31.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 133/1


VERORDENING (EU) Nr. 453/2010 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name op artikel 131,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Veiligheidsinformatiebladen zijn een goed aanvaarde en doeltreffende methode voor het verstrekken van informatie over stoffen en mengsels in de Gemeenschap en vormen een onlosmakelijk deel van het systeem van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(2)

Om de wereldwijde handel te vergemakkelijken en tevens de gezondheid van de mens en het milieu te beschermen is in de context van de Verenigde Naties gedurende meer dan tien jaar met grote zorg gewerkt aan de opstelling van geharmoniseerde criteria voor de indeling en etikettering en van regels voor veiligheidsinformatiebladen, wat heeft geleid tot de totstandkoming van het wereldwijd geharmoniseerd systeem voor de indeling en etikettering van chemische stoffen (Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals, hierna „GHS” genoemd).

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (2) worden de bepalingen en criteria voor de indeling en etikettering van stoffen, mengsels en bepaalde specifieke voorwerpen in de Gemeenschap geharmoniseerd, rekening houdend met de indelingscriteria en etiketteringsregels van het GHS.

(4)

Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (3) en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (4) werden herhaaldelijk gewijzigd. De Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG zullen tijdens een overgangsperiode worden vervangen: stoffen moeten met ingang van 1 december 2010 en mengsels met ingang van 1 juni 2015 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 worden ingedeeld, geëtiketteerd en verpakt, waarbij stoffen tussen 1 december 2010 en 1 juni 2015 zowel overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG als overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 moeten worden ingedeeld. Beide richtlijnen zullen volledig worden ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 1272/2008, die op 1 juni 2015 van kracht wordt.

(5)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet dan ook worden aangepast aan de indelingscriteria en andere relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 1272/2008.

(6)

Bij de aanpassing van de voorschriften voor veiligheidsinformatiebladen van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 dient bovendien rekening te worden gehouden met de regels voor veiligheidsinformatiebladen van het GHS, zodat het drievoudige mechanisme van indeling, etikettering en veiligheidsinformatiebladen zijn rol kan vervullen dankzij de interactie van deze drie onderdelen.

(7)

De aldus gewijzigde veiligheidsinformatiebladen moeten een belangrijk instrument voor de voorlichting over gevaren blijven en moeten een mechanisme zijn om passende veiligheidsinformatie te verstrekken over stoffen en mengsels die voldoen aan de indelingscriteria overeenkomstig de geldende communautaire wetgeving, maar ook over bepaalde stoffen en mengsels die niet aan die criteria voldoen, rekening houdend met informatie uit de desbetreffende chemischeveiligheidsrapporten aan de onmiddellijke downstreamgebruiker.

(8)

De toepassing van het voorschrift om voor stoffen en mengsels de indeling en etikettering overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 op te nemen in het veiligheidsinformatieblad, zoals gewijzigd bij deze verordening, moet net als de toepassing van de bepalingen inzake de indeling en etikettering van stoffen en mengsels van Verordening (EG) nr. 1272/2008 worden gespreid. Om die reden en omdat de indeling en de voorlichting over gevaren voor mengsels afhangt van de indeling en de voorlichting over gevaren voor stoffen, moet het voorschrift om de indeling en etikettering van mengsels overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 op te nemen pas worden toegepast ná het voorschrift om de indeling en etikettering van stoffen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 op te nemen.

(9)

Leveranciers van mengsels die kiezen voor de mogelijkheid om vóór 1 juni 2015 op vrijwillige basis zowel de indeling als de etikettering overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 toe te passen, moeten op het desbetreffende veiligheidsinformatieblad zowel de indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 als de indeling overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG vermelden.

(10)

Vóór 1 juni 2015 moet voor veiligheidsinformatiebladen voor stoffen waarin informatie over de indeling en etikettering overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 wordt verstrekt, de verplichting gelden dat ook informatie over de indeling overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG wordt verstrekt om het leveranciers van mengsels die geen gebruikmaken van de mogelijkheid om zowel de indeling als de etikettering overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 vroeger toe te passen, mogelijk te maken deze mengsels correct in te delen en te etiketteren.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Met ingang van 1 december 2010:

a)

wordt bijlage II vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening;

b)

worden in punt 3.7 van bijlage VI, in de titel, de woorden „(zie rubriek 16 van het veiligheidsinformatieblad)” vervangen door „(zie rubriek 1 van het veiligheidsinformatieblad)”.

2)

Met ingang van 1 juni 2015 wordt bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

1.   Tot en met 1 december 2010 mogen leveranciers van stoffen die artikel 61, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 toepassen, bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 1, van deze verordening, toepassen.

2.   Tot en met 1 december 2010 mogen leveranciers van mengsels bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 1, van deze verordening, toepassen.

3.   Tot en met 1 juni 2015 mogen leveranciers van mengsels die artikel 61, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 toepassen, bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, zoals gewijzigd bij artikel 1, punt 2, van deze verordening, toepassen.

4.   Tot en met 1 juni 2015 vermelden leveranciers van mengsels die lid 3 toepassen in punt 3.2 van de desbetreffende veiligheidsinformatiebladen de indeling van de stoffen die in dat punt zijn vermeld overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG, met inbegrip van gevaaraanduiding, symboolletter(s) en R-zinnen, naast de indeling en gevarenaanduidingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008.

5.   Tot en met 1 juni 2015 vermelden leveranciers van mengsels die lid 3 toepassen in punt 2.1 van de desbetreffende veiligheidsinformatiebladen de indeling van het mengsel overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG naast de indeling inclusief gevarenaanduidingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008.

Tot en met 1 juni 2015 vermelden leveranciers van mengsels die voldoen aan de criteria voor indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 bij toepassing van lid 3 de voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Richtlijn 67/548/EEG in punt 3.2 van de desbetreffende veiligheidsinformatiebladen wanneer die stoffen aanwezig zijn in concentraties gelijk aan of hoger dan de laagste van de waarden die zijn opgenomen in punt 3.2.1., onder a), van bijlage II bij deze verordening naast de stoffen die in punt 3.2.1. van die bijlage zijn vermeld.

Tot en met 1 juni 2015 vermelden leveranciers van mengsels die niet voldoen aan de criteria voor indeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 bij toepassing van lid 3 de voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Richtlijn 67/548/EEG in punt 3.2 van de desbetreffende veiligheidsinformatiebladen wanneer die stoffen aanwezig zijn in een concentratie die afzonderlijk gelijk is aan of hoger is dan 1 gewichtsprocent voor niet-gasvormige mengsels en 0,2 volumeprocent voor gasvormige mengsels naast de stoffen die in punt 3.2.2. van bijlage II bij deze verordening zijn vermeld.

6.   Voor stoffen die voor 1 december 2010 in de handel worden gebracht en die niet hoeven te worden geheretiketteerd en herverpakt overeenkomstig artikel 61, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet het veiligheidsinformatieblad, onverminderd artikel 31, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, voor 1 december 2012 niet worden vervangen door een veiligheidsinformatieblad dat voldoet aan bijlage I bij deze verordening.

Voor mengsels die voor 1 juni 2015 in de handel worden gebracht en die niet hoeven te worden geheretiketteerd en herverpakt overeenkomstig artikel 61, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet het veiligheidsinformatieblad, onverminderd artikel 31, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, voor 1 juni 2017 niet worden vervangen door een veiligheidsinformatieblad dat voldoet aan bijlage II bij deze verordening.

7.   Tot 30 november 2012 en onverminderd artikel 31, lid 9, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 mogen veiligheidsinformatiebladen voor mengsels die voor 1 december 2010 minstens één keer aan een afnemer zijn verstrekt verder worden gebruikt en moeten deze niet voldoen aan bijlage I bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(3)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(4)  PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.


BIJLAGE I

„BIJLAGE II

VOORSCHRIFTEN VOOR DE SAMENSTELLING VAN VEILIGHEIDSINFORMATIEBLADEN

DEEL A

0.1.   Inleiding

0.1.1.

Deze bijlage bevat de voorschriften die de leverancier moet naleven bij de samenstelling van een veiligheidsinformatieblad dat overeenkomstig artikel 31 voor een stof of een mengsel wordt verstrekt.

0.1.2.

De informatie die in het veiligheidsinformatieblad wordt gegeven moet overeenkomen met de informatie in het chemischeveiligheidsrapport, indien dat vereist is. Als een chemischeveiligheidsrapport is opgesteld, wordt/worden het/de desbetreffende blootstellingsscenario(’s) als bijlage bij het veiligheidsinformatieblad gevoegd.

0.2.   Algemene voorschriften voor de samenstelling van een veiligheidsinformatieblad

0.2.1.

Het veiligheidsinformatieblad moet het gebruikers mogelijk maken de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid op het werk en de bescherming van het milieu. De opsteller van het veiligheidsinformatieblad moet er rekening mee houden dat een veiligheidsinformatieblad zijn publiek moet voorlichten over de gevaren van een stof of mengsel en informatie moet verstrekken over hoe de stof of het mengsel veilig kan worden opgeslagen, gehanteerd en verwijderd.

0.2.2.

De informatie die in veiligheidsinformatiebladen wordt verstrekt, moet ook voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 98/24/EG van de Raad. Het veiligheidsinformatieblad moet met name werkgevers in staat stellen na te gaan of er gevaarlijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn en de eventuele risico’s van het gebruik ervan voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beoordelen.

0.2.3.

De informatie in het veiligheidsinformatieblad moet duidelijk en beknopt zijn. Het veiligheidsinformatieblad moet worden opgesteld door een bevoegde persoon, die rekening houdt met de specifieke behoeften en kennis van het gebruikerspubliek, voor zover die bekend zijn. Leveranciers van stoffen en mengsels moeten ervoor zorgen dat die bevoegde personen de juiste opleiding, en ook bijscholing, krijgen.

0.2.4.

In het veiligheidsinformatieblad moet eenvoudige, duidelijke en precieze taal worden gebruikt en moeten jargon, acroniemen en afkortingen worden vermeden. Vermeldingen zoals „kan gevaarlijk zijn”, „geen gevolgen voor de gezondheid”, „veilig in de meeste gebruiksomstandigheden” of „ongevaarlijk”, andere vermeldingen die erop wijzen dat de stof of het mengsel ongevaarlijk is of andere vermeldingen die niet in overeenstemming zijn met de indeling van die stof of dat mengsel, mogen niet worden gebruikt.

0.2.5.

Op de eerste bladzijde moet de datum worden vermeld waarop het veiligheidsinformatieblad werd samengesteld. Wanneer een veiligheidsinformatieblad werd herzien en een nieuwe herziene versie aan de ontvangers wordt verstrekt, moeten in rubriek 16 van het veiligheidsinformatieblad de wijzigingen onder de aandacht van de ontvanger worden gebracht, tenzij zij ergens anders zijn aangegeven. In dat geval wordt op de eerste bladzijde de datum van de samenstelling („Herziening: (datum)”) vermeld, alsook een versienummer, herzieningsnummer, datum van vervanging of andere indicatie van welke versie vervangen is.

0.3.   Vorm van het veiligheidsinformatieblad

0.3.1.

Een veiligheidsinformatieblad heeft geen vaste lengte. De lengte van een veiligheidsinformatieblad staat in verhouding tot het gevaar dat de stof of het mengsel inhoudt, alsook tot de beschikbare informatie.

0.3.2.

Alle bladzijden van een veiligheidsinformatieblad, met inbegrip van de bijlagen, moeten worden genummerd en moeten ofwel een aanduiding bevatten van de lengte van het veiligheidsinformatieblad (zoals „blz. 1 van 3”) ofwel een aanduiding of er nog een bladzijde volgt (zoals „Vervolg op de volgende bladzijde” of „Einde van het veiligheidsinformatieblad”).

0.4.   Inhoud van het veiligheidsinformatieblad

De informatie die overeenkomstig deze bijlage vereist is moet, indien van toepassing en beschikbaar, op het veiligheidsinformatieblad worden opgenomen in de desbetreffende punten die in deel B worden gespecificeerd. Het veiligheidsinformatieblad mag geen blanco punten bevatten.

0.5.   Andere informatievoorschriften

In bepaalde gevallen kan het, gezien de zeer diverse eigenschappen van stoffen en mengsels, nodig zijn in de desbetreffende punten aanvullende relevante en beschikbare informatie te vermelden.

0.6.   Eenheden

De meeteenheden die bij Richtlijn 80/181/EEG van de Raad (1) zijn vastgesteld moeten worden gebruikt.

0.7.   Bijzondere gevallen

Veiligheidsinformatiebladen zijn ook vereist voor de bijzondere gevallen die zijn opgenomen in punt 1.3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 en waarvoor afwijkingen van de etiketteringsvoorschriften gelden.

1.    RUBRIEK 1: Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming

In deze rubriek wordt voorgeschreven hoe de stof of het mengsel moet worden geïdentificeerd en hoe de geïdentificeerde vormen van gebruik, de naam van de leverancier van de stof of het mengsel en de contactgegevens van de leverancier van de stof of het mengsel, inclusief contactgegevens voor noodgevallen, in het veiligheidsinformatieblad moeten worden verstrekt.

1.1.   Productidentificatie

Verstrek voor een stof de productidentificatie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 en zoals vermeld op het etiket in de officiële taal/talen van de lidstaat/lidstaten waar de stof in de handel is gebracht, tenzij de betrokken lidstaat/lidstaten anders bepaalt/bepalen.

Voor registratieplichtige stoffen moet de productidentificatie overeenkomen met de in de registratie opgegeven productidentificatie en moet het krachtens artikel 20, lid 3, van deze verordening toegekende registratienummer eveneens worden vermeld.

Zonder afbreuk te doen aan de in artikel 39 van deze verordening vastgestelde verplichtingen voor downstreamgebruikers kan het deel van het registratienummer dat naar de individuele registrant van een gezamenlijke indiening verwijst worden weggelaten door een leverancier die een distributeur of een downstreamgebruiker is, op voorwaarde:

a)

dat de leverancier de verantwoordelijkheid op zich neemt om op verzoek het volledige registratienummer voor handhavingsdoeleinden te verstrekken of, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, om het verzoek overeenkomstig punt b) door te sturen naar zijn leverancier, en

b)

dat de leverancier het volledige registratienummer aan de handhavingsautoriteit van de lidstaat (hierna „de handhavingsautoriteit”) verstrekt binnen zeven dagen na ontvangst van een verzoek, dat ofwel direct uitgaat van de handhavingsautoriteit, ofwel is doorgestuurd door zijn afnemer, of dat de leverancier, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, het verzoek binnen zeven dagen na het verzoek doorstuurt naar zijn leverancier en de handhavingsautoriteit daarvan tegelijkertijd op de hoogte stelt.

Verstrek voor een mengsel de handelsnaam of benaming overeenkomstig artikel 10, lid 2.1, van Richtlijn 1999/45/EG.

Er mag één veiligheidsinformatieblad worden verstrekt voor meer dan één stof of mengsel wanneer de informatie in dat veiligheidsinformatieblad voldoet aan de voorschriften van deze bijlage voor elk van die stoffen of mengsels.

Andere identificatiemiddelen:

Eventueel mogen ook andere namen of synoniemen waarmee de stof of het mengsel is geëtiketteerd of waaronder het algemeen bekend is, zoals andere namen, nummers, productcodes van ondernemingen, of andere identificatienummers, worden verstrekt.

1.2.   Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik

Vermeld ten minste het voor de afnemer(s) van de stof of het mengsel relevant geïdentificeerd gebruik. Beschrijf daarbij kort waarvoor de stof of het mengsel dient, zoals „brandvertragend middel”, „antioxidant”.

Vermeld in voorkomend geval het door de leverancier ontraden gebruik, en de redenen daarvoor. Dit hoeft geen volledige lijst te zijn.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet de informatie in dit punt van het veiligheidsinformatieblad overeenstemmen met het geïdentificeerde gebruik in het chemischeveiligheidsrapport en de blootstellingsscenario’s van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

1.3.   Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad

De verstrekker, of het nu de fabrikant, de importeur, de enige vertegenwoordiger, de downstreamgebruiker of de distributeur is, moet worden geïdentificeerd. Vermeld het volledige adres en het telefoonnummer van de verstrekker, evenals een e-mailadres van een bevoegde persoon die voor het veiligheidsinformatieblad verantwoordelijk is.

Wanneer de verstrekker niet gevestigd is in de lidstaat waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht en hij voor die lidstaat een verantwoordelijke persoon heeft aangewezen, moet ook het volledige adres en het telefoonnummer van die verantwoordelijke persoon worden vermeld.

Voor registranten moet de informatie overeenkomen met de in de registratie gegeven informatie over de identiteit van de fabrikant of importeur.

Wanneer een enige vertegenwoordiger werd aangewezen, mogen eveneens de contactgegevens van de niet-communautaire fabrikant of formuleerder worden verstrekt.

1.4.   Telefoonnummer voor noodgevallen

Verwijs naar diensten voor informatie in noodgevallen. Wanneer er een officieel adviesorgaan bestaat in de lidstaat waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht (dat kan het orgaan zijn dat verantwoordelijk is voor het ontvangen van informatie in verband met de gezondheid van artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 en artikel 17 van Richtlijn 1999/45/EG), moet het telefoonnummer daarvan worden vermeld, en kan dat volstaan. Wanneer de beschikbaarheid van dergelijke diensten om eender welke reden beperkt is, zoals bijvoorbeeld door openingstijden, of wanneer er beperkingen zijn wat het soort informatie betreft dat wordt verstrekt, moet dat duidelijk worden vermeld.

2.    RUBRIEK 2: Identificatie van de gevaren

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad worden de gevaren van de stof of het mengsel en de passende waarschuwingen voor die gevaren beschreven.

2.1.   Indeling van de stof of het mengsel

Voor de indeling van een stof moeten de indelingsregels van Verordening (EG) nr. 1272/2008 worden toegepast. Wanneer de leverancier voor opname in de inventaris van indelingen en etiketteringen informatie over de stof heeft verstrekt overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet in het veiligheidsinformatieblad dezelfde indeling worden vermeld.

Ook de indeling van de stof overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG van de Raad moet worden vermeld.

Voor de indeling van een mengsel moeten de indelingsregels van Richtlijn 1999/45/EG worden toegepast. Indien het mengsel niet voldoet aan de indelingscriteria overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG, moet dat duidelijk worden vermeld. Informatie over de stoffen in het mengsel moet in punt 3.2 worden vermeld.

Indien de indeling, met inbegrip van de gevarenaanduidingen en R-zinnen, niet volledig is uitgeschreven, moet worden verwezen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke indeling, met inbegrip van elke gevarenaanduiding en R-zin, moet worden vermeld.

