29.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 283/1


RICHTLIJN 2010/65/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 oktober 2010

betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Richtlijn 2002/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten van de Gemeenschap (4) zijn de lidstaten gehouden bepaalde gestandaardiseerde formulieren (FAL-formulieren) te aanvaarden om het verkeer te vergemakkelijken, zoals bepaald is in het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) (FAL-Verdrag) van 9 april 1965, zoals gewijzigd.

(2)

Om het zeevervoer te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor de scheepvaartmaatschappijen te verminderen, moeten de meldingsformaliteiten die in de rechtshandelingen van de Unie en de lidstaten worden voorgeschreven, zoveel mogelijk worden vereenvoudigd en geharmoniseerd. Deze richtlijn moet de aard en de inhoud van de gevraagde gegevens evenwel onverlet laten, en mag geen aanvullende meldingsverplichtingen invoeren voor schepen die niet reeds krachtens het in de lidstaten toepasselijke recht onder die verplichtingen vallen. In de richtlijn moet alleen worden geregeld hoe de informatieprocedures kunnen worden vereenvoudigd en geharmoniseerd, en hoe de gegevens doeltreffender kunnen worden verzameld.

(3)

De overdracht van informatie bij aankomst in en/of vertrek uit havens uit hoofde van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (5), Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (6), Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (7), Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (8), en, indien van toepassing, de in 1965 vastgestelde Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee, inclusief de vastgestelde en in werking getreden wijzigingen daarvan, heeft betrekking op de gegevens die in de FAL-formulieren worden verlangd. Indien die gegevens voldoen aan de in bovengenoemde rechtshandelingen neergelegde vereisten, moeten de FAL-formulieren dus worden aanvaard, omdat ze de benodigde gegevens bevatten.

(4)

Gezien de mondiale dimensie van de scheepvaart, moet er in de rechtshandelingen van de Unie rekening worden gehouden met de IMO vereisten om een vereenvoudiging te verzekeren.

(5)

Daartoe moeten de lidstaten de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten, zoals douane-, grenscontrole-, volksgezondheids- en transportautoriteiten, verdiepen om de meldingsformaliteiten in de Unie verder te vereenvoudigen en te harmoniseren, en om elektronische systemen voor gegevensoverdracht en informatieuitwisseling zo optimaal mogelijk te gebruiken, met het oog op een voor zover mogelijk gelijktijdige verwijdering van belemmeringen voor het zeevervoer en de instelling van een Europese maritieme ruimte zonder grenzen.

(6)

Er moeten gedetailleerde statistieken over zeevervoer beschikbaar komen om de doelmatigheid en de noodzaak te kunnen beoordelen van beleidsmaatregelen gericht op vergemakkelijking van het scheepvaartverkeer binnen de Unie, waarbij er rekening mee moet worden gehouden dat er geen onnodige extra vereisten rond de verzameling van statistische gegevens door de lidstaten mogen worden ingevoerd, en dat ten volle van Eurostat gebruik moet worden gemaakt. In het kader van deze richtlijn is het van belang, dat relevante gegevens worden verzameld omtrent het scheepsverkeer binnen de Unie en/of schepen die havens in derde landen of vrije zones aandoen.

(7)

Het moet voor scheepvaartbedrijven gemakkelijker worden om de status te verkrijgen van „toegelaten lijndienst”, overeenkomstig de bedoeling van de mededeling van de Commissie van 21 januari 2009 getiteld „Mededeling en actieplan met het oog op de instelling van een Europese maritieme ruimte zonder grenzen”.

