10.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 63/22


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 9 maart 2011

betreffende de publicatie en het beheer van het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2011) 1536)

(Voor de EER relevante tekst)

(2011/155/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem binnen de Gemeenschap (1), en met name artikel 27, lid 4,

Gezien de aanbeveling van het Europees Spoorwegbureau van 15 april 2010 inzake het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2008/57/EG,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De bijlage bij Beschikking 2009/965/EG van de Commissie (2) betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG bevat de lijst van de parameters voor de classificatie van nationale voorschriften in het referentiedocument als bedoeld in artikel 27 van Richtlijn 2008/57/EG.

(2)

Het is belangrijk dat de nationale voorschriften die in het referentiedocument moeten worden opgenomen duidelijk zijn gedefinieerd teneinde te bepalen in hoeverre ze als gelijkwaardig kunnen worden beschouwd en zoveel mogelijk voorschriften overeenkomstig afdeling 2 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG in categorie A te kunnen indelen.

(3)

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de bijwerking van hun nationale voorschriften. De bijwerking van nationale voorschriften kan een impact hebben op de classificering van de voorschriften ten aanzien van de voorschriften van andere lidstaten voor een specifieke parameter van afdeling 1 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG.

(4)

De onderlinge verwijzingen tussen de nationale voorschriften in de gegevensbank en de classificering van hun gelijkwaardigheid moeten worden bijgehouden.

(5)

Het Europees Spoorwegbureau (hierna „Bureau”) dient de opdracht te krijgen voor elke lidstaat een lijst samen te stellen, te publiceren en bij te werken van de nationale voorschriften voor de indienststelling van voertuigen met vermelding van het nationale voorschrift voor elke parameter en de classificering van de voorschriften van de andere lidstaten voor die parameter. Deze lijsten moeten worden opgenomen in het referentiedocument.

(6)

De lidstaten dienen de samenhang te verzekeren tussen de in het referentiedocument opgesomde voorschriften en de op grond van artikel 17 van Richtlijn 2008/57/EG aangemelde voorschriften. Derhalve dienen de lidstaten over voldoende tijd te beschikken om het referentiedocument bij te werken of om de voorschriften op grond van artikel 17 aan te melden, te wijzigen of in te trekken. Tot de beide reeksen voorschriften op elkaar zijn afgestemd en er een centraal punt voor de aanmelding van nationale voorschriften beschikbaar is, mogen de nationale veiligheidsinstanties, wanneer er tegenstrijdigheden tussen beide reeksen voorschriften bestaan, toestemming verlenen voor de indienststelling van voertuigen op grond van de in het referentiedocument opgesomde voorschriften.

(7)

Wat de aanmelding van nationale veiligheidsvoorschriften overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) betreft, zijn die bovendien niet relevant voor het referentiedocument. Bij Richtlijn 2008/110/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) is die richtlijn immers gewijzigd en zijn de nationale veiligheidsvoorschriften in verband met de eisen voor de indienststelling en het onderhoud van voertuigen geschrapt uit bijlage II bij Richtlijn 2004/49/EG.

(8)

Bij de samenstelling van de nationale referentiedocumenten dienen de NVI’s prioriteiten te bepalen overeenkomstig de doelstellingen van Richtlijn 2008/57/EG en, na overleg binnen de betrokken werkgroepen, rekening houdend met de binnen de NVI’s beschikbare middelen.

(9)

Overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG dient de Commissie de mogelijkheid te krijgen maatregelen vast te stellen die gericht zijn tot het Bureau met het oog op de wijziging van het referentiedocument.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De inhoud van het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG is gespecificeerd in de bijlage bij dit besluit.

2.   Het referentiedocument wordt gepubliceerd en bijgehouden door het Bureau. Via zijn website zorgt het Bureau ervoor dat het vrij toegankelijk is. Het Bureau publiceert de eerste versie van het referentiedocument binnen vier maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

3.   Minstens eenmaal per jaar dient het Bureau bij de Commissie en het in artikel 29 van Richtlijn 2008/57/EG bedoelde comité een verslag in over de voortgang inzake de publicatie en het beheer van het referentiedocument.

