24.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 196/61


BESLUIT 2012/421/GBVB VAN DE RAAD

van 23 juli 2012

betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veilig-heidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens („de Uniestrategie”) aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen ter zake.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan deze Uniestrategie en aan de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen, met name die welke verband houden met het versterken, uitvoeren en universeel maken van het Verdrag inzake biologische en toxine-wapens („het BTWC”).

(3)

De Raad heeft op 27 februari 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB (1) betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens vastgesteld, dat op 26 augustus 2007 is verstreken. Sedert de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB zijn nog zeven staten partij geworden bij het BTWC.

(4)

De Raad heeft op 20 maart 2006 zijn goedkeuring gehecht aan een actieplan inzake biologische en toxinewapens, dat Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB ter ondersteuning van het BTWC aanvult (2). De actieplannen voorzien in efficiënte toepassing van vertrouwenwekkende maatregelen en van het mechanisme van het secretariaat-generaal van de Verenigde Naties („VN”) voor onderzoek naar beweerd gebruik van biologische wapens.

(5)

De Raad heeft op 10 november 2008 Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB (3) ter ondersteuning van het BTWC in het kader van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens vastgesteld. Sinds de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB zijn nog drie staten partij geworden bij het BTWC; ver-scheidene staten hebben bijstand gekregen van Uniedeskundigen.

(6)

Tijdens de zesde toetsingsconferentie is besloten tot de oprichting van de ondersteunende eenheid voor de uitvoering van het BTWC („de ISU”), die een vijfjarig mandaat (2007-2011) kreeg en ondergebracht werd bij de vestiging in Genève van het Bureau van de VN voor ontwapeningszaken („UNODA”); de eenheid verleent administratieve ondersteuning bij vergaderingen waartoe de zesde toetsingsconferentie heeft besloten, en bijstand bij de algehele uitvoering en de universalisering van het BTWC en bij de uitwisseling van vertrouwenwekkende maatregelen.

(7)

De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/429/GBVB (4) met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de zevende toetsingsconferentie inzake het BTWC aangenomen.

(8)

Op die conferentie is besloten het mandaat van de ISU met nog eens vijf jaar te verlengen (2012-2016) en haar taken uit te breiden met de toepassing van het besluit om de database voor bijstandsverzoeken aan te leggen en te beheren, en met het bevorderen van de bijbehorende informatie-uitwisseling tussen de verdragsstaten en van de nodige onder-steuning bij de toepassing door de verdragssluitende staten („de verdragsstaten”) van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie.

(9)

De Commissie wordt belast met het toezicht op de correcte implementatie van de financiële bijdrage van de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Met het oog op de onverwijlde, praktische toepassing van bepaalde onderdelen van de Uniestrategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, steunt de Unie het BTWC, en streeft zij daarbij de volgende doelstellingen na:

bevorderen dat het BTWC een universeel karakter krijgt;

de verdragsstaten bijstaan bij de uitvoering van het BTWC, met name bij de indiening van vertrouwenwekkende maatregelen;

de werkzaamheden van het intersessionele programma 2012-2015 steunen, om de uitvoering en de effectiviteit van het BTWC te bevorderen.

2.   De projecten sluiten aan bij de maatregelen van de Uniestrategie als zij erop gericht zijn:

de uitvoering van het BTWC meer onder de aandacht te brengen, het regionale debat over intersessionele thema's en de implementatie ervan te onderbouwen, en de voornaamste regionale actoren te helpen bij het bepalen van de behoeften en vereisten inzake nationale uitvoering;

derde staten zowel als verdragsstaten te helpen opdat de verdragsstaten met nationale wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen gevolg geven aan hun internationale verplichtingen en opdat alle nationale belanghebbenden in een functionerend verband tot elkaar komen te staan. Deze assistentie betreft, ten aanzien van de verdragsstaten, het opzetten van een nationaal CBM-proces en van nationale contactpunten. Ten aanzien van derde staten heeft zij betrekking op de toetreding tot en de ratificatie van het BTWC;

instrumenten en activiteiten te helpen bedenken waarmee de verdragsstaten in staat worden gesteld het verdrag uit te voeren — met name CBM's te presenteren — hun vertegenwoordigers actief kunnen deelnemen aan het BTWC-proces in internationaal verband, en de verdragsstaten meer aandacht krijgen voor de beschikbare inter-nationale steun.

