22.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 398/1


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 20 december 2012

betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren

2012/C 398/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De validatie van leerresultaten, namelijk kennis, vaardigheden en competenties die door niet-formeel en informeel leren zijn verworven, kan een belangrijke rol spelen bij het verhogen van de inzetbaarheid en mobiliteit, evenals bij het verbeteren van de motivatie voor een leven lang leren, met name onder sociaal-economisch achtergestelde of laaggekwalificeerde groepen mensen.

(2)

Nu de Europese Unie wordt geconfronteerd met een ernstige economische crisis die heeft geleid tot een stijgende werkloosheid, vooral onder jongeren, en nu de bevolking vergrijst, kan de validatie van relevante kennis, vaardigheden en competenties een nog waardevoller bijdrage leveren tot het verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt, het stimuleren van de mobiliteit en de bevordering van het concurrentievermogen en de economische groei.

(3)

Werkgeversorganisaties, individuele werkgevers, vakbonden, brancheverenigingen, kamers van koophandel, beroepsorganisaties, nationale entiteiten die betrokken zijn bij de erkenningsprocedure voor beroepskwalificaties en bij de evaluatie en certificering van leerresultaten, diensten voor arbeidsvoorziening, jongerenorganisaties, jongerenwerkers, aanbieders van onderwijs en opleidingen alsmede maatschappelijke organisaties zijn allemaal belangrijke belanghebbenden die een aanzienlijke rol hebben te vervullen bij het aanbieden van niet-formele en informele leermogelijkheden en daaropvolgende validatieprocedures.

(4)

In de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei wordt opgeroepen tot de ontwikkeling van kennis, vaardigheden en competenties om economische groei en werkgelegenheid te verwezenlijken; in de bijbehorende vlaggenschipinitiatieven Jeugd in beweging en de Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen ligt de nadruk op de behoefte aan flexibelere leertrajecten die de toegang tot en de vooruitgang op de arbeidsmarkt kunnen verbeteren, de overgang tussen de werk- en leerfasen kunnen vergemakkelijken en de validatie van niet-formeel en informeel leren kunnen stimuleren.

(5)

In de Conclusies van de Raad van 12 mei 2009 betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) (1) is erop gewezen dat een leven lang leren moet worden beschouwd als een beginsel dat ten grondslag ligt aan het gehele kader, dat zo is ontworpen dat het betrekking heeft op leren in alle contexten, zowel formeel, niet-formeel als informeel.

(6)

In de EU-strategie voor jongeren — Investeringen en empowerment. Een vernieuwde open coördinatiemethode om op de uitdagingen en kansen voor jongeren in te spelen van 2009 werd aangedrongen op een betere erkenning voor jongeren van vaardigheden die zijn verworven door niet-formeel leren en daarbij werd de noodzaak onderstreept van een volledig gebruik van de op EU-niveau vastgestelde instrumenten voor de validatie van kennis, vaardigheden en competenties voor de erkenning van kwalificaties. De strategie werd ondersteund door de resolutie van de Raad van 27 november 2009 over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (2).

(7)

In het communiqué van Brugge van december 2010 hebben de Europese ministers van Beroepsonderwijs en -opleiding, de Europese sociale partners en de Europese Commissie verklaard dat de deelnemende landen een begin moeten maken met de ontwikkeling, uiterlijk in 2015, van nationale procedures voor de erkenning en validatie van niet-formeel en informeel leren, zo nodig ondersteund door nationale kwalificatiekaders.

(8)

In het Communiqué van de Conferentie van Europese ministers bevoegd voor hoger onderwijs, gehouden in Leuven en Louvain-la-Neuve, op 28 en 29 april 2009, wordt benadrukt dat beleid voor een leven lang leren pas succes heeft als het basisbeginselen en -procedures omvat voor de erkenning van eerdere leeractiviteiten op basis van leerresultaten, terwijl de Raad in zijn conclusies van 28 november 2011 over de modernisering van het hoger onderwijs (3) de lidstaten heeft opgeroepen duidelijke trajecten vanuit het beroeps- en andersoortig onderwijs naar hoger onderwijs te ontwikkelen, alsmede mechanismen voor de erkenning van buiten formeel onderwijs en formele opleiding verworven leerresultaten en opgedane ervaringen.

(9)

In de resolutie van 28 november 2011 betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie (4) definieerde de Raad als een van de prioriteitsgebieden voor de periode 2012-2014 de invoering van volledig operationele systemen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren en het bevorderen van het gebruik ervan door volwassenen van alle leeftijden en op alle kwalificatieniveaus, alsook door ondernemingen en andere organisaties.

