruik dat de in artikel 1, lid 1, bedoelde organisaties overeenkomstig lid 1 van dit artikel van dergelijke werken en ander beschermd materiaal hebben gemaakt. Het staat de lidstaten vrij de omstandigheden te bepalen waaronder de betaling van een dergelijke compensatie kan worden georganiseerd. De hoogte van de compensatie wordt, binnen de door het Unierecht gestelde grenzen, bepaald door de wetgeving van de lidstaat waar de organisatie die het verweesde werk in kwestie gebruikt, gevestigd is.

Artikel 7

Voortgezette toepassing van andere wettelijke bepalingen

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan bepalingen betreffende met name octrooirechten, handelsmerken, rechten inzake tekeningen of modellen, gebruiksmodellen, de topografieën van halfgeleiderproducten, lettertypes, voorwaardelijke toegang, toegang tot de kabel van omroepdiensten, de bescherming van nationaal bezit, vereisten inzake wettelijk depot, beperkende praktijken en oneerlijke concurrentie, handelsgeheimen, veiligheid, vertrouwelijkheid, gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer, toegang tot overheidsdocumenten, het overeenkomstenrecht en regels inzake persvrijheid en vrijheid van meningsuiting in de media.

Artikel 8

Toepassing in de tijd

1.   Deze richtlijn is van toepassing op alle in artikel 1 bedoelde werken en fonogrammen die op 29 oktober 2014 of daarna door de wetgeving van de lidstaten op het gebied van auteursrecht worden beschermd.

2.   Deze richtlijn laat alle vóór 29 oktober 2014 verrichte handelingen en verkregen rechten onverlet.

Artikel 9

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 29 oktober 2014 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor dergelijke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 10

Herzieningsclausule

De Commissie ziet nauwlettend toe op de ontwikkeling van de informatiebronnen over rechten en dient uiterlijk 29 oktober 2015, en daarna jaarlijks, een verslag in betreffende de mogelijke opname in het toepassingsgebied van deze richtlijn van uitgevers en van werken of ander beschermd materiaal die momenteel niet onder het toepassingsgebied vallen, in het bijzonder losstaande foto's en andere beelden.

Uiterlijk 29 oktober 2015 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze richtlijn in het licht van de ontwikkeling van digitale bibliotheken.

Indien nodig, in het bijzonder met het oog op de goede werking van de interne markt, dient de Commissie voorstellen tot wijziging van deze richtlijn in.

Een lidstaat die gegronde redenen heeft voor de opvatting dat de tenuitvoerlegging van deze richtlijn een van de in artikel 1, lid 5, bedoelde nationale regelingen betreffende het beheer van rechten belemmert, kan de zaak samen met al het relevante bewijs onder de aandacht van de Commissie brengen. De Commissie houdt met dergelijk bewijs rekening wanneer zij het in het tweede lid van dit artikel bedoelde verslag opstelt en beoordeelt of het nodig is voorstellen tot wijziging van deze richtlijn in te dienen.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 12

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  PB C 376 van 22.12.2011, blz. 66.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2012 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 4 oktober 2012.

(3)  PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10.

(4)  Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot toewijzing aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken die verband houden met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de vergadering van vertegenwoordigers van de publieke en private sector als Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1).


BIJLAGE

De in artikel 3, lid 2, bedoelde bronnen zijn onder andere:

1.

Voor gepubliceerde boeken:

a)

het wettelijk depot, bibliotheekcatalogi en door bibliotheken en andere instellingen bijgehouden trefwoordenlijsten;

b)

de verenigingen van uitgevers en auteurs in het betrokken land;

c)

bestaande databanken en registers, Watch (Writers, Artists and their Copyright Holders - schrijvers, artiesten en hun houders van auteursrechten), het ISBN (International Standard Book Number - internationaal standaardboeknummer) en databanken die in druk verschenen boeken catalogiseren;

d)

de databanken van de desbetreffende maatschappijen voor collectief auteursrechtenbeheer, organisaties die reproductierechten beheren in het bijzonder;

e)

bronnen die verscheidene databanken en registers omvatten, met inbegrip van VIAF (Virtual International Authority Files - virtuele internationale trefwoordenlijsten) en Arrow (Accessible Registries of Rights Information and Orphan Works - toegankelijke registers van informatie over rechten en verweesde werken).

2.

Voor kranten, magazines, dagbladen en tijdschriften:

a)

de ISSN (International Standard Serial Number - internationaal standaardnummer voor seriële publicaties) voor periodieke publicaties;

b)

indexen en catalogussen van bibliotheekcollecties en verzamelingen;

c)

het wettelijk depot;

d)

de verenigingen van uitgevers en de verenigingen van auteurs en journalisten in het betrokken land;

e)

de databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren.

3.

Voor visuele werken, met inbegrip van kunstvoorwerpen, fotografie, illustraties, vormgeving, architectuur, schetsen van de laatstgenoemde werken en andere dergelijke werken die opgenomen zijn in boeken, dagbladen, kranten en tijdschriften of andere werken:

a)

de in de punten 1 en 2 bedoelde bronnen;

b)

de databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, voor visuele kunsten in het bijzonder en met inbegrip van organisaties die reproductierechten beheren;

c)

waar van toepassing, de databanken van fotoagentschappen.

4.

Voor audiovisuele werken en fonogrammen:

a)

het wettelijk depot;

b)

de verenigingen van producenten in het betrokken land;

c)

databanken van instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed en nationale bibliotheken;

d)

databanken met desbetreffende standaarden en identificatiecodes zoals ISAN (International Standard Audiovisual Number - internationaal standaardnummer voor audiovisueel materiaal) voor audiovisueel materiaal, ISWC (International Standard Music Work Code - internationale standaardcode voor muziekwerken) voor muziekwerken en ISRC (International Standard Recording Code - internationale standaardcode voor geluidsopnamen) voor fonogrammen;

e)

de databanken van de desbetreffende organisaties voor collectief auteursrechtenbeheer, in het bijzonder voor auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en audiovisuele producenten;

f)

de aftiteling/medewerkerslijst en andere informatie op de verpakking van het werk;

g)

databanken van andere relevante verenigingen die een specifieke categorie van rechthebbenden vertegenwoordigen.