4.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 88/1


VERORDENING (EU) Nr. 304/2011 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 maart 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad inzake het gebruik van uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten in de aquacultuur

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 708/2007 van de Raad (3) is een kader tot stand gebracht voor de praktijken in de aquacultuur met betrekking tot uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten om de mogelijke impact van deze soorten en in hetzelfde ecosysteem levende niet-doelsoorten op de aquatische habitats te evalueren en tot een minimum te beperken. Krachtens die verordening kunnen de introductie en de translocatie voor gebruik in gesloten aquacultuurvoorzieningen in de toekomst, op basis van nieuwe wetenschappelijke informatie en nieuw wetenschappelijk advies, worden vrijgesteld van de in hoofdstuk III van die verordening bedoelde vergunningsplicht.

(2)

In het kader van de door de Gemeenschap gefinancierde gecoördineerde actie getiteld „Milieu-impact van niet-inheemse soorten in de aquacultuur” (Impasse) is een nieuwe werkdefinitie van „gesloten aquacultuurvoorzieningen” vastgesteld. Met betrekking tot voorzieningen overeenkomstig die definitie, kan het niveau van het risico dat samenhangt met uitheemse en plaatselijk niet-voorkomende soorten tot een aanvaardbaar niveau worden verlaagd, indien de mogelijkheid dat de doelorganismen en niet-doelorganismen ontsnappen wordt tegengegaan tijdens het vervoer en, aan de hand van duidelijk omschreven protocollen, in de ontvangende voorziening. Introducties en translocaties voor gebruik in gesloten aquacultuurvoorzieningen mogen slechts van de vergunningsplicht worden vrijgesteld, indien aan die voorwaarden is voldaan.

(3)

Daarom dient de definitie van „gesloten aquacultuurvoorziening” in Verordening (EG) nr. 708/2007 te worden gewijzigd door specifieke kenmerken toe te voegen die borg moeten staan voor de biologische veiligheid van dergelijke voorzieningen.

(4)

De lidstaten moeten een lijst van op hun grondgebied gelegen gesloten aquacultuurvoorzieningen opstellen. Omwille van de transparantie dient deze lijst te worden bekendgemaakt en geregeld te worden bijgewerkt op een website die is opgezet in het kader van Verordening (EG) nr. 535/2008 van de Commissie van 13 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 708/2007 (4).

(5)

Naar aanleiding van deze wijzigingen dient Verordening (EG) nr. 708/2007 op een aantal andere punten te worden aangepast, met name door de verwijzingen naar „gesloten aquacultuurvoorzieningen” te schrappen in de definitie van „routinematige verplaatsing” en in bijlage I.

(6)

De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I, II en III aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang, om bijlage IV te wijzigen om er soorten aan toe te voegen en om specificaties vast te stellen voor de voorwaarden voor de toevoeging van soorten aan bijlage IV. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden het nodige overleg pleegt, ook op deskundigenniveau.

(7)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten door de Commissie worden vastgesteld middels uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 VWEU.

(8)

De in het beschikkende gedeelte van Verordening (EG) nr. 708/2007 gebruikte termen „Gemeenschap” en „communautair(e)” moeten worden gewijzigd, als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009.

(9)

Verordening (EG) nr. 708/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 708/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 1, in de titel van artikel 13, in artikel 15, lid 2, en in de titel van artikel 19, wordt het substantief „Gemeenschap” of het overeenkomstig adjectief vervangen door het substantief „Unie” of het overeenkomstig adjectief en worden alle grammaticale aanpassingen gemaakt die als gevolg van deze vervanging nodig zijn.

2)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5, eerste zin, wordt vervangen door:

„5.   Deze verordening, met uitzondering van artikel 3, artikel 4, lid 1, en artikel 4, lid 2, onder a), is niet van toepassing op de in bijlage IV opgenomen soorten.”;

b)

lid 7 wordt vervangen door:

„7.   De hoofdstukken III tot en met VI zijn niet van toepassing op verplaatsingen van uitheemse of plaatselijk niet-voorkomende soorten die zullen worden gehouden in gesloten aquacultuurvoorzieningen, op voorwaarde dat het vervoer plaatsvindt in omstandigheden die de ontsnapping van deze soorten en van niet-doelsoorten voorkomen.