In de bijlage gaat een nadere omschrijving van deze projecten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de HV”) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1 bedoelde activiteiten wordt toevertrouwd aan het UNODA. Het UNODA voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. De HV treft daartoe de nodige regelingen met het UNODA.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 1 700 000 EUR.

2.   De financiering van de in lid 1 gespecificeerde uitgaven wordt beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Zij sluit hiertoe een financieringsovereenkomst met het UNODA, waarin wordt bepaald dat het UNODA er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is.

4.   De Commissie streeft ernaar de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden en van de datum van sluiting van de overeenkomst.

Artikel 4

De HV brengt aan de Raad verslag uit over de toepassing van dit besluit, op basis van geregelde rapporten van het UNODA. Deze rapporten vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 24 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst of zes maanden na de dag waarop het is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2012.

Voor de Raad

De voorzitter

C. ASHTON


(1)  PB L 65 van 7.3.2006, blz. 51.

(2)  PB C 57 van 9.3.2006, blz. 1.

(3)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 29.

(4)  PB L 188 van 19.7.2011, blz. 42.


BIJLAGE

1.   ALGEMEEN KADER

Voortbouwend op de geslaagde uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB dient dit besluit als een operationeel beleidsinstrument om de doelstellingen van Besluit 2011/429/GBVB dichterbij te brengen. Het accent ligt op de aspecten waarover tijdens de zevende toetsingsconferentie een algemene consensus werd bereikt en die in het slotdocument van die conferentie zijn vermeld.

Dit besluit wordt door de volgende principes geleid:

a)

de ervaring met Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB ten volle benutten;

b)

nadenken over de specifieke behoeften van de verdragsstaten en de staten die nog geen partij zijn bij het BTWC, met betrekking tot een betere uitvoering en universalisering van het BTWC;

c)

lokale en regionale inbreng in de projecten stimuleren, om de duurzaamheid ervan op lange termijn te garanderen en in het kader van het BTWC een partnerschap tussen de Unie en derde partijen op te bouwen;

d)

voorrang geven aan activiteiten die concrete resultaten opleveren en/of bijdragen tot een tijdige formulering van een gemeenschappelijke visie, met het oog op de BTWC-toetsing in 2016;

e)

de voorzitter van de vergaderingen van de verdragsstaten steunen en het mandaat van de ISU optimaal benutten, zoals overeengekomen tijdens de zesde toetsingsconferentie en verlengd en uitgebreid tijdens de zevende toetsingsconferentie.

2.   PROJECTEN

2.1.   Project 1: Regionale workshops om meer aandacht te wekken en de behoeften in kaart te brengen

2.1.1.   Doel van het project

De bevoegde nationale functionarissen en deskundigen attenter maken op de verschillende aspecten van de uitvoering van het BTWC (inclusief de CBM's), besprekingen wijden aan intersessionele thema's en de implementatie ervan in een regionale context, en een opgave doen van stafpersoneel, van nationale behoeften en vereisten, en van landen die in aanmerking kunnen komen voor uitgebreide bijstand met het oog op nationale uitvoering (project 2), via regionale workshops waar gebruik wordt gemaakt van de ervaring en de contacten in verband met Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB.

Dit project zal een ondersteunende rol spelen bij de implementatie van de besluiten en aan-bevelingen die van de zevende toetsingsconferentie zijn uitgegaan met betrekking tot artikel IV van het BTWC (in het bijzonder de punten 13 en 14 van de slotverklaring), en bij de uitvoering van het intersessionele programma 2012-2015.

2.1.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

Meer toetredingen tot het BTWC in alle regio's.

b)

Een beter begrip van het BTWC bij de bevoegde nationale instanties en/of versterking van de subregionale netwerken rond het BTWC, om toetreding tot en toepassing van het verdrag aan te moedigen.

c)

Inventarisatie van de punten waarop de regionale en nationale activiteiten ter uitvoering van het BTWC moeten worden verbeterd.

d)

Het ijveren voor en ondersteunen van de oprichting van en toetreding tot nationale en regionale bioveiligheidsorganisaties.

e)

Verzoeken om uitgebreide bijstand, in het kader van project 2.

2.1.3.   Beschrijving en uitvoering van het project

Er worden ten hoogste vier regionale of subregionale workshops belegd, in voorkomend geval in samenwerking met internationale en regionale organisaties en in coördinatie met het intersessionele programma 2012-2015.

Verdragsstaten én derde landen, bevoegde internationale en regionale organisaties, nationale en regionale bioveiligheidsorganisaties, academische deskundigen en non-gouvernementele organi-saties („ngo's”) worden voor de workshops uitgenodigd.

