10.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/4


VERORDENING (EU) Nr. 298/2010 VAN DE COMMISSIE

van 9 april 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1451/2007, wat betreft de verlenging van de afwijkingen waarbij het op de markt brengen van biociden wordt toegestaan

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (1), en met name op artikel 16, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (2) is een uitputtende lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld in het kader van het werkprogramma voor een systematisch onderzoek van alle werkzame stoffen die reeds op de markt zijn, hierna het „beoordelingsprogramma” genoemd, en bij die richtlijn is het op de markt brengen van biociden die werkzame stoffen bevatten die niet in die bijlage, noch in de bijlagen I of IA bij Richtlijn 98/8/EG zijn opgenomen, verboden.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1451/2007 is echter bepaald dat de Commissie van dat verbod mag afwijken in die gevallen waarin een lidstaat van mening is dat een bepaalde werkzame stof essentieel is vanwege de gezondheid, de veiligheid of de bescherming van het culturele erfgoed of van cruciaal belang is voor het functioneren van de maatschappij, terwijl er geen technisch en economisch haalbare alternatieven of vervangingsmiddelen beschikbaar zijn die met het oog op milieu en gezondheid aanvaardbaar zijn, en dat de lidstaten het op de markt brengen van werkzame stoffen mogen toelaten die uitsluitend bestaan uit levensmiddelen of diervoeders die zijn bestemd voor gebruik als insectwerende of lokstoffen van productsoort 19.

(3)

Die afwijkingen mogen momenteel nog tot 14 mei 2010 worden gebruikt, aangezien het oorspronkelijk de bedoeling was dat dat beoordelingsprogramma slechts tot die datum zou lopen.

(4)

Bij Richtlijn 98/8/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/107/EG (3), is het beoordelingsprogramma verlengd tot 14 mei 2014.

(5)

Ter wille van de coherentie moet de duur van de bij de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 1451/2007 vastgestelde afwijkingen in overeenstemming worden gebracht met de duur van het beoordelingsprogramma.

(6)

Verordening (EG) nr. 1451/2007 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1451/2007 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Rekening houdend met de ontvangen opmerkingen kan de Commissie een afwijking van artikel 4, lid 1, toestaan en er toestemming voor verlenen dat de stof in de lidstaten die daarom verzoeken tot uiterlijk de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde datum op de markt wordt gebracht, mits de lidstaten:

a)

ervoor zorgen dat voortzetting van het gebruik uitsluitend mogelijk is indien producten die de stof bevatten voor de beoogde essentiële toepassing worden goedgekeurd;

b)

tot de conclusie komen dat, rekening houdend met alle beschikbare informatie, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat voortzetting van het gebruik geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu;

c)

alle nodige maatregelen ter beperking van de risico’s verplicht stellen wanneer zij toestemming geven voor goedkeuring;

d)

ervoor zorgen dat dergelijke goedgekeurde biociden die na 1 september 2006 op de markt blijven, opnieuw worden geëtiketteerd teneinde te voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik die door de lidstaten overeenkomstig dit lid worden vastgesteld, en

e)

ervoor zorgen dat, indien van toepassing, door de houders van de goedkeuringen of de betrokken lidstaten naar alternatieven voor dergelijke toepassingen wordt gezocht of een dossier wordt samengesteld dat uiterlijk twee jaar voor de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde datum volgens de in artikel 11 van Richtlijn 98/8/EG vastgestelde procedure wordt ingediend.”.

2)

Artikel 6, eerste alinea, wordt vervangen door:

„In afwijking van artikel 4, lid 1, mogen de lidstaten tot uiterlijk de in artikel 16, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 98/8/EG bedoelde datum het op de markt brengen van werkzame stoffen toelaten die uitsluitend bestaan uit levensmiddelen of diervoeders die zijn bestemd voor gebruik als insectwerende of lokstoffen van productsoort 19.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 april 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(2)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.

(3)  PB L 262 van 6.10.2009, blz. 40.