(10)

In de resolutie van de Raad van 19 december 2002 over de bevordering van intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding (5) en in de verklaring van Kopenhagen van 30 november 2002 werd gevraagd om de ontwikkeling van een reeks gemeenschappelijke beginselen inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren.

(11)

In de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 18 mei 2004 werd gepleit voor gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren.

(12)

Sinds 2004 wordt regelmatig een Europese inventaris inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren gepubliceerd, met actuele informatie over de huidige validatiepraktijken in Europese landen, en in 2009 zijn Europese richtsnoeren voor de validatie van niet-formeel en informeel leren gepubliceerd.

(13)

Bij Beschikking nr. 2241/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende een enkel communautair kader voor transparantie op het gebied van kwalificaties en competenties (Europass) (6) werd Europass ingesteld; dit is een Europese portfolio die burgers kunnen gebruiken om hun competenties en kwalificaties in heel Europa beter kenbaar te maken, te registreren en te presenteren.

(14)

In de Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 18 mei 2006, over de erkenning van de waarde van niet-formeel en informeel leren in de jeugdsector in Europa (7), wordt de lidstaten verzocht het identificeren mogelijk te maken van competenties die dankzij niet-formeel en informeel leren zijn verworven, zodat ze op de arbeidsmarkt worden erkend.

(15)

Youthpass is in het leven geroepen als een transparantie-instrument voor deelnemers aan projecten die worden gefinancierd door het programma „Jeugd in actie”, vastgesteld bij Besluit nr. 1719/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (8).

(16)

In de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (9) werden de lidstaten uitgenodigd hun nationale kwalificatiesystemen te koppelen aan het Europees kwalificatiekader en de validatie van niet-formeel en informeel leren te bevorderen, overeenkomstig de in mei 2004 overeengekomen gemeenschappelijke Europese beginselen.

(17)

Het Europees systeem voor het verzamelen en overdragen van studiepunten (European Credit Transfer and Accumulation System — ECTS), dat in 1989 is ingevoerd in het kader van het Erasmus-programma, verleent kredieten voor het formele onderwijs op basis van leerresultaten en werklast voor studenten, en vergemakkelijkt ook de toekenning door hogeronderwijsinstellingen van kredieten op basis van leerresultaten voor niet-formele en informele leerervaringen.

(18)

In de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (10) wordt gesteld dat dit kader steun moet bieden aan de uitvoering van de gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren, moet helpen onderwijs, opleiding en werk beter op elkaar te doen aansluiten, en moet helpen bruggen te slaan tussen formele, niet-formele en informele vormen van onderwijs.

(19)

Met de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 (11) is een Europees systeem voor overdracht van leerresultaten voor beroepsonderwijs en -opleiding (European Credit System for Vocational Education and Training — ECVET) vastgesteld, dat kan worden gebruikt voor de overdracht en accumulatie van leerresultaten die individuen hebben behaald in formele en, in voorkomend geval, niet-formele en informele context.

(20)

Raadplegingen in de vorm van een online-enquête, discussies binnen de betrokken beleidsorganen alsmede verscheidene peer-learningactiviteiten met de sociale partners, geven aan dat er een grote consensus bestaat over het belang van het zichtbaar maken van de kennis, vaardigheden en competenties die door levens- en werkervaring zijn opgedaan, en er blijkt brede steun te bestaan voor een initiatief van de Unie om het beleid en de praktijk van de validatie in de lidstaten te versterken,

BEVEELT HET VOLGENDE AAN:

1.

DE LIDSTATEN MOETEN, TENEINDE ALLEN DE GELEGENHEID TE BIEDEN TE LATEN ZIEN WAT ZIJ BUITEN FORMEEL ONDERWIJS EN FORMELE OPLEIDING (MET INBEGRIP VAN ERVARINGEN MET MOBILITEIT) HEBBEN GELEERD EN HIERVAN GEBRUIK TE MAKEN VOOR HUN LOOPBAAN EN VERDERE OPLEIDING, EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

1.

uiterlijk in 2018, overeenkomstig de nationale omstandigheden en kenmerken en op de wijze die hun passend lijkt, regelingen hebben getroffen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren die iedereen in de gelegenheid stellen:

a)

kennis, vaardigheden en competenties die door niet-formeel en informeel leren — onder meer, in voorkomend geval, door open onderwijsmiddelen — zijn verworven, te laten valideren;

b)

een volledige kwalificatie of, in voorkomend geval, een deel ervan te verkrijgen op basis van gevalideerde niet-formele en informele leerervaringen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan andere toepasselijke wetgeving van de Unie, met name Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (12).