(8)

Systemen voor de elektronische overdracht van gegevens moeten zo spoedig mogelijk en in ieder geval vanaf 1 juni 2015 worden gebruikt voor alle meldingsformaliteiten; waar mogelijk moet daarbij worden voortgebouwd op de internationale normen die in het kader van het FAL-Verdrag zijn ontwikkeld. Om de overdracht van soms zeer grote hoeveelheden informatie te stroomlijnen en te versnellen, moeten de meldingsformaliteiten waar mogelijk elektronisch worden vervuld. Binnen de Unie moet de aanlevering van gegevens via FAL-formulieren op papier voortaan tot de uitzonderingen behoren en mag deze alleen nog worden aanvaard gedurende een beperkte periode. De lidstaten worden aangemoedigd administratieve middelen te gebruiken, zoals economische stimuleringsmaatregelen, om het gebruik van melding in elektronische vorm meer ingang te doen vinden. Om bovenstaande redenen moet de informatie-uitwisseling tussen de bevoegde instanties van de lidstaten in elektronische vorm gebeuren. Om deze ontwikkeling te versnellen, moeten elektronische systemen in grotere mate technisch interoperabel zijn, en wel zo mogelijk vanaf hetzelfde moment, met het oog op een soepele werking van de Europese maritieme ruimte zonder grenzen.

(9)

De partijen bij handel en vervoer moeten gestandaardiseerde informatie en documenten via één elektronisch platform kunnen indienen om aan de meldingsformaliteiten te voldoen. Afzonderlijke gegevens hoeven slechts eenmaal te worden ingediend.

(10)

De SafeSeaNet-systemen die op nationaal en Unieniveau zijn opgezet, moeten de ontvangst, de uitwisseling en de verspreiding van de informatie met betrekking tot maritieme activiteiten tussen de informatiesystemen van de lidstaten bevorderen. Om het zeevervoer te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor zeevervoer te verminderen, moet het SafeSeaNet-systeem interoperabel zijn met andere systemen van de Unie voor meldingsformaliteiten. Het SafeSeaNet-systeem moet worden gebruikt voor aanvullende informatie-uitwisseling om het zeevervoer te vergemakkelijken. Meldingsformaliteiten in verband met informatie voor louter nationale doeleinden dienen niet in het SafeSeaNet-systeem te worden opgenomen.

(11)

Bij de vaststelling van nieuwe Uniemaatregelen moet ervoor worden gezorgd dat de lidstaten kunnen vasthouden aan elektronische overdracht van gegevens, en niet verplicht worden om gebruik te maken van papier.

(12)

Van het elektronisch verzenden van data kan enkel optimaal worden geprofiteerd als er tussen SafeSeaNet, e-douane en de elektronische systemen waarmee gegevens worden ingevoerd of opgevraagd, vlotte en effectieve communicatie bestaat. Hierbij moeten in eerste instantie de toepasselijke standaarden gebruikt worden teneinde administratieve rompslomp te beperken.

(13)

De FAL-formulieren worden regelmatig geactualiseerd. Deze richtlijn moet derhalve verwijzen naar de geldende versie van deze formulieren. Gegevens die vereist zijn volgens wetgeving van lidstaten die verder gaat dan de vereisten van het FAL-Verdrag, moeten worden toegezonden in een vorm die op basis van normen van het FAL-Verdrag moet worden ontwikkeld.

(14)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (9), Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (10), Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (11), of nationale wetgeving inzake de grenscontroles voor de lidstaten die het Schengenacquis betreffende grenscontroles niet toepassen, en Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (12).

(15)

Ter wille van de standaardisatie van elektronische overdracht van gegevens, en om het zeevervoer te vergemakkelijken, dienen de lidstaten het gebruik van elektronische middelen voor het verzenden van gegevens uit te breiden volgens een passend tijdschema, en dienen zij in samenwerking met de Commissie na te gaan hoe het gebruik van elektronische middelen voor het verzenden van gegevens kan worden geharmoniseerd. Daartoe dient rekening te worden gehouden met het werk van de Stuurgroep op hoog niveau voor het SafeSeaNet-systeem wat betreft de SafeSeaNet-routekaart, zodra die is aangenomen, met de financiële middelen die concreet nodig zijn, en met de respectieve toewijzing van financiële middelen van de Unie voor de ontwikkeling van elektronische overdracht van gegevens.

