30.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 83/1


VERORDENING (EU) Nr. 267/2010 VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2010

betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1534/91 van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector (1), en met name op artikel 1, lid 1, onder a), b), c) en e),

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening,

Na raadpleging van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EEG) nr. 1534/91 is de Commissie bevoegd om artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (2) bij verordening toe te passen op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector die betrekking hebben op samenwerking ten aanzien van:

gemeenschappelijke risicopremietarieven die op collectief opgestelde statistieken of op het aantal schadegevallen berusten;

gemeenschappelijke standaardpolisvoorwaarden;

het gemeenschappelijk verzekeren van bepaalde standaardrisico’s;

de schadeafwikkeling;

het onderzoek en de goedkeuring van veiligheidsvoorzieningen;

registers van en informatie omtrent verhoogde risico’s.

(2)

Krachtens Verordening (EEG) nr. 1534/91 heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 358/2003 van 27 februari 2003 betreffende de toepassing van artikel 81, lid 3, van het Verdrag op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de verzekeringssector vastgesteld (3). Verordening (EG) nr. 358/2003 vervalt op 31 maart 2010.

(3)

Verordening (EG) nr. 358/2003 verleent geen vrijstelling voor overeenkomsten die betrekking hebben op de afwikkeling van schade en op registers van en informatie over verhoogde risico’s. De Commissie was van oordeel dat zij niet voldoende ervaring had opgedaan bij de behandeling van individuele gevallen om gebruik te maken van de bevoegdheid die haar bij Verordening (EEG) nr. 1534/91 op deze gebieden wordt verleend. Er is geen verandering in die situatie gekomen. Voorts dient de onderhavige verordening, in tegenstelling tot Verordening (EG) nr. 358/2003, geen vrijstelling te verlenen voor de vaststelling van standaardpolisvoorwaarden en het onderzoek en de goedkeuring van veiligheidsvoorzieningen, omdat uit de door de Commissie verrichte evaluatie van de werking van Verordening (EG) nr. 358/2003 is gebleken dat het niet langer noodzakelijk is dergelijke overeenkomsten in een sectorspecifieke groepsvrijstellingsverordening op te nemen. Gezien het feit dat die twee groepen van overeenkomsten niet kenmerkend zijn voor de verzekeringssector en, zoals uit de evaluatie is gebleken, tevens aanleiding kunnen geven tot bepaalde mededingingsbezwaren, is het passender dat zij aan zelfbeoordeling worden onderworpen.

(4)

Nadat de Commissie op 17 april 2008 een openbare raadpleging had gestart, heeft zij op 24 maart 2009 een verslag uitgebracht aan het Europees Parlement en de Raad over de werking van Verordening (EG) nr. 358/2003 (4). In dat verslag en het bijgevoegde werkdocument zijn voorlopige wijzigingen van Verordening (EG) nr. 358/2003 voorgesteld. Op 2 juni 2009 heeft de Commissie een openbare bijeenkomst gehouden met de belanghebbenden, waaronder vertegenwoordigers van de verzekeringssector, consumentenverenigingen en nationale mededingingsautoriteiten, over de in het verslag en het werkdocument vervatte conclusies en voorstellen.

(5)

De onderhavige verordening moet een daadwerkelijke bescherming van de mededinging waarborgen, zij moet de consumenten ten goede komen en zij moet de ondernemingen voldoende rechtszekerheid verschaffen. Bij het nastreven van deze doelstellingen moet rekening worden gehouden met de ervaring die de Commissie op dit gebied heeft opgedaan, alsmede met de resultaten van de raadplegingen die aan de vaststelling van deze verordening zijn voorafgegaan.

(6)

Verordening (EEG) nr. 1534/91 bepaalt dat de vrijstellingsverordening van de Commissie de groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen moet omschrijven waarop zij van toepassing is, dat zij moet verduidelijken welke beperkingen of bepalingen al dan niet in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen voorkomen, en dat zij moet vermelden welke bepalingen in de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen moeten voorkomen of aan welke andere voorwaarden moet zijn voldaan.

(7)

Niettemin is het passend de benadering van Verordening (EG) nr. 358/2003 te handhaven en de nadruk te leggen op het omschrijven van de groepen van overeenkomsten waarvoor tot een bepaald marktaandeel een vrijstelling geldt, en op het vermelden van de beperkingen of bepalingen die niet in dergelijke overeenkomsten mogen worden opgenomen.