De lidstaten mogen in hun validatieregelingen voorrang geven aan bepaalde gebieden en/of sectoren, al naar gelang waar zij behoefte aan hebben;

2.

al naar gelang van het geval, onderstaande elementen opnemen in de regelingen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren, waarbij iedereen de gelegenheid worden geboden zijn voordeel te halen uit al deze elementen, afzonderlijk of in combinatie, overeenkomstig ieders behoeften:

a)

IDENTIFICATIE van de leerresultaten die een persoon door niet-formeel en informeel leren heeft verworven;

b)

DOCUMENTATIE van de leerresultaten die een persoon door niet-formeel en informeel leren heeft verworven;

c)

BEOORDELING van de leerresultaten die een persoon door niet-formeel en informeel leren heeft verworven;

d)

CERTIFICERING van de resultaten van de beoordeling van de leerresultaten die een persoon door niet-formeel en informeel leren heeft verworven in de vorm van een kwalificatie, in de vorm van kredieten die tot een kwalificatie leiden of, in voorkomend geval, in een andere vorm;

3.

de hierna volgende beginselen, al naar gelang van het geval, toepassen in regelingen voor de validatie van niet-formeel en informeel leren, met inachtneming van nationale, regionale en/of lokale en sectorale behoeften en kenmerken:

a)

de validatieregelingen zijn gekoppeld aan nationale kwalificatiekaders en sluiten aan op het Europees kwalificatiekader;

b)

informatie en begeleiding met betrekking tot de voordelen van en de mogelijkheden tot validatie, evenals de desbetreffende procedures, zijn beschikbaar voor personen en organisaties;

c)

kansarme groepen, zoals werklozen en personen die werkloos dreigen te worden, zullen naar alle waarschijnlijkheid profijt hebben van de validatieregelingen, omdat validatie hun participatie in een leven lang leren kan versterken en hun toegang tot de arbeidsmarkt kan vergemakkelijken;

d)

personen die werkloos zijn of dreigen te worden kunnen, overeenkomstig nationale wetgeving en kenmerken, hun vaardigheden laten beoordelen met als doel hun kennis, vaardigheden en competenties te laten vaststellen binnen een redelijke periode, idealiter binnen zes maanden nadat de behoefte hieraan is geconstateerd;

e)

de validatie van niet-formeel en informeel leren wordt ondersteund door passende begeleiding en passend advies, en is gemakkelijk toegankelijk;

f)

er worden transparante kwaliteitsborgingsmaatregelen, die stroken met bestaande kwaliteitsborgingsmaatregelen, getroffen om betrouwbare, valide en geloofwaardige evaluatiemethoden en -instrumenten te ondersteunen;

g)

er wordt gezorgd voor de ontwikkeling van de beroepsbekwaamheid van het personeel dat betrokken is bij de validatieprocedure in alle relevante sectoren;

h)

kwalificaties of, waar passend, delen van kwalificaties die door validatie van niet-formele en informele leerervaringen zijn verkregen, voldoen aan overeengekomen normen die gelijk of gelijkwaardig zijn aan de normen voor kwalificaties die door formele onderwijsprogramma's worden verkregen;

i)

het gebruik van transparantie-instrumenten van de Unie, zoals het Europass-kader en Youthpass, wordt aangemoedigd om de documentatie van leerresultaten te vergemakkelijken;

j)

er bestaan synergieën tussen validatieregelingen en kredietsystemen van het formele onderwijs- en opleidingsstelsel, zoals ECTS en ECVET;

4.

aanmoedigen dat alle belanghebbenden, zoals werkgevers, vakbonden, brancheverenigingen, kamers van koophandel, beroepsorganisaties, nationale entiteiten die betrokken zijn bij de erkenningsprocedure voor beroepskwalificaties, diensten voor arbeidsvoorziening, jongerenorganisaties, jongerenwerkers, aanbieders van onderwijs en opleidingen alsmede maatschappelijke organisaties, worden betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de in de punten 1 tot en met 4 genoemde elementen.