(16)

Schepen die opereren tussen havens binnen het douanegebied van de Unie moeten worden vrijgesteld van de verplichting tot het indienen van de in de FAL-formulieren bedoelde informatie, wanneer deze schepen niet afkomstig zijn uit een haven buiten dit gebied of uit een vrije zone die onderworpen is aan de controleprocedure type I in de zin van de douanewetgeving, er niet aanmeren of er niet naar terugkeren, onverminderd de geldende rechtshandelingen van de Unie en het recht van de lidstaten om informatie te verlangen voor de bescherming van de binnenlandse orde en veiligheid en voor de handhaving van douane-, belasting-, immigratie-, milieu- en gezondheidswetgeving.

(17)

Vrijstellingen voor administratieve formaliteiten moeten ook toegelaten worden op basis van de lading van het schip, en niet enkel op basis van de bestemming en/of plaats van vertrek van dat schip. Dit is nodig om te kunnen zorgen dat de extra formaliteiten voor schepen die een haven in een derde land of vrije zone aandoen, tot een minimum beperkt blijven. De Commissie dient dit punt na te gaan in het kader van het verslag aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van deze richtlijn.

(18)

Er moet een nieuw tijdelijk formulier worden ingevoerd teneinde de in de voorafgaande veiligheidsverklaring als bepaald in Verordening (EG) nr. 725/2004 vereiste informatie te harmoniseren.

(19)

Nationale taalvereisten zijn vaak een beletsel voor de ontwikkeling van het kustvaartnetwerk. De lidstaten doen al het nodige om de schriftelijke en mondelinge communicatie in het scheepvaartverkeer tussen de lidstaten te vergemakkelijken, overeenkomstig de internationale praktijk, met als doel gemeenschappelijke communicatiemiddelen te vinden.

(20)

De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de bijlage bij deze richtlijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.

(21)

De verschillende rechtshandelingen van de Unie die bijvoorbeeld formaliteiten inzake voorafgaande aanmelding bij aankomst in de haven voorschrijven, zoals Richtlijn 2009/16/EG, kunnen verschillende termijnen voorschrijven waarbinnen deze formaliteiten moeten worden vervuld. De Commissie moet nagaan of deze termijnen kunnen worden ingekort en geharmoniseerd, waarbij profijt moet worden getrokken uit de vorderingen die momenteel met elektronische gegevensverwerking worden gemaakt, in het kader van het verslag aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van deze richtlijn dat zo nodig een wetgevingsvoorstel moet bevatten.

(22)

De Commissie dient in het kader van verslag aan het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van deze richtlijn te onderzoeken in welke mate het doel van deze richtlijn, met name de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit een haven van de lidstaten, niet dient te worden uitgebreid tot het gebied in het achterland van die havens, met name tot de riviervaart, met het oog op een snellere en vlottere doorstroming van het maritiem verkeer naar het binnenland en een duurzame oplossing van de congestie in en rond de zeehavens.

(23)

Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, waaronder met name het vergemakkelijken van het zeevervoer in de gehele Unie op een geharmoniseerde wijze, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(24)

Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie is omzetting van de richtlijn, wanneer dat om geografische redenen zinloos is, niet verplicht. Daarom zijn bepalingen in deze richtlijn niet van belang voor lidstaten die geen havens hebben waarin onder de werkingssfeer van de richtlijn vallende schepen kunnen aanmeren.

(25)

De in deze richtlijn bepaalde maatregelen dragen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-agenda.

(26)

De toegang tot SafeSeaNet en tot andere elektronische systemen moet worden gereguleerd om commerciële en vertrouwelijke gegevens te beschermen, onverminderd de toepasselijke wetgeving inzake de bescherming van commerciële gegevens, en met betrekking tot persoonsgegevens, onverminderd Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13) en onverminderd Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (14). De lidstaten en de instellingen en organen van de Unie moeten bijzondere aandacht schenken aan de nodige bescherming van commerciële en vertrouwelijke gegevens door middel van deugdelijke systemen voor toegangscontrole.

(27)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (15) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, en daarin, voor zover mogelijk, het verband weer te geven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken.