(8)

De bij deze verordening geregelde groepsvrijstelling dient slechts van toepassing te zijn op overeenkomsten waarvan met voldoende zekerheid kan worden aangenomen dat zij aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Het is voor de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening niet noodzakelijk te omschrijven welke overeenkomsten onder de toepassing van artikel 101, lid 1, van het Verdrag kunnen vallen. Tegelijkertijd wordt er niet van uitgegaan dat overeenkomsten waarop de onderhavige verordening niet van toepassing is, onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen of niet aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Bij de individuele beoordeling van overeenkomsten op grond van artikel 101, lid 1, van het Verdrag dient rekening te worden gehouden met verschillende factoren, en vooral met de structuur van de relevante markt.

(9)

Samenwerking tussen verzekeringsondernemingen of in ondernemersverenigingen met betrekking tot het verzamelen van gegevens (wat ook bepaalde statistische berekeningen kan omvatten) voor de berekening van de gemiddelde kosten voor de dekking van een welbepaald risico in het verleden of, in verband met levensverzekering, de opstelling van mortaliteitstabellen of van tabellen waaruit de frequentie van ziekte, ongevallen en invaliditeit blijkt, maakt het mogelijk de kennis van risico’s te verbeteren en vergemakkelijkt de beoordeling van risico’s voor individuele ondernemingen. Dit kan op zijn beurt de markttoegang vergemakkelijken en aldus de consumenten ten goede komen. Hetzelfde geldt voor gemeenschappelijk onderzoek naar de vermoedelijke gevolgen van externe omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de frequentie of de omvang van de schadeclaims of het rendement van verschillende soorten beleggingen. Hierbij moet er echter wel op worden toegezien dat dergelijke samenwerking enkel wordt vrijgesteld indien zij noodzakelijk is om deze doelstellingen te verwezenlijken. Daarom dient met name te worden bepaald dat overeenkomsten inzake commerciële premies niet zijn vrijgesteld. Commerciële premies kunnen immers lager zijn dan de bedragen die in de desbetreffende compilaties, tabellen of onderzoeksresultaten zijn vermeld, omdat verzekeraars de inkomsten uit hun beleggingen kunnen gebruiken om hun premies te verlagen. Bovendien dienen de desbetreffende compilaties, tabellen of onderzoeken niet bindend te zijn en dienen zij uitsluitend als referentie te worden gebruikt. De uitwisseling van informatie die niet noodzakelijk is om de in deze overweging genoemde doelstellingen te verwezenlijken, dient niet onder deze verordening te vallen.

(10)

Voorts geldt dat hoe beperkter de categorieën zijn waarin de statistische gegevens inzake de kosten voor de dekking van een welbepaald risico in het verleden worden ingedeeld, des te ruimer de mogelijkheden voor verzekeringsondernemingen zijn om hun commerciële premies bij de berekening ervan te differentiëren. Het is derhalve passend om slechts vrijstelling te verlenen voor gemeenschappelijke compilaties van de kosten van risico’s in het verleden indien de beschikbare statistische gegevens vanuit actuarieel oogpunt voldoende gedetailleerd en gedifferentieerd zijn.

(11)

Daarenboven moeten de compilaties, tabellen en onderzoeksresultaten toegankelijk zijn, zowel voor verzekeringsondernemingen die reeds op de desbetreffende geografische of productmarkt actief zijn als voor de ondernemingen die overwegen die markt te betreden. De toegang tot dergelijke compilaties, tabellen en onderzoeksresultaten kan eveneens waardevol zijn voor consumentenverenigingen of klantenorganisaties. Verzekeringsondernemingen die nog niet op de betrokken markt actief zijn en consumentenverenigingen of klantenorganisaties moet toegang tot dergelijke compilaties, tabellen en onderzoeksresultaten worden verleend onder redelijke, betaalbare en niet-discriminerende voorwaarden ten opzichte van de verzekeringsondernemingen die reeds op de markt aanwezig zijn. Zo zou aan een verzekeringsonderneming die nog niet op de markt aanwezig is als voorwaarde kunnen worden gesteld dat zij zich ertoe verbindt statistische gegevens inzake schadeclaims over te leggen indien zij de markt zou betreden. Een andere voorwaarde zou kunnen zijn dat een verzekeringsonderneming zich aansluit bij de vereniging van verzekeraars die met het opstellen van de compilaties is belast. Wel dient een uitzondering te kunnen worden gemaakt op de eis om toegang te verlenen aan consumentenverenigingen of klantenorganisaties om redenen van openbare veiligheid, bijvoorbeeld wanneer de informatie betrekking heeft op de veiligheidssystemen van nucleaire installaties of de zwakke punten van overstromingspreventiesystemen.