De belangrijkste nadelige fysisch-chemische, gezondheids- en milieueffecten moeten zodanig worden geformuleerd dat een leek de gevaren van de stof of het mengsel kan identificeren, en moeten overeenstemmen met de rubrieken 9 tot en met 12 van het veiligheidsinformatieblad.

2.2.   Etiketteringselementen

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 moeten voor een stof, volgens de indeling, minstens de volgende elementen op het etiket voorkomen: gevarenpictogram(men), signaalwoord(en), gevarenaanduiding(en) en veiligheidsaanbeveling(en). Een grafische reproductie van het hele gevarenpictogram in zwart-wit of een grafische reproductie van alleen het symbool mag worden gebruikt in de plaats van het kleurenpictogram van Verordening (EG) nr. 1272/2008.

Overeenkomstig Richtlijn 1999/45/EG moeten voor een mengsel, volgens de indeling, minstens het (de) op het etiket vermelde passende symbo(o)l(en), gevarenaanduiding(en), waarschuwingszin(en) en veiligheidsadvies worden verstrekt. Het symbool kan de vorm hebben van een grafische reproductie van het symbool in zwart-wit.

De passende etiketteringselementen moeten voor een stof worden verstrekt overeenkomstig artikel 25 en artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1272/2008, en voor een mengsel overeenkomstig de rubrieken A en B van bijlage V bij Richtlijn 1999/45/EG.

2.3.   Andere gevaren

Vermeld informatie over het feit of de stof of het mengsel voldoet aan de criteria voor PBT of zPzB overeenkomstig bijlage XIII.

Verstrek informatie over andere gevaren die geen indeling tot gevolg hebben, maar die het algemene gevaar van de stof of het mengsel kunnen vergroten, zoals de vorming van luchtvervuilende stoffen tijdens het harden of verwerken, stofvorming, gevaar van stofexplosie, kruisgevoeligheid, verstikking, bevriezing, eventuele hoge geur- of smaakkracht, of milieueffecten zoals gevaren voor in de bodem levende organismen of het fotochemische vermogen tot ozonvorming.

3.    RUBRIEK 3: Samenstelling en informatie over de bestanddelen

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad wordt de chemische identiteit van het (de) ingrediënt(en) van de stof of het mengsel beschreven, alsook de onzuiverheden en stabiliserende additieven zoals hieronder uiteengezet. Vermeld passende en beschikbare veiligheidsinformatie over oppervlaktechemie.

3.1.   Stoffen

Verstrek de chemische identiteit van het hoofdbestanddeel van de stof door ten minste de productidentificatie of een van de andere identificatiemiddelen uit punt 1.1 te vermelden.

De chemische identiteit van eventuele onzuiverheden, stabiliserende additieven, of individuele bestanddelen die niet het hoofdbestanddeel zijn, en die zelf zijn ingedeeld en tot de indeling van de stof bijdragen, moet als volgt worden verstrekt:

a)

de productidentificatie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008;

b)

wanneer de productidentificatie niet beschikbaar is, een van de andere namen (triviale naam, handelsnaam, afkorting) of identificatienummers.

Leveranciers van stoffen kunnen ervoor kiezen daarnaast ook alle bestanddelen, waaronder ook niet-ingedeelde bestanddelen, te vermelden.

In dit punt kan ook informatie over stoffen met meerdere bestanddelen worden verstrekt.

3.2.   Mengsels

Voor ten minste alle stoffen waarnaar in de punten 3.2.1 of 3.2.2 wordt verwezen, moet, indien beschikbaar, de productidentificatie worden vermeld, alsook de concentratie of het concentratiebereik en de indeling. Leveranciers van mengsels kunnen ervoor kiezen daarnaast alle stoffen in het mengsel te vermelden, waaronder ook stoffen die niet aan de indelingscriteria voldoen. Aan de hand van deze informatie moet de afnemer gemakkelijk de gevaren van de stoffen in het mengsel kunnen identificeren. De gevaren van het mengsel zelf moeten in rubriek 2 worden vermeld.

De concentraties van de stoffen in een mengsel moeten op een van de volgende wijzen worden beschreven:

a)

exacte percentages in afnemende volgorde per massa of volume, wanneer dat technisch mogelijk is;

b)

percentagebereik in afnemende volgorde per massa of volume, wanneer dat technisch mogelijk is.

Wanneer een percentagebereik wordt gebruikt, moeten in de gevaren voor de gezondheid en het milieu de gevolgen van de hoogste concentratie van elk ingrediënt worden beschreven.

Wanneer de gevolgen van het mengsel als geheel beschikbaar zijn, moet die informatie in rubriek 2 worden opgenomen.

Wanneer overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 1999/45/EG of artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 het gebruik van een andere chemische naam werd toegestaan, mag die naam worden gebruikt.

3.2.1.

Voor een mengsel dat volgens Richtlijn 1999/45/EG voldoet aan de criteria voor indeling, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik in het mengsel worden vermeld:

a)

voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Richtlijn 67/548/EEG en voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Verordening (EG) nr. 1272/2008, op voorwaarde dat informatie die aan de indelingscriteria van die verordening voldoet ter beschikking is gesteld van de leverancier van het mengsel, wanneer die stoffen aanwezig zijn in concentraties die gelijk zijn aan of groter zijn dan de laagste van onderstaande concentraties:

i)

de toepasselijke grenswaarden in de tabel van artikel 3, lid 3, van Richtlijn 1999/45/EG;

ii)

de specifieke concentratiegrenzen in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008;

iii)

wanneer een M-factor is opgenomen in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008, de algemene ondergrens in tabel 1.1 van bijlage I bij die verordening, aangepast volgens de berekeningsmethode van punt 4.1 van bijlage I bij die verordening;

iv)

de concentratiegrenzen in deel B van bijlage II bij Richtlijn 1999/45/EG;

v)

de concentratiegrenzen in deel B van bijlage III bij Richtlijn 1999/45/EG;

vi)

de concentratiegrenzen in bijlage V bij Richtlijn 1999/45/EG;

vii)

de specifieke concentratiegrenzen die zijn verstrekt voor opname in de krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgestelde inventaris van indelingen en etiketteringen;

viii)

wanneer een M-factor is verstrekt voor opname in de krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgestelde inventaris van indelingen en etiketteringen, de algemene ondergrens in tabel 1.1 van bijlage I bij die verordening, aangepast volgens de berekeningsmethode van punt 4.1 van bijlage I bij die verordening;

b)

stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld en die nog niet in punt a) zijn opgenomen;

c)

stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn of zeer persistent en zeer bioaccumulerend overeenkomstig de criteria van bijlage XIII, of stoffen die wegens andere dan de onder a) genoemde gevaren zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde lijst, indien de concentratie van een individuele stof gelijk aan of groter dan 0,1 % is.

3.2.2.

Voor een mengsel dat volgens Richtlijn 1999/45/EG niet voldoet aan de criteria voor indeling, moeten de stoffen die aanwezig zijn in een concentratie die afzonderlijk gelijk is aan of hoger is dan de volgende concentraties met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld:

a)

1 gewichtsprocent voor niet-gasvormige mengsels en 0,2 volumeprocent voor gasvormige mengsels voor

i)

voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Richtlijn 67/548/EEG en voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Verordening (EG) nr. 1272/2008, op voorwaarde dat informatie die aan de indelingscriteria van die verordening voldoet ter beschikking is gesteld van de leverancier van het mengsel, of

ii)

stoffen waarvoor binnen de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk gelden;

b)

0,1 gewichtsprocent voor stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn overeenkomstig de criteria van bijlage XIII, zeer persistent en zeer bioaccumulerend zijn overeenkomstig de criteria van bijlage XIII, of wegens andere dan de onder a) genoemde gevaren zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde lijst.

3.2.3.

Voor de in punt 3.2 vermelde stoffen moet de indeling van de stof overeenkomstig Richtlijn 67/548/EEG worden vermeld, met inbegrip van gevaaraanduiding, symboolletter(s) en R-zinnen. De indeling van de stof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, met inbegrip van de gevarenklasse(n) en categoriecode(s) van tabel 1.1 van bijlage VI bij die verordening en van de gevarenaanduidingen die zijn toegewezen op basis van hun fysische, volksgezondheids- en milieugevaren, moet eveneens worden verstrekt, op voorwaarde dat informatie die aan de indelingscriteria van die verordening voldoet ter beschikking is gesteld van de leverancier van het mengsel. De gevarenaanduidingen en R-zinnen moeten in deze rubriek niet volledig zijn uitgeschreven; hun codes volstaan. Wanneer zij niet volledig zijn uitgeschreven, moet worden verwezen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke relevante gevarenaanduiding en R-zin moet zijn opgenomen. Indien de stof niet aan de indelingscriteria voldoet, dient de reden waarom de stof in punt 3.2 wordt opgenomen te worden vermeld, bijvoorbeeld: „niet-ingedeelde zPzB-stof” of „stof waarvoor binnen de Gemeenschap een blootstellingsgrens op de werkvloer geldt”.

3.2.4.

Voor de stoffen die in punt 3.2 worden vermeld, moet de naam en, indien dat beschikbaar is, het registratienummer worden vermeld dat overeenkomstig artikel 20, lid 3, van deze verordening moet worden toegekend.

Zonder afbreuk te doen aan de in artikel 39 van deze verordening vastgestelde verplichtingen voor downstreamgebruikers kan het deel van het registratienummer dat naar de individuele registrant van een gezamenlijke indiening verwijst worden weggelaten door de leverancier van het mengsel, op voorwaarde:

a)

dat de leverancier de verantwoordelijkheid op zich neemt om op verzoek het volledige registratienummer voor handhavingsdoeleinden te verstrekken of, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, om het verzoek overeenkomstig punt b) door te sturen naar zijn leverancier, en

b)

dat de leverancier het volledige registratienummer aan de handhavingsautoriteit van de lidstaat (hierna „de handhavingsautoriteit”) verstrekt binnen zeven dagen na ontvangst van een verzoek, dat ofwel direct uitgaat van de handhavingsautoriteit, ofwel is doorgestuurd door zijn afnemer, of dat de leverancier, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, het verzoek binnen zeven dagen na het verzoek doorstuurt naar zijn leverancier en de handhavingsautoriteit daarvan tegelijkertijd op de hoogte stelt.

Indien beschikbaar moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 het EG-nummer worden verstrekt. Indien beschikbaar mogen ook het CAS-nummer en de IUPAC-naam worden vermeld.

Voor stoffen waarvoor in dit punt overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 1999/45/EG of artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 een andere chemische naam is gebruikt, is het niet nodig het registratienummer, het EG-nummer of andere precieze chemische identificaties te vermelden.

4.    RUBRIEK 4: Eerstehulpmaatregelen

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet de eerste hulp zodanig worden beschreven dat een niet-opgeleide persoon deze kan begrijpen en kan verlenen zonder gebruik te maken van ingewikkelde apparatuur en zonder te beschikken over een uitgebreide selectie van geneesmiddelen. Wanneer medische verzorging vereist is, moet dat, en de mate van spoedeisendheid, in de instructies worden vermeld.

4.1.   Beschrijving van de eerstehulpmaatregelen

4.1.1.

Eerstehulpinstructies moeten per relevante manier van blootstelling worden verstrekt. Er moeten onderverdelingen worden aangebracht om de procedure aan te geven voor elke manier van blootstelling zoals inhalatie, contact met huid of ogen en inslikken.

4.1.2.

Geef aan:

a)

of onmiddellijke medische verzorging vereist is en of na een blootstelling uitgestelde effecten kunnen worden verwacht;

b)

of het wenselijk is de blootgestelde persoon in de frisse lucht te brengen;

c)

of het wenselijk is kleding en schoenen van de blootgestelde persoon te verwijderen en te behandelen, en

d)

of persoonlijke beschermingsmiddelen wenselijk zijn voor de personen die de eerste hulp verlenen.

4.2.   Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten

Verstrek kort samengevatte informatie over de belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten van blootstelling.

4.3.   Vermelding van de vereiste onmiddellijke medische verzorging en speciale behandeling

Verstrek zo nodig informatie over klinische proeven en medische monitoring voor uitgestelde effecten, alsook specifieke details over tegengiffen (wanneer die bekend zijn) en contra-indicaties.

Voor sommige stoffen of mengsels kan het van belang zijn nadrukkelijk te vermelden dat speciale voorzieningen voor specifieke en onmiddellijke verzorging op de werkplek beschikbaar moeten zijn.

5.    RUBRIEK 5: Brandbestrijdingsmaatregelen

Beschrijf in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad de voorschriften voor de bestrijding van een brand veroorzaakt door of in de nabijheid van de stof of het mengsel.

5.1.   Blusmiddelen

Geschikte blusmiddelen:

verstrek informatie over de geschikte blusmiddelen.

Ongeschikte blusmiddelen:

geef aan of bepaalde blusmiddelen ongeschikt zijn in een specifieke situatie waarbij de stof of het mengsel betrokken is.

5.2.   Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt

Verstrek informatie over gevaren die door de stof of het mengsel kunnen worden veroorzaakt, zoals gevaarlijke verbrandingsproducten die zich vormen wanneer de stof of het mengsel brandt, bijvoorbeeld: „kan bij brand giftige koolmonoxidedampen produceren” of „produceert bij verbranding zwavel- en stikstofoxide”.

5.3.   Advies voor brandweerlieden

Geef advies over beschermende maatregelen die bij de bluswerkzaamheden moeten worden genomen, zoals „recipiënten met een waterstraal koel houden”, en over speciale beschermde uitrusting voor brandweerlieden, zoals laarzen, overalls, handschoenen, oog- en gezichtsmaskers en ademhalingsapparatuur.

6.    RUBRIEK 6: Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moeten aanbevelingen worden opgenomen voor passende maatregelen wanneer de stof of het mengsel wordt geloosd, lekt of vrijkomt, om schadelijke gevolgen voor personen, eigendommen en het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken. Wanneer de geloosde hoeveelheid van aanzienlijk belang is voor het gevaar, moet voor de maatregelen ook een onderscheid worden gemaakt tussen grote en kleine lozingen. Wanneer volgens de procedures voor insluiting en terugwinning verschillende praktijken vereist zijn, moeten die in het veiligheidsinformatieblad worden vermeld.

6.1.   Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, beschermde uitrusting en noodprocedures

6.1.1.   Voor andere personen dan de hulpdiensten

Verstrek advies in verband met het onopzettelijk lozen of vrijkomen van de stof of het mengsel, zoals:

a)

het dragen van passende beschermde uitrusting (met inbegrip van de persoonlijke beschermingsmiddelen in rubriek 8 van het veiligheidsinformatieblad) om besmetting van de huid, de ogen en de eigen kleding te voorkomen;

b)

verwijdering van ontstekingsbronnen, maatregelen voor voldoende ventilatie, tegengaan van stofvorming, en

c)

noodprocedures zoals de noodzaak om de gevarenzone te evacueren of een deskundige te raadplegen.

6.1.2.   Voor de hulpdiensten

Verstrek advies in verband met geschikte stof voor persoonlijke beschermende kleding (zoals „geschikt: butyleen”; „niet geschikt: pvc”).

6.2.   Milieuvoorzorgsmaatregelen

Verstrek advies over milieuvoorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen in verband met het onopzettelijk lozen of vrijkomen van de stof of het mengsel, zoals vermijden dat het product in afvoerkanalen, oppervlaktewater of grondwater terechtkomt.

6.3.   Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal

6.3.1.

Verstrek passend advies over hoe het geloosde product moet worden ingesloten. Passende insluitingsmethoden kunnen onder meer zijn:

a)

het afdammen of afdekken van afvoerkanalen;

b)

procedures om het geloosde product af te dekken.

6.3.2.

Verstrek passend advies over hoe het geloosde product moet worden gereinigd. Passende reinigingsprocedures kunnen onder meer zijn:

a)

neutralisatietechnieken;

b)

decontaminatietechnieken;

c)

adsorberende materialen;

d)

reinigingstechnieken;

e)

vacuümtechnieken;

f)

benodigd insluitings- en reinigingsmateriaal (in voorkomend geval het gebruik van vonkvrij gereedschap en vonkvrije uitrusting).

6.3.3.

Verstrek alle andere informatie met betrekking tot het lozen of vrijkomen van het product, inclusief advies over ongeschikte insluitings- of reinigingstechnieken (zoals vermeldingen: „gebruik nooit …”).

6.4.   Verwijzing naar andere rubrieken

Verwijs zo nodig naar de rubrieken 8 en 13.

7.    RUBRIEK 7: Hantering en opslag

Deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet advies bevatten over veilige hanteringspraktijken. De nadruk moet worden gelegd op voorzorgsmaatregelen die passend zijn voor het geïdentificeerde gebruik waarnaar in punt 1.2 wordt verwezen en voor de unieke eigenschappen van de stof of het mengsel.

De informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu. De werkgever moet aan de hand daarvan geschikte werkmethoden en organisatiemaatregelen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 98/24/EG en artikel 5 van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad kunnen opstellen.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet de informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad overeenstemmen met de informatie die in het chemischeveiligheidsrapport voor het geïdentificeerde gebruik is gegeven en met de blootstellingsscenario’s met de beschrijving van de risicobeheersing van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

Niet alleen deze rubriek, maar ook rubriek 8 kan relevante informatie bevatten.

7.1.   Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel

7.1.1.

Doe specifieke aanbevelingen:

a)

voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel, zoals insluiting en maatregelen ter voorkoming van brand en van aerosol- en stofvorming;

b)

om het hanteren van incompatibele stoffen of mengsels te voorkomen, en

c)

om het vrijkomen van de stof of het mengsel in het milieu te beperken en bijvoorbeeld te voorkomen dat het product wordt geloosd of in afvoerkanalen terechtkomt.

7.1.2.

Verstrek ook advies inzake algemene beroepsmatige hygiëne:

a)

niet eten, drinken of roken op plaatsen waar wordt gewerkt;

b)

na gebruik handen wassen, en

c)

verontreinigde kleding en beschermde uitrusting uittrekken alvorens ruimten te betreden waar wordt gegeten.

7.2.   Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten

Het verstrekte advies moet in overeenstemming zijn met de in rubriek 9 van het veiligheidsinformatieblad beschreven fysische en chemische eigenschappen. Verstrek in voorkomend geval advies over specifieke eisen voor de opslag, zoals:

a)

Maatregelen voor het risicobeheer in verband met:

i)

explosieve atmosferen;

ii)

corrosieve omstandigheden;

iii)

ontvlammingsgevaar;

iv)

incompatibele stoffen of mengsels;

v)

omstandigheden waarin verdamping optreedt, en

vi)

mogelijke ontstekingsbronnen (waaronder elektrische voorzieningen).

b)

Maatregelen voor het beheersen van de gevolgen van:

i)

weersomstandigheden;

ii)

omgevingsdruk;

iii)

temperatuur;

iv)

zonlicht;

v)

vochtgehalte, en

vi)

trillingen.

c)

Hoe de stof of het mengsel intact te houden door gebruik te maken van:

i)

stabilisatoren, en

ii)

antioxidanten.

d)

Ander advies zoals:

i)

ventilatievereisten;

ii)

specifieke ontwerpen voor opslagruimten of -vaten (inclusief tussenschotten en ventilatie);

iii)

indien relevant, maximale hoeveelheid die in bepaalde omstandigheden mag worden opgeslagen, en

iv)

compatibele verpakkingen.