De lidstaten stellen een lijst op van op hun grondgebied gelegen aquacultuurvoorzieningen die aan de definitie in artikel 3, punt 3, voldoen en werken deze lijst geregeld bij. De lijst wordt uiterlijk op 25 oktober 2011 bekendgemaakt op de website die is opgezet in het kader van artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 535/2008 van de Commissie (5) die nadere bepalingen vastlegt voor de uitvoering van die verordening.

3)

Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

a)

punt 3 wordt vervangen door:

„3.

„Gesloten aquacultuurvoorziening”: een op het land gelegen voorziening:

a)

waar:

i)

aquacultuur wordt bedreven in een aquatisch systeem met waterrecirculatie,

ii)

waaruit de lozingen pas na zeving en filtering of percolatie en behandeling in contact komen met open water teneinde te voorkomen dat vaste afvalstoffen in de aquatische omgeving terechtkomen en dat gekweekte soorten en niet-doelsoorten die kans maken op overleving en reproductie, uit de voorziening ontsnappen;

b)

en waar:

i)

verliezen van gekweekte exemplaren of niet-doelsoorten en ander biologisch materiaal, met inbegrip van pathogenen, als gevolg van factoren zoals roofdieren (bv. vogels) en overstroming worden voorkomen (zo moet de voorziening zich overeenkomstig een adequate beoordeling door de bevoegde autoriteiten op een veilige afstand van open water bevinden);

ii)

verliezen van gekweekte exemplaren of niet-doelsoorten en ander biologisch materiaal, met inbegrip van pathogenen, als gevolg van diefstal en vandalisme binnen de grenzen van de redelijkheid worden voorkomen; alsmede

iii)

de adequate verwijdering van dode organismen wordt gegarandeerd;”;

b)

punt 16 wordt vervangen door:

„16.

„routinematige verplaatsing”: de verplaatsing van aquatische organismen uit een bron met een laag risico op de overdracht van niet-doelsoorten, die, wegens de kenmerken van het aquatische organisme en/of de te gebruiken aquacultuurmethode, geen gevaar voor nadelige ecologische gevolgen oplevert;”.

4)

In artikel 4 wordt de bestaande alinea genummerd als „1” en het volgende lid toegevoegd:

„2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten zorgen voor controle van en toezicht op de aquacultuuractiviteiten, teneinde te garanderen dat:

a)

de gesloten aquacultuurvoorzieningen voldoen aan de voorschriften van artikel 3, lid 3, en

b)

het vervoer van en naar gesloten aquacultuurvoorzieningen zodanig plaatsvindt dat de ontsnapping van uitheemse en niet-doelsoorten wordt voorkomen.”.

5)

Artikel 14 wordt vervangen door:

„Artikel 14

Uitzetting in aquacultuurvoorzieningen bij routinematige introductie

Bij routinematige introducties is het uitzetten van aquatische organismen in aquacultuurvoorzieningen toegestaan zonder voorafgaande quarantaine of proefuitzetting, tenzij de bevoegde autoriteit, in uitzonderlijke gevallen, op grond van specifiek advies van het raadgevend comité anders besluit. Verplaatsingen van een gesloten aquacultuurvoorziening naar een open aquacultuurvoorziening worden overeenkomstig de artikelen 6 en 7 als routinematige of niet-routinematige verplaatsingen beschouwd.”.