(12)

De betrouwbaarheid van gemeenschappelijke compilaties, tabellen en onderzoeken neemt toe naarmate de hoeveelheid statistieken waarop zij gebaseerd zijn, groter is. Verzekeraars met een groot marktaandeel produceren intern wellicht voldoende statistische gegevens om betrouwbare compilaties op te stellen, maar ondernemingen met een klein marktaandeel zijn hiertoe waarschijnlijk niet in staat, en nieuwkomers op de markt nog minder. Het is in beginsel bevorderlijk voor de concurrentie indien de gegevens van alle verzekeraars op een markt, ook van de grote verzekeraars, in deze gemeenschappelijke compilaties, tabellen en onderzoeken worden opgenomen omdat kleinere verzekeraars hiervan profiteren en de toegang tot de markt wordt vergemakkelijkt. Gezien dit specifieke karakter van de verzekeringssector dient een vrijstelling voor deze gemeenschappelijke compilaties, tabellen en onderzoeken niet aan marktaandeeldrempels te worden gekoppeld.

(13)

Medeverzekerings- of medeherverzekeringspools kunnen onder bepaalde strikte voorwaarden noodzakelijk zijn om de deelnemende ondernemingen van een pool in staat te stellen risico’s te verzekeren of te herverzekeren waarvoor zij, indien de desbetreffende pool niet zou bestaan, onvoldoende dekking zouden kunnen bieden. Dit soort pools hebben over het algemeen geen beperking van de mededinging in de zin van artikel 101, lid 1, van het Verdrag tot gevolg en vallen derhalve niet onder het daarin vervatte verbod.

(14)

Medeverzekerings- of medeherverzekeringspools kunnen verzekeraars en herverzekeraars in staat stellen risico’s te verzekeren of te herverzekeren, ook indien het samenwerkingsverband verder gaat dan wat voor het verzekeren van deze risico’s noodzakelijk is. Dit soort pools kunnen evenwel een beperking van de mededinging tot gevolg hebben in de vorm van gestandaardiseerde polisvoorwaarden en zelfs gestandaardiseerde dekkingsbedragen en premies. Het is daarom passend te bepalen onder welke voorwaarden aan deze pools vrijstelling kan worden verleend.

(15)

Bij werkelijk nieuwe risico’s is het niet mogelijk van tevoren te weten welke inschrijvingscapaciteit nodig is om het risico te dekken, en evenmin of twee of meer pools zouden kunnen samenwerken om de desbetreffende specifieke dekking te verschaffen. Daarom kan een „pooling”-overeenkomst waarbij de medeverzekering of medeherverzekering van dergelijke nieuwe risico’s wordt aangeboden, gedurende een beperkte periode worden vrijgesteld zonder dat er een marktaandeeldrempel geldt. In een periode van drie jaar zouden voldoende historische gegevens over schadeclaims moeten kunnen worden verzameld om te beoordelen of de oprichting van een pool al dan niet noodzakelijk is.

(16)

Risico’s die voorheen niet bestonden, moeten als nieuwe risico’s worden beschouwd. In uitzonderlijke gevallen echter kunnen risico’s waarvan de aard blijkens objectief onderzoek zo sterk is veranderd dat het niet mogelijk is van tevoren te weten welke inschrijvingscapaciteit nodig is om deze risico’s te dekken, als nieuwe risico’s worden beschouwd.

