26.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 297/2011 VAN DE COMMISSIE

van 25 maart 2011

tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan in verband met het ongeval in de kerncentrale van Fukushima

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 53, lid 1, onder b) ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002 voorziet in de mogelijkheid van passende EU-noodmaatregelen voor uit een derde land ingevoerde levensmiddelen en diervoeders om de volksgezondheid, de diergezondheid of het milieu te beschermen, wanneer het risico niet op afdoende wijze kan worden beheerst met de door de afzonderlijke lidstaten getroffen maatregelen.

(2)

Na het ongeval in de kerncentrale van Fukushima op 11 maart 2011 werd de Commissie ervan in kennis gesteld dat het radionucleïdegehalte in bepaalde levensmiddelen van oorsprong uit Japan, zoals melk en spinazie, de in Japan van kracht zijnde actiedrempels voor levensmiddelen overschreed. Een dergelijke verontreiniging kan een bedreiging vormen voor de gezondheid van mens en dier in de Unie; daarom moeten op EU-niveau onmiddellijk voorzorgsmaatregelen worden getroffen om de veiligheid van levensmiddelen en diervoeders, waaronder vis en visserijproducten, van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan te waarborgen. Omdat het ongeval nog niet onder controle is, moeten in deze fase de vereiste tests voor de uitvoer worden toegepast op levensmiddelen en diervoeders van oorsprong uit de getroffen prefecturen en uit een bufferzone, en moeten steekproefsgewijs tests worden uitgevoerd op ingevoerde levensmiddelen en diervoeders die van oorsprong zijn van het gehele grondgebied van Japan.

(3)

Er zijn maximale niveaus vastgesteld bij Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (2), Verordening (Euratom) nr. 944/89 van de Commissie van 12 april 1989 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting in minder belangrijke levensmiddelen na een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (3) en Verordening (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie van 29 maart 1990 tot vaststelling van maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van diervoeders ten gevolge van een nucleair ongeval of ander stralingsgevaar (4).

(4)

Deze maximale niveaus kunnen van toepassing worden verklaard nadat de Commissie, ingevolge Beschikking 87/600/Euratom van de Raad van 14 december 1987 inzake communautaire regelingen voor snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (5) of het Verdrag van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) van 26 september 1986 inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, informatie over een nucleair ongeval heeft ontvangen waaruit blijkt dat de maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders waarschijnlijk zullen worden bereikt of al zijn bereikt. Ondertussen moeten deze bestaande maximale niveaus als referentiewaarden worden gebruikt om te beoordelen of het aanvaardbaar is om levensmiddelen en diervoeders in de handel te brengen.

(5)

De Japanse autoriteiten hebben de Commissie ervan in kennis gesteld dat er passende tests worden uitgevoerd op levensmiddelen uit het getroffen gebied die uit Japan worden uitgevoerd.

(6)

In aanvulling op de door de Japanse autoriteiten uitgevoerde tests moet dergelijke invoer steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

(7)

De lidstaten moeten de Commissie via het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF) en het systeem van de Europese Unie voor de snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (Ecurie) in kennis stellen van alle analytische resultaten. De maatregelen zullen op basis van deze analytische resultaten worden geëvalueerd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op alle levensmiddelen en diervoeders in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening nr. 3954/87, van oorsprong uit of verzonden vanuit Japan, met uitzondering van producten die Japan vóór 28 maart 2011 hebben verlaten en van producten die vóór 11 maart 2011 zijn geoogst en/of verwerkt.

Artikel 2

Verklaring

1.   Voor alle zendingen van in artikel 1 bedoelde producten gelden de in deze verordening neergelegde voorwaarden.

2.   Zendingen van in artikel 1 bedoelde producten die buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (6) vallen, worden de EU binnengebracht via een aangewezen punt van binnenkomst in de zin van artikel 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (7).

3.   Elke zending van in artikel 1 bedoelde producten gaat vergezeld van een verklaring waaruit blijkt dat:

het product vóór 11 maart 2011 is geoogst en/of verwerkt, of

het product van oorsprong is uit een andere prefectuur dan Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamagata, Niigata, Nagano, Yamanashi, Saitama, Tokyo of Chiba, of

in geval het product van oorsprong is uit de prefecturen Fukushima, Gunma, Ibaraki, Tochigi, Miyagi, Yamagata, Niigata, Nagano, Yamanashi, Saitama, Tokyo of Chiba, het gehalte van het product aan de radionucleïden jodium-131, cesium-134 en cesium-137 niet boven de in Verordening (Euratom) nr. 3954/87 van de Raad van 22 december 1987, Verordening (Euratom) nr. 944/89 van de Commissie van 12 april 1989 en Verordening (Euratom) nr. 770/90 van de Commissie van 29 maart 1990 vermelde maximale niveaus ligt.