6)

Artikel 24 wordt vervangen door:

„Artikel 24

Wijziging van bijlagen en gedetailleerde voorschriften

1.   De Commissie kan aan de hand van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 24 bis met inachtneming van de voorwaarden van de artikelen 24 ter en 24 quater:

a)

de bijlagen I, II en III bij de onderhavige verordening aanpassen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang,

b)

specificaties vaststellen betreffende de voorwaarden voor de toevoeging van soorten aan bijlage IV als bedoeld in lid 3, en

c)

soorten aan bijlage IV toevoegen, als aan de voorwaarden in lid 3 en de verdere specificaties hiervan is voldaan.

2.   Bij de vaststelling van in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen treedt de Commissie op overeenkomstig deze verordening.

3.   Om de soorten ervan aan bijlage IV te kunnen toevoegen, moet een aquatisch organisme in bepaalde delen van de Unie gedurende lange tijd (ten opzichte van zijn levenscyclus) zonder nadelige gevolgen in de aquacultuur gebruikt zijn, en moeten de introductie en de translocatie ervan mogelijk zijn zonder gelijktijdige verplaatsing van potentieel schadelijke niet-doelsoorten.

4.   De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken om soorten aan bijlage IV toe te voegen. De lidstaten kunnen wetenschappelijke gegevens verstrekken om aan te tonen dat aan relevante criteria voor het toevoegen van soorten aan bijlage IV is voldaan. De Commissie beslist binnen vijf maanden na ontvangst van de verzoeken over de ontvankelijkheid ervan; de tijd die de lidstaat nodig heeft om op verzoek van de Commissie nadere informatie te verstrekken, wordt hierbij niet meegerekend.

5.   De betrokken lidstaten kunnen met betrekking tot hun ultraperifere gebieden, als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, voorstellen de toegevoegde soorten op te nemen in een afzonderlijk deel van bijlage IV.

6.   De Commissie kan overeenkomstig de in artikel 30, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2371/2002 bedoelde procedure bepalingen voor de uitvoering van de leden 4 en 5 vaststellen, met name betreffende formaat, inhoud en details van door de lidstaten ingediende verzoeken om toevoeging van soorten, en betreffende ter ondersteuning van die verzoeken te verstrekken informatie.”.

7)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 24 bis

Uitoefening van de delegatie

1.   De bevoegdheid om de in artikel 24 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf 24 april 2011. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de termijn van vijf jaar een verslag op over de gedelegeerde bevoegdheid. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met termijnen van dezelfde duur, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 24 ter.

2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad tegelijkertijd daarvan in kennis.

3.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de voorwaarden van de artikelen 24 ter en 24 quater.

Artikel 24 ter

Intrekking van de delegatie

1.   De in artikel 24 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3.   Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheid die in het besluit wordt vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 24 quater

Bezwaren tegen gedelegeerde handelingen

1.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving.

Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

2.   Indien bij het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft meegedeeld voornemens te zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

3.   Als het Europees Parlement of de Raad binnen de in lid 1 genoemde termijn bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, treedt die niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen een gedelegeerde handeling, geeft aan om welke redenen zij dit doet.”.

8)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Voor zover mogelijk moeten alle gegevens worden onderbouwd met referenties uit wetenschappelijke literatuur en afschriften van persoonlijke contacten met wetenschappelijke autoriteiten en visserijdeskundigen.”;

b)

punt D (Interactie met inheemse soorten) wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 1 wordt vervangen door:

„1.

Hoe groot is de kans op overleving en handhaving van het geïntroduceerde organisme indien het ontsnapt?”;

ii)

punt 6 wordt vervangen door:

„6.

Zullen de geïntroduceerde organismen overleven en zich met succes reproduceren in het voorgestelde introductiegebied, of moeten er jaarlijkse nieuwe exemplaren worden uitgezet?”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 9 maart 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitster

GYŐRI E.


(1)  PB C 354 van 28.12.2010, blz. 88 en PB C 51 van 17.2.2011, blz. 80.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 november 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 21 februari 2011.

(3)  PB L 168 van 28.6.2007, blz. 1.

(4)  PB L 156 van 14.6.2008, blz. 6.

(5)  PB L 156 van 14.6.2008, blz. 6.”.