(17)

Voor het dekken van risico’s die niet nieuw zijn, kunnen medeverzekerings- en medeherverzekeringspools die een beperking van de mededinging tot gevolg hebben onder bepaalde strikte voorwaarden voordelen meebrengen die een vrijstelling ingevolge artikel 101, lid 3, van het Verdrag rechtvaardigen, ook al zouden twee of meer concurrerende verzekeringsondernemingen in dit geval eveneens dekking kunnen verschaffen. Zij kunnen bijvoorbeeld de deelnemende ondernemingen in staat stellen de nodige ervaring met de betrokken verzekeringsbranche op te doen, of tot kostenbesparingen leiden of tot een verlaging van premies door gemeenschappelijke herverzekering onder gunstige voorwaarden. Een dergelijke vrijstelling dient echter beperkt te blijven tot overeenkomsten die de desbetreffende ondernemingen niet de mogelijkheid bieden de mededinging ten aanzien van een wezenlijk deel van de betrokken producten uit te schakelen. Voor consumenten kunnen pools slechts daadwerkelijk voordelig zijn indien er op de markten waarop deze pools actief zijn voldoende concurrentie is. Aan deze voorwaarde dient te worden geacht te zijn voldaan indien de pool onder een bepaalde marktaandeeldrempel blijft en derhalve mag worden verondersteld dat de pool daadwerkelijke dan wel potentiële concurrentie ondervindt van niet aan de pool deelnemende ondernemingen.

(18)

Deze verordening dient derhalve vrijstelling te verlenen aan medeverzekerings- of medeherverzekeringspools die gedurende meer dan drie jaar bestaan of die niet zijn gevormd ter dekking van een nieuw risico, mits het gezamenlijke marktaandeel van de deelnemende ondernemingen bepaalde drempels niet overschrijdt. De drempel voor medeverzekeringspools dient lager te zijn omdat deze pools mogelijk gemeenschappelijke polisvoorwaarden en commerciële premies toepassen. Om na te gaan of een pool aan de marktaandeelvoorwaarde voldoet, moeten de totale marktaandelen van de deelnemende ondernemingen worden opgeteld. Het marktaandeel van elke deelnemende onderneming is gebaseerd op het totale brutopremie-inkomen van die deelnemende onderneming, zowel binnen als buiten de pool, op dezelfde relevante markt. Deze vrijstelling dient echter uitsluitend van toepassing te zijn wanneer de desbetreffende pool aan de overige voorwaarden van deze verordening voldoet, waarmee wordt beoogd de beperking van de mededinging tussen de aan de pool deelnemende ondernemingen zoveel mogelijk tegen te gaan. Een individueel onderzoek is daarom in dergelijke gevallen noodzakelijk om na te gaan of aan de in de onderhavige verordening vervatte voorwaarden is voldaan.

(19)

Om het sluiten van overeenkomsten, die in sommige gevallen verstrekkende investeringsbeslissingen met zich brengen, te vergemakkelijken dient de geldigheidsduur van de onderhavige verordening te worden vastgesteld op zeven jaar.

(20)

De Commissie kan overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (5), de bij de onderhavige verordening verleende groepsvrijstelling intrekken wanneer zij van oordeel is dat in een bepaald geval een overeenkomst die bij deze verordening is vrijgesteld desondanks gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, van het Verdrag.

(21)

De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003, de bij de onderhavige verordening verleende groepsvrijstelling op het grondgebied, of een gedeelte van het grondgebied, van die lidstaat intrekken wanneer zij in een bepaald geval vaststelt dat een bij deze verordening vrijgestelde overeenkomst desondanks op het grondgebied, of een gedeelte van het grondgebied, van die lidstaat dat alle kenmerken van een afzonderlijke geografische markt vertoont, gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, van het Verdrag.

(22)

Om te bepalen of de bij de onderhavige verordening verleende groepsvrijstelling overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 moet worden ingetrokken, zijn de concurrentiebeperkende effecten die kunnen voortvloeien uit het bestaan van banden tussen een medeverzekerings- of medeherverzekeringspool en/of de daarin deelnemende ondernemingen en andere pools en/of de daarin deelnemende ondernemingen op dezelfde relevante markt van bijzonder belang,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „overeenkomst”: een overeenkomst, een besluit van een ondernemersvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging;

2.   „deelnemende ondernemingen”: ondernemingen die partij bij de overeenkomst zijn en de respectieve met hen verbonden ondernemingen;