7.3.   Specifiek eindgebruik

Voor stoffen en mengsels die voor specifiek eindgebruik zijn ontworpen, moeten gedetailleerde en praktische aanbevelingen worden geformuleerd voor het in punt 1.2 bedoelde geïdentificeerde gebruik. Indien een blootstellingsscenario is bijgevoegd, kan daarnaar worden verwezen; zo niet moet de informatie overeenkomstig de punten 7.1 en 7.2 worden verstrekt. Indien een actor in de toeleveringsketen voor het mengsel een chemischeveiligheidsbeoordeling heeft uitgevoerd, volstaat het dat het veiligheidsinformatieblad en de blootstellingsscenario’s overeenkomen met het chemischeveiligheidsrapport voor het mengsel in plaats van met de chemischeveiligheidsrapporten voor elke stof in het mengsel. Wanneer er specifieke richtsnoeren voor de industrie of de sector bestaan, kan daarnaar in detail worden verwezen (met vermelding van de bron en de datum van de richtsnoeren).

8.    RUBRIEK 8: Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke bescherming

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moeten de toepasselijke grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en de nodige risicobeheersingsmaatregelen worden beschreven.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet de informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad overeenstemmen met de informatie die in het chemischeveiligheidsrapport voor het geïdentificeerde gebruik is gegeven en met de blootstellingsscenario’s met de beschrijving van de risicobeheersing van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

8.1.   Controleparameters

8.1.1.

Indien beschikbaar moeten voor de stof of voor elk van de stoffen in het mengsel de volgende nationale grenswaarden, alsook de rechtsgrondslag van elk van die grenswaarden, worden vermeld die momenteel van toepassing zijn in de lidstaat waar het veiligheidsinformatieblad wordt verstrekt. Bij de vermelding van de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling moet de in rubriek 3 gespecificeerde chemische identiteit worden gebruikt.

8.1.1.1.

de nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling die overeenstemmen met de communautaire grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG, met inbegrip van aantekeningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit 95/320/EG van de Commissie (2);

8.1.1.2.

de nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling die overeenstemmen met de communautaire grenswaarden overeenkomstig Richtlijn 2004/37/EG, met inbegrip van aantekeningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit 95/320/EG;

8.1.1.3.

alle andere nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling;

8.1.1.4.

de nationale biologische grenswaarden die overeenstemmen met de communautaire biologische grenswaarden overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG, met inbegrip van aantekeningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit 95/320/EG;

8.1.1.5.

alle andere nationale biologische grenswaarden.

8.1.2.

Verstrek minstens voor de meest relevante stoffen informatie over de huidige aanbevolen monitoringprocedures.

8.1.3.

Indien bij het beoogde gebruik van de stof of het mengsel luchtvervuilende stoffen worden gevormd, moeten daarvoor toepasselijke grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en/of biologische grenswaarden worden vermeld.

8.1.4.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, of een DNEL overeenkomstig punt 1.4 van bijlage I dan wel een PNEC overeenkomstig punt 3.3 van bijlage I beschikbaar is, moeten de relevante DNEL’s en PNEC’s voor de stof worden gegeven voor de blootstellingsscenario’s van het chemischeveiligheidsrapport die in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad zijn beschreven.

8.1.5.

Indien de stoffen of mengsels voor beheersingsdoeleinden in groepen worden ingedeeld („control banding”) om beslissingen te nemen over risicobeheersmaatregelen in verband met specifiek gebruik, moeten voldoende details worden verstrekt om een doeltreffend risicobeheer mogelijk te maken. De context en de beperkingen van de specifieke aanbeveling om de stoffen of mengsels voor beheersingsdoeleinden in groepen in te delen, moeten worden toegelicht.

8.2.   Maatregelen ter beheersing van blootstelling

De informatie waarnaar in dit punt wordt gevraagd, moet worden verstrekt tenzij een blootstellingsscenario met die informatie bij het veiligheidsinformatieblad is gevoegd.

Wanneer de leverancier heeft afgezien van een test krachtens rubriek 3 van bijlage XI, moet hij de specifieke gebruiksomstandigheden vermelden die verantwoorden waarom van de test werd afgezien.

Wanneer een stof is geregistreerd als een (locatiegebonden of vervoerd) geïsoleerd tussenproduct, moet de leverancier verklaren dat dit veiligheidsinformatieblad in overeenstemming is met de specifieke voorwaarden die de registratie overeenkomstig artikel 17 of 18 rechtvaardigen.

8.2.1.   Passende technische maatregelen

De beschrijving van passende maatregelen ter beheersing van blootstelling moet verband houden met het geïdentificeerde gebruik van de stof of het mengsel bedoeld in punt 1.2. Deze informatie moet volstaan om het de werkgever mogelijk te maken in voorkomend geval een beoordeling uit te voeren van het risico voor de veiligheid van de gezondheid van de werknemers ingevolge de aanwezigheid van de stof of het mengsel overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 van Richtlijn 98/24/EG en de artikelen 3 tot en met 5 van Richtlijn 2004/37/EG.

Deze informatie moet een aanvulling vormen op de reeds in rubriek 7 verstrekte gegevens.

8.2.2.   Individuele beschermingsmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen

8.2.2.1.

De informatie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen moet in overeenstemming zijn met goede beroepsmatige hygiënepraktijken en samengaan met andere beheersingsmaatregelen, zoals technische maatregelen, ventilatie en isolatie. In voorkomend geval moet worden verwezen naar rubriek 5 voor specifiek advies inzake persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vuur/chemische stoffen.

8.2.2.2.

Rekening houdend met Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (3) en verwijzend naar de desbetreffende CEN-normen, moeten gedetailleerde specificaties worden verstrekt over welk beschermingsmiddel doeltreffende en geschikte bescherming biedt, zoals:

a)

Bescherming van de ogen/het gezicht

Het vereiste soort bescherming van de ogen/het gezicht moet worden vastgesteld op grond van het gevaar dat de stof of het mengsel inhoudt en van het risico van contact, zoals veiligheidsbrillen, veiligheidsstofbrillen, gezichtsschermen.

b)

Bescherming van de huid

i)

Bescherming van de handen

Specificeer — afhankelijk van het gevaar dat met de stof of het mengsel verbonden is en het risico van contact, alsook met betrekking tot de hoeveelheid en de duur van blootstelling van de huid — duidelijk het soort handschoenen dat bij het werken met de stof of het mengsel moet worden gedragen, met inbegrip van:

het soort materiaal en de dikte;

de typische of minimumdoorbraaktijd van het handschoenmateriaal.

Vermeld zo nodig extra maatregelen voor de bescherming van de handen.

ii)

Andere maatregelen

Specificeer, indien andere lichaamsdelen dan de handen moeten worden beschermd, het soort en de kwaliteit van de vereiste beschermingsmiddelen — zoals kaphandschoenen, laarzen, overalls — afhankelijk van de gevaren die met de stof of het mengsel verbonden zijn en het risico van contact.

Vermeld zo nodig extra maatregelen voor de bescherming van de huid en specifieke hygiënische maatregelen.

c)

Bescherming van de ademhalingswegen

Specificeer voor gassen, dampen, nevel of stof, afhankelijk van het gevaar en het risico van blootstelling, het soort te gebruiken beschermingsmiddel, zoals luchtzuiverende ademhalingstoestellen met vermelding van het eigenlijke zuiverende element (patroon of filterbus), doeltreffende deeltjesfilters en doeltreffende maskers, of onafhankelijke ademhalingsapparatuur.

d)

Thermische gevaren

Wanneer wordt vermeld dat voor materialen die een thermisch gevaar inhouden beschermingsmiddelen moeten worden gedragen, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de constructie van het persoonlijke beschermingsmiddel.

8.2.3.   Beheersing van milieublootstelling

Verstrek de informatie die de werkgever nodig heeft om zijn verplichtingen in verband met de communautaire wetgeving inzake milieubescherming na te komen.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet voor de blootstellingsscenario’s als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad een samenvatting worden verstrekt van de risicobeheersmaatregelen die de blootstelling van het milieu aan de stof naar behoren beheersen.

9.    RUBRIEK 9: Fysische en chemische eigenschappen

Vermeld indien relevant in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad de empirische gegevens met betrekking tot de stof of het mengsel. De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de informatie die is verstrekt in de/het eventueel vereiste registratie en/of chemischeveiligheidsrapport en met de indeling van de stof of het mengsel.

9.1.   Informatie over fysische en chemische basiseigenschappen

Vermeld duidelijk de onderstaande eigenschappen en verwijs in voorkomend geval naar de gebruikte testmethoden. Vermeld de desbetreffende meeteenheden en/of referentieomstandigheden. Vermeld ook de bepalingsmethode (bijvoorbeeld de vlampuntmethode, de methode met open/gesloten kroes) wanneer dat relevant is voor de interpretatie van de getalwaarde:

a)

Voorkomen

De fysische toestand (vast (ook passende en beschikbare veiligheidsinformatie over de korrelgrootteverdeling en specifiek oppervlak vermelden wanneer dat niet reeds elders in het veiligheidsinformatieblad is gespecificeerd), vloeibaar, gas) en de kleur van de geleverde stof of het geleverde mengsel aangeven.

b)

Geur

Indien een geur merkbaar is, een korte beschrijving geven.

c)

Geurdrempelwaarde

d)

pH:

Vermeld de pH van de stof of het mengsel zoals geleverd of in een waterige oplossing; in het laatste geval de concentratie vermelden.

e)

Smelt-/vriespunt

f)

Beginkookpunt en kooktraject

g)

Vlampunt

h)

Verdampingssnelheid

i)

Ontvlambaarheid (vast, gas)

j)

Bovenste/onderste ontvlambaarheids- of explosiegrenswaarden

k)

Dampspanning

l)

Dampdichtheid

m)

Relatieve dichtheid

n)

Oplosbaarheid

o)

Verdelingscoëfficiënt n-octanol/water

p)

Zelfontbrandingstemperatuur

q)

Ontledingstemperatuur

r)

Viscositeit

s)

Ontploffingseigenschappen

t)

Oxiderende eigenschappen

Wanneer wordt vermeld dat een specifieke eigenschap niet van toepassing is of er over een specifieke eigenschap geen informatie beschikbaar is, moeten de redenen daarvoor worden aangegeven.

Verstrek, opdat de juiste beheersingsmaatregelen kunnen worden genomen, alle relevante informatie over de stof of het mengsel. De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de in een registratie verstrekte informatie, indien een registratie vereist is.

Voor een mengsel moet duidelijk worden vermeld op welke stof in het mengsel de informatie betrekking heeft, tenzij die voor het hele mengsel geldt.

9.2.   Overige informatie

Vermeld in voorkomend geval andere fysische en chemische parameters zoals mengbaarheid, vetoplosbaarheid (oplosmiddel specificeren), geleidingsvermogen of gasgroep. Vermeld passende en beschikbare veiligheidsinformatie over redoxpotentiaal, mogelijkheid tot radicaalvorming en fotokatalytische eigenschappen.

10.    RUBRIEK 10: Stabiliteit en reactiviteit

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet de stabiliteit van de stof of het mengsel worden beschreven, alsook de mogelijkheid van gevaarlijke reacties die zich onder bepaalde gebruiksomstandigheden en ook bij het vrijkomen in het milieu kunnen voordoen; in voorkomend geval moet naar de gebruikte testmethoden worden verwezen. Wanneer wordt vermeld dat een specifieke eigenschap niet van toepassing is of er over een specifieke eigenschap geen informatie beschikbaar is, moeten de redenen daarvoor worden aangegeven.

10.1.   Reactiviteit

10.1.1.

Beschrijf de reactiviteitsgevaren van de stof of het mengsel. Verstrek specifieke testgegevens voor de stof of het hele mengsel wanneer die beschikbaar zijn. De informatie kan echter ook op algemene gegevens voor de categorie of soort stof of mengsel zijn gebaseerd wanneer dergelijke gegevens het verwachte gevaar van de stof of het mengsel correct weergeven.

10.1.2.

Wanneer voor mengsels geen gegevens beschikbaar zijn, moeten gegevens over stoffen in het mengsel worden verstrekt. Bij de vaststelling van incompatibele producten moet rekening worden gehouden met de stoffen, recipiënten en verontreinigingen waaraan de stof of het mengsel tijdens het vervoer, de opslag of het gebruik kan worden blootgesteld.

10.2.   Chemische stabiliteit

Vermeld of de stof of het mengsel bij normale atmosferische omstandigheden en verwachte temperatuur en druk bij opslag en hantering stabiel of onstabiel is. Beschrijf stabilisatoren die worden of misschien moeten worden gebruikt om de stof of het mengsel chemisch stabiel te houden. Vermeld de mogelijke implicatie voor de veiligheid van een verandering in fysisch voorkomen van de stof of het mengsel.

10.3.   Mogelijke gevaarlijke reacties

Vermeld in voorkomend geval of de stof of het mengsel zal reageren of polymeriseren, waarbij overdruk of overtollige hitte vrijkomt of andere gevaarlijke omstandigheden worden gecreëerd. Beschrijf de omstandigheden waarin zich gevaarlijke reacties kunnen voordoen.

10.4.   Te vermijden omstandigheden

Vermeld omstandigheden zoals temperatuur, druk, licht, schokken, ontladingen van statische elektriciteit, trillingen of andere vormen van fysische belasting die tot een gevaarlijke situatie kunnen leiden, in voorkomend geval met een korte beschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen om de met dergelijke gevaren verbonden risico’s te beheren.

10.5.   Chemisch op elkaar inwerkende materialen

Vermeld groepen van stoffen of mengsels of specifieke stoffen, zoals water, lucht, zuren, basen of oxiderende stoffen, waarmee de stof of het mengsel kan reageren waardoor een gevaarlijke situatie ontstaat (zoals een ontploffing, het vrijkomen van giftige of ontvlambare materialen, of het vrijkomen van zeer grote hitte), in voorkomend geval met een korte beschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen om de met dergelijke gevaren verbonden risico’s te beheren.

10.6.   Gevaarlijke ontledingsproducten

Vermeld bekende en redelijkerwijs te verwachten gevaarlijke ontledingsproducten die bij gebruik, opslag, lozing en verhitting worden geproduceerd. Gevaarlijke verbrandingsproducten moeten worden opgenomen in rubriek 5 van het veiligheidsinformatieblad.

11.    RUBRIEK 11: Toxicologische informatie

Deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik door medici, professionals inzake veiligheid en gezondheid op het werk en toxicologen. Verstrek een beknopte maar volledige en begrijpelijke beschrijving van de verschillende toxicologische (gezondheids)effecten, alsook de beschikbare gegevens die voor de vaststelling van die effecten werden gebruikt, en in voorkomend geval eveneens informatie over toxicokinetiek, metabolisme en verspreiding. De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de informatie die is verstrekt in de/het eventueel vereiste registratie en/of chemischeveiligheidsrapport en met de indeling van de stof of het mengsel.

11.1.   Informatie over toxicologische effecten

11.1.1.   Stoffen

11.1.1.1.

Verstrek informatie over de volgende relevante gevarenklassen:

a)

acute toxiciteit;

b)

huidcorrosie/-irritatie;

c)

ernstig oogletsel/oogirritatie;

d)

sensibilisatie van de luchtwegen/de huid;

e)

mutageniteit in geslachtscellen;

f)

kankerverwekkendheid;

g)

giftigheid voor de voortplanting;

h)

STOT bij eenmalige blootstelling;

i)

STOT bij herhaalde blootstelling;

j)

gevaar bij inademing.

11.1.1.2.

Voor registratieplichtige stoffen worden korte samenvattingen van de informatie die is afgeleid van de toepassing van de bijlagen VII tot en met XI opgenomen, en waar nodig eveneens een verwijzing naar de gebruikte testmethoden. Voor registratieplichtige stoffen omvat de informatie tevens het resultaat van de vergelijking van de beschikbare gegevens met de criteria in Verordening (EG) nr. 1272/2008 voor CMR, categorieën 1A en 1B, overeenkomstig punt 1.3.1 van bijlage I bij deze verordening.

11.1.2.   Mengsels

11.1.2.1.

Verstrek informatie over de onderstaande relevante effecten:

a)

acute toxiciteit;

b)

irritatie;

c)

corrosiviteit;

d)

sensibilisatie;

e)

toxiciteit bij herhaalde toediening;

f)

kankerverwekkendheid;

g)

mutageniteit;

h)

giftigheid voor de voortplanting.

11.1.2.2.

Voor de gezondheidseffecten kankerverwekkendheid, mutageniteit en giftigheid voor de voortplanting moet de indeling voor een bepaald gezondheidseffect op basis van de in artikel 6, lid 1, onder a), van Richtlijn 1999/45/EG bedoelde conventionele methode worden verstrekt, en moet ook relevante informatie worden verstrekt voor de in rubriek 3 opgenomen stoffen.

11.1.2.3.

Wanneer een mengsel voor een bepaald gezondheidseffect niet als geheel is getest, moet in voorkomend geval voor andere gezondheidseffecten informatie worden verstrekt die relevant is voor dat gezondheidseffect in verband met in rubriek 3 opgenomen stoffen.

11.1.3.   Voor elke gevarenklasse of onderverdeling daarvan en elk gevaarlijk effect moet informatie worden verstrekt. Wanneer wordt vermeld dat de stof of het mengsel niet is ingedeeld voor een specifieke gevarenklasse of onderverdeling daarvan, noch voor een gevaarlijk effect, moet op het veiligheidsinformatieblad duidelijk worden vermeld of dat toe te schrijven is aan een gebrek aan gegevens, de technische onmogelijkheid om de gegevens te verkrijgen, geen afdoende gegevens of afdoende gegevens die niet volstaan voor indeling; in het laatste geval moet op het veiligheidsinformatieblad worden gespecificeerd: „gebaseerd op beschikbare gegevens; aan de indelingscriteria is niet voldaan.”.

11.1.4.   De gegevens die in dit punt worden vermeld moeten betrekking hebben op de stof of het mengsel zoals die in de handel worden gebracht. Indien beschikbaar moeten eveneens de relevante toxicologische eigenschappen van de gevaarlijke stoffen in een mengsel worden verstrekt, zoals de LD50, acute toxiciteitsschattingen of LC50.