Om aan te zetten tot deelname aan dit proces

a)

moeten werkgevers, jongerenorganisaties en maatschappelijke organisaties de identificatie en documentatie van op het werk of via vrijwilligersactiviteiten verworven leerresultaten bevorderen en vergemakkelijken, met gebruikmaking van geschikte instrumenten voor transparantie in de Unie zoals de met het Europass-kader en Youthpass ontwikkelde instrumenten;

b)

moeten aanbieders van onderwijs en opleidingen de toegang tot formeel onderwijs en formele opleidingen op basis van leerresultaten die in een niet-formele of informele context zijn verworven, vergemakkelijken en, in voorkomend geval en indien mogelijk, vrijstellingen en/of kredieten toekennen voor relevante leerresultaten die in een dergelijke context zijn verworven;

5.

aansporen tot coördinatie inzake validatieregelingen tussen belanghebbenden op het gebied van onderwijs, opleiding, werkgelegenheid en jeugd alsook tussen belanghebbenden op andere relevante beleidsgebieden.

2.

DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE MOETEN DE VOLGENDE MAATREGELEN NEMEN:

a)

opvolging van deze aanbeveling via de adviesgroep voor het Europees kwalificatiekader, dat is opgericht bij de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (13) (EKK) en, indien passend, betrokken jeugdorganisaties en vertegenwoordigers van de vrijwilligerssector betrekken bij daaropvolgende activiteiten van die adviesgroep;

b)

verslag uitbrengen over de vooruitgang die is geboekt na de goedkeuring van deze aanbeveling in toekomstige gezamenlijke verslagen van de Raad en de Commissie binnen het strategisch kader van ET 2020 en in toekomstige gezamenlijke jeugdverslagen van de Europese Unie binnen het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken;

c)

de uitvoering van deze aanbeveling ondersteunen door gebruik te maken van de deskundigheid van agentschappen van de Unie, met name Cedefop, en door verslag uit te brengen over de situatie wat betreft de validatie van niet-formeel en informeel leren in het jaarverslag over de ontwikkeling van nationale kwalificatiekaders.

3.

DE COMMISSIE MOET DE VOLGENDE MAATREGELEN NEMEN:

a)

de lidstaten en belanghebbenden ondersteunen door:

het bevorderen van doeltreffende peer-learning en uitwisselingen van ervaring en goede praktijken;

regelmatige herziening van de Europese richtsnoeren voor de validatie van niet-formeel en informeel leren, geheel in overleg met de lidstaten;

regelmatige herziening van de Europese inventaris inzake de validatie van niet-formeel en informeel leren, in samenwerking met de lidstaten;

b)

nog voor 2018 een verdere ontwikkeling (in overleg met de lidstaten, zoals omschreven in Beschikking nr. 2241/2004/EG) overwegen van instrumenten in het Europass-kader met het oog op meer transparantie in de hele Unie van gevalideerde leerresultaten die door niet-formele en informele leerervaringen zijn verworven;

c)

er in samenwerking met de lidstaten voor zorgen dat de programma's Een leven lang leren, Jeugd in actie en (zonder dat wordt geraakt aan de onderhandelingen over het volgende meerjarig financieel kader) het toekomstige Europese programma voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en de Europese structuurfondsen worden gebruikt om de uitvoering van deze aanbeveling te ondersteunen;

d)

de maatregelen die ingevolge deze aanbeveling zijn genomen, in samenwerking met de lidstaten en na raadpleging van de betrokken belanghebbenden, beoordelen en uiterlijk op 31 december 2019 verslag uitbrengen aan de Raad over de opgedane ervaring en de gevolgen voor de toekomst, en indien nodig een toetsing en herziening van deze aanbeveling voorstellen.

Gedaan te Brussel, 20 december 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

E. FLOURENTZOU


(1)  PB C 119 van 28.5.2009, blz. 2.

(2)  PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.

(3)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 36.

(4)  PB C 372 van 20.12.2011, blz. 1.

(5)  PB C 13 van 18.1.2003, blz. 2.

(6)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 6.

(7)  PB C 168 van 20.7.2006, blz. 1.

(8)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

(9)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.

(10)  PB C 155 van 8.7.2009, blz. 1.

(11)  PB C 155 van 8.7.2009, blz. 11.

(12)  PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22.

(13)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.