4.   Op verzoek van het Bureau, een lidstaat, dan wel op eigen initiatief, kan de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG te allen tijde een besluit vaststellen tot wijziging van het door het Bureau gepubliceerde referentiedocument.

Artikel 2

In het kader van het referentiedocument wordt verstaan onder:

a)   „voorschrift”: een in een lidstaat geldende eis waaraan bij een aanvraag van toestemming voor de indienststelling van voertuigen moet worden voldaan en die betrekking heeft op:

een parameter van de lijst in de bijlage bij Beschikking 2009/965/EG; en/of

eisen inzake controles en tests; en/of

een te volgen procedure om toestemming te vragen voor de indienststelling van voertuigen;

b)   „classificering”: de kwalificatie door een lidstaat van een nationaal voorschrift van een andere lidstaat voor een bepaalde parameter overeenkomstig een van de drie categorieën A, B of C als gedefinieerd in afdeling 2 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG.

Artikel 3

1.   Voor elke lidstaat wordt in het nationale referentiedocument voor elke parameter van de lijst in de bijlage bij Beschikking 2009/965/EG het volgende opgenomen:

a)

een verwijzing naar de relevante nationale voorschriften die in de lidstaat worden toegepast voor de verlening van toestemming voor de indienststelling van voertuigen of een verklaring dat voor die parameter geen specifieke eisen gelden;

b)

de classificering overeenkomstig afdeling 2 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG van de in andere lidstaten gehanteerde voorschriften.

2.   Het Bureau faciliteert waar nodig via overlegvergaderingen de classificering van de nationale voorschriften voor de indienstelling van voertuigen door de nationale veiligheidsinstanties (NVI’s).

Artikel 4

1.   Elke NVI deelt aan het Bureau de informatie mee die noodzakelijk is voor de samenstelling van het nationale referentiedocument. Meer in het bijzonder dienen de NVI’s:

a)

het Bureau de referenties en de classificering mee te delen van de nationale voorschriften voor elke parameter;

b)

het Bureau in kennis te stellen van wijzigingen van de voorschriften bij de publicatie van de wijzigingen;

c)

een persoon of dienst aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de mededeling van deze informatie aan het Bureau;

d)

met andere NVI’s ervaringen en standpunten uit te wisselen met het oog op de classificering van de voorschriften overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b). De NVI’s werken onderling samen teneinde overbodige eisen en overlappende controles te vermijden.

2.   Elke lidstaat dient zijn nationaal referentiedocument vast te stellen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat eventuele tegenstrijdigheden tussen de eisen in het referentiedocument en de eisen in de op grond van artikel 17 van Richtlijn 2008/57/EG aangemelde voorschriften binnen een jaar na de publicatie van het nationale referentiedocument worden weggewerkt. De termijn om de samenhang tussen beide te verzekeren bedraagt zes maanden vanaf het moment waarop een centraal punt voor de aanmelding van nationale voorschriften en voor het referentiedocument beschikbaar is. De Commissie deelt de lidstaten mee vanaf welke datum het centrale punt voor de aanmelding van nationale voorschriften beschikbaar is. Indien het Bureau na die periode nog tegenstrijdigheden opmerkt, stelt het de betrokken lidstaat daarvan in kennis. Wanneer een voorschrift van het referentiedocument nog niet is aangemeld, dient het voorschrift te worden aangemeld of moet het referentiedocument worden aangepast.

4.   De lidstaten delen de Commissie binnen twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit mee welke dienst belast wordt met de validering en goedkeuring van hun nationale referentiedocumenten en van de wijzigingen daarvan.

Artikel 5

1.   Indien een wijziging van een voorschrift als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), een invloed heeft op de classificatie van dat voorschrift in andere lidstaten, dient het Bureau de NVI’s van de betrokken lidstaten daarvan in kennis te stellen zodat zij hun classificatie kunnen aanpassen.

2.   Indien het Bureau constateert dat een door een lidstaat als voorschrift van categorie A voorgestelde voorschrift dient te worden geclassificeerd als voorschrift van categorie B of C, treedt zij hierover in overleg met de betrokken NVI teneinde overeenstemming te bereiken over een correcte classificatie.