11.1.5.   Wanneer er over de stof of het mengsel een groot aantal testgegevens bestaan, kan het nodig zijn de resultaten van de gebruikte kritische studies samen te vatten, bijvoorbeeld per blootstellingsroute.

11.1.6.   Wanneer niet is voldaan aan de indelingscriteria voor een specifieke gevarenklasse, moet informatie voor onderbouwing van die conclusie worden verstrekt.

11.1.7.   Informatie over waarschijnlijke blootstellingsrouten

Verstrek informatie over waarschijnlijke blootstellingsrouten en de effecten van de stof of het mengsel via elke mogelijke blootstellingsroute: inslikken, inademen of contact met de huid of de ogen. Indien de gezondheidseffecten niet bekend zijn, moet dat worden vermeld.

11.1.8.   Symptomen die verband houden met de fysische, chemische en toxicologische eigenschappen

Beschrijf mogelijke schadelijke effecten voor de gezondheid en de symptomen die verband houden met blootstelling aan de stof of het mengsel en de ingrediënten of bekende bijproducten daarvan. Verstrek de beschikbare informatie over de symptomen die verband houden met de fysische, chemische en toxicologische eigenschappen van de stof of het mengsel na blootstelling. Beschrijf de eerste symptomen bij lage blootstelling tot de gevolgen van ernstige blootstelling, zoals „kan hoofdpijn en duizeligheid veroorzaken, gevolgd door flauwvallen of bewusteloosheid; grote dosissen kunnen tot coma en de dood leiden”.

11.1.9.   Uitgestelde en onmiddellijke effecten alsook chronische effecten van kortstondige en langdurige blootstelling

Verstrek informatie over de eventuele uitgestelde of onmiddellijke effecten die mogen worden verwacht na kortstondige of langdurige blootstelling. Verstrek eveneens informatie over acute en chronische gezondheidseffecten in verband met blootstelling van de mens aan de stof of het mengsel. Wanneer gegevens over gezondheidseffecten bij de mens niet beschikbaar zijn, moeten gegevens over dieren worden samengevat en moet de diersoort duidelijk worden geïdentificeerd. Vermeld of de toxicologische gegevens op gegevens over gezondheidseffecten bij mensen of dieren zijn gebaseerd.

11.1.10.   Interactieve effecten

Vermeld informatie over interacties wanneer die relevant en beschikbaar is.

11.1.11.   Gebrek aan specifieke gegevens

Het is niet altijd mogelijk informatie over de gevaren van een stof of een mengsel te verkrijgen. Wanneer er geen gegevens over de specifieke stof of het specifieke mengsel beschikbaar zijn, mogen in voorkomend geval gegevens over soortgelijke stoffen of mengsels worden gebruikt, op voorwaarde dat de relevante soortgelijke stof of het relevante soortgelijke mengsel is vermeld. Wanneer specifieke gegevens niet worden gebruikt, of wanneer er geen gegevens beschikbaar zijn, moet dat duidelijk worden vermeld.

11.1.12.   Informatie over het mengsel versus informatie over de stof

11.1.12.1.

De stoffen in een mengsel kunnen in het lichaam op elkaar inwerken, wat resulteert in verschillende graden van absorptie, metabolisme en excretie. Bijgevolg kan de toxische werking veranderen en kan de totale toxiciteit van het mengsel verschillen van die van de stoffen die het bevat. Daarmee moet rekening worden gehouden bij de verstrekking van toxicologische informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad.

11.1.12.2.

De indeling van mengsels als mengsels met effecten als kankerverwekkendheid, mutageniteit of giftigheid voor de voortplanting moet worden berekend op basis van beschikbare informatie over de stoffen in het mengsel. Voor andere gezondheidseffecten moet worden overwogen of de concentratie van elke stof voldoende is om bij te dragen tot de algemene gezondheidseffecten van het mengsel. De informatie over toxische effecten moet voor elke stof worden verstrekt, behalve in de volgende gevallen:

a)

wanneer dezelfde informatie vaker voorkomt moet die voor het hele mengsel slechts één keer worden vermeld (bijvoorbeeld wanneer twee stoffen allebei braken en diarree veroorzaken);

b)

wanneer het onwaarschijnlijk is dat deze effecten zich zullen voordoen bij de aanwezige concentraties, zoals wanneer een licht irriterende stof tot onder een bepaalde concentratie in een niet-irriterende oplossing wordt verdund;

c)

wanneer er geen informatie over interacties tussen stoffen in een mengsel beschikbaar is, mogen geen veronderstellingen mogen gemaakt, maar moeten de gezondheidseffecten van elke stof afzonderlijk worden vermeld.

11.1.13.   Overige informatie

Andere relevante informatie over schadelijke gezondheidseffecten moet worden vermeld, ook al is die krachtens de indelingscriteria niet vereist.

12.    RUBRIEK 12: Ecologische informatie

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad wordt beschreven welke informatie is verstrekt om het milieueffect van de stof of het mengsel te evalueren wanneer deze vrijkomen in het milieu. In de punten 12.1 tot en met 12.6 van het veiligheidsinformatieblad moet een korte samenvatting van de gegevens worden verstrekt, alsook, wanneer die beschikbaar zijn, relevante testgegevens waarbij soort, middel, eenheden en duur en omstandigheden van de test duidelijk worden vermeld. Deze informatie kan nuttig zijn bij het reageren op lozingen en bij het evalueren van afvalverwerkingspraktijken, de beheersing van het vrijkomen van de stof of het mengsel, maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel, en het vervoer. Wanneer wordt vermeld dat een specifieke eigenschap niet van toepassing is of er over een specifieke eigenschap geen informatie beschikbaar is, moeten de redenen daarvoor worden aangegeven.

Wanneer beschikbaar en relevant, moet voor elke relevante stof in het mengsel informatie over bioaccumulatie, persistentie en afbreekbaarheid worden verstrekt. Er moet ook informatie worden verstrekt over gevaarlijke omzettingsproducten die ontstaan bij de afbraak van stoffen of mengsels.

De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de informatie die is verstrekt in de/het eventueel vereiste registratie en/of chemischeveiligheidsrapport en met de indeling van de stof of het mengsel.

12.1.   Toxiciteit

Verstrek indien beschikbaar informatie over toxiciteit die gebaseerd is op gegevens van tests op waterorganismen en/of terrestrische organismen. Hieronder vallen relevante beschikbare gegevens over aquatische toxiciteit, zowel acuut als chronisch, voor vis, schaaldieren, algen en andere waterplanten. Vermeld voorts toxiciteitsgegevens over micro- en macro-organismen in de bodem en andere voor het milieu relevante organismen, zoals vogels, bijen en planten, voor zover deze beschikbaar zijn. Indien de stof of het mengsel remmende effecten op de activiteit van micro-organismen heeft, moet het mogelijke effect op rioolwaterzuiveringsinstallaties worden vermeld.

Voor registratieplichtige stoffen moeten samenvattingen worden opgenomen van de informatie die is afgeleid van de toepassing van de bijlagen VII tot en met XI.

12.2.   Persistentie en afbreekbaarheid

Persistentie en afbreekbaarheid is het vermogen van de stof of de relevante stoffen in een mengsel om in het milieu te worden afgebroken, hetzij langs biologische weg, hetzij via andere processen, zoals oxidatie of hydrolyse. Indien er testresultaten beschikbaar zijn die relevant zijn voor het beoordelen van de persistentie en de afbreekbaarheid, moeten die worden vermeld. Wanneer halveringstijden worden vermeld, moet worden verduidelijkt of deze betrekking hebben op mineralisatie of op primaire afbraak. Het vermogen van de stof of bepaalde stoffen in een mengsel om in rioolwaterzuiveringsinstallaties te worden afgebroken, moet eveneens worden vermeld.

Voor zover beschikbaar en relevant moet de informatie worden verstrekt voor elke individuele stof in het mengsel die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 3 van het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

12.3.   Bioaccumulatie

Bioaccumulatie is het vermogen van de stof of van bepaalde stoffen in een mengsel om zich in biota te accumuleren en uiteindelijk in de voedselketen te worden opgenomen. Testresultaten die relevant zijn voor het beoordelen van de bioaccumulatie moeten worden verstrekt, met vermelding van de verdelingscoëfficiënt octanol/water (Kow) en de bioconcentratiefactor (BCF), indien beschikbaar.

Voor zover beschikbaar en relevant moet de informatie worden verstrekt voor elke individuele stof in het mengsel die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 3 van het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

12.4.   Mobiliteit in de bodem

Mobiliteit in de bodem is het vermogen van de stof of de bestanddelen van een mengsel om, indien zij in het milieu terechtkomen, door natuurkrachten te worden getransporteerd naar het grondwater of tot op een afstand van de plaats waar zij zijn vrijgekomen. Vermeld indien beschikbaar de mogelijke mobiliteit in de bodem. Informatie over mobiliteit kan worden verzameld uit relevante mobiliteitsgegevens zoals studies over adsorptie of uitspoeling, bekende of voorspelde verspreiding over milieucompartimenten, of oppervlaktespanning. Koc-waarden kunnen bijvoorbeeld op grond van de verdelingscoëfficiënt octanol/water (Kow) worden voorspeld. Uitspoeling en mobiliteit kunnen met modellen worden voorspeld.

Voor zover beschikbaar en relevant moet de informatie worden verstrekt voor elke individuele stof in het mengsel die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 3 van het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

Wanneer experimentele gegevens beschikbaar zijn, gaan die over het algemeen voor op modellen en voorspellingen.

12.5.   Resultaten van PBT- en zPzB-beoordeling

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moeten de resultaten van de PBT- en zPzB-beoordeling als vermeld in het chemischeveiligheidsrapport worden verstrekt.

12.6.   Andere schadelijke effecten

Vermeld indien beschikbaar informatie over andere schadelijke milieueffecten, bijvoorbeeld het milieutraject (blootstelling), vermogen tot vorming van fotochemische ozon, ozonafbrekend vermogen, hormoonontregelend vermogen en/of broeikaseffect.

13.    RUBRIEK 13: Instructies voor verwijdering

Deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad bevat informatie over een passend afvalbeheer voor de stof of het mengsel en/of de recipiënt om de lidstaat waar het veiligheidsinformatieblad wordt verstrekt te helpen om veilige en milieuvriendelijke afvalbeheersopties vast te stellen die in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). De informatie in rubriek 8 moet worden aangevuld met relevante informatie voor de veiligheid van personen die het afval verwijderen of verwerken.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is en een analyse van de afvalfase is uitgevoerd, moet de informatie over afvalbeheermaatregelen overeenstemmen met het geïdentificeerde gebruik in het chemischeveiligheidsrapport en de blootstellingsscenario’s van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

13.1.   Afvalverwerkingsmethoden

a)

Specificeer afvalverwerkingsrecipiënten en -methoden, met inbegrip van de passende afvalverwerkingsmethoden voor zowel de stof en het mengsel als de verontreinigde verpakking (bijvoorbeeld verbranding, recycling, storten).

b)

Specificeer de fysische/chemische eigenschappen die van invloed kunnen zijn op de afvalverwerkingsopties.

c)

Ontmoedig de lozing van afvalwater in het milieu.

d)

Vermeld in voorkomend geval speciale voorzorgsmaatregelen voor een aanbevolen afvalverwerkingsoptie.

Verwijs naar eventuele communautaire bepalingen inzake afval. Indien deze ontbreken, dient u te verwijzen naar relevante nationale of regionale bepalingen.

14.    RUBRIEK 14: Informatie met betrekking tot het vervoer

Vermeld in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad essentiële informatie over de classificatie voor het vervoer/de verzending over de weg, per spoor, over zee, via de binnenwateren of via de lucht van in rubriek 1 vermelde stoffen of mengsels. Wanneer er geen informatie beschikbaar is, of deze niet relevant is, moet dat worden vermeld.

Verstrek in voorkomend geval informatie over de transportclassificatie voor elk modelreglement van de VN: de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) (5), het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) (6) en de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) (7), die alle drie ten uitvoer zijn gelegd bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (8), alsook de International Maritime Dangerous Goods (IMDG) Code (9) (zee), en de Technische instructies voor de veiligheid van het luchtvervoer van gevaarlijke goederen (ICAO) (10) (lucht).

14.1.   VN-nummer

Verstrek het VN-nummer (d.w.z. het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de stof, het mengsel of het voorwerp, voorafgegaan door de letters “VN”) van de modelreglementen van de VN.

14.2.   Juiste ladingnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN

Verstrek de juiste ladingnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN tenzij die in punt 1.1 als productidentificatie is vermeld.

14.3.   Transportgevarenklasse(n)

Vermeld de transportgevarenklasse (en secundaire risico’s) waarin de stoffen of de mengsels overeenkomstig de modelreglementen van de VN zijn ingedeeld op grond van het belangrijkste gevaar dat zij inhouden.

14.4.   Verpakkingsgroep

Vermeld in voorkomend geval het verpakkingsgroepnummer overeenkomstig de modelreglementen van de VN. Het verpakkingsgroepnummer wordt aan bepaalde stoffen toegekend afhankelijk van de ernst van het gevaar dat zij inhouden.

14.5.   Milieugevaren

Vermeld of de stof of het mengsel gevaarlijk is voor het milieu volgens de criteria van de modelreglementen van de VN (IMDG-Code, ADR, RID en ADN) en/of volgens de IMDG-code mariene verontreiniging veroorzaakt. Wanneer vervoer in tankschepen over de binnenwateren is toegestaan of de bedoeling is, moet worden vermeld of de stof of het mengsel volgens de ADN slechts in tankschepen gevaarlijk is voor het milieu.

14.6.   Bijzondere voorzorgen voor de gebruiker

Vermeld eventuele speciale voorzorgsmaatregelen waaraan een gebruiker moet of zou moeten voldoen of waarvan hij op de hoogte moet of zou moeten zijn met betrekking tot het vervoer of de verplaatsing binnen of buiten zijn bedrijf.

14.7.   Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II bij MARPOL 73/78 en de IBC-code

Dit punt is alleen van toepassing wanneer een lading bedoeld is om in bulk te worden vervoerd overeenkomstig de volgende instrumenten van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO): bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij (MARPOL 73/78) (11), en de Internationale Code voor de bouw en de uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (Code inzake het vervoer van chemicaliën in bulk) (IBC-code) (12).

Verstrek de productnaam (wanneer die verschilt van die in punt 1.1) zoals voorgeschreven door het vervoersbewijs en overeenkomstig de naam die wordt gebruikt in de lijst van productnamen in hoofdstuk 17 of 18 van de IBC-code of de laatste editie van de circulaire van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de IMO (13). Vermeld het vereiste type schip en de verontreinigingscategorie.

15.    RUBRIEK 15: Regelgeving

Vermeld in deze rubriek de overige informatie betreffende de toepasselijke wetgeving voor de stof of het mengsel die niet reeds op het veiligheidsinformatieblad is verstrekt (zoals welke verordening of richtlijn van toepassing is op de stof of het mengsel: Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (14), Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (15) of Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen) (16).

15.1.   Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel

Verstrek informatie over relevante communautaire bepalingen inzake veiligheid, gezondheid en milieu (bijvoorbeeld Seveso-categorie/in bijlage I bij Richtlijn 96/82/EG van de Raad (17) genoemde stoffen) of nationale informatie over de wettelijke status van de stof of het mengsel (inclusief de stoffen in het mengsel), alsook advies over de maatregelen die de afnemer ingevolge deze bepalingen moet nemen. Vermeld de nationale wetten van de desbetreffende lidstaten ter uitvoering van deze bepalingen en eventuele andere nationale maatregelen die relevant kunnen zijn.

Wanneer de stof of het mengsel als behandeld in dit veiligheidsinformatieblad aan specifieke communautaire bepalingen inzake bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu is onderworpen (zoals krachtens titel VII verleende autorisaties of krachtens titel VIII opgelegde beperkingen), moeten deze worden vermeld.

15.2.   Chemischeveiligheidsbeoordeling

Vermeld of de leverancier voor de stof of het mengsel een chemischeveiligheidsbeoordeling heeft uitgevoerd.

16.    RUBRIEK 16: Overige informatie

In deze rubriek moet de relevante informatie over de samenstelling van het veiligheidsinformatieblad worden vermeld. Hier moet informatie worden opgenomen die niet voorkomt in de rubrieken 1 tot en met 15, met inbegrip van informatie over de herziening van het veiligheidsinformatieblad, zoals:

a)

in het geval van een herzien veiligheidsinformatieblad, een duidelijke vermelding van waar in de vorige versie van het veiligheidsinformatieblad veranderingen zijn aangebracht, tenzij een dergelijke vermelding elders in het veiligheidsinformatieblad voorkomt, met zo nodig uitleg bij de veranderingen. Een leverancier van een stof of een mengsel moet een verklaring hebben voor de veranderingen en moet die op verzoek verstrekken;

b)

een verklarende lijst van de afkortingen en acroniemen die in het veiligheidsinformatieblad worden gebruikt;

c)

belangrijke literatuurreferenties en gegevensbronnen;

d)

voor mengsels, een indicatie welke van de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 vermelde methoden voor de evaluatie van de informatie voor de indeling is gebruikt;

e)

lijst van relevante R-zinnen, gevarenaanduidingen, veiligheidsaanbevelingen en/of voorzorgsmaatregelen. Schrijf de tekst van waarschuwingen die in de rubrieken 2 tot en met 15 niet voluit zijn vermeld, hier voluit;

f)

advies over passende opleiding voor werknemers om de bescherming van de gezondheid en het milieu te garanderen.

Wanneer een leverancier van een mengsel er overeenkomstig artikel 31, lid 10, voor kiest de indeling vast te stellen die vanaf 1 juni 2015 verplicht is en daarover informatie te verstrekken, alvorens deze indeling te gebruiken voor de indeling en etikettering op de verpakking, kan hij deze indeling in deze rubriek vermelden.

DEEL B

Het veiligheidsinformatieblad moet overeenkomstig artikel 31, lid 6, de volgende 16 rubrieken bevatten, alsook de vermelde punten, met uitzondering van rubriek 3, waar alleen punt 3.1 of 3.2 in voorkomend geval moet worden ingevuld:

RUBRIEK 1:   Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming

1.1.

Productidentificatie

1.2.

Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik

1.3.

Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad

1.4.

Telefoonnummer voor noodgevallen

RUBRIEK 2:   Identificatie van de gevaren

2.1.

Indeling van de stof of het mengsel

2.2.

Etiketteringselementen

2.3.

Andere gevaren

RUBRIEK 3:   Samenstelling en informatie over de bestanddelen

3.1.

Stoffen

3.2.

Mengsels

RUBRIEK 4:   Eerstehulpmaatregelen

4.1.

Beschrijving van de eerstehulpmaatregelen

4.2.

Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten

4.3.

Vermelding van de vereiste onmiddellijke medische verzorging en speciale behandeling

RUBRIEK 5:   Brandbestrijdingsmaatregelen

5.1.