BIJLAGE

DEFINITIES

In deze aanbeveling zijn de volgende definities van toepassing:

a)

Formeel leren betekent leren in een georganiseerde en gestructureerde omgeving die specifiek voor leren is bestemd, en leidt doorgaans tot de toekenning van een kwalificatie, gewoonlijk in de vorm van een certificaat of diploma; hieronder vallen de stelsels van algemeen onderwijs, initiële beroepsopleiding en hoger onderwijs.

b)

Niet-formeel leren betekent leren door middel van geplande activiteiten (in termen van leerdoelen, leertijd) waarbij sprake is van een bepaalde vorm van ondersteuning bij het leren (bijv. student-leraar-verhoudingen). Het kan gaan om programma's om vroegtijdige schoolverlaters professionele vaardigheden, lees- en schrijfvaardigheid voor volwassenen en basisvorming te verschaffen. Veel voorkomende voorbeelden van niet-formeel leren zijn opleidingen binnen ondernemingen waarmee zij de vaardigheden van hun werknemers zoals ICT-vaardigheden actueel maken en verbeteren, gestructureerd online leren (bv. met gebruikmaking van open onderwijsmiddelen) en cursussen die door maatschappelijke organisaties worden georganiseerd voor hun leden, hun doelgroep of het grote publiek.

c)

Informeel leren betekent leren dat voortvloeit uit dagelijkse bezigheden op het werk, in het gezin of in de vrije tijd; het is niet georganiseerd of gestructureerd in termen van doelstellingen, tijd of ondersteuning bij het leren; het kan, vanuit het gezichtspunt van de lerende, onbewust gebeuren. Voorbeelden van leerresultaten die door informeel leren zijn verworven, zijn vaardigheden die zijn verworven via levens- en werkervaring; vaardigheden op het gebied van projectbeheer en ICT die worden verworven op de werkplek; talenkennis en interculturele vaardigheden die zijn verworven tijdens een verblijf in een ander land; ICT-vaardigheden die zijn verworven buiten het werk, door vrijwilligerswerk, culturele activiteiten, sport, jongerenwerk en door activiteiten thuis (bv. de verzorging van een kind).

d)

Met open onderwijsmiddelen wordt gedigitaliseerd materiaal bedoeld dat gratis en open wordt aangeboden voor educatieve medewerkers, studenten en zelflerenden en dat bedoeld is voor gebruik en hergebruik voor onderwijs-, leer- en onderzoeksdoeleinden. Het materiaal omvat leerinhoud, software voor het ontwikkelen, gebruiken en verspreiden van inhoud, en implementatiemiddelen zoals open licenties. Open onderwijsmiddelen zijn ook geaccumuleerde digitale assets die kunnen worden aangepast en die voordelen bieden zonder dat de mogelijkheden voor anderen om die te gebruiken, worden beperkt.

e)

Een beoordeling van de vaardigheden is een proces bedoeld om iemands kennis, vaardigheden en competenties, evenals diens bekwaamheden en motivaties, vast te stellen en te analyseren zodat er een loopbaanproject kan worden uitgestippeld en/of een omscholings- of opleidingsproject kan worden gepland. Doel van de beoordeling is de persoon in kwestie te helpen zijn loopbaanachtergrond te analyseren, zijn eigen positie in de werkomgeving te beoordelen en een loopbaantraject te plannen, of in sommige gevallen voorbereidingen te treffen voor validatie van resultaten van niet-formeel en informeel leren.

f)

Een kwalificatie is een formeel resultaat van een beoordelings- en validatieprocedure, dat wordt verworven wanneer een bevoegde instantie bepaalt dat de leerresultaten die een persoon heeft bereikt, aan bepaalde normen voldoen.

g)

Leerresultaten zijn beschrijvingen van hetgeen een lerende weet, begrijpt en kan doen na de voltooiing van een leerproces; deze leerresultaten worden gedefinieerd in termen van kennis, vaardigheden en competenties.

h)

Een nationaal kwalificatiekader is een instrument voor de classificatie van kwalificaties volgens een set van criteria voor bepaalde bereikte leerniveaus. Het heeft tot doel nationale kwalificatiesubstructuren te integreren en te coördineren en de transparantie, toegang, voortgang en kwaliteit van de kwalificaties in verband met de arbeidsmarkt en de civiele samenleving te verbeteren.

i)

Validatie is een procedure waarmee een erkende instantie bevestigt dat de betrokken persoon leerresultaten heeft verworven die aan een relevante norm voldoen; zij bestaat uit vier fasen:

1.

IDENTIFICATIE — door middel van een gesprek — van relevante ervaringen van een persoon;

2.

DOCUMENTATIE om de ervaringen van de betrokkene zichtbaar te maken;

3.

een formele BEOORDELING van deze ervaringen en

4.

CERTIFICATIE van de resultaten van de beoordeling, die kan leiden tot een gedeeltelijke of volledige kwalificatie.

j)

Erkenning van eerdere leeractiviteiten is de validatie van leerresultaten, uit formeel onderwijs of uit niet-formeel of informeel leren, die zijn behaald voordat de validatie werd aangevraagd.