De selectie van regio's en subregio's voor de workshops geschiedt aan de hand van criteria zoals eerdere activiteiten in het kader van de Gemeenschappelijke Optredens 2006/184/GBVB en 2008/858/GBVB en Gemeenschappelijk Standpunt 2006/242/GBVB van de Raad (1), andere activiteiten in Unieverband (het kenniscentraproject daaronder begrepen), activiteiten van andere assisterende instanties, en inschatting van de behoeften en belangen met het oog op versterking van het BTWC-proces in de regio's.

De workshops dienen als forum voor contact en voorlichting inzake het programma voor uitgebreide bijstand en de beschikbare ondersteuning.

2.2.   Project 2: Programma's voor uitgebreide bijstand bij nationale uitvoering

2.2.1.   Doel van het project

Wereldwijd de toetreding tot het BTWC bevorderen en landen beter in staat stellen hun BTWC-verplichtingen na te komen — met name CBM's te presenteren — door middel van wettelijke, bestuursrechtelijke en justitiële maatregelen, handhaving, bewustmaking, gedragscodes, bioveiligheids- en biobeveiligingsnormen, en vaststelling van de wijze waarop de nationale coördinatie in de programma's voor uitgebreide bijstand haar beslag zal krijgen.

2.2.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

Toename van het aantal verdragsstaten.

b)

Vrijwillige uitvoering van het BTWC door staten vóór hun toetreding.

c)

Adequate wet- en regelgeving, ook op strafrechtelijk gebied, die het volledige scala aan verbods- en preventiemaatregelen omvat waarin het BTWC voorziet en die door de zevende toetsingsconferentie zijn uitgewerkt.

d)

Effectieve uitvoering en handhaving, om schendingen van het verdrag te voorkomen en overtredingen te bestraffen.

e)

Invoering of versterking van nationale mechanismen voor het verzamelen van de benodigde informatie en voor de jaarlijkse presentatie van CBM's, om meer verdragsstaten bij de uitwisseling van de CBM's te betrekken.

f)

Betere coördinatie en networking tussen de belanghebbenden die aan het BTWC-proces deelnemen, waaronder de nationale en regionale bioveiligheidsorganisaties en de particuliere sector, om een effectieve uitvoering te bevorderen.

g)

Bevordering van bewustmakingsprogramma's, gedragscodes en bioveiligheids- en biobeveiligingsnormen.

2.2.3.   Beschrijving van het project

De zevende toetsingsconferentie heeft bevestigd dat de vaststelling en uitvoering van de nodige nationale maatregelen de effectiviteit van het BTWC ten goede zal komen. De verdragspartijen werden opgeroepen wettelijke, bestuursrechtelijke, justitiële en andere maatregelen vast te stellen met het oog op een betere binnenlandse uitvoering van het BTWC en een grotere veiligheid en beveiliging in verband met microbiële en andere biologische agentia of toxines. De conferentie heeft benadrukt hoe belangrijk het is dat de verdragsstaten door middel van CBM's informatie uitwisselen, en geconstateerd dat meer verdragsstaten aan dit proces zouden moeten deelnemen. De conferentie besloot dat verder gezamenlijk — bilateraal, regionaal en multilateraal — optreden van de verdragsstaten nodig is om de universele toepassing van het BTWC te bevorderen.

Op basis van de ervaring met Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB, zullen ten hoogste acht landen via de regionale workshops van project 1 in aanmerking komen voor programma's voor uitgebreide bijstand bij de nationale uitvoering van het BTWC.

Elk programma zal ongeveer 12 maanden lopen, indien wenselijk de deelname van Uniedelegaties in de begunstigde landen en de regionale VN-bureaus voor ontwapeningszaken omvatten, en het volgende inhouden:

een eerste nationale workshop met alle belangrijke binnenlandse instanties en belang-hebbenden, waar de verschillende BTWC-concepten worden geïntroduceerd, er gemotiveerde en betrouwbare plaatselijke partners worden aangeduid, en er een eerste inschatting van de behoeften en prioriteiten wordt gemaakt;

opstelling van een gestructureerd bijstandsplan (actieplan), op maat van het ontvangende land, dat inhoudt dat diverse bijstandverleners in de loop van het programma op bezoek komen en/of workshops beleggen, en dat in lidstaten van de Unie of elders opleiding wordt georganiseerd;