Blusmiddelen

5.2.

Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt

5.3.

Advies voor brandweerlieden

RUBRIEK 6:   Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel

6.1.

Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, beschermde uitrusting en noodprocedures

6.2.

Milieuvoorzorgsmaatregelen

6.3.

Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal

6.4.

Verwijzing naar andere rubrieken

RUBRIEK 7:   Hantering en opslag

7.1.

Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel

7.2.

Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten

7.3.

Specifiek eindgebruik

RUBRIEK 8:   Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke bescherming

8.1.

Controleparameters

8.2.

Maatregelen ter beheersing van blootstelling

RUBRIEK 9:   Fysische en chemische eigenschappen

9.1.

Informatie over fysische en chemische basiseigenschappen

9.2.

Overige informatie

RUBRIEK 10:   Stabiliteit en reactiviteit

10.1.

Reactiviteit

10.2.

Chemische stabiliteit

10.3.

Mogelijke gevaarlijke reacties

10.4.

Te vermijden omstandigheden

10.5.

Chemisch op elkaar inwerkende materialen

10.6.

Gevaarlijke ontledingsproducten

RUBRIEK 11:   Toxicologische informatie

11.1.

Informatie over toxicologische effecten

RUBRIEK 12:   Ecologische informatie

12.1.

Toxiciteit

12.2.

Persistentie en afbreekbaarheid

12.3.

Bioaccumulatie

12.4.

Mobiliteit in de bodem

12.5.

Resultaten van PBT- en zPzB-beoordeling

12.6.

Andere schadelijke effecten

RUBRIEK 13:   Instructies voor verwijdering

13.1.

Afvalverwerkingsmethoden

RUBRIEK 14:   Informatie met betrekking tot het vervoer

14.1.

VN-nummer

14.2.

Juiste ladingnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN

14.3.

Transportgevarenklasse(n)

14.4.

Verpakkingsgroep

14.5.

Milieugevaren

14.6.

Bijzondere voorzorgen voor de gebruiker

14.7.

Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II bij MARPOL 73/78 en de IBC-code

RUBRIEK 15:   Regelgeving

15.1.

Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel

15.2.

Chemischeveiligheidsbeoordeling

RUBRIEK 16:   Overige informatie”


(1)  PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40.

(2)  PB L 188 van 9.8.1995, blz. 14.

(3)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.

(4)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(5)  Verenigde Naties, Economische Commissie voor Europa, versie die sinds 1 januari 2009 van toepassing is, ISBN-978-92-1-139131-2.

(6)  Bijlage 1 bij aanhangsel B (Uniforme regels betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen) van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer, versie die sinds 1 januari 2009 van kracht is.

(7)  Herziene versie van 1 januari 2007.

(8)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 1.

(9)  Internationale Maritieme Organisatie, editie 2006, ISBN 978-92-8001-4214-3.

(10)  IATA, editie 2007-2008.

(11)  MARPOL 73/78 — Geconsolideerde editie 2006, Londen, IMO 2007, ISBN 978-92-801-4216-7.

(12)  IBC-code, editie 2007, Londen, IMO 2007, ISBN 978-92-801-4226-6.

(13)  MEPC.2/Circular, Provisional categorization of liquid substances, versie 14, van kracht sinds 1 januari 2009.

(14)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1.

(15)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

(16)  PB L 204 van 31.7.2008, blz. 1.

(17)  PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13.


BIJLAGE II

„BIJLAGE II

VOORSCHRIFTEN VOOR DE SAMENSTELLING VAN VEILIGHEIDSINFORMATIEBLADEN

DEEL A

0.1.   Inleiding

0.1.1.

Deze bijlage bevat de voorschriften die de leverancier moet naleven bij de samenstelling van een veiligheidsinformatieblad dat overeenkomstig artikel 31 voor een stof of een mengsel wordt verstrekt.

0.1.2.

De informatie die in het veiligheidsinformatieblad wordt gegeven moet overeenkomen met de informatie in het chemischeveiligheidsrapport, indien dat vereist is. Als een chemischeveiligheidsrapport is opgesteld, wordt/worden het/de desbetreffende blootstellingsscenario(’s) als bijlage bij het veiligheidsinformatieblad gevoegd.

0.2.   Algemene voorschriften voor de samenstelling van een veiligheidsinformatieblad

0.2.1.

Het veiligheidsinformatieblad moet het gebruikers mogelijk maken de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid op het werk en de bescherming van het milieu. De opsteller van het veiligheidsinformatieblad moet er rekening mee houden dat een veiligheidsinformatieblad zijn publiek moet voorlichten over de gevaren van een stof of mengsel en informatie moet verstrekken over hoe de stof of het mengsel veilig kan worden opgeslagen, gehanteerd en verwijderd.

0.2.2.

De informatie die in veiligheidsinformatiebladen wordt verstrekt, moet ook voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 98/24/EG van de Raad. Het veiligheidsinformatieblad moet met name werkgevers in staat stellen na te gaan of er gevaarlijke chemische agentia op de werkplek aanwezig zijn en de eventuele risico’s van het gebruik ervan voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beoordelen.

0.2.3.

De informatie in het veiligheidsinformatieblad moet duidelijk en beknopt zijn. Het veiligheidsinformatieblad moet worden opgesteld door een bevoegde persoon, die rekening houdt met de specifieke behoeften en kennis van het gebruikerspubliek, voor zover die bekend zijn. Leveranciers van stoffen en mengsels moeten ervoor zorgen dat die bevoegde personen de juiste opleiding, en ook bijscholing, krijgen.

0.2.4.

In het veiligheidsinformatieblad moet eenvoudige, duidelijke en precieze taal worden gebruikt en moeten jargon, acroniemen en afkortingen worden vermeden. Vermeldingen zoals „kan gevaarlijk zijn”, „geen gevolgen voor de gezondheid”, „veilig in de meeste gebruiksomstandigheden” of „ongevaarlijk”, andere vermeldingen die erop wijzen dat de stof of het mengsel ongevaarlijk is of andere vermeldingen die niet in overeenstemming zijn met de indeling van die stof of dat mengsel, mogen niet worden gebruikt.

0.2.5.

Op de eerste bladzijde moet de datum worden vermeld waarop het veiligheidsinformatieblad werd samengesteld. Wanneer een veiligheidsinformatieblad werd herzien en een nieuwe herziene versie aan de ontvangers wordt verstrekt, moeten in rubriek 16 van het veiligheidsinformatieblad de wijzigingen onder de aandacht van de ontvanger worden gebracht, tenzij zij ergens anders zijn aangegeven. In dat geval wordt op de eerste bladzijde de datum van de samenstelling („Herziening: (datum)”) vermeld, alsook een versienummer, herzieningsnummer, datum van vervanging of andere indicatie van welke versie vervangen is.

0.3.   Vorm van het veiligheidsinformatieblad

0.3.1.

Een veiligheidsinformatieblad heeft geen vaste lengte. De lengte van een veiligheidsinformatieblad staat in verhouding tot het gevaar dat de stof of het mengsel inhoudt, alsook tot de beschikbare informatie.

0.3.2.

Alle bladzijden van een veiligheidsinformatieblad, met inbegrip van de bijlagen, moeten worden genummerd en moeten ofwel een aanduiding bevatten van de lengte van het veiligheidsinformatieblad (zoals „blz. 1 van 3”) ofwel een aanduiding of er nog een bladzijde volgt (zoals „Vervolg op de volgende bladzijde” of „Einde van het veiligheidsinformatieblad”).

0.4.   Inhoud van het veiligheidsinformatieblad

De informatie die overeenkomstig deze bijlage vereist is moet, indien van toepassing en beschikbaar, op het veiligheidsinformatieblad worden opgenomen in de desbetreffende punten die in deel B worden gespecificeerd. Het veiligheidsinformatieblad mag geen blanco punten bevatten.

0.5.   Andere informatievoorschriften

In bepaalde gevallen kan het, gezien de zeer diverse eigenschappen van stoffen en mengsels, nodig zijn in de desbetreffende punten aanvullende relevante en beschikbare informatie te vermelden.

0.6.   Eenheden

De meeteenheden die bij Richtlijn 80/181/EEG van de Raad (1) zijn vastgesteld moeten worden gebruikt.

0.7.   Bijzondere gevallen

Veiligheidsinformatiebladen zijn ook vereist voor de bijzondere gevallen die zijn opgenomen in punt 1.3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 en waarvoor afwijkingen van de etiketteringsvoorschriften gelden.

1.    RUBRIEK 1: Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming

In deze rubriek wordt voorgeschreven hoe de stof of het mengsel moet worden geïdentificeerd en hoe de geïdentificeerde vormen van gebruik, de naam van de leverancier van de stof of het mengsel en de contactgegevens van de leverancier van de stof of het mengsel, inclusief contactgegevens voor noodgevallen, in het veiligheidsinformatieblad moeten worden verstrekt.

1.1.   Productidentificatie

Verstrek de productidentificatie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 wanneer het een stof betreft, en overeenkomstig artikel 18, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1272/2008 wanneer het een mengsel betreft, en zoals vermeld op het etiket in de officiële taal/talen van de lidstaat/lidstaten wanneer de stof of het mengsel in de handel is gebracht, tenzij de betrokken lidstaat/lidstaten anders bepaalt/bepalen.

Voor registratieplichtige stoffen moet de productidentificatie overeenkomen met de in de registratie opgegeven productidentificatie en moet het krachtens artikel 20, lid 3, van deze verordening toegekende registratienummer eveneens worden vermeld.

Zonder afbreuk te doen aan de in artikel 39 van deze verordening vastgestelde verplichtingen voor downstreamgebruikers kan het deel van het registratienummer dat naar de individuele registrant van een gezamenlijke indiening verwijst worden weggelaten door een leverancier die een distributeur of een downstreamgebruiker is, op voorwaarde:

a)

dat de leverancier de verantwoordelijkheid op zich neemt om op verzoek het volledige registratienummer voor handhavingsdoeleinden te verstrekken of, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, om het verzoek overeenkomstig punt b) door te sturen naar zijn leverancier, en

b)

dat de leverancier het volledige registratienummer aan de handhavingsautoriteit van de lidstaat (hierna „de handhavingsautoriteit”) verstrekt binnen zeven dagen na ontvangst van een verzoek, dat ofwel direct uitgaat van de handhavingsautoriteit, ofwel is doorgestuurd door zijn afnemer, of dat de leverancier, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, het verzoek binnen zeven dagen na het verzoek doorstuurt naar zijn leverancier en de handhavingsautoriteit daarvan tegelijkertijd op de hoogte stelt.

Er mag één veiligheidsinformatieblad worden verstrekt voor meer dan één stof of mengsel wanneer de informatie in dat veiligheidsinformatieblad voldoet aan de voorschriften van deze bijlage voor elk van die stoffen of mengsels.

Andere identificatiemiddelen:

Eventueel mogen ook andere namen of synoniemen waarmee de stof of het mengsel is geëtiketteerd of waaronder het algemeen bekend is, zoals andere namen, nummers, productcodes van ondernemingen, of andere identificatienummers, worden verstrekt.

1.2.   Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik

Vermeld ten minste het voor de afnemer(s) van de stof of het mengsel relevant geïdentificeerd gebruik. Beschrijf daarbij kort waarvoor de stof of het mengsel dient, zoals „brandvertragend middel”, „antioxidant”.

Vermeld in voorkomend geval het door de leverancier ontraden gebruik, en de redenen daarvoor. Dit hoeft geen volledige lijst te zijn.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet de informatie in dit punt van het veiligheidsinformatieblad overeenstemmen met het geïdentificeerde gebruik in het chemischeveiligheidsrapport en de blootstellingsscenario’s van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

1.3.   Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad

De verstrekker, of het nu de fabrikant, de importeur, de enige vertegenwoordiger, de downstreamgebruiker of de distributeur is, moet worden geïdentificeerd. Vermeld het volledige adres en het telefoonnummer van de verstrekker, evenals een e-mailadres van een bevoegde persoon die voor het veiligheidsinformatieblad verantwoordelijk is.

Wanneer de verstrekker niet gevestigd is in de lidstaat waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht en hij voor die lidstaat een verantwoordelijke persoon heeft aangewezen, moet ook het volledige adres en het telefoonnummer van die verantwoordelijke persoon worden vermeld.

Voor registranten moet de informatie overeenkomen met de in de registratie gegeven informatie over de identiteit van de fabrikant of importeur.

Wanneer een enige vertegenwoordiger werd aangewezen, mogen eveneens de contactgegevens van de niet-communautaire fabrikant of formuleerder worden verstrekt.

1.4.   Telefoonnummer voor noodgevallen

Verwijs naar diensten voor informatie in noodgevallen. Wanneer er een officieel adviesorgaan bestaat in de lidstaat waar de stof of het mengsel in de handel wordt gebracht (dat kan het orgaan zijn dat verantwoordelijk is voor het ontvangen van informatie in verband met de gezondheid van artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1272/2008), moet het telefoonnummer daarvan worden vermeld, en kan dat volstaan. Wanneer de beschikbaarheid van dergelijke diensten om eender welke reden beperkt is, zoals bijvoorbeeld door openingstijden, of wanneer er beperkingen zijn wat het soort informatie betreft dat wordt verstrekt, moet dat duidelijk worden vermeld.

2.    RUBRIEK 2: Identificatie van de gevaren

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad worden de gevaren van de stof of het mengsel en de passende waarschuwingen voor die gevaren beschreven.

2.1.   Indeling van de stof of het mengsel

Voor de indeling van een stof of een mengsel moeten de indelingsregels van Verordening (EG) nr. 1272/2008 worden toegepast. Wanneer de leverancier voor opname in de inventaris van indelingen en etiketteringen informatie over de stof heeft verstrekt overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet in het veiligheidsinformatieblad dezelfde indeling worden vermeld.

Indien het mengsel niet voldoet aan de indelingscriteria overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, moet dat duidelijk worden vermeld.

Informatie over de stoffen in het mengsel moet in punt 3.2 worden vermeld.

Indien de indeling, met inbegrip van de gevarenaanduidingen, niet volledig is uitgeschreven, moet worden verwezen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke indeling, met inbegrip van elke gevarenaanduiding, moet worden vermeld.

De belangrijkste nadelige fysisch-chemische, gezondheids- en milieueffecten moeten zodanig worden geformuleerd dat een leek de gevaren van de stof of het mengsel kan identificeren, en moeten overeenstemmen met de rubrieken 9 tot en met 12 van het veiligheidsinformatieblad.

2.2.   Etiketteringselementen

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 moeten, volgens de indeling, minstens de volgende elementen op het etiket voorkomen: gevarenpictogram(men), signaalwoord(en), gevarenaanduiding(en) en veiligheidsaanbeveling(en). Een grafische reproductie van het hele gevarenpictogram in zwart-wit of een grafische reproductie van alleen het symbool mag worden gebruikt in de plaats van het kleurenpictogram van Verordening (EG) nr. 1272/2008.

De passende etiketteringselementen moeten overeenkomstig artikel 25 en artikel 32, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 worden verstrekt.

2.3.   Andere gevaren

Vermeld informatie over het feit of de stof of het mengsel voldoet aan de criteria voor PBT of zPzB overeenkomstig bijlage XIII.

Verstrek informatie over andere gevaren die geen indeling tot gevolg hebben, maar die het algemene gevaar van de stof of het mengsel kunnen vergroten, zoals de vorming van luchtvervuilende stoffen tijdens het harden of verwerken, stofvorming, gevaar van stofexplosie, kruisgevoeligheid, verstikking, bevriezing, eventuele hoge geur- of smaakkracht, of milieueffecten zoals gevaren voor in de bodem levende organismen of het fotochemische vermogen tot ozonvorming.

3.    RUBRIEK 3: Samenstelling en informatie over de bestanddelen

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad wordt de chemische identiteit van het (de) ingrediënt(en) van de stof of het mengsel beschreven, alsook de onzuiverheden en stabiliserende additieven zoals hieronder uiteengezet. Vermeld passende en beschikbare veiligheidsinformatie over oppervlaktechemie.

3.1.   Stoffen

Verstrek de chemische identiteit van het hoofdbestanddeel van de stof door ten minste de productidentificatie of een van de andere identificatiemiddelen uit punt 1.1 te vermelden.

De chemische identiteit van eventuele onzuiverheden, stabiliserende additieven, of individuele bestanddelen die niet het hoofdbestanddeel zijn, en die zelf zijn ingedeeld en tot de indeling van de stof bijdragen, moet als volgt worden verstrekt:

a)

de productidentificatie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008;

b)

wanneer de productidentificatie niet beschikbaar is, een van de andere namen (triviale naam, handelsnaam, afkorting) of identificatienummers.

Leveranciers van stoffen kunnen ervoor kiezen daarnaast ook alle bestanddelen, waaronder ook niet-ingedeelde bestanddelen, te vermelden.

In dit punt kan ook informatie over stoffen met meerdere bestanddelen worden verstrekt.

3.2.   Mengsels

Voor ten minste alle stoffen waarnaar in de punten 3.2.1 of 3.2.2 wordt verwezen, moet de productidentificatie worden vermeld, alsook de concentratie of het concentratiebereik en de indeling. Leveranciers van mengsels kunnen ervoor kiezen daarnaast alle stoffen in het mengsel te vermelden, waaronder ook stoffen die niet aan de indelingscriteria voldoen. Aan de hand van deze informatie moet de afnemer gemakkelijk de gevaren van de stoffen in het mengsel kunnen identificeren. De gevaren van het mengsel zelf moeten in rubriek 2 worden vermeld.

De concentraties van de stoffen in een mengsel moeten op een van de volgende wijzen worden beschreven:

a)

exacte percentages in afnemende volgorde per massa of volume, wanneer dat technisch mogelijk is;

b)

percentagebereik in afnemende volgorde per massa of volume, wanneer dat technisch mogelijk is.

Wanneer een percentagebereik wordt gebruikt, moeten in de gevaren voor de gezondheid en het milieu de gevolgen van de hoogste concentratie van elk ingrediënt worden beschreven.

Wanneer de gevolgen van het mengsel als geheel beschikbaar zijn, moet die informatie in rubriek 2 worden opgenomen.

Wanneer overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 1999/45/EG of artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 het gebruik van een andere chemische naam werd toegestaan, mag die naam worden gebruikt.

3.2.1.