3.   „verbonden ondernemingen”:

a)

ondernemingen waarin een partij bij de overeenkomst direct of indirect:

i)

de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

ii)

de bevoegdheid heeft meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen, of

iii)

het recht heeft de zaken van de onderneming te leiden;

b)

ondernemingen die ten aanzien van een partij bij de overeenkomst direct of indirect over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

c)

ondernemingen waarin een onderneming als bedoeld onder b) direct of indirect over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt;

d)

ondernemingen waarin een partij bij de overeenkomst samen met één of meer van de ondernemingen als bedoeld onder a), b) of c), of waarin twee of meer van de laatstgenoemde ondernemingen gezamenlijk over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

e)

ondernemingen waarin over de onder a) genoemde rechten of bevoegdheden gezamenlijk wordt beschikt door:

i)

partijen bij de overeenkomst of de respectieve met hen verbonden ondernemingen als bedoeld onder a) tot en met d), of

ii)

één of meer partijen bij de overeenkomst of één of meer van de met hen verbonden ondernemingen als bedoeld onder a) tot en met d) en één of meer derde partijen;

4.   „medeverzekeringspools”: groepen die hetzij rechtstreeks hetzij via makelaars of erkende agenten door verzekeringsondernemingen zijn gevormd, met uitzondering van ad-hocmedeverzekeringsovereenkomsten op de inschrijvingsmarkt, waarbij een bepaald gedeelte van een gegeven risico wordt gedekt door een leidende verzekeraar en het overige deel van het risico wordt gedekt door volgverzekeraars die worden uitgenodigd het resterende gedeelte van het risico te dekken, en die:

5.   „medeherverzekeringspools”: groepen die hetzij rechtstreeks hetzij via makelaars of erkende agenten door verzekeringsondernemingen zijn gevormd, mogelijk met de steun van één of meer herverzekeringsondernemingen, met uitzondering van ad-hocmedeherverzekeringsovereenkomsten op de inschrijvingsmarkt, waarbij een bepaald gedeelte van een gegeven risico wordt gedekt door een leidende verzekeraar en het overige deel van dit risico wordt gedekt door volgverzekeraars die worden uitgenodigd het resterende gedeelte van het risico te dekken, teneinde:

6.   „nieuwe risico’s”:

a)

risico's die voorheen niet bestonden, en voor de dekking waarvan een geheel nieuw verzekeringsproduct moet worden ontwikkeld dat niet de uitbreiding, verbetering of vervanging van een bestaand verzekeringsproduct inhoudt, of

b)

in uitzonderlijke gevallen, risico’s waarvan de aard blijkens objectief onderzoek zo wezenlijk is veranderd dat het niet mogelijk is van tevoren te weten welke inschrijvingscapaciteit nodig is om deze risico’s te dekken;

7.   „commerciële premie”: de prijs die de koper van een verzekeringspolis in rekening wordt gebracht.

HOOFDSTUK II

GEMEENSCHAPPELIJKE COMPILATIES, TABELLEN EN ONDERZOEKEN

Artikel 2

Vrijstelling

Overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Verdrag en onverminderd de bepalingen van deze verordening is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten die tussen twee of meer ondernemingen in de verzekeringssector worden gesloten met betrekking tot:

a)

de gemeenschappelijke verzameling en verspreiding van informatie die noodzakelijk is voor de volgende doeleinden:

i)

de berekening van de gemiddelde kosten van de dekking van een welbepaald risico in het verleden (hierna „compilaties” genoemd);

ii)

de opstelling van mortaliteitstabellen en tabellen waaruit de frequentie van ziekte, ongevallen en invaliditeit blijkt in verband met verzekeringsdekking die een kapitalisatie-element bevat (hierna „tabellen” genoemd);

b)

het gemeenschappelijk verrichten van onderzoek naar de vermoedelijke gevolgen van algemene omstandigheden die zich aan de invloed van de belanghebbende ondernemingen onttrekken, hetzij voor de frequentie of de omvang van toekomstige schadeclaims betreffende een bepaald risico of een bepaalde risicocategorie, hetzij voor de rentabiliteit van de verschillende soorten beleggingen (hierna „onderzoeken” genoemd), en de verspreiding van de resultaten van deze onderzoeken.