uitvoering van het actieplan, met bijstandverleners als Interpol, de WHO, Vertic, de lidstaten van de Unie, de ISU van de BTWC, en academische instellingen die de uitvoering voor hun rekening nemen (bijvoorbeeld redactie van wetgeving, bioveiligheids- en biobeveiligingsopleiding, voorbereiden van CBM's, politieopleiding, bewustmaking van wetenschappers, noodreactieplanning, enzovoort);

een afrondende workshop nadat het werk is voltooid, waar alles wordt gebundeld, de bureaus over hun werkzaamheden en de voortgang rapporteren, en bekeken wordt of er nieuwe of verdere bijstand nodig is;

indien wenselijk uitgebreide nationale steun aan derde landen, om de universalisering van het BTWC te bevorderen, in welk geval het met het ontvangende land overeengekomen actieplan ook toetreding tot het BTWC zou omvatten;

een workshop van de Unie voor Uniedeskundigen die de begunstigde landen in project 2 assisteren, waar beproefde methoden worden besproken en de assistentie terdege wordt voorbereid.

2.3.   Project 3: Facilitaire instrumenten en activiteiten

2.3.1.   Doel van het project

Door middel van diverse instrumenten en activiteiten een effectieve nationale uitvoering van het BTWC, inclusief presentatie van CBM's, mogelijk maken en ondersteunen.

2.3.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

Brochure voor nationale uitvoering

b)

Herziene brochure voor CBM's

c)

Systeem voor elektronische indiening van CBM's

d)

Sterkere deelname van ontwikkelingslanden aan het intersessionele BTWC-programma

e)

Versterking van het mechanisme van het secretariaat-generaal van de VN voor onderzoek naar beweerd gebruik van biologische en toxinewapens.

2.3.3.   Beschrijving van het project

De zevende toetsingsconferentie heeft besloten dat betere nationale uitvoering een vast agendapunt zal zijn in het intersessionele programma 2012-2015. Het betreft met name specifieke maatregelen voor de volledige, algehele uitvoering van het BTWC, in het bijzonder de artikelen III en IV, en middelen om de nationale uitvoering te verbeteren en beproefde methoden en ervaringen te delen.

De zevende toetsingsconferentie heeft besloten de rapportageformulieren voor de CBM's te herzien. Voorts is besloten dat de ISU in samenwerking met de verdragsstaten zal nagaan welke opties er zijn om de CBM's langs elektronische weg in te dienen, en hoe de gekozen optie zal worden verwezenlijkt.

De zevende toetsingsconferentie heeft verder besproken en besloten met welke specifieke maat-regelen een sterkere deelname van ontwikkelingslanden die verdragsstaat zijn aan de vergaderingen van het intersessionele programma zal worden gesteund.

De zevende toetsingsconferentie heeft melding gemaakt van het mechanisme van het secretariaat-generaal van de VN voor onderzoek naar beweerd gebruik van biologische en chemische wapens. Het zou nuttig zijn mocht hier meer gebruik van worden gemaakt, ook door middel van een gespecialiseerde opleiding van deskundigen.

Op basis van de ervaring met Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB en ten vervolge op voltooide en/of lopende activiteiten zullen de volgende acties worden ondernomen:

a)

samenstelling van uitgebreide documentatie (brochure) met een overzicht van de verplichtingen van de verdragsstaten, en van de nationale maatregelen met het oog op de complete, algehele uitvoering van het BTWC. De brochure zal een soort instrumentarium van uitvoeringsmaatregelen zijn en voorbeelden van beproefde methoden bevatten, maar wel recht doen aan de verschillen tussen nationale procedures. Deskundigen uit EU-lidstaten, verdragsstaten, bevoegde internationale organisaties, en niet-gouvernementele instanties die bij de uitvoering van het BTWC zijn betrokken zouden bij de samenstelling worden geraadpleegd. De brochure zal beschikbaar zijn in alle officiële talen van de VN. Het UNODA is belast met de algemene coördinatie bij de redactie van de brochure;

b)

herziening en aanvulling van de in het kader van Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB opgestelde CBM-brochure, overeenkomstig het besluit van de zevende toetsingsconferentie;

c)

ontwikkeling en onderhoud van een tool (digitale faciliteit) voor de indiening, verwerking en verspreiding van CBM's;

d)

verdere uitbouw van de ISU-website en de bijbehorende IT- en communicatietools;

e)

het helpen bekostigen van de deelname van deskundigen uit ten hoogste tien ontwikke-lingslanden aan het intersessionele programma van het BTWC;

f)

organisatie van een internationale exercitie met betrekking tot het mechanisme van het secretariaat-generaal van de VN voor onderzoek naar beweerd gebruik van biologische wapens, met financiële steun voor de deelname van deskundigen.

