15.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 180/7


VERORDENING (EU, EURATOM) Nr. 617/2010 VAN DE RAAD

van 24 juni 2010

inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 337,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 187,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voor het uitvoeren van haar taken op energiegebied is het voor de Commissie essentieel om een algemeen beeld te verkrijgen van de ontwikkeling van de investeringen in energie-infrastructuur in de Unie. De regelmatige beschikbaarheid van actuele gegevens en informatie moet het voor de Commissie mogelijk maken de nodige vergelijkingen en evaluaties te maken of relevante maatregelen voor te stellen op basis van de nodige gegevens en een adequate analyse, met name wat de toekomstige balans tussen vraag naar en aanbod van energie betreft.

(2)

Het energielandschap binnen en buiten de Unie is in de afgelopen jaren aanzienlijk veranderd, hetgeen investeringen in de energie-infrastructuur tot een cruciale factor maakt voor het garanderen van de energievoorziening voor de Unie, de werking van de interne markt en de door de Unie ingezette overgang naar een koolstofarm energiesysteem.

(3)

Gezien de nieuwe energiecontext zijn er aanzienlijke investeringen vereist in alle energiesectoren en moet er gewerkt worden aan de ontwikkeling van nieuwe infrastructuurtypen en nieuwe marktrijpe technologieën. De liberalisering van de energiesector en de verdere integratie van de interne markt resulteren in een prominentere rol voor de marktdeelnemers bij investeringen. Tegelijk zullen nieuwe beleidseisen, zoals streefcijfers voor de brandstofmix, het beleid van de lidstaten met het oog op de totstandbrenging van een nieuwe en/of gemoderniseerde energie-infrastructuur beïnvloeden.

(4)

In deze context moet er meer aandacht worden besteed aan investeringen in de energie-infrastructuur in de Unie, in het bijzonder met het oog op het anticiperen op problemen, het bevorderen van beste praktijken en het tot stand brengen van grotere transparantie over de toekomstige ontwikkeling van het energiesysteem in de Unie.

(5)

De Commissie en in het bijzonder haar waarnemingspost voor de energiemarkt moeten daarom beschikken over nauwkeurige gegevens en informatie over investeringsprojecten, met inbegrip van buitenbedrijfstellingsprojecten, voor de belangrijkste onderdelen van het energiesysteem van de Unie.

(6)

Gegevens en informatie inzake de voorspelbare ontwikkelingen in de productie-, transmissie- en opslagcapaciteit en projecten in de onderscheiden energiesectoren zijn van belang voor de Unie en voor toekomstige investeringen. Het is daarom noodzakelijk te waarborgen dat aan de Commissie mededeling wordt gedaan van investeringsprojecten waarvoor de bouw- of buitenbedrijfstellingswerkzaamheden reeds zijn aangevangen of waarover een definitief investeringsbesluit is genomen.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 41 en 42 van het Euratom-Verdrag zijn ondernemingen verplicht hun investeringsprojecten mee te delen. Het is noodzakelijk dergelijke informatie aan te vullen, met name via een geregelde rapportering over de tenuitvoerlegging van investeringsprojecten. Deze aanvullende rapportering laat de toepassing van de artikelen 41 tot en met 44 van het Euratom-Verdrag onverlet.

(8)

Opdat de Commissie kan beschikken over een samenhangend beeld betreffende de toekomstige ontwikkelingen in het hele energiesysteem van de Unie, moet een geharmoniseerd kader voor een op geactualiseerde categorieën gebaseerde rapportering inzake investeringsprojecten worden ingevoerd, waarbij de lidstaten officiële gegevens en informatie moeten verstrekken.

(9)

Daartoe moeten de lidstaten aan de Commissie gegevens en informatie meedelen over de op hun grondgebied geplande of in uitvoering zijnde investeringsprojecten op het gebied van energie-infrastructuur met betrekking tot de productie, de opslag en het vervoer van aardolie, aardgas, elektriciteit, met inbegrip van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, biobrandstoffen en de afvangst en opslag van kooldioxide, en mede over de koppelverbindingen met derde landen. Op de betrokken ondernemingen moet de verplichting berusten aan de lidstaten mededeling te doen van dergelijke gegevens en informatie.

(10)

Gezien de tijdshorizon van investeringsprojecten in de energiesector volstaat een tweejaarlijkse rapportering.