Artikel 3

Voorwaarden voor vrijstelling

1.   De in artikel 2, onder a), vervatte vrijstelling is van toepassing mits de compilaties of tabellen:

a)

gebaseerd zijn op het verzamelen van gegevens gedurende een aantal als observatieperiode gekozen risicojaren, die betrekking hebben op een toereikend aantal identieke of vergelijkbare risico’s om een basis te vormen voor statistische bewerkingen, zodat onder andere het volgende kan worden berekend:

i)

het aantal schadeclaims in de loop van deze periode;

ii)

het aantal individuele verzekerde risico’s in elk risicojaar van de gekozen observatieperiode;

iii)

de totale in verband met de in deze periode ingediende schadeclaims uitgekeerde of nog uit te keren bedragen;

iv)

het totaalbedrag van het verzekerde kapitaal voor elk risicojaar in de gekozen observatieperiode;

b)

een specificatie van de beschikbare statistische gegevens bevatten die vanuit actuarieel oogpunt voldoende gedetailleerd is;

c)

op geen enkele wijze toeslagen voor onvoorziene omstandigheden, opbrengsten van reserves, administratieve of commerciële kosten of fiscale of parafiscale heffingen omvatten, en geen rekening houden met inkomsten uit beleggingen of verwachte winst.

2.   De in artikel 2 vervatte vrijstellingen zijn van toepassing mits de compilaties, tabellen of onderzoeksresultaten:

a)

de betrokken verzekeringsondernemingen of verzekerde partijen niet identificeren;

b)

worden opgesteld en verspreid onder uitdrukkelijke vermelding dat zij niet bindend zijn;

c)

geen enkele aanwijzing bevatten inzake de hoogte van commerciële premies;

d)

onder redelijke, betaalbare en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking worden gesteld aan iedere verzekeringsonderneming die om een exemplaar verzoekt, met inbegrip van verzekeringsondernemingen die niet actief zijn op de geografische of de productmarkt waarop deze compilaties, tabellen of onderzoeksresultaten betrekking hebben;

e)

onder redelijke, betaalbare en niet-discriminerende voorwaarden ter beschikking worden gesteld aan consumentenverenigingen of klantenorganisaties die hiertoe een specifiek en nauwkeurig geformuleerd verzoek indienen om een naar behoren gemotiveerde reden, tenzij niet-openbaarmaking om redenen van openbare veiligheid objectief gerechtvaardigd is.

Artikel 4

Overeenkomsten die niet onder de vrijstelling vallen

De in artikel 2 vervatte vrijstellingen zijn niet van toepassing wanneer deelnemende ondernemingen zich er onderling toe verbinden of andere ondernemingen ertoe verplichten geen andere dan de in artikel 2, onder a), bedoelde compilaties of tabellen te gebruiken of niet af te wijken van de resultaten van de in artikel 2, onder b), bedoelde onderzoeken.

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE DEKKING VAN BEPAALDE SOORTEN RISICO’S

Artikel 5

Vrijstelling

Overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Verdrag en onverminderd de bepalingen van deze verordening is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op overeenkomsten die tussen twee of meer ondernemingen in de verzekeringssector worden gesloten met betrekking tot de vorming en exploitatie van pools van verzekeringsondernemingen of van verzekeringsondernemingen en herverzekeringsondernemingen met het oog op de gemeenschappelijke dekking van een specifieke risicocategorie in de vorm van medeverzekering of medeherverzekering.

Artikel 6

Toepassing van de vrijstelling en marktaandeeldrempels

1.   De in artikel 5 vervatte vrijstelling is van toepassing op medeverzekerings- of medeherverzekeringspools die uitsluitend ter dekking van nieuwe risico’s zijn gevormd, en wel gedurende een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de pool werd gevormd, ongeacht zijn marktaandeel.

2.   De in artikel 5 vervatte vrijstelling is, zolang de onderhavige verordening van kracht is, van toepassing op medeverzekerings- of medeherverzekeringspools die niet onder lid 1 vallen, mits het gezamenlijke marktaandeel van de deelnemende ondernemingen:

a)

in het geval van medeverzekeringspools, niet groter is dan 20 % van de relevante markt;

b)

in het geval van medeherverzekeringspools, niet groter is dan 25 % van de relevante markt.

3.   Bij de berekening van het marktaandeel van een deelnemende onderneming op de relevante markt wordt rekening gehouden met:

a)

het marktaandeel van de deelnemende onderneming in de desbetreffende pool;

b)

het marktaandeel van de deelnemende onderneming in een andere pool op dezelfde relevante markt als de desbetreffende pool, waarbij de deelnemende onderneming is aangesloten;

c)

het marktaandeel van de deelnemende onderneming, buiten enige pool, op dezelfde relevante markt als de desbetreffende pool.