Voor een mengsel dat volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008 voldoet aan de criteria voor indeling, moeten de volgende stoffen met hun concentratie of concentratiebereik in het mengsel worden vermeld:

a)

voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Verordening (EG) nr. 1272/2008 wanneer die stoffen aanwezig zijn in concentraties die gelijk zijn aan of groter zijn dan de laagste van onderstaande concentraties:

ia)

de algemene ondergrenzen van tabel 1.1 van Verordening (EG) nr. 1272/2008;

ib)

de algemene concentratiegrenzen vermeld in de delen 3 tot en met 5 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 en voor gevaar bij inademing (rubriek 3.10 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1272/2008) ≥ 10 %;

Lijst van gevarenklassen, gevarencategorieën en concentratiegrenzen (met inbegrip van de algemene ondergrenzen van tabel 1.1 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 en de algemene concentratiegrenzen vermeld in de delen 3 tot en met 5 van bijlage I bij die verordening) die tot gevolg hebben dat een stof in punt 3.2 als stof in een mengsel moet worden opgenomen.

1.1.

Gevarenklasse en categorie

Concentratiegrens

%

Acute toxiciteit, categorie 1, 2 en 3

≥ 0,1

Acute toxiciteit, categorie 4

≥ 1

Huidcorrosie/-irritatie, categorie 1A, 1B, 1C en 2

≥ 1

Ernstig oogletsel/oogirritatie, categorie 1 en 2

≥ 1

Sensibilisatie van de luchtwegen/de huid

≥ 0,1

Mutageniteit in geslachtscellen, categorie 1A en 1B

≥ 0,1

Mutageniteit in geslachtscellen, categorie 2

≥ 1

Kankerverwekkendheid, categorie 1A, 1B en 2

≥ 0,1

Giftigheid voor de voortplanting, categorie 1A, 1B en 2 en effecten op en via lactatie

≥ 0,1

Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) bij eenmalige blootstelling, categorie 1 en 2

≥ 1

Specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) bij herhaalde blootstelling, categorie 1 en 2

≥ 1

Gevaar bij inademing

≥ 10

Acuut gevaar voor het aquatisch milieu, categorie 1

≥ 0,1

Chronisch gevaar voor het aquatisch milieu, categorie 1

≥ 0,1

Chronisch gevaar voor het aquatisch milieu, categorie 2, 3 en 4

≥ 1

Gevaarlijk voor de ozonlaag

≥ 0,1

ii)

de specifieke concentratiegrenzen in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008;

iii)

wanneer een M-factor is opgenomen in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008, de algemene ondergrens in tabel 1.1 van bijlage I bij die verordening, aangepast volgens de berekeningsmethode van punt 4.1 van bijlage I bij die verordening;

vii)

de specifieke concentratiegrenzen die zijn verstrekt voor opname in de krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgestelde inventaris van indelingen en etiketteringen;

viia)

de concentratiegrenzen in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1272/2008;

viii)

wanneer een M-factor is verstrekt voor opname in de krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgestelde inventaris van indelingen en etiketteringen, de algemene ondergrens in tabel 1.1 van bijlage I bij die verordening, aangepast volgens de berekeningsmethode van punt 4.1 van bijlage I bij die verordening;

b)

stoffen waarvoor in de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk zijn vastgesteld en die nog niet in punt a) zijn opgenomen;

c)

stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn of zeer persistent en zeer bioaccumulerend overeenkomstig de criteria van bijlage XIII, of stoffen die wegens andere dan de onder a) genoemde gevaren zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde lijst, indien de concentratie van een individuele stof gelijk aan of groter dan 0,1 % is.

3.2.2.

Voor een mengsel dat volgens Verordening (EG) nr. 1272/2008 niet voldoet aan de criteria voor indeling, moeten de stoffen die aanwezig zijn in een concentratie die afzonderlijk gelijk is aan of hoger is dan de volgende concentraties met hun concentratie of concentratiebereik worden vermeld:

a)

1 gewichtsprocent voor niet-gasvormige mengsels en 0,2 volumeprocent voor gasvormige mengsels voor

i)

voor de gezondheid of voor het milieu gevaarlijke stoffen in de zin van Verordening (EG) nr. 1272/2008, of

ii)

stoffen waarvoor binnen de Gemeenschap grenzen voor de blootstelling op het werk gelden;

b)

0,1 gewichtsprocent voor stoffen die persistent, bioaccumulerend en toxisch zijn overeenkomstig de criteria van bijlage XIII, zeer persistent en zeer bioaccumulerend zijn overeenkomstig de criteria van bijlage XIII, of wegens andere dan de onder a) genoemde gevaren zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 59, lid 1, opgestelde lijst.

3.2.3.

Voor de in punt 3.2 vermelde stoffen moet de indeling van de stof overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, met inbegrip van de gevarenklasse(n) en categoriecode(s) van tabel 1.1 van bijlage VI bij die verordening en van de gevarenaanduidingen die zijn toegewezen op basis van hun fysische, volksgezondheids- en milieugevaren, worden verstrekt. De gevarenaanduidingen moeten in deze rubriek niet volledig zijn uitgeschreven; hun codes volstaan. Wanneer zij niet volledig zijn uitgeschreven, moet worden verwezen naar rubriek 16, waar de volledige tekst van elke relevante gevarenaanduiding moet zijn opgenomen. Indien de stof niet aan de indelingscriteria voldoet, dient de reden waarom de stof in punt 3.2 wordt opgenomen te worden vermeld, bijvoorbeeld: „niet-ingedeelde zPzB-stof” of „stof waarvoor binnen de Gemeenschap een blootstellingsgrens op de werkvloer geldt.”

3.2.4.

Voor de stoffen die in punt 3.2 worden vermeld, moet de naam en, indien dat beschikbaar is, het registratienummer worden vermeld dat overeenkomstig artikel 20, lid 3, van deze verordening moet worden toegekend.

Zonder afbreuk te doen aan de in artikel 39 van deze verordening vastgestelde verplichtingen voor downstreamgebruikers kan het deel van het registratienummer dat naar de individuele registrant van een gezamenlijke indiening verwijst worden weggelaten door de leverancier van het mengsel, op voorwaarde:

a)

dat de leverancier de verantwoordelijkheid op zich neemt om op verzoek het volledige registratienummer voor handhavingsdoeleinden te verstrekken of, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, om het verzoek overeenkomstig punt b) door te sturen naar zijn leverancier, en

b)

dat de leverancier het volledige registratienummer aan de handhavingsautoriteit van de lidstaat (hierna „de handhavingsautoriteit”) verstrekt binnen zeven dagen na ontvangst van een verzoek, dat ofwel direct uitgaat van de handhavingsautoriteit, ofwel is doorgestuurd door zijn afnemer, of dat de leverancier, wanneer hij niet over het volledige registratienummer beschikt, het verzoek binnen zeven dagen na het verzoek doorstuurt naar zijn leverancier en de handhavingsautoriteit daarvan tegelijkertijd op de hoogte stelt.

Indien beschikbaar moet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 het EG-nummer worden verstrekt. Indien beschikbaar mogen ook het CAS-nummer en de IUPAC-naam worden vermeld.

Voor stoffen waarvoor in dit punt overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 1999/45/EG of artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 een andere chemische naam is gebruikt, is het niet nodig het registratienummer, het EG-nummer of andere precieze chemische identificaties te vermelden.

4.    RUBRIEK 4: Eerstehulpmaatregelen

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet de eerste hulp zodanig worden beschreven dat een niet-opgeleide persoon deze kan begrijpen en kan verlenen zonder gebruik te maken van ingewikkelde apparatuur en zonder te beschikken over een uitgebreide selectie van geneesmiddelen. Wanneer medische verzorging vereist is, moet dat, en de mate van spoedeisendheid, in de instructies worden vermeld.

4.1.   Beschrijving van de eerstehulpmaatregelen

4.1.1.

Eerstehulpinstructies moeten per relevante manier van blootstelling worden verstrekt. Er moeten onderverdelingen worden aangebracht om de procedure aan te geven voor elke manier van blootstelling zoals inhalatie, contact met huid of ogen en inslikken.

4.1.2.

Geef aan:

a)

of onmiddellijke medische verzorging vereist is en of na een blootstelling uitgestelde effecten kunnen worden verwacht;

b)

of het wenselijk is de blootgestelde persoon in de frisse lucht te brengen;

c)

of het wenselijk is kleding en schoenen van de blootgestelde persoon te verwijderen en te behandelen, en

d)

of persoonlijke beschermingsmiddelen wenselijk zijn voor de personen die de eerste hulp verlenen.

4.2.   Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten

Verstrek kort samengevatte informatie over de belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten van blootstelling.

4.3.   Vermelding van de vereiste onmiddellijke medische verzorging en speciale behandeling

Verstrek zo nodig informatie over klinische proeven en medische monitoring voor uitgestelde effecten, alsook specifieke details over tegengiffen (wanneer die bekend zijn) en contra-indicaties.

Voor sommige stoffen of mengsels kan het van belang zijn nadrukkelijk te vermelden dat speciale voorzieningen voor specifieke en onmiddellijke verzorging op de werkplek beschikbaar moeten zijn.

5.    RUBRIEK 5: Brandbestrijdingsmaatregelen

Beschrijf in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad de voorschriften voor de bestrijding van een brand veroorzaakt door of in de nabijheid van de stof of het mengsel.

5.1.   Blusmiddelen

Geschikte blusmiddelen:

verstrek informatie over de geschikte blusmiddelen.

Ongeschikte blusmiddelen:

geef aan of bepaalde blusmiddelen ongeschikt zijn in een specifieke situatie waarbij de stof of het mengsel betrokken is.

5.2.   Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt

Verstrek informatie over gevaren die door de stof of het mengsel kunnen worden veroorzaakt, zoals gevaarlijke verbrandingsproducten die zich vormen wanneer de stof of het mengsel brandt, bijvoorbeeld: „kan bij brand giftige koolmonoxidedampen produceren” of „produceert bij verbranding zwavel- en stikstofoxide”.

5.3.   Advies voor brandweerlieden

Geef advies over beschermende maatregelen die bij de bluswerkzaamheden moeten worden genomen, zoals „recipiënten met een waterstraal koel houden”, en over speciale beschermde uitrusting voor brandweerlieden, zoals laarzen, overalls, handschoenen, oog- en gezichtsmaskers en ademhalingsapparatuur.

6.    RUBRIEK 6: Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moeten aanbevelingen worden opgenomen voor passende maatregelen wanneer de stof of het mengsel wordt geloosd, lekt of vrijkomt, om schadelijke gevolgen voor personen, eigendommen en het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken. Wanneer de geloosde hoeveelheid van aanzienlijk belang is voor het gevaar, moet voor de maatregelen ook een onderscheid worden gemaakt tussen grote en kleine lozingen. Wanneer volgens de procedures voor insluiting en terugwinning verschillende praktijken vereist zijn, moeten die in het veiligheidsinformatieblad worden vermeld.

6.1.   Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, beschermde uitrusting en noodprocedures

6.1.1.   Voor andere personen dan de hulpdiensten

Verstrek advies in verband met het onopzettelijk lozen of vrijkomen van de stof of het mengsel, zoals:

a)

het dragen van passende beschermde uitrusting (met inbegrip van de persoonlijke beschermingsmiddelen in rubriek 8 van het veiligheidsinformatieblad) om besmetting van de huid, de ogen en de eigen kleding te voorkomen;

b)

verwijdering van ontstekingsbronnen, maatregelen voor voldoende ventilatie, tegengaan van stofvorming, en

c)

noodprocedures zoals de noodzaak om de gevarenzone te evacueren of een deskundige te raadplegen.

6.1.2.   Voor de hulpdiensten

Verstrek advies in verband met geschikte stof voor persoonlijke beschermende kleding (zoals „geschikt: butyleen”; „niet geschikt: pvc”).

6.2.   Milieuvoorzorgsmaatregelen

Verstrek advies over milieuvoorzorgsmaatregelen die moeten worden genomen in verband met het onopzettelijk lozen of vrijkomen van de stof of het mengsel, zoals vermijden dat het product in afvoerkanalen, oppervlaktewater of grondwater terechtkomt.

6.3.   Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal

6.3.1.

Verstrek passend advies over hoe het geloosde product moet worden ingesloten. Passende insluitingsmethoden kunnen onder meer zijn:

a)

het afdammen of afdekken van afvoerkanalen;

b)

procedures om het geloosde product af te dekken.

6.3.2.

Verstrek passend advies over hoe het geloosde product moet worden gereinigd. Passende reinigingsprocedures kunnen onder meer zijn:

a)

neutralisatietechnieken;

b)

decontaminatietechnieken;

c)

adsorberende materialen;

d)

reinigingstechnieken;

e)

vacuümtechnieken;

f)

benodigd insluitings- en reinigingsmateriaal (in voorkomend geval het gebruik van vonkvrij gereedschap en vonkvrije uitrusting).

6.3.3.

Verstrek alle andere informatie met betrekking tot het lozen of vrijkomen van het product, inclusief advies over ongeschikte insluitings- of reinigingstechnieken (zoals vermeldingen: „gebruik nooit …”).

6.4.   Verwijzing naar andere rubrieken

Verwijs zo nodig naar de rubrieken 8 en 13.

7.    RUBRIEK 7: Hantering en opslag

Deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet advies bevatten over veilige hanteringspraktijken. De nadruk moet worden gelegd op voorzorgsmaatregelen die passend zijn voor het geïdentificeerde gebruik waarnaar in punt 1.2 wordt verwezen en voor de unieke eigenschappen van de stof of het mengsel.

De informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet betrekking hebben op de bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het milieu. De werkgever moet aan de hand daarvan geschikte werkmethoden en organisatiemaatregelen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 98/24/EG en artikel 5 van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad kunnen opstellen.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet de informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad overeenstemmen met de informatie die in het chemischeveiligheidsrapport voor het geïdentificeerde gebruik is gegeven en met de blootstellingsscenario’s met de beschrijving van de risicobeheersing van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

Niet alleen deze rubriek, maar ook rubriek 8 kan relevante informatie bevatten.

7.1.   Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel

7.1.1.

Doe specifieke aanbevelingen:

a)

voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel, zoals insluiting en maatregelen ter voorkoming van brand en van aerosol- en stofvorming;

b)

om het hanteren van incompatibele stoffen of mengsels te voorkomen, en

c)

om het vrijkomen van de stof of het mengsel in het milieu te beperken en bijvoorbeeld te voorkomen dat het product wordt geloosd of in afvoerkanalen terechtkomt.

7.1.2.

Verstrek ook advies inzake algemene beroepsmatige hygiëne:

a)

niet eten, drinken of roken op plaatsen waar wordt gewerkt;

b)

na gebruik handen wassen, en

c)

verontreinigde kleding en beschermde uitrusting uittrekken alvorens ruimten te betreden waar wordt gegeten.

7.2.   Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten

Het verstrekte advies moet in overeenstemming zijn met de in rubriek 9 van het veiligheidsinformatieblad beschreven fysische en chemische eigenschappen. Verstrek in voorkomend geval advies over specifieke eisen voor de opslag, zoals:

a)

Maatregelen voor het risicobeheer in verband met:

i)

explosieve atmosferen;

ii)

corrosieve omstandigheden;

iii)

ontvlammingsgevaar;

iv)

incompatibele stoffen of mengsels;

v)

omstandigheden waarin verdamping optreedt, en

vi)

mogelijke ontstekingsbronnen (waaronder elektrische voorzieningen).

b)

Maatregelen voor het beheersen van de gevolgen van:

i)

weersomstandigheden;

ii)

omgevingsdruk;

iii)

temperatuur;

iv)

zonlicht;

v)

vochtgehalte, en

vi)

trillingen.

c)

Hoe de stof of het mengsel intact te houden door gebruik te maken van:

i)

stabilisatoren, en

ii)

antioxidanten.

d)

Ander advies zoals:

i)

ventilatievereisten;

ii)

specifieke ontwerpen voor opslagruimten of -vaten (inclusief tussenschotten en ventilatie);

iii)

indien relevant, maximale hoeveelheid die in bepaalde omstandigheden mag worden opgeslagen, en

iv)

compatibele verpakkingen.

7.3.   Specifiek eindgebruik

Voor stoffen en mengsels die voor specifiek eindgebruik zijn ontworpen, moeten gedetailleerde en praktische aanbevelingen worden geformuleerd voor het in punt 1.2 bedoelde geïdentificeerde gebruik. Indien een blootstellingsscenario is bijgevoegd, kan daarnaar worden verwezen; zo niet moet de informatie overeenkomstig de punten 7.1 en 7.2 worden verstrekt. Indien een actor in de toeleveringsketen voor het mengsel een chemischeveiligheidsbeoordeling heeft uitgevoerd, volstaat het dat het veiligheidsinformatieblad en de blootstellingsscenario’s overeenkomen met het chemischeveiligheidsrapport voor het mengsel in plaats van met de chemischeveiligheidsrapporten voor elke stof in het mengsel. Wanneer er specifieke richtsnoeren voor de industrie of de sector bestaan, kan daarnaar in detail worden verwezen (met vermelding van de bron en de datum van de richtsnoeren).

8.    RUBRIEK 8: Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke bescherming

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moeten de toepasselijke grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en de nodige risicobeheersingsmaatregelen worden beschreven.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet de informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad overeenstemmen met de informatie die in het chemischeveiligheidsrapport voor het geïdentificeerde gebruik is gegeven en met de blootstellingsscenario’s met de beschrijving van de risicobeheersing van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

8.1.   Controleparameters

8.1.1.

Indien beschikbaar moeten voor de stof of voor elk van de stoffen in het mengsel de volgende nationale grenswaarden, alsook de rechtsgrondslag van elk van die grenswaarden, worden vermeld die momenteel van toepassing zijn in de lidstaat waar het veiligheidsinformatieblad wordt verstrekt. Bij de vermelding van de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling moet de in rubriek 3 gespecificeerde chemische identiteit worden gebruikt.

8.1.1.1.

de nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling die overeenstemmen met de communautaire grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG, met inbegrip van aantekeningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit 95/320/EG van de Commissie (2);

8.1.1.2.

de nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling die overeenstemmen met de communautaire grenswaarden overeenkomstig Richtlijn 2004/37/EG, met inbegrip van aantekeningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit 95/320/EG;

8.1.1.3.

alle andere nationale grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling;

8.1.1.4.

de nationale biologische grenswaarden die overeenstemmen met de communautaire biologische grenswaarden overeenkomstig Richtlijn 98/24/EG, met inbegrip van aantekeningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit 95/320/EG;

8.1.1.5.

alle andere nationale biologische grenswaarden.

8.1.2.

Verstrek minstens voor de meest relevante stoffen informatie over de huidige aanbevolen monitoringprocedures.

8.1.3.

Indien bij het beoogde gebruik van de stof of het mengsel luchtvervuilende stoffen worden gevormd, moeten daarvoor toepasselijke grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling en/of biologische grenswaarden worden vermeld.

8.1.4.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, of een DNEL overeenkomstig punt 1.4 van bijlage I dan wel een PNEC overeenkomstig punt 3.3 van bijlage I beschikbaar is, moeten de relevante DNEL’s en PNEC’s voor de stof worden gegeven voor de blootstellingsscenario’s van het chemischeveiligheidsrapport die in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad zijn beschreven.