3.   PROCEDURELE ASPECTEN, COÖRDINATIE

De uitvoering van de projecten zal in gang worden gezet door een stuurcomité, dat de samen-werkingsprocedures en -modaliteiten vaststelt. De uitvoering wordt regelmatig — ten minste om de zes maanden — door het comité geëvalueerd, met name door middel van elektronische communicatie.

Het comité zal bestaan uit vertegenwoordigers van de HV en van het UNODA.

Verdragsstaten buiten de Unie richten zich met hun aanvragen om bijstand en samenwerking in het kader van dit besluit tot het UNODA. Het UNODA zal de aanvraag in voorkomend geval behandelen en beoordelen, en aanbevelingen doen aan het stuurcomité. Het stuurcomité onderzoekt de aanvragen om bijstand, alsmede de actieplannen en de uitvoering ervan. De HV besluit uiteindelijk, op eigen voorstel, in aanmerking nemende de bevindingen van het stuurcomité, en na overleg met de bevoegde Raadsgroepen, welke aanvragen worden ingewilligd.

De eigen inbreng van de ontvangende landen in de door de Unie ingeleide activiteiten moet belangrijk en duurzaam zijn; te dien einde wordt overwogen dat, indien mogelijk en wenselijk, bepaalde begunstigden worden belast met de opstelling van de actieplannen, die onder andere het tijdschema omvatten waarbinnen de (mede uit nationale middelen) gefinancierde activiteiten moeten worden uitgevoerd, de inhoud en de duur van het project, de voornaamste stakeholders, enzovoort. Het UNODA en in voorkomend geval de lidstaten van de Unie worden bij de opstelling betrokken. De projecten worden in overeenstemming met de actieplannen uitgevoerd.

4.   RAPPORTAGE EN BEOORDELING

Het UNODA rapporteert zesmaandelijks aan de HV over de voortgang van de projecten. Daarnaast wordt gerapporteerd over de individuele bijstand in het kader van de bestaande actieplannen voor begunstigde landen. Deze rapporten zullen worden voorgelegd aan de bevoegde Raadsgroep met het oog op een voortgangsevaluatie, een algemene beoordeling van de projecten, en een eventuele vervolgactie.

Indien mogelijk worden de verdragsstaten, met name langs elektronische weg, geïnformeerd over de uitvoering van de projecten.

5.   DEELNAME VAN DESKUNDIGEN UIT DE LIDSTATEN VAN DE EU

De toepassing van het besluit zal niet slagen zonder de actieve medewerking van deskundigen uit de lidstaten van de EU. Het UNODA zal worden aangespoord om gebruik te maken van hun expertise. Hun missiekosten in verband met de uitvoering van de projecten worden overeenkomstig het besluit vergoed.

Verwacht wordt dat in geval van een bijstandsbezoek (bv. rechtsbijstand of CBM-bijstand) een bezoek door maximaal drie deskundigen voor ten hoogste vijf dagen de standaardpraktijk zal zijn.

6.   LOOPTIJD

De totale duur van de projecten wordt op 24 maanden geraamd.

7.   BEGUNSTIGDEN

De begunstigden van activiteiten in verband met de universalisering zijn zowel derde staten als verdragsstaten (ongeacht of zij het verdrag al dan niet hebben ondertekend).

De begunstigden van activiteiten in verband met nationale uitvoering zijn derde staten en verdragsstaten, en vertegenwoordigers van nationale en regionale bioveiligheisorganisaties, de particuliere sector, de academische wereld en ngo's.

De begunstigden van de CBM-gerelateerde activiteiten zijn staten die partij zijn bij het BTWC.

8.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DERDE PARTIJEN

Ten behoeve van de regionale inbreng en de duurzaamheid van de projecten kan op grond van dit besluit de deelname worden gefinancierd van deskundigen van buiten de EU, met name uit bevoegde regionale en internationale organisaties. De deelname van het UNODA aan de workshops en vergaderingen in BTWC-verband wordt gefinancierd. De deelname van het voorzitterschap van de vergaderingen van de verdragsstaten kan per geval worden gefinancierd.

9.   UITVOERINGSORGAAN — PERSONEELSAANGELEGENHEDEN

Omdat de in dit besluit bedoelde activiteiten buiten de begroting van het UNODA vallen, zal extra personeel in dienst moeten worden genomen.


(1)  PB L 88 van 25.3.2006, blz. 65.