4.   Het model van de in lid 3 bedoelde verklaring is opgenomen in de bijlage. De verklaring wordt ondertekend door een gemachtigde vertegenwoordiger van de bevoegde Japanse autoriteiten en gaat voor de in lid 3, derde streepje, bedoelde producten vergezeld van een analyserapport.

Artikel 3

Identificatie

Elke zending van in artikel 1 bedoelde producten wordt gekenmerkt met een code die wordt vermeld in de verklaring, in het analyserapport met de resultaten van de bemonstering en de analyse, het gezondheidscertificaat en op elk handelsdocument dat de zending vergezelt.

Artikel 4

Kennisgeving vooraf

Levensmiddelen- en diervoederbedrijven of hun vertegenwoordigers stellen de bevoegde autoriteiten in de inspectiepost aan de grens of het aangewezen punt van binnenkomst steeds ten minste twee werkdagen voor de fysieke aankomst van een zending van de in artikel 1 bedoelde producten in kennis van die aankomst.

Artikel 5

Officiële controles

1.   De bevoegde autoriteiten in de inspectiepost aan de grens of het aangewezen punt van binnenkomst verrichten bij elke zending van in artikel 1 bedoelde producten een controle van de documenten en de identiteit, alsmede bij ten minste 10% van dergelijke zendingen van in artikel 2, lid 3, derde streepje, bedoelde producten en bij ten minste 20% van dergelijke zendingen van in artikel 2, lid 3, tweede streepje, bedoelde producten een fysieke controle, met inbegrip van een laboratoriumanalyse, op de aanwezigheid van jodium-131, cesium-134 en cesium-137.

2.   De zendingen blijven hoogstens 5 werkdagen onder officieel toezicht totdat de resultaten van de laboratoriumanalyse beschikbaar zijn.

3.   De zendingen kunnen pas in het vrije verkeer worden gebracht nadat de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf of zijn vertegenwoordiger de in de bijlage bedoelde verklaring, geviseerd door de bevoegde autoriteit in de inspectiepost aan de grens of het aangewezen punt van binnenkomst, ten bewijze van het feit dat de in lid 1 bedoelde officiële controles zijn uitgevoerd en de resultaten van eventueel uitgevoerde fysieke controles goed waren, aan de douaneautoriteiten heeft overgelegd.

Artikel 6

Kosten

Alle kosten in verband met de in artikel 5, leden 1 en 2, bedoelde officiële controles en eventuele maatregelen ten aanzien van niet-conforme zendingen komen ten laste van de exploitant van het betrokken diervoeder- of levensmiddelenbedrijf.

Artikel 7

Niet-conforme producten

Ingevolge artikel 6 van Verordening (Euratom) nr. 3954/87 worden levensmiddelen en diervoeders die niet aan de in de bijlage bij Verordening (Euratom) nr. 3954/87, Verordening (Euratom) nr. 944/89 en Verordening (Euratom) nr. 770/90 bedoelde maximum toelaatbare niveaus voldoen, niet in de handel gebracht en veilig verwijderd of naar het land van oorsprong teruggestuurd.

Artikel 8

Rapporten

De lidstaten stellen de Commissie via het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen en diervoeders (RASFF) en het systeem van de Europese Unie voor de snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar (Ecurie) regelmatig in kennis van alle analytische resultaten.

Artikel 9

Inwerkingtreding en toepassingsperiode

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De verordening is van toepassing van de dag van inwerkingtreding tot en met 30 juni 2011. De verordening wordt op basis van de analyseresultaten maandelijks geëvalueerd.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 maart 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  PB L 371 van 30.12.1987, blz. 11.

(3)  PB L 101 van 13.4.1989, blz. 17.

(4)  PB L 83 van 30.3.1990, blz. 78.

(5)  PB L 371 van 30.12.1987, blz. 76.

(6)  PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

(7)  PB L 194 van 25.7.2009, blz. 11.


BIJLAGE

Image