8.1.5.

Indien de stoffen of mengsels voor beheersingsdoeleinden in groepen worden ingedeeld („control banding”) om beslissingen te nemen over risicobeheersmaatregelen in verband met specifiek gebruik, moeten voldoende details worden verstrekt om een doeltreffend risicobeheer mogelijk te maken. De context en de beperkingen van de specifieke aanbeveling om de stoffen of mengsels voor beheersingsdoeleinden in groepen in te delen, moeten worden toegelicht.

8.2.   Maatregelen ter beheersing van blootstelling

De informatie waarnaar in dit punt wordt gevraagd, moet worden verstrekt tenzij een blootstellingsscenario met die informatie bij het veiligheidsinformatieblad is gevoegd.

Wanneer de leverancier heeft afgezien van een test krachtens rubriek 3 van bijlage XI, moet hij de specifieke gebruiksomstandigheden vermelden die verantwoorden waarom van de test werd afgezien.

Wanneer een stof is geregistreerd als een (locatiegebonden of vervoerd) geïsoleerd tussenproduct, moet de leverancier verklaren dat dit veiligheidsinformatieblad in overeenstemming is met de specifieke voorwaarden die de registratie overeenkomstig artikel 17 of 18 rechtvaardigen.

8.2.1.   Passende technische maatregelen

De beschrijving van passende maatregelen ter beheersing van blootstelling moet verband houden met het geïdentificeerde gebruik van de stof of het mengsel bedoeld in punt 1.2. Deze informatie moet volstaan om het de werkgever mogelijk te maken in voorkomend geval een beoordeling uit te voeren van het risico voor de veiligheid van de gezondheid van de werknemers ingevolge de aanwezigheid van de stof of het mengsel overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 van Richtlijn 98/24/EG en de artikelen 3 tot en met 5 van Richtlijn 2004/37/EG.

Deze informatie moet een aanvulling vormen op de reeds in rubriek 7 verstrekte gegevens.

8.2.2.   Individuele beschermingsmaatregelen, zoals persoonlijke beschermingsmiddelen

8.2.2.1.

De informatie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen moet in overeenstemming zijn met goede beroepsmatige hygiënepraktijken en samengaan met andere beheersingsmaatregelen, zoals technische maatregelen, ventilatie en isolatie. In voorkomend geval moet worden verwezen naar rubriek 5 voor specifiek advies inzake persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vuur/chemische stoffen.

8.2.2.2.

Rekening houdend met Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (3) en verwijzend naar de desbetreffende CEN-normen, moeten gedetailleerde specificaties worden verstrekt over welk beschermingsmiddel doeltreffende en geschikte bescherming biedt, zoals:

a)

Bescherming van de ogen/het gezicht

Het vereiste soort bescherming van de ogen/het gezicht moet worden vastgesteld op grond van het gevaar dat de stof of het mengsel inhoudt en van het risico van contact, zoals veiligheidsbrillen, veiligheidsstofbrillen, gezichtsschermen.

b)

Bescherming van de huid

i)

Bescherming van de handen

Specificeer — afhankelijk van het gevaar dat met de stof of het mengsel verbonden is en het risico van contact, alsook met betrekking tot de hoeveelheid en de duur van blootstelling van de huid — duidelijk het soort handschoenen dat bij het werken met de stof of het mengsel moet worden gedragen, met inbegrip van:

het soort materiaal en de dikte;

de typische of minimumdoorbraaktijd van het handschoenmateriaal.

Vermeld zo nodig extra maatregelen voor de bescherming van de handen.

ii)

Andere maatregelen

Specificeer, indien andere lichaamsdelen dan de handen moeten worden beschermd, het soort en de kwaliteit van de vereiste beschermingsmiddelen — zoals kaphandschoenen, laarzen, overalls — afhankelijk van de gevaren die met de stof of het mengsel verbonden zijn en het risico van contact.

Vermeld zo nodig extra maatregelen voor de bescherming van de huid en specifieke hygiënische maatregelen.

c)

Bescherming van de ademhalingswegen

Specificeer voor gassen, dampen, nevel of stof, afhankelijk van het gevaar en het risico van blootstelling, het soort te gebruiken beschermingsmiddel, zoals luchtzuiverende ademhalingstoestellen met vermelding van het eigenlijke zuiverende element (patroon of filterbus), doeltreffende deeltjesfilters en doeltreffende maskers, of onafhankelijke ademhalingsapparatuur.

d)

Thermische gevaren

Wanneer wordt vermeld dat voor materialen die een thermisch gevaar inhouden beschermingsmiddelen moeten worden gedragen, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de constructie van het persoonlijke beschermingsmiddel.

8.2.3.   Beheersing van milieublootstelling

Verstrek de informatie die de werkgever nodig heeft om zijn verplichtingen in verband met de communautaire wetgeving inzake milieubescherming na te komen.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moet voor de blootstellingsscenario’s als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad een samenvatting worden verstrekt van de risicobeheersmaatregelen die de blootstelling van het milieu aan de stof naar behoren beheersen.

9.    RUBRIEK 9: Fysische en chemische eigenschappen

Vermeld indien relevant in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad de empirische gegevens met betrekking tot de stof of het mengsel. Artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 is van toepassing. De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de informatie die is verstrekt in de/het eventueel vereiste registratie en/of chemischeveiligheidsrapport en met de indeling van de stof of het mengsel.

9.1.   Informatie over fysische en chemische basiseigenschappen

Vermeld duidelijk de onderstaande eigenschappen en verwijs in voorkomend geval naar de gebruikte testmethoden. Vermeld de desbetreffende meeteenheden en/of referentieomstandigheden. Vermeld ook de bepalingsmethode (bijvoorbeeld de vlampuntmethode, de methode met open/gesloten kroes) wanneer dat relevant is voor de interpretatie van de getalwaarde:

a)

Voorkomen

De fysische toestand (vast (ook passende en beschikbare veiligheidsinformatie over de korrelgrootteverdeling en specifiek oppervlak vermelden wanneer dat niet reeds elders in het veiligheidsinformatieblad is gespecificeerd), vloeibaar, gas) en de kleur van de geleverde stof of het geleverde mengsel aangeven.

b)

Geur

Indien een geur merkbaar is, een korte beschrijving geven.

c)

Geurdrempelwaarde

d)

pH:

Vermeld de pH van de stof of het mengsel zoals geleverd of in een waterige oplossing; in het laatste geval de concentratie vermelden.

e)

Smelt-/vriespunt

f)

Beginkookpunt en kooktraject

g)

Vlampunt

h)

Verdampingssnelheid

i)

Ontvlambaarheid (vast, gas)

j)

Bovenste/onderste ontvlambaarheids- of explosiegrenswaarden

k)

Dampspanning

l)

Dampdichtheid

m)

Relatieve dichtheid

n)

Oplosbaarheid

o)

Verdelingscoëfficiënt n-octanol/water

p)

Zelfontbrandingstemperatuur

q)

Ontledingstemperatuur

r)

Viscositeit

s)

Ontploffingseigenschappen

t)

Oxiderende eigenschappen

Wanneer wordt vermeld dat een specifieke eigenschap niet van toepassing is of er over een specifieke eigenschap geen informatie beschikbaar is, moeten de redenen daarvoor worden aangegeven.

Verstrek, opdat de juiste beheersingsmaatregelen kunnen worden genomen, alle relevante informatie over de stof of het mengsel. De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de in een registratie verstrekte informatie, indien een registratie vereist is.

Voor een mengsel moet duidelijk worden vermeld op welke stof in het mengsel de informatie betrekking heeft, tenzij die voor het hele mengsel geldt.

9.2.   Overige informatie

Vermeld in voorkomend geval andere fysische en chemische parameters zoals mengbaarheid, vetoplosbaarheid (oplosmiddel specificeren), geleidingsvermogen of gasgroep. Vermeld passende en beschikbare veiligheidsinformatie over redoxpotentiaal, mogelijkheid tot radicaalvorming en fotokatalytische eigenschappen.

10.    RUBRIEK 10: Stabiliteit en reactiviteit

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad moet de stabiliteit van de stof of het mengsel worden beschreven, alsook de mogelijkheid van gevaarlijke reacties die zich onder bepaalde gebruiksomstandigheden en ook bij het vrijkomen in het milieu kunnen voordoen; in voorkomend geval moet naar de gebruikte testmethoden worden verwezen. Wanneer wordt vermeld dat een specifieke eigenschap niet van toepassing is of er over een specifieke eigenschap geen informatie beschikbaar is, moeten de redenen daarvoor worden aangegeven.

10.1.   Reactiviteit

10.1.1.

Beschrijf de reactiviteitsgevaren van de stof of het mengsel. Verstrek specifieke testgegevens voor de stof of het hele mengsel wanneer die beschikbaar zijn. De informatie kan echter ook op algemene gegevens voor de categorie of soort stof of mengsel zijn gebaseerd wanneer dergelijke gegevens het verwachte gevaar van de stof of het mengsel correct weergeven.

10.1.2.

Wanneer voor mengsels geen gegevens beschikbaar zijn, moeten gegevens over stoffen in het mengsel worden verstrekt. Bij de vaststelling van incompatibele producten moet rekening worden gehouden met de stoffen, recipiënten en verontreinigingen waaraan de stof of het mengsel tijdens het vervoer, de opslag of het gebruik kan worden blootgesteld.

10.2.   Chemische stabiliteit

Vermeld of de stof of het mengsel bij normale atmosferische omstandigheden en verwachte temperatuur en druk bij opslag en hantering stabiel of onstabiel is. Beschrijf stabilisatoren die worden of misschien moeten worden gebruikt om de stof of het mengsel chemisch stabiel te houden. Vermeld de mogelijke implicatie voor de veiligheid van een verandering in fysisch voorkomen van de stof of het mengsel.

10.3.   Mogelijke gevaarlijke reacties

Vermeld in voorkomend geval of de stof of het mengsel zal reageren of polymeriseren, waarbij overdruk of overtollige hitte vrijkomt of andere gevaarlijke omstandigheden worden gecreëerd. Beschrijf de omstandigheden waarin zich gevaarlijke reacties kunnen voordoen.

10.4.   Te vermijden omstandigheden

Vermeld omstandigheden zoals temperatuur, druk, licht, schokken, ontladingen van statische elektriciteit, trillingen of andere vormen van fysische belasting die tot een gevaarlijke situatie kunnen leiden, in voorkomend geval met een korte beschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen om de met dergelijke gevaren verbonden risico’s te beheren.

10.5.   Chemisch op elkaar inwerkende materialen

Vermeld groepen van stoffen of mengsels of specifieke stoffen, zoals water, lucht, zuren, basen of oxiderende stoffen, waarmee de stof of het mengsel kan reageren waardoor een gevaarlijke situatie ontstaat (zoals een ontploffing, het vrijkomen van giftige of ontvlambare materialen, of het vrijkomen van zeer grote hitte), in voorkomend geval met een korte beschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen om de met dergelijke gevaren verbonden risico’s te beheren.

10.6.   Gevaarlijke ontledingsproducten

Vermeld bekende en redelijkerwijs te verwachten gevaarlijke ontledingsproducten die bij gebruik, opslag, lozing en verhitting worden geproduceerd. Gevaarlijke verbrandingsproducten moeten worden opgenomen in rubriek 5 van het veiligheidsinformatieblad.

11.    RUBRIEK 11: Toxicologische informatie

Deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad is hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik door medici, professionals inzake veiligheid en gezondheid op het werk en toxicologen. Verstrek een beknopte maar volledige en begrijpelijke beschrijving van de verschillende toxicologische (gezondheids)effecten, alsook de beschikbare gegevens die voor de vaststelling van die effecten werden gebruikt, en in voorkomend geval eveneens informatie over toxicokinetiek, metabolisme en verspreiding. De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de informatie die is verstrekt in de/het eventueel vereiste registratie en/of chemischeveiligheidsrapport en met de indeling van de stof of het mengsel.

11.1.   Informatie over toxicologische effecten

Verstrek informatie over de volgende relevante gevarenklassen:

a)

acute toxiciteit;

b)

huidcorrosie/-irritatie;

c)

ernstig oogletsel/oogirritatie;

d)

sensibilisatie van de luchtwegen/de huid;

e)

mutageniteit in geslachtscellen;

f)

kankerverwekkendheid;

g)

giftigheid voor de voortplanting;

h)

STOT bij eenmalige blootstelling;

i)

STOT bij herhaalde blootstelling;

j)

gevaar bij inademing.

Voor registratieplichtige stoffen worden korte samenvattingen van de informatie die is afgeleid van de toepassing van de bijlagen VII tot en met XI opgenomen, en waar nodig eveneens een verwijzing naar de gebruikte testmethoden. Voor registratieplichtige stoffen omvat de informatie tevens het resultaat van de vergelijking van de beschikbare gegevens met de criteria in Verordening (EG) nr. 1272/2008 voor CMR, categorieën 1A en 1B, overeenkomstig punt 1.3.1 van bijlage I bij deze verordening.

11.1.1.   Voor elke gevarenklasse of onderverdeling daarvan moet informatie worden verstrekt. Wanneer wordt vermeld dat de stof of het mengsel niet is ingedeeld voor een specifieke gevarenklasse of onderverdeling daarvan, moet op het veiligheidsinformatieblad duidelijk worden vermeld of dat toe te schrijven is aan een gebrek aan gegevens, de technische onmogelijkheid om de gegevens te verkrijgen, geen afdoende gegevens of afdoende gegevens die niet volstaan voor indeling; in het laatste geval moet op het veiligheidsinformatieblad worden gespecificeerd: „gebaseerd op beschikbare gegevens; aan de indelingscriteria is niet voldaan.”.

11.1.2.   De gegevens die in dit punt worden vermeld moeten betrekking hebben op de stof of het mengsel zoals die in de handel worden gebracht. Voor een mengsel moeten de gegevens de toxicologische eigenschappen van het mengsel als geheel beschrijven, behalve wanneer artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van toepassing is. Indien beschikbaar moeten eveneens de relevante toxicologische eigenschappen van de gevaarlijke stoffen in een mengsel worden verstrekt, zoals de LD50, acute toxiciteitsschattingen of LC50.

11.1.3.   Wanneer er over de stof of het mengsel een groot aantal testgegevens bestaan, kan het nodig zijn de resultaten van de gebruikte kritische studies samen te vatten, bijvoorbeeld per blootstellingsroute.

11.1.4.   Wanneer niet is voldaan aan de indelingscriteria voor een specifieke gevarenklasse, moet informatie voor onderbouwing van die conclusie worden verstrekt.

11.1.5.   Informatie over waarschijnlijk blootstellingsrouten

Verstrek informatie over waarschijnlijke blootstellingsrouten en de effecten van de stof of het mengsel via elke mogelijke blootstellingsroute: inslikken, inademen of contact met de huid of de ogen. Indien de gezondheidseffecten niet bekend zijn, moet dat worden vermeld.

11.1.6.   Symptomen die verband houden met de fysische, chemische en toxicologische eigenschappen

Beschrijf mogelijke schadelijke effecten voor de gezondheid en de symptomen die verband houden met blootstelling aan de stof of het mengsel en de ingrediënten of bekende bijproducten daarvan. Verstrek de beschikbare informatie over de symptomen die verband houden met de fysische, chemische en toxicologische eigenschappen van de stof of het mengsel na blootstelling. Beschrijf de eerste symptomen bij lage blootstelling tot de gevolgen van ernstige blootstelling, zoals „kan hoofdpijn en duizeligheid veroorzaken, gevolgd door flauwvallen of bewusteloosheid; grote dosissen kunnen tot coma en de dood leiden”.

11.1.7.   Uitgestelde en onmiddellijke effecten alsook chronische effecten van kortstondige en langdurige blootstelling

Verstrek informatie over de eventuele uitgestelde of onmiddellijke effecten die mogen worden verwacht na kortstondige of langdurige blootstelling. Verstrek eveneens informatie over acute en chronische gezondheidseffecten in verband met blootstelling van de mens aan de stof of het mengsel. Wanneer gegevens over gezondheidseffecten bij de mens niet beschikbaar zijn, moeten gegevens over dieren worden samengevat en moet de diersoort duidelijk worden geïdentificeerd. Vermeld of de toxicologische gegevens op gegevens over gezondheidseffecten bij mensen of dieren zijn gebaseerd.

11.1.8.   Interactieve effecten

Vermeld informatie over interacties wanneer die relevant en beschikbaar is.

11.1.9.   Gebrek aan specifieke gegevens

Het is niet altijd mogelijk informatie over de gevaren van een stof of een mengsel te verkrijgen. Wanneer er geen gegevens over de specifieke stof of het specifieke mengsel beschikbaar zijn, mogen in voorkomend geval gegevens over soortgelijke stoffen of mengsels worden gebruikt, op voorwaarde dat de relevante soortgelijke stof of het relevante soortgelijke mengsel is vermeld. Wanneer specifieke gegevens niet worden gebruikt, of wanneer er geen gegevens beschikbaar zijn, moet dat duidelijk worden vermeld.

11.1.10.   Mengsels

Wanneer een mengsel niet op zijn gezondheidseffecten als geheel is getest, moet voor een bepaald gezondheidseffect relevante informatie over in rubriek 3 opgenomen relevante stoffen worden verstrekt.

11.1.11.   Informatie over het mengsel versus informatie over de stof

11.1.11.1.

De stoffen in een mengsel kunnen in het lichaam op elkaar inwerken, wat resulteert in verschillende graden van absorptie, metabolisme en excretie. Bijgevolg kan de toxische werking veranderen en kan de totale toxiciteit van het mengsel verschillen van die van de stoffen die het bevat. Daarmee moet rekening worden gehouden bij de verstrekking van toxicologische informatie in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad.

11.1.11.2.

Er moet worden overwogen of de concentratie van elke stof voldoende is om bij te dragen tot de algemene gezondheidseffecten van het mengsel. De informatie over toxische effecten moet voor elke stof worden verstrekt, behalve in de volgende gevallen:

a)

wanneer dezelfde informatie vaker voorkomt moet die voor het hele mengsel slechts één keer worden vermeld (bijvoorbeeld wanneer twee stoffen allebei braken en diarree veroorzaken);

b)

wanneer het onwaarschijnlijk is dat deze effecten zich zullen voordoen bij de aanwezige concentraties, zoals wanneer een licht irriterende stof tot onder een bepaalde concentratie in een niet-irriterende oplossing wordt verdund;

c)

wanneer er geen informatie over interacties tussen stoffen in een mengsel beschikbaar is, mogen geen veronderstellingen mogen gemaakt, maar moeten de gezondheidseffecten van elke stof afzonderlijk worden vermeld.

11.1.12.   Overige informatie

Andere relevante informatie over schadelijke gezondheidseffecten moet worden vermeld, ook al is die krachtens de indelingscriteria niet vereist.

12.    RUBRIEK 12: Ecologische informatie

In deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad wordt beschreven welke informatie is verstrekt om het milieueffect van de stof of het mengsel te evalueren wanneer deze vrijkomen in het milieu. In de punten 12.1 tot en met 12.6 van het veiligheidsinformatieblad moet een korte samenvatting van de gegevens worden verstrekt, alsook, wanneer die beschikbaar zijn, relevante testgegevens waarbij soort, middel, eenheden en duur en omstandigheden van de test duidelijk worden vermeld. Deze informatie kan nuttig zijn bij het reageren op lozingen en bij het evalueren van afvalverwerkingspraktijken, de beheersing van het vrijkomen van de stof of het mengsel, maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel, en het vervoer. Wanneer wordt vermeld dat een specifieke eigenschap niet van toepassing is of er over een specifieke eigenschap geen informatie beschikbaar is, moeten de redenen daarvoor worden aangegeven.

Wanneer beschikbaar en relevant, moet voor elke relevante stof in het mengsel informatie over bioaccumulatie, persistentie en afbreekbaarheid worden verstrekt. Er moet ook informatie worden verstrekt over gevaarlijke omzettingsproducten die ontstaan bij de afbraak van stoffen of mengsels.

De informatie in deze rubriek moet overeenkomen met de informatie die is verstrekt in de/het eventueel vereiste registratie en/of chemischeveiligheidsrapport en met de indeling van de stof of het mengsel.

12.1.   Toxiciteit

Verstrek indien beschikbaar informatie over toxiciteit die gebaseerd is op gegevens van tests op waterorganismen en/of terrestrische organismen. Hieronder vallen relevante beschikbare gegevens over aquatische toxiciteit, zowel acuut als chronisch, voor vis, schaaldieren, algen en andere waterplanten. Vermeld voorts toxiciteitsgegevens over micro- en macro-organismen in de bodem en andere voor het milieu relevante organismen, zoals vogels, bijen en planten, voor zover deze beschikbaar zijn. Indien de stof of het mengsel remmende effecten op de activiteit van micro-organismen heeft, moet het mogelijke effect op rioolwaterzuiveringsinstallaties worden vermeld.

Voor registratieplichtige stoffen moeten samenvattingen worden opgenomen van de informatie die is afgeleid van de toepassing van de bijlagen VII tot en met XI.

12.2.   Persistentie en afbreekbaarheid

Persistentie en afbreekbaarheid is het vermogen van de stof of de relevante stoffen in een mengsel om in het milieu te worden afgebroken, hetzij langs biologische weg, hetzij via andere processen, zoals oxidatie of hydrolyse. Indien er testresultaten beschikbaar zijn die relevant zijn voor het beoordelen van de persistentie en de afbreekbaarheid, moeten die worden vermeld. Wanneer halveringstijden worden vermeld, moet worden verduidelijkt of deze betrekking hebben op mineralisatie of op primaire afbraak. Het vermogen van de stof of bepaalde stoffen in een mengsel om in rioolwaterzuiveringsinstallaties te worden afgebroken, moet eveneens worden vermeld.

Voor zover beschikbaar en relevant moet de informatie worden verstrekt voor elke individuele stof in het mengsel die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 3 van het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

12.3.   Bioaccumulatie

Bioaccumulatie is het vermogen van de stof of van bepaalde stoffen in een mengsel om zich in biota te accumuleren en uiteindelijk in de voedselketen te worden opgenomen. Testresultaten die relevant zijn voor het beoordelen van de bioaccumulatie moeten worden verstrekt, met vermelding van de verdelingscoëfficiënt octanol/water (Kow) en de bioconcentratiefactor (BCF), indien beschikbaar.

Voor zover beschikbaar en relevant moet de informatie worden verstrekt voor elke individuele stof in het mengsel die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 3 van het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

12.4.   Mobiliteit in de bodem

Mobiliteit in de bodem is het vermogen van de stof of de bestanddelen van een mengsel om, indien zij in het milieu terechtkomen, door natuurkrachten te worden getransporteerd naar het grondwater of tot op een afstand van de plaats waar zij zijn vrijgekomen. Vermeld indien beschikbaar de mogelijke mobiliteit in de bodem. Informatie over mobiliteit kan worden verzameld uit relevante mobiliteitsgegevens zoals studies over adsorptie of uitspoeling, bekende of voorspelde verspreiding over milieucompartimenten, of oppervlaktespanning. Koc-waarden kunnen bijvoorbeeld op grond van de verdelingscoëfficiënt octanol/water (Kow) worden voorspeld. Uitspoeling en mobiliteit kunnen met modellen worden voorspeld.

Voor zover beschikbaar en relevant moet de informatie worden verstrekt voor elke individuele stof in het mengsel die overeenkomstig de voorschriften in rubriek 3 van het veiligheidsinformatieblad moet worden vermeld.

Wanneer experimentele gegevens beschikbaar zijn, gaan die over het algemeen voor op modellen en voorspellingen.

12.5.   Resultaten van PBT- en zPzB-beoordeling

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is, moeten de resultaten van de PBT- en zPzB-beoordeling als vermeld in het chemischeveiligheidsrapport worden verstrekt.

12.6.   Andere schadelijke effecten

Vermeld indien beschikbaar informatie over andere schadelijke milieueffecten, bijvoorbeeld het milieutraject (blootstelling), vermogen tot vorming van fotochemische ozon, ozonafbrekend vermogen, hormoonontregelend vermogen en/of broeikaseffect.

13.    RUBRIEK 13: Instructies voor verwijdering

Deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad bevat informatie over een passend afvalbeheer voor de stof of het mengsel en/of de recipiënt om de lidstaat waar het veiligheidsinformatieblad wordt verstrekt te helpen om veilige en milieuvriendelijke afvalbeheersopties vast te stellen die in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). De informatie in rubriek 8 moet worden aangevuld met relevante informatie voor de veiligheid van personen die het afval verwijderen of verwerken.

Indien een chemischeveiligheidsrapport vereist is en een analyse van de afvalfase is uitgevoerd, moet de informatie over afvalbeheermaatregelen overeenstemmen met het geïdentificeerde gebruik in het chemischeveiligheidsrapport en de blootstellingsscenario’s van het chemischeveiligheidsrapport als beschreven in de bijlage bij het veiligheidsinformatieblad.

13.1.   Afvalverwerkingsmethoden

a)

Specificeer afvalverwerkingsrecipiënten en -methoden, met inbegrip van de passende afvalverwerkingsmethoden voor zowel de stof en het mengsel als de verontreinigde verpakking (bijvoorbeeld verbranding, recycling, storten).

b)

Specificeer de fysische/chemische eigenschappen die van invloed kunnen zijn op de afvalverwerkingsopties.

c)

Ontmoedig de lozing van afvalwater in het milieu.

d)

Vermeld in voorkomend geval speciale voorzorgsmaatregelen voor een aanbevolen afvalverwerkingsoptie.

Verwijs naar eventuele communautaire bepalingen inzake afval. Indien deze ontbreken, dient u te verwijzen naar relevante nationale of regionale bepalingen.

14.    RUBRIEK 14: Informatie met betrekking tot het vervoer

Vermeld in deze rubriek van het veiligheidsinformatieblad essentiële informatie over de classificatie voor het vervoer/de verzending over de weg, per spoor, over zee, via de binnenwateren of via de lucht van in rubriek 1 vermelde stoffen of mengsels. Wanneer er geen informatie beschikbaar is, of deze niet relevant is, moet dat worden vermeld.

Verstrek in voorkomend geval informatie over de transportclassificatie voor elk modelreglement van de VN: de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR) (5), het Reglement betreffende het internationale spoorwegvervoer van gevaarlijke goederen (RID) (6) en de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren (ADN) (7), die alle drie ten uitvoer zijn gelegd bij Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (8), alsook de International Maritime Dangerous Goods (IMDG) Code (9) (zee), en de Technische instructies voor de veiligheid van het luchtvervoer van gevaarlijke goederen (ICAO) (10) (lucht).

14.1.   VN-nummer

Verstrek het VN-nummer (d.w.z. het uit vier cijfers bestaande identificatienummer van de stof, het mengsel of het voorwerp, voorafgegaan door de letters „VN”) van de modelreglementen van de VN.

14.2.   Juiste ladingnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN

Verstrek de juiste ladingnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN tenzij die in punt 1.1 als productidentificatie is vermeld.

14.3.   Transportgevarenklasse(n)

Vermeld de transportgevarenklasse (en secundaire risico’s) waarin de stoffen of de mengsels overeenkomstig de modelreglementen van de VN zijn ingedeeld op grond van het belangrijkste gevaar dat zij inhouden.

14.4.   Verpakkingsgroep

Vermeld in voorkomend geval het verpakkingsgroepnummer overeenkomstig de modelreglementen van de VN. Het verpakkingsgroepnummer wordt aan bepaalde stoffen toegekend afhankelijk van de ernst van het gevaar dat zij inhouden.

14.5.   Milieugevaren

Vermeld of de stof of het mengsel gevaarlijk is voor het milieu volgens de criteria van de modelreglementen van de VN (IMDG-Code, ADR, RID en ADN) en/of volgens de IMDG-code mariene verontreiniging veroorzaakt. Wanneer vervoer in tankschepen over de binnenwateren is toegestaan of de bedoeling is, moet worden vermeld of de stof of het mengsel volgens de ADN slechts in tankschepen gevaarlijk is voor het milieu.

14.6.   Bijzondere voorzorgen voor de gebruiker

Vermeld eventuele speciale voorzorgsmaatregelen waaraan een gebruiker moet of zou moeten voldoen of waarvan hij op de hoogte moet of zou moeten zijn met betrekking tot het vervoer of de verplaatsing binnen of buiten zijn bedrijf.

14.7.   Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II bij MARPOL 73/78 en de IBC-code

Dit punt is alleen van toepassing wanneer een lading bedoeld is om in bulk te worden vervoerd overeenkomstig de volgende instrumenten van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO): bijlage II bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973, gewijzigd bij het Protocol van 1978 daarbij (MARPOL 73/78) (11), en de Internationale Code voor de bouw en de uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (Code inzake het vervoer van chemicaliën in bulk) (IBC-code) (12).

Verstrek de productnaam (wanneer die verschilt van die in punt 1.1) zoals voorgeschreven door het vervoersbewijs en overeenkomstig de naam die wordt gebruikt in de lijst van productnamen in hoofdstuk 17 of 18 van de IBC-code of de laatste editie van de circulaire van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu (MEPC) van de IMO (13). Vermeld het vereiste type schip en de verontreinigingscategorie.

15.    RUBRIEK 15: Regelgeving

Vermeld in deze rubriek de overige informatie betreffende de toepasselijke wetgeving voor de stof of het mengsel die niet reeds op het veiligheidsinformatieblad is verstrekt (zoals welke verordening of richtlijn van toepassing is op de stof of het mengsel: Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (14), Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG (15) of Verordening (EG) nr. 689/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen) (16).

15.1.   Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel

Verstrek informatie over relevante communautaire bepalingen inzake veiligheid, gezondheid en milieu (bijvoorbeeld Seveso-categorie/in bijlage I bij Richtlijn 96/82/EG van de Raad (17) genoemde stoffen) of nationale informatie over de wettelijke status van de stof of het mengsel (inclusief de stoffen in het mengsel), alsook advies over de maatregelen die de afnemer ingevolge deze bepalingen moet nemen. Vermeld de nationale wetten van de desbetreffende lidstaten ter uitvoering van deze bepalingen en eventuele andere nationale maatregelen die relevant kunnen zijn.

Wanneer de stof of het mengsel als behandeld in dit veiligheidsinformatieblad aan specifieke communautaire bepalingen inzake bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu is onderworpen (zoals krachtens titel VII verleende autorisaties of krachtens titel VIII opgelegde beperkingen), moeten deze worden vermeld.

15.2.   Chemischeveiligheidsbeoordeling

Vermeld of de leverancier voor de stof of het mengsel een chemischeveiligheidsbeoordeling heeft uitgevoerd.

16.    RUBRIEK 16: Overige informatie

In deze rubriek moet de relevante informatie over de samenstelling van het veiligheidsinformatieblad worden vermeld. Hier moet informatie worden opgenomen die niet voorkomt in de rubrieken 1 tot en met 15, met inbegrip van informatie over de herziening van het veiligheidsinformatieblad, zoals:

a)

in het geval van een herzien veiligheidsinformatieblad, een duidelijke vermelding van waar in de vorige versie van het veiligheidsinformatieblad veranderingen zijn aangebracht, tenzij een dergelijke vermelding elders in het veiligheidsinformatieblad voorkomt, met zo nodig uitleg bij de veranderingen. Een leverancier van een stof of een mengsel moet een verklaring hebben voor de veranderingen en moet die op verzoek verstrekken;

b)

een verklarende lijst van de afkortingen en acroniemen die in het veiligheidsinformatieblad worden gebruikt;

c)

belangrijke literatuurreferenties en gegevensbronnen;

d)

voor mengsels, een indicatie welke van de in artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 vermelde methoden voor de evaluatie van de informatie voor de indeling is gebruikt;

e)

lijst van relevante gevarenaanduidingen en/of voorzorgsmaatregelen. Schrijf de tekst van waarschuwingen die in de rubrieken 2 tot en met 15 niet voluit zijn vermeld, hier voluit;

f)

advies over passende opleiding voor werknemers om de bescherming van de gezondheid en het milieu te garanderen.

DEEL B

Het veiligheidsinformatieblad moet overeenkomstig artikel 31, lid 6, de volgende 16 rubrieken bevatten, alsook de vermelde punten, met uitzondering van rubriek 3, waar alleen punt 3.1 of 3.2 in voorkomend geval moet worden ingevuld:

RUBRIEK 1:   Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap/onderneming

1.1.

Productidentificatie

1.2.

Relevant geïdentificeerd gebruik van de stof of het mengsel en ontraden gebruik

1.3.

Details betreffende de verstrekker van het veiligheidsinformatieblad

1.4.

Telefoonnummer voor noodgevallen

RUBRIEK 2:   Identificatie van de gevaren

2.1.

Indeling van de stof of het mengsel

2.2.

Etiketteringselementen

2.3.

Andere gevaren

RUBRIEK 3:   Samenstelling en informatie over de bestanddelen

3.1.

Stoffen

3.2.

Mengsels

RUBRIEK 4:   Eerstehulpmaatregelen

4.1.

Beschrijving van de eerstehulpmaatregelen

4.2.

Belangrijkste acute en uitgestelde symptomen en effecten

4.3.

Vermelding van de vereiste onmiddellijke medische verzorging en speciale behandeling

RUBRIEK 5:   Brandbestrijdingsmaatregelen

5.1.

Blusmiddelen

5.2.

Speciale gevaren die door de stof of het mengsel worden veroorzaakt

5.3.

Advies voor brandweerlieden

RUBRIEK 6:   Maatregelen bij het accidenteel vrijkomen van de stof of het mengsel

6.1.

Persoonlijke voorzorgsmaatregelen, beschermde uitrusting en noodprocedures

6.2.

Milieuvoorzorgsmaatregelen

6.3.

Insluitings- en reinigingsmethoden en -materiaal

6.4.

Verwijzing naar andere rubrieken

RUBRIEK 7:   Hantering en opslag

7.1.

Voorzorgsmaatregelen voor het veilig hanteren van de stof of het mengsel

7.2.

Voorwaarden voor een veilige opslag, met inbegrip van incompatibele producten

7.3.

Specifiek eindgebruik

RUBRIEK 8:   Maatregelen ter beheersing van blootstelling/persoonlijke bescherming

8.1.

Controleparameters

8.2.

Maatregelen ter beheersing van blootstelling

RUBRIEK 9:   Fysische en chemische eigenschappen

9.1.

Informatie over fysische en chemische basiseigenschappen

9.2.

Overige informatie

RUBRIEK 10:   Stabiliteit en reactiviteit

10.1.

Reactiviteit

10.2.

Chemische stabiliteit

10.3.

Mogelijke gevaarlijke reacties

10.4.

Te vermijden omstandigheden

10.5.

Chemisch op elkaar inwerkende materialen

10.6.

Gevaarlijke ontledingsproducten

RUBRIEK 11:   Toxicologische informatie

11.1.

Informatie over toxicologische effecten

RUBRIEK 12:   Ecologische informatie

12.1.

Toxiciteit

12.2.

Persistentie en afbreekbaarheid

12.3.

Bioaccumulatie

12.4.

Mobiliteit in de bodem

12.5.

Resultaten van PBT- en zPzB-beoordeling

12.6.

Andere schadelijke effecten

RUBRIEK 13:   Instructies voor verwijdering

13.1.

Afvalverwerkingsmethoden

RUBRIEK 14:   Informatie met betrekking tot het vervoer

14.1.

VN-nummer

14.2.

Juiste ladingnaam overeenkomstig de modelreglementen van de VN

14.3.

Transportgevarenklasse(n)

14.4.

Verpakkingsgroep

14.5.

Milieugevaren

14.6.

Bijzondere voorzorgen voor de gebruiker

14.7.

Vervoer in bulk overeenkomstig bijlage II bij MARPOL 73/78 en de IBC-code

RUBRIEK 15:   Regelgeving

15.1.

Specifieke veiligheids-, gezondheids- en milieureglementen en -wetgeving voor de stof of het mengsel

15.2.

Chemischeveiligheidsbeoordeling

RUBRIEK 16:   Overige informatie”


(1)  PB L 39 van 15.2.1980, blz. 40.

(2)  PB L 188 van 9.8.1995, blz. 14.

(3)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.

(4)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(5)  Verenigde Naties, Economische Commissie voor Europa, versie die sinds 1 januari 2009 van toepassing is, ISBN-978-92-1-139131-2.

(6)  Bijlage 1 bij aanhangsel B (Uniforme regels betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen) van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer, versie die sinds 1 januari 2009 van kracht is.

(7)  Herziene versie van 1 januari 2007.

(8)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 1.

(9)  Internationale Maritieme Organisatie, editie 2006, ISBN 978-92-8001-4214-3.

(10)  IATA, editie 2007-2008.

(11)  MARPOL 73/78 — Geconsolideerde editie 2006, Londen, IMO 2007, ISBN 978-92-801-4216-7.

(12)  IBC-code, editie 2007, Londen, IMO 2007, ISBN 978-92-801-4226-6.

(13)  MEPC.2/Circular, Provisional categorization of liquid substances, versie 14, van kracht sinds 1 januari 2009.

(14)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1.

(15)  PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

(16)  PB L 204 van 31.7.2008, blz. 1.

(17)  PB L 10 van 14.1.1997, blz. 13.