4.   Voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde marktaandeeldrempels gelden de volgende regels:

a)

het marktaandeel wordt berekend op basis van het brutopremie-inkomen; ingeval geen gegevens betreffende het brutopremie-inkomen beschikbaar zijn, kan voor de bepaling van het marktaandeel van de betrokken onderneming worden gebruikgemaakt van ramingen die op andere betrouwbare marktinformatie gebaseerd zijn, zoals de geboden verzekeringsdekking of de waarde van het verzekerde risico;

b)

het marktaandeel wordt berekend op grond van gegevens die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar.

5.   Wanneer het in lid 2, onder a), bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 20 % bedraagt, maar vervolgens boven dat percentage stijgt zonder evenwel de 25 % te overschrijden, blijft de in artikel 5 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren volgend op het jaar waarin de limiet van 20 % voor het eerst werd overschreden.

6.   Wanneer het in lid 2, onder a), bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 20 % bedraagt, maar vervolgens de 25 % overschrijdt, blijft de in artikel 5 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende één kalenderjaar volgend op het jaar waarin de 25 % voor het eerst werd overschreden.

7.   Het voordeel van het bepaalde in de leden 5 en 6 kan niet zodanig worden gecombineerd dat dit tot een langere periode dan twee kalenderjaren zou leiden.

8.   Wanneer het in lid 2, onder b), bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 25 % bedraagt, maar vervolgens boven dat percentage stijgt zonder de 30 % te overschrijden, blijft de in artikel 5 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren volgend op het jaar waarin de limiet van 25 % voor het eerst werd overschreden.

9.   Wanneer het in lid 2, onder b), bedoelde marktaandeel aanvankelijk niet meer dan 25 % bedraagt maar vervolgens de 30 % overschrijdt, blijft de in artikel 5 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende één kalenderjaar volgend op het jaar waarin de 30 % voor het eerst werd overschreden.

10.   Het voordeel van het bepaalde in de leden 8 en 9 kan niet zodanig worden gecombineerd dat dit tot een langere periode dan twee kalenderjaren zou leiden.

Artikel 7

Voorwaarden voor vrijstelling

De in artikel 5 bedoelde vrijstelling is van toepassing mits:

a)

elke deelnemende onderneming het recht heeft de pool te verlaten met een redelijke opzegtermijn, zonder dat zulks leidt tot sancties tegen de betrokken onderneming;

b)

de regels van de pool de daarin deelnemende ondernemingen niet verplichten het door de pool gedekte soort risico’s geheel of gedeeltelijk via de pool te verzekeren of te herverzekeren, en de in de pool deelnemende ondernemingen evenmin verbieden deze risico’s buiten de pool te verzekeren of te herverzekeren;

c)

de regels van de pool de activiteiten van de pool of de daarin deelnemende ondernemingen niet beperken tot de verzekering of herverzekering van risico’s in bepaalde geografische gebieden van de Unie;

d)

de overeenkomst de productie of verkoop niet beperkt;

e)

de overeenkomst niet leidt tot een verdeling van markten of klanten, en

f)

de deelnemende ondernemingen van een medeherverzekeringspool geen afspraken maken over de commerciële premies die zij op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf berekenen.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Overgangstermijn

Het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag is in de periode van 1 april 2010 tot en met 30 september 2010 niet van toepassing op overeenkomsten die op 31 maart 2010 reeds van kracht zijn en die niet aan de voorwaarden voor vrijstelling van deze verordening, maar wel aan de vrijstellingsvoorwaarden van Verordening (EG) nr. 358/2003, voldoen.

Artikel 9

Geldigheidsduur

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2010.

Zij vervalt op 31 maart 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 143 van 7.6.1991, blz. 1.

(2)  Artikel 81 van het EG-Verdrag is met ingang van 1 december 2009 artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geworden. De twee artikelen zijn in wezen identiek. Voor zover van toepassing, dienen in deze verordening de verwijzingen naar artikel 101 van het Verdrag betreffende de Europese Unie te worden gelezen als verwijzingen naar artikel 81 van het EG-Verdrag.

(3)  PB L 53 van 28.2.2003, blz. 8.

(4)  COM(2009) 138.

(5)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.