(28)

Ter wille van de duidelijkheid dient Richtlijn 2002/6/EG door deze richtlijn te worden vervangen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn heeft ten doel de administratieve procedures die van toepassing zijn op het zeevervoer te vereenvoudigen en te harmoniseren door de algemene invoering van de elektronische overdracht van gegevens en door rationalisering van de meldingsformaliteiten.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op de meldingsformaliteiten betreffende het zeevervoer voor schepen die aankomen in en vertrekken uit havens van de lidstaten.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op schepen die zijn vrijgesteld van de meldingsformaliteiten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)   „meldingsformaliteiten”: de in de bijlage bedoelde informatie die overeenkomstig het in een lidstaat toepasselijke recht voor administratieve en procedurele doeleinden moet worden verstrekt wanneer een schip in een haven van deze lidstaat aankomt of eruit vertrekt;

b)   „FAL-Verdrag”: het Verdrag van de IMO inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee, vastgesteld op 9 april 1965, als gewijzigd;

c)   „FAL-formulieren”: gestandaardiseerde formulieren, als bepaald in het FAL-Verdrag;

d)   „schip”: zeeschip of -vaartuig;

e)   „SafeSeaNet”: het systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie van de Unie, als omschreven in Richtlijn 2002/59/EG;

f)   „elektronische overdracht van gegevens”: het verzenden van digitaal gecodeerde gegevens, met gebruik van een wijzigbaar gestructureerd formaat dat rechtstreeks gebruikt kan worden voor opslag en verwerking door computers.

Artikel 3

Harmonisatie en coördinatie van de meldingsformaliteiten

1.   Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de meldingsformaliteiten op een geharmoniseerde en gecoördineerde wijze in die lidstaat worden toegepast.

2.   De Commissie ontwikkelt samen met de lidstaten mechanismen voor het harmoniseren en coördineren van meldingsformaliteiten binnen de Unie.

Artikel 4

Aanmelding vóór het aankomen in havens

Onverminderd specifieke bepalingen betreffende aanmelding opgenomen in de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie of die krachtens internationale, voor de lidstaten bindende rechtsinstrumenten betreffende het zeevervoer, inclusief bepalingen over personen- en goederencontrole, van toepassing zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat de kapitein of een door de exploitant van het schip naar behoren gemachtigd persoon, voordat het schip in de haven van een lidstaat aankomt, de in het kader van de meldingsformaliteiten vereiste informatie verstrekt aan de door die lidstaat aangewezen bevoegde instantie:

a)

ten minste 24 uur voor aankomst; of

b)

uiterlijk op het tijdstip waarop het schip de vorige haven verlaat, indien de reisduur minder dan 24 uur bedraagt; of

c)

indien de aanloophaven nog niet bekend is of tijdens de reis wordt gewijzigd, zodra deze informatie bekend is.

Artikel 5

Elektronische verzending van data

1.   De lidstaten aanvaarden zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vanaf 1 juni 2015, dat de meldingsformaliteiten langs elektronische weg via één elektronisch platform worden vervuld.

Dit elektronische platform, waarin SafeSeaNet, e-douane en andere elektronische systemen worden gekoppeld, is de plaats waar overeenkomstig deze richtlijn alle informatie eenmaal wordt gemeld en vervolgens beschikbaar wordt gesteld voor de verschillende bevoegde autoriteiten en de lidstaten.

2.   Onverminderd de in het FAL-Verdrag bedoelde vorm moet de in lid 1 bedoelde vorm voldoen aan artikel 6.

3.   Waar de rechtshandelingen van de Unie meldingsformaliteiten voorschrijft, en voor zover dit nodig is voor de goede werking van het ingevolge lid 1 ingestelde elektronische platform, moeten de in lid 1 bedoelde elektronische systemen interoperabel, toegankelijk en verenigbaar zijn met het overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG ingestelde SafeSeaNet-systeem en, indien van toepassing, met de bij Beschikking nr. 70/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven (16) ingevoerde informaticasystemen.

4.   Onverminderd de specifieke bepalingen inzake douane- en grenscontroles als geregeld in Verordening (EEG) nr. 2913/92 respectievelijk Verordening (EG) nr. 562/2006 raadplegen de lidstaten het bedrijfsleven en stellen zij de Commissie in kennis van de vooruitgang die volgens de in Beschikking nr. 70/2008/EG bepaalde modaliteiten wordt geboekt.

Artikel 6

Uitwisