8.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/1


VERORDENING (EU) Nr. 550/2011 VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2011

tot vaststelling, overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, van beperkingen op het gebruik van internationale kredieten uit projecten op het gebied van industriële gassen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 11 bis, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het uiteindelijke doel van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, goedgekeurd bij Besluit 94/69/EG van de Raad van 15 december 1993 betreffende het sluiten van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (2), is het bewerkstelligen van een stabilisering van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Zoals tijdens de Conferentie van Cancún over de klimaatverandering van december 2010 en in het „Akkoord van Kopenhagen” is bevestigd, mag, om deze doelstelling te halen, de algehele stijging van het mondiale jaargemiddelde van de oppervlaktetemperatuur niet hoger zijn dan 2 °C boven het pre-industriële niveau. Uit het meest recente evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) blijkt dat om deze doelstelling te bereiken de mondiale emissie van broeikasgassen na 2020 niet verder mag stijgen. Dit betekent dat alle belangrijke emitterende landen hun inspanningen moeten opvoeren.

(2)

De koolstofmarkten zijn een belangrijke hefboom om deze uitdaging aan te pakken. Zij zullen het ons mogelijk maken onze doelstellingen te bereiken tegen een lagere kostprijs en sporen ons aan tot meer ambitie. Koolstofmarkten zijn bovendien een doeltreffend instrument om financiële middelen te verstrekken aan ontwikkelingslanden en om het financiële pakket van 100 miljard USD bijeen te brengen waarover in Kopenhagen overeenstemming is bereikt. Daartoe moeten de bestaande mechanismen aanzienlijk worden versterkt en moet met name het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) worden hervormd met het oog op een bredere toepassing van gestandaardiseerde referentiewaarden en de ontwikkeling van nieuwe marktmechanismen.

(3)

In het Protocol van Kyoto, dat is goedgekeurd bij Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (3) zijn voor 39 landen emissiereductiedoelstellingen vastgesteld voor de periode 2008-2012 alsmede twee mechanismen voor de invoering van internationale kredieten waarmee partijen hun uitstoot kunnen compenseren. „Gezamenlijke uitvoering” (JI) levert emissiereductie-eenheden (ERU’s) op, terwijl het „mechanisme voor schone ontwikkeling” (CDM) resulteert in gecertificeerde emissiereducties (CER’s).

(4)

JI en CDM zijn zogenaamde zuivere compensatieregelingen, waarbij een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met één ton het recht geeft elders één ton extra broeikasgassen uit te stoten. In het algemeen helpt een dergelijk systeem weliswaar om de kosten van de mondiale emissiereductie te drukken en zorgt het ervoor dat actie kan worden ondernomen in de landen waar deze het kostenefficiëntst is, maar het draagt niet bij tot de inspanningen die nodig zijn om de 2 °C-doelstelling te halen.

(5)

Om de opwarming van de aarde tot minder dan 2 °C te beperken, verdedigt de Unie het standpunt dat de inspanningen van de geïndustrialiseerde landen gepaard moeten gaan met passende mitigatiemaatregelen in met name de economisch het meest gevorderde ontwikkelingslanden. Tegelijk moet geleidelijk een grote internationale koolstofmarkt tot stand worden gebracht die op een efficiënte manier de vereiste algemene reductie kan teweegbrengen, waarbij internationale kredieten worden toegekend wanneer de uitstoot wordt beperkt tot een niveau beneden een referentiewaarde die lager ligt dan de verwachte uitstoot zonder reductiemaatregelen. Hiertoe dienen de ontwikkelingslanden passende mitigatiemaatregelen te treffen. Terwijl het CDM meer moet worden toegespitst op de minst ontwikkelde landen, moeten meer gevorderde landen geleidelijk worden opgenomen in een sectoraal marktmechanisme en uiteindelijk een cap-and-tradesysteem (4).

(6)

JI en CDM zijn op vrijwilligheid gebaseerde regelingen, net als de besluiten om het gebruik van kredieten toe te staan bij de emissierechtenhandel. Derhalve moet een onderscheid worden gemaakt tussen kredieten die kunnen worden gegenereerd en kredieten waarvan de ondertekenaars van het Kyotoprotocol in hun nationale wetgeving het gebruik hebben toegestaan. In het licht hiervan is het gebruik van toegewezen hoeveelheden kredieten reeds verboden bij Richtlijn 2003/87/EG en biedt Richtlijn 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) de lidstaten de mogelijkheid het bepaalde JI- en CDM-kredieten te gebruiken met inachtneming van geharmoniseerde beperkingen op het gebruik van internationale kredieten uit nucleaire, landgebruik- en bosbouwprojecten en wanneer zij exploitanten toestaan bepaalde hoeveelheden andere internationale kredieten te gebruiken. Richtlijn 2003/87/EG voorziet in de vaststelling van geharmoniseerde uitvoeringsmaatregelen inzake beperkingen op het gebruik van internationale kredieten.

(7)

Het gebruik van internationale kredieten uit projecten met betrekking tot trifluormethaan (HFK-23) en distikstofoxide (N2O) afkomstig van de productie van adipinezuur (hierna: „projecten op het gebied van industriële gassen”) moet worden beperkt. Dit spoort met de conclusies van de Europese Raad van oktober 2009 waarin de ontwikkelingslanden, met name de meer gevorderde, worden opgeroepen passende reductiemaatregelen te nemen. De grote meerderheid van projecten op het gebied van industriële gassen wordt uitgevoerd in ontwikkelingslanden die over voldoende middelen beschikken om deze goedkope reductiemaatregelen zelf te financieren; bovendien moeten de inkomsten van deze projecten uit het verleden volstaan om die maatregelen te financieren. De invoering van gebruiksbeperkingen voor kredieten uit projecten op het gebied van industriële gassen, met name wanneer ze door de nodige internationale besluiten wordt ondersteund, moet bijdragen tot een evenwichtiger geografische verdeling van de baten van de op grond van het Kyotoprotocol ingevoerde mechanismen.

(8)

Projecten op het gebied van industriële gassen veroorzaken een aantal milieuproblemen. Het buitengewoon hoge rendement dat door de vernietiging van HFK-23 wordt gegenereerd, stimuleert de blijvende productie en aanwending van chloordifluormethaan (HCFK-22), een sterk ozonafbrekend broeikasgas, in geregistreerde installaties op het hoogste door de methodologie van de projectactiviteit toegestane niveau. Hierdoor bestaat het gevaar dat het productieniveau van HCFK-22 hoger is dan zonder de projectactiviteiten het geval zou zijn geweest. Dit ondermijnt op zijn beurt de bijsturing in het kader van het Protocol van Montreal van 2007 van de productie en het gebruik van cfk’s op grond van het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (6) met het oog op een versnelde reductie van HCFC-22 voor ander gebruik dan als grondstof. Het is ook in tegenspraak met de financiële middelen die de lidstaten uittrekken voor het terugschroeven van de HCFK-22-productie door hun bijdragen aan het multilaterale fonds in het kader van het Protocol van Montreal. Dit hoge rendement leidt tot een verstoring van de economische stimulansen en de concurrentie en tot een verschuiving van in de Unie gevestigde producenten van adipinezuur naar in derde landen geregistreerde producenten. Vanaf 2013 zal de veel gunstiger behandeling van producenten van adipinezuur die deelnemen aan de Kyotomechanismen ten opzichte van de producenten die in de EU-regeling stappen, het risico op vergelijkbare productieverschuivingen doen toenemen en tot een nettotoename van de mondiale uitstoot leiden. Beperkingen op het gebruik van internationale kredieten zijn gerechtvaardigd om de verstoring van de economische stimulansen en concurrentie te beperken en lekkage van de uitstoot van broeikasgassen te vermijden.

(9)

Internationale kredieten uit projecten op het gebied van industriële gassen dragen niet bij tot de overdracht van technologie of tot de noodzakelijke energietransformatie op lange termijn in de ontwikkelingslanden. Uitstootreductie van deze industriële gassen door middel van JI of het CDM is niet de meest kostenefficiënte manier om de mondiale uitstoot terug te dringen omdat de projectontwikkelaars hun hoge opbrengsten niet gebruiken om de uitstoot terug te dringen.

(10)

Artikel 11 bis, lid 9, van Richtlijn 2003/87/EG voorziet in beperkingen op het volledige gebruik van specifieke kredieten. De instelling van een dergelijke beperking is gerechtvaardigd voor projecten op het gebied van industriële gassen. Een volledige gebruiksbeperking is de beste manier om ongewenste concurrentie- en milieugevolgen van deze kredieten weg te werken en verhoogt de kostenefficiëntie van de wereldwijde emissiereductie en de milieuprestaties van de koolstofmarkt door investeringen in koolstofarme alternatieven aan te moedigen.

(11)

Overeenkomstig artikel 11 bis, lid 9, van Richtlijn 2003/87/EG dienen de in deze verordening vervatte maatregelen in werking te treden met ingang van 1 januari 2013; overeenkomstig dat artikel is dit binnen een termijn van meer dan zes maanden en minder dan drie jaar na de vaststelling ervan. Deze maatregelen laten het gebruik van kredieten uit projecten op het gebied van industriële gassen om te voldoen aan de verplichtingen voor 2012 onverlet.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité klimaatverandering,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vanaf 1 januari 2013 is het gebruik van internationale kredieten uit projecten waarbij trifluormethaan (HFK-23) en distikstofoxide (N2O) afkomstig van de productie van adipinezuur worden vernietigd, verboden voor de toepassing van artikel 11 bis van Richtlijn 2003/87/EG, behoudens wanneer die kredieten vóór 2013 worden aangewend voor emissiereducties door bestaande projecten van die aard bij EU-ETS-installaties die in de loop van 2012 zijn uitgevoerd en waarvoor uiterlijk op 30 april 2013 toestemming wordt verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

(3)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(4)  Conclusies van de Raad, Voorbereiding van de 16e Conferentie van de partijen bij het UNFCCC, Cancún (29.11-10.12.2010), 3036e zitting van de Raad (Milieu), Luxemburg 14.10.2010 en Conclusies van de Raad, EU-standpunt voor de Conferentie van Kopenhagen inzake de klimaatverandering (7-18.12.2009), 2968e zitting van de Raad (Milieu), Luxemburg 21 oktober 2009, bekrachtigd door de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 29 en 30 oktober 2009.

(5)  PB L 338 van 13.11.2004, blz. 18.

(6)  Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, aangepast en gewijzigd tijdens de 19e vergadering van de partijen bij het Protocol van Montreal (17-21 september 2007).