3.   Wanneer het Bureau na overleg met de betrokken NVI’s van oordeel is dat de classificatie als voorschrift van categorie B of C door een NVI niet gerechtvaardigd is op grond van de bepalingen van Richtlijn 2008/57/EG en dat de classificering in categorie B of C een overbodige eis of controle met zich meebrengt die buitensporige gevolgen kan hebben op de termijn of de kostprijs om toestemming te krijgen voor de indienststelling van voertuigen, stelt het Bureau de Commissie daarvan in kennis en formuleert zij een technisch advies ten behoeve van de Commissie en de betrokken lidstaat.

4.   Desgevallend stelt de Commissie een besluit vast volgens de procedure als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG. Dat besluit is gericht tot het Bureau met het oog op de bijwerking van het referentiedocument en tot de betrokken lidstaat met het oog op de goedkeuring van het in artikel 4, lid 2, bedoelde nationale referentiedocument.

Artikel 6

Dit besluit is niet van toepassing op de Republiek Cyprus en Malta zolang deze landen op hun grondgebied niet over een spoorwegsysteem beschikken.

Artikel 7

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 april 2011.

Artikel 8

Dit besluit is gericht tot de lidstaten en het Europees Spoorwegbureau.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2011.

Voor de Commissie

Siim KALLAS

Vicevoorzitter


(1)  PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1.

(2)  PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1.

(3)  PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44.

(4)  PB L 345 van 23.12.2008, blz. 62.


BIJLAGE

REFERENTIEDOCUMENT

1.   Doel van het referentiedocument

Het doel van het referentiedocument is de procedure voor de toestemming voor de indienststelling van voertuigen vlotter te laten verlopen door:

a)

lijsten op te stellen van alle parameters die voor de toestemming voor de indienststelling van voertuigen moeten worden gecontroleerd;

b)

een overzicht op te stellen van alle door de lidstaten gehanteerde voorschriften voor de indienststelling van voertuigen;

c)

elk voorschrift te koppelen aan een van de parameters die met het oog op de toestemming voor de indienststelling van voertuigen moeten worden gecontroleerd;

d)

de indeling van alle voorschriften in categorieën A, B of C overeenkomstig afdeling 2 van bijlage VII bij Richtlijn 2008/57/EG;

e)

overeenkomstig artikel 1 van Beschikking 2009/965/EG een overzicht op te stellen van de nationale wetgeving inzake de indienststelling van spoorvoertuigen.

2.   Structuur en inhoud

Het referentiedocument wordt als volgt ingedeeld:

Deel 1

:

De toepassingsleidraad: dit deel verwijst naar de elementen van dit besluit en alle andere relevante informatie voor het beheer, de interpretatie en het gebruik van het referentiedocument.

Deel 2

:

Nationale referentiedocumenten: het referentiedocument omvat alle nationale referentiedocumenten met de opsomming en classificatie van de nationale voorschriften, één per lidstaat, als bedoeld in artikel 3.

Deel 3

:

Informatie over de nationale wetgeving: overeenkomstig artikel 1 van Beschikking 2009/965/EG moet in het referentiedocument informatie worden opgenomen betreffende de nationale wetgeving inzake de indienststelling van spoorwegvoertuigen. Dit deel wordt ingevuld na aanmelding van de nationale maatregelen ter omzetting van Richtlijn 2008/57/EG door de lidstaten.

3.   Toepassingsgebied van het referentiedocument

Het referentiedocument is van toepassing op alle toestemmingen voor de indienststelling van spoorvoertuigen die onder Richtlijn 2008/57/EG vallen en waarvoor aan de nationale voorschriften moet worden voldaan.

Overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 2008/57/EG heeft het betrekking op voertuigen voor zowel het TEN als de overige lijnen.

Voor TSI-conforme voertuigen biedt het referentiedocument de mogelijkheid de door verschillende lidstaten voor een bepaalde parameter gehanteerde voorschriften onderling te vergelijken en te rubriceren teneinde de technische compatibiliteit met de infrastructuur, de conformiteit met specifieke gevallen, de oplossing van open punten en de naleving van nationale voorschriften bij afwijkingen te controleren.

Voorts biedt het referentiedocument de mogelijkheid de nationale voorschriften te vergelijken en te koppelen aan de lijst van de voor de indienststelling van niet-TSI-conforme voertuigen te controleren parameters.