26.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/26


BESLUIT VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 juli 2012

tot intrekking van Besluit ECB/2012/3 inzake de beleenbaarheid van verhandelbare schuldbewijzen die door de Helleense Republiek worden uitgegeven of volledig worden gegarandeerd in de context van het aanbod van de Helleense Republiek tot schuldenruil

(ECB/2012/14)

(2012/433/EU)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, inzonderheid het eerste streepje van artikel 127, lid 2,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, inzonderheid het eerste streepje van artikel 3.1, artikel 12.1, artikel 18 en het tweede streepje van artikel 34.1,

Gezien Richtsnoer ECB/2011/14 van 20 september 2011 betreffende monetaire beleidsinstrumenten en -procedures van het Eurosysteem (1), en met name hoofdstuk 1.6, hoofdstuk 6.3.1 en hoofdstuk 6.3.2 van bijlage I,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Luidens artikel 18.1 van de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, mogen de Europese Centrale Bank (ECB) en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben krediettransacties verrichten met kredietinstellingen en andere marktpartijen, waarbij de verleende kredieten worden gedekt door toereikend onderpand. De beleenbaarheidscriteria van onderpand voor monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14.

(2)

Luidens hoofdstuk 1.6 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 kan de Raad van bestuur te allen tijde besluiten tot aanpassing van de instrumenten, voorwaarden, criteria en procedures voor de tenuitvoerlegging van de monetaire-beleidstransacties van het Eurosystem. Luidens hoofdstuk 6.3.1 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14 behoudt het Eurosysteem zich het recht voor te bepalen of een emissie, emittent, debiteur of garant aan de vereisten voor hoge kredietstandaards voldoet, zulks op basis van alle informatie die het relevant acht.

(3)

In de context van het aanbod van de Helleense Republiek tot schuldenruil aan de houders van verhandelbare schuldbewijzen die worden uitgegeven of worden gegarandeerd door de Griekse regering, werd op 24 februari 2012 een onderpandversterking verstrekt ten behoeve van de nationale centrale banken in de vorm van een terugkoopprogramma ter ondersteuning van de kwaliteit van verhandelbare schuldbewijzen die worden uitgegeven of worden gegarandeerd door de Helleense Republiek.

(4)

Bij wijze van uitzonderlijke maatregel schortte Besluit ECB/2012/3 van 5 maart 2012 inzake de beleenbaarheid van verhandelbare schuldbewijzen die door de Helleense Republiek worden uitgegeven of volledig worden gegarandeerd in de context van het aanbod van de Helleense Republiek tot schuldenruil (2), tijdelijk de minimumvereisten voor kredietkwaliteitsdrempels van het Eurosysteem op die van toepassing zijn op verhandelbare schuldbewijzen die worden uitgegeven of volledig worden gegarandeerd door de Helleense Republiek, waardoor zij gedurende de onderpandversterking beleenbaar werden verklaard.

(5)

Na beëindiging van de onderpandversterking, gezien het feit dat momenteel niet is verzekerd dat het onderpand in de vorm van door de Helleense Republiek uitgegeven of volledig gegarandeerde verhandelbare schuldbewijzen adequaat is, heeft de Raad van bestuur besloten dat ten aanzien van die instrumenten de kredietkwaliteitsdrempel van het Eurosysteem, zoals vastgelegd in hoofdstuk 6.3.2 van bijlage I bij Richtsnoer ECB/2011/14, van toepassing dient te zijn.

(6)

Besluit ECB/2012/3 dient derhalve te worden ingetrokken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking van Besluit ECB/2012/3

Besluit ECB/2012/3 wordt ingetrokken.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt op 25 juli 2012 in werking.

Gedaan te Frankfurt am Main, 18 juli 2012.

De president van de ECB

Mario DRAGHI


(1)  PB L 331 van 14.12.2011, blz. 1.

(2)  PB L 77 van 16.3.2012, blz. 19.