(11)

Teneinde onevenredige administratieve belasting te voorkomen en de kosten voor de lidstaten en ondernemingen, voornamelijk die uit het midden- en kleinbedrijf, te minimaliseren, moet deze verordening de mogelijkheid bieden de lidstaten en ondernemingen vrij te stellen van bedoelde rapporteringsverplichting wanneer de Commissie gelijkwaardige informatie ontvangt op grond van door instellingen van de Unie vastgestelde energiesectorspecifieke wetgevingsbesluiten die tot doel heeft concurrerende Europese energiemarkten tot stand te brengen, de duurzaamheid van het uniale energiesysteem en de continuïteit van de energievoorziening van de Unie te waarborgen. Derhalve dient te worden vermeden dat de rapportagevoorschriften opgenomen in het derde pakket maatregelen voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt worden herhaald.

(12)

Om de gegevens te verwerken en de mededeling ervan te vergemakkelijken en te beveiligen, moeten de Commissie en met name haar waarnemingspost voor de energiemarkt alle passende maatregelen kunnen nemen en meer bepaald gebruik kunnen maken van geïntegreerde IT-instrumenten en -procedures.

(13)

De bescherming van personen bij de verwerking van persoonsgegevens wordt gereguleerd bij Richtlijn 95/46/EG van het Europee Parlement en de Raad (1), terwijl de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie wordt gereguleerd bij Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europee Parlement en de Raad (2). De onderhavige verordening laat de hierboven genoemde bepalingen onverlet.

(14)

De lidstaten, of hun gedelegeerde entiteiten, en de Commissie moeten de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens of informatie bewaren. Daarom moeten de lidstaten, of hun gedelegeerde entiteiten, die gegevens en informatie op nationaal niveau samenvoegen alvorens deze aan de Commissie toe te zenden, met uitzondering van gegevens en informatie over grensoverschrijdende transmissieprojecten. Desgewenst moet de Commissie die gegevens verder samenvoegen en wel zo dat er geen nadere details betreffende afzonderlijke ondernemingen en installaties openbaar worden gemaakt of kunnen worden afgeleid.

(15)

De Commissie en met name haar waarnemingspost voor de energiemarkt moeten op gezette tijden een sectoroverschrijdende analyse maken van de structurele ontwikkeling en vooruitzichten van het energiesysteem van de Unie alsook, waar nodig, een meer gerichte analyse maken inzake bepaalde aspecten van dit energiesysteem. Deze analyse moet ertoe bijdragen dat eventuele leemten op het vlak van infrastructuur en investeringen worden vastgesteld met het oog op het evenwicht tussen de vraag naar en het aanbod van energie. De analyse moet tevens bijdragen tot een discussie op Unieniveau over energie-infrastructuren en moet daarom aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité worden toegezonden en aan belanghebbende partijen ter beschikking worden gesteld.

(16)

De Commissie kan worden bijgestaan door deskundigen van de lidstaten of andere vakbekwame deskundigen om tot gemeenschappelijke inzichten te komen over mogelijke leemten in de infrastructuur en daarmee samenhangende risico’s, en om de transparantie met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen te bevorderen.

(17)

Bij de vaststelling van de voor de uitvoering van deze verordening vereiste technische maatregelen moet de Commissie zich zoveel mogelijk baseren op het mededelingsmodel gebruikt in het kader van Verordening (EG) nr. 2386/96 van de Commissie (3) waarbij Verordening (EG) nr. 736/96 van de Raad van 22 april 1996 inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit (4) wordt uitgevoerd, en vooraf de nationale deskundigen raadplegen.

(18)

Gezien de omvang van de wijzigingen die vereist zijn om de wetgeving aan te passen aan de huidige uitdagingen op energiegebied en met het oog op de duidelijkheid moet Verordening (EG) nr. 736/96 worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader ingevoerd voor de mededeling aan de Commissie van gegevens en informatie over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, aardgas, elektriciteit, mede uit hernieuwbare bronnen, en biobrandstoffen, en over investeringsprojecten met betrekking tot het afvangen en opslaan van door deze sectoren geproduceerde kooldioxide.

2.   Deze verordening is van toepassing op de in de bijlage genoemde typen investeringsprojecten waarvoor de bouw of het buiten bedrijf stellen is gestart of waarover een definitief investeringsbesluit is genomen.

Voorts mogen de lidstaten geschatte gegevens of voorbereidende informatie indienen over alle in de bijlage genoemde typen investeringsprojecten waarvoor de werken volgens de planning binnen vijf jaar zullen beginnen en over die welke volgens de planning binnen drie jaar buiten bedrijf worden gesteld, maar waarvoor nog geen definitief investeringsbesluit is genomen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „infrastructuur”: elk soort installatie die of onderdeel van een installatie dat verband houdt met productie, transmissie en opslag;

2.   „investeringsprojecten”: projecten die tot doel hebben:

3.   „definitief investeringsbesluit”: het besluit dat op bedrijfsniveau wordt genomen om definitief middelen uit te trekken voor de investeringsfase van een project, waarbij onder investeringsfase wordt verstaan de fase waarin de bouw of het buiten bedrijf stellen plaatsvindt en er kapitaalkosten worden gemaakt. Onder de investeringsfase valt niet de planningfase, waarin de uitvoering van het project wordt voorbereid, inclusief, in voorkomend geval, een haalbaarheidsbeoordeling, voorbereidende en technische studies, het verkrijgen van licenties en vergunningen en het maken van kapitaalkosten;

4.   „investeringsprojecten in uitvoering”: investeringsprojecten waarvan de uitvoering van start is gegaan en waarvoor kapitaalkosten zijn gemaakt;

5.   „buitenbedrijfstelling”: de fase waarin een bepaalde infrastructuur permanent buiten bedrijf wordt genomen;

6.   „productie”: de opwekking van elektriciteit en de verwerking van brandstoffen, inclusief biobrandstoffen;

7.   „transmissie”: het vervoer van energiebronnen of -producten of kooldioxide, via een netwerk, meer in het bijzonder:

8.   „opslag”: het tijdelijk of permanent in bewaring houden van energie of energiebronnen in boven- of ondergrondse faciliteiten of geologische bergingslocaties, dan wel de insluiting van kooldioxide in ondergrondse geologische formaties;

9.   „onderneming”: elke natuurlijke persoon of particuliere, dan wel publieke, rechtspersoon die beslist over investeringsprojecten of die dergelijke projecten uitvoert;

10.   „energiebronnen”:

i)

primaire energiebronnen, zoals aardolie, aardgas of kolen;

ii)

getransformeerde energiebronnen, zoals elektriciteit;

iii)

energie uit hernieuwbare bronnen, met inbegrip van waterkracht, biomassa, biogas, windenergie, zonne-energie, getijdenenergie, golfenergie en geothermische energie, en

iv)

energieproducten, zoals geraffineerde olieproducten en biobrandstoffen;

11.   „specifieke instantie”: instantie die bij energiesectorspecifieke uniale wetgevingsbesluiten is belast met het uitstippelen en aannemen van Uniewijde meerjarige netwerkontwikkelings- en investeringsplannen met betrekking tot energie-infrastructuur, zoals het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSO-E) bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (5) en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSO-G) bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (6).

Artikel 3

Mededeling van gegevens

1.   Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel bij gegevensverzameling en rapportering verzamelen de lidstaten of de door hen met die taak belaste entiteiten met ingang van 1 januari 2011 en vervolgens om de twee jaar alle in deze verordening gespecificeerde gegevens en informatie.

Zij doen de Commissie in 2011, zijnde het eerste rapporteringsjaar, en vervolgens om de twee jaar, mededeling van de in deze verordening gespecificeerde gegevens en relevante projectinformatie. Die mededeling wordt gedaan in geaggregeerde vorm, uitgezonderd voor gegevens en relevante informatie met betrekking tot grensoverschrijdende transmissieprojecten.

De lidstaten of hun gedelegeerde entiteiten doen de Commissie uiterlijk op 31 juli van het betrokken rapporteringsjaar mededeling van de samengevoegde gegevens en de relevante projectinformatie.

2.   De lidstaten of hun gedelegeerde entiteiten zijn vrijgesteld van de in lid 1 bedoelde rapporteringsverplichtingen mits en voor zover krachtens energiesectorspecifieke uniale regelgeving of het Euratom-Verdrag:

a)

de betrokken lidstaat of zijn gedelegeerde entiteit reeds aan de vereisten van deze verordening gelijkwaardige gegevens of informatie aan de Commissie heeft meegedeeld en informatie over de datum van de mededeling en de relevante specifieke rechtshandeling heeft verstrekt, of

b)

een specifieke instantie belast is met de voorbereiding van een meerjareninvesteringsplan voor de energie-infrastructuur op Unieniveau en te dien einde aan de vereisten van deze verordening gelijkwaardige gegevens en informatie samenbrengt. In een dergelijk geval worden voor de toepassing van deze verordening alle relevante gegevens en informatie door de specifieke instantie aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 4

Gegevensbronnen

De betrokken ondernemingen delen vóór 1 juni van elk rapporteringsjaar aan de lidstaten of aan de relevante gedelegeerde entiteiten op het grondgebied waarvan zij de uitvoering van investeringsprojecten plannen, de in artikel 3 bedoelde gegevens of informatie mee. De meegedeelde gegevens en informatie geven een beeld van de investeringsprojecten op 31 maart van het betrokken rapporteringsjaar.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op ondernemingen wanneer de betrokken lidstaat besluit andere middelen te gebruiken om de Commissie in kennis te brengen van de in artikel 3 bedoelde gegevens of informatie.

Artikel 5

Inhoud van de mededeling

1.   Wat de in de bijlage omschreven soorten investeringsprojecten betreft, bevat de krachtens artikel 3 mee te delen informatie, voor zover van toepassing:

a)

de omvang van de geplande of in opbouw zijnde capaciteit;

b)

het soort en de voornaamste kenmerken van de geplande of in opbouw zijnde infrastructuur of capaciteit, inclusief de locatie van grensoverschrijdende transmissieprojecten, indien van toepassing;

c)

het vermoedelijke jaar van indienstneming;

d)

het soort gebruikte energiebronnen;

e)

de installaties die in staat zijn om respons te bieden op crises in de voorzieningszekerheid, zoals uitrusting die keerstromen of brandstofswitching mogelijk maakt;

f)

de uitrusting van koolstofafvanginstallaties of retrofittingmechanismen voor het afvangen en opslaan van koolstof.

2.   Indien wordt beoogd installaties buiten bedrijf te stellen, moet de in artikel 3 bedoelde mededeling de volgende gegevens bevatten:

a)

de aard en capaciteit van de betrokken infrastructuur, en

b)

het vermoedelijke jaar van buitenbedrijfstelling.

3.   In elke mededeling overeenkomstig artikel 3 wordt in voorkomend geval ook het totale volume vermeld van de geïnstalleerde productie-, transmissie- en opslagcapaciteit die aan het begin van het betrokken rapporteringsjaar voorhanden is of waarvan de werking gedurende een periode van meer dan drie jaar onderbroken wordt.

De lidstaten, hun gedelegeerde entiteiten of de in artikel 3, lid 2, onder b), bedoelde specifieke instanties kunnen bij hun mededelingen relevante opmerkingen toevoegen, zoals opmerkingen inzake vertragingen of belemmeringen voor de uitvoering van investeringsprojecten.

Artikel 6

Kwaliteit van en toegang tot de gegevens

1.   De lidstaten, de door hen gedelegeerde entiteiten of, wanneer passend, de specifieke instanties, streven ernaar de kwaliteit, relevantie, nauwkeurigheid, duidelijkheid, tijdigheid en samenhang van de gegevens en informatie die zij aan de Commissie meedelen, te waarborgen.

In het geval van specifieke instanties kunnen bij de meegedeelde gegevens en informatie de nodige opmerkingen van de lidstaten worden gevoegd.

2.   De Commissie kan de overeenkomstig deze verordening toegezonden gegevens en informatie bekendmaken, met name in de context van de in artikel 10, lid 3, bedoelde analysen, op voorwaarde dat de gegevens en informatie in geaggregeerde vorm worden gepubliceerd en dat er geen specifieke gegevens over afzonderlijke ondernemingen en installaties openbaar worden gemaakt of kunnen worden afgeleid.

3.   De lidstaten, de Commissie of hun gedelegeerde entiteiten bewaren elk de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens of informatie die in hun bezit zijn.

Artikel 7

Uitvoeringsbepalingen

De Commissie stelt, binnen de bij deze verordening gestelde grenzen, uiterlijk op 31 oktober 2010 de voor de uitvoering van deze verordening vereiste bepalingen vast betreffende de vorm en andere technische details in verband met de mededeling van de in de artikelen 3 en 5 bedoelde gegevens en informatie.

Artikel 8

Gegevensverwerking

De Commissie is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van, het hosten en het beheer en onderhoud van de IT-hulpmiddelen die vereist zijn voor de ontvangst, opslag en verwerking van de overeenkomstig deze verordening aan de Commissie meegedeelde gegevens of informatie over energie-infrastructuur.

Artikel 9

Bescherming van personen bij de gegevensverwerking

Deze verordening laat het uniale recht onverlet en doet met name geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens, als neergelegd in Richtlijn 95/46/EG, of de krachtens Verordening (EG) nr. 45/2001 aan de instellingen en instanties van de Unie opgelegde verplichtingen met betrekking tot de bij de uitvoering van hun taken ondernomen verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 10

Monitoring en rapportering

1.   Op basis van de toegezonden gegevens en informatie en, wanneer passend, andere gegevensbronnen, inclusief door de Commissie aangekochte data, en rekening houdend met analysen ter zake, zoals de meerjarige netwerkontwikkelingsplannen voor aardgas en elektriciteit, legt de Commissie het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité tweejaarlijks een sectoroverschrijdende analyse van de structurele ontwikkeling en de vooruitzichten van het energiesysteem van de Unie voor en publiceert ze. Deze analyse heeft met name de volgende doelstellingen:

a)

de detectie van potentiële toekomstige, vanuit het oogpunt van het energiebeleid van de Unie significante, verschillen tussen energievraag en -aanbod;

b)

de detectie van belemmeringen voor investeringen en de bevordering van beste praktijken om dergelijke problemen op te lossen, en

c)

het vergroten van de transparantie voor de marktdeelnemers en potentiële toetreders tot de markt.

Op basis van deze gegevens en informatie kan de Commissie ook specifieke analysen maken wanneer die noodzakelijk en passend worden geacht.

2.   Bij het maken van de in lid 1 bedoelde analysen kan de Commissie worden bijgestaan door deskundigen uit de lidstaten en/of andere deskundigen, beroepsverenigingen met specifieke competenties op het betrokken gebied.

De Commissie biedt alle lidstaten de gelegenheid om commentaar te leveren op de ontwerpanalysen.

3.   De Commissie bespreekt de analysen met belanghebbende partijen zoals ENTSO-E, ENTSO-G, de Groep Coördinatie gas en de Groep Olievoorziening.

Artikel 11

Evaluatie

Uiterlijk op 23 juli 2015 maakt de Commissie een evaluatie van de uitvoering ervan en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de resultaten van die evaluatie in. In haar evaluatie gaat de Commissie onder meer na of het toepassingsgebied kan worden uitgebreid tot de winning van aardgas, aardolie en steenkool.

Artikel 12

Intrekking

Verordening (EG) nr. 736/96 wordt ingetrokken.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BLANCO LÓPEZ


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(3)  PB L 326 van 17.12.1996, blz. 13.

(4)  PB L 102 van 25.4.1996, blz. 1.

(5)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15.

(6)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36.


BIJLAGE

INVESTERINGSPROJECTEN

1.   AARDOLIE

1.1.   Raffinage

Distillatie-installaties met een capaciteit van ten minste 1 miljoen ton per jaar;

uitbreidingen van de distillatiecapaciteit tot meer dan 1 miljoen ton per jaar;

reforming/crackinginstallaties met een minimumcapaciteit van 500 ton per dag;

ontzwavelingsinstallaties voor stookolieresiduen/gasolie/feedstock/andere aardolieproducten.

Uitgezonderd zijn chemische installaties die geen stookolie en/of motorbrandstoffen produceren of deze alleen als bijproducten vervaardigen.

1.2.   Vervoer

Pijpleidingen voor het vervoer van ruwe aardolie, met een capaciteit van ten minste 3 miljoen ton per jaar, en uitbreiding of verlenging van dergelijke pijpleidingstelsels met minimaal 30 km;

pijpleidingen voor het vervoer van aardolieproducten met een capaciteit van ten minste 1,5 miljoen ton per jaar, en uitbreiding of verlenging van dergelijke pijpleidingstelsels met minimaal 30 km;

pijpleidingen die essentiële verbindingselementen vormen in nationale of internationale interconnectienetwerken en pijpleidingen en projecten van gemeenschappelijk belang aangegeven in de richtsnoeren die zijn opgesteld krachtens artikel 171 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) (1).

Uitgezonderd zijn pijpleidingen voor militaire doeleinden en pijpleidingen waarmee bedrijven worden bevoorraad welke buiten het toepassingsgebied van punt 1.1 vallen.

1.3.   Opslag

Opslaginstallaties voor ruwe aardolie en aardolieproducten (installaties met een capaciteit van minimaal 150 000 m3 of, in het geval van voorraadtanks, met een capaciteit van minimaal 100 000 m3).

Uitgezonderd zijn voorraadtanks voor militaire doeleinden en tanks waarmee bedrijven worden bevoorraad welke buiten het toepassingsgebied van punt 1.1 vallen.

2.   GAS

2.1.   Transmissie

Pijpleidingen voor het vervoer van gas, inclusief aardgas en biogas, die deel uitmaken van een voornamelijk uit hogedrukpijpleidingen bestaand net, met uitzondering van pijpleidingen die deel uitmaken van een upstreampijpleidingennet en met uitzondering van het deel van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt;

pijpleidingen en projecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren opgesteld overeenkomstig artikel 171 van het VWEU (2).

2.2.   Lng-terminals

Terminals die bestemd zijn voor de invoer van vloeibaar aardgas met een hervergassingscapaciteit van minimaal 1 miljard m3 per jaar.

2.3.   Opslag

Opslaginstallaties die verbonden zijn met in punt 2.1 bedoelde pijpleidingen voor het vervoer van gas.

Uitgezonderd zijn gasleidingen, -terminals en -installaties die bestemd zijn voor militaire doeleinden of waarmee chemische installaties worden bevoorraad die geen energieproducten vervaardigen of deze slechts als bijproduct vervaardigen.

3.   ELEKTRICITEIT

3.1.   Productie

Thermische elektriciteitscentrales en kerncentrales (opwekkingsinstallaties met een vermogen van minimaal 100 MWe);

installaties voor de productie van elektriciteit uit biomassa/vloeibare biomassa/afval (met een capaciteit van minimaal 20 MW);

warmtekrachtcentrales (installaties met een elektriciteitsopwekkingscapaciteit van minimaal 20 MW);

hydro-elektrische centrales (installaties met een vermogen van minimaal 30 MW);

windmolenparken met een capaciteit van minimaal 20 MW;

gecentraliseerde thermische zonnecentrales en geothermische installaties (met een capaciteit van minimaal 20 MW);

fotovoltaïsche installaties (met een capaciteit van minimaal 10 MW).

3.2.   Transmissie

Bovengrondse transmissielijnen, voor zover deze geschikt zijn voor de spanning die op nationaal niveau gewoonlijk voor de koppellijnen wordt gebruikt, en voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 220 kV of meer;

ondergrondse of onderzeese transmissiekabels, voor zover deze geschikt zijn voor een spanning van 150 kV of meer;

projecten van gemeenschappelijk belang, vermeld in de richtsnoeren die zijn opgesteld overeenkomstig artikel 171 van het VWEU (3).

4.   BIOBRANDSTOFFEN

4.1.   Productie

Installaties die geschikt zijn voor de productie of raffinage van biobrandstoffen (installaties met een capaciteit van minimaal 50 000 ton per jaar).

5.   KOOLDIOXIDE

5.1.   Vervoer

CO2-pijpleidingen die verbonden zijn met de in de punten 1.1 en 3.1 bedoelde productie-installaties.

5.2.   Opslag

Opslaginstallaties (opslaglocaties of -complexen met een capaciteit van minimaal 100 kt).

Uitgezonderd zijn opslaginstallaties die bedoeld zijn voor onderzoek en technologische ontwikkeling.


(1)  Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken (PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1) is vastgesteld op grond van artikel 155 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

(2)  Beschikking nr. 1364/2006/EG is vastgesteld op grond van artikel 155 van het EG-Verdrag.

(3)  Beschikking nr. 1364/2006/EG is vastgesteld op grond van artikel 155 van het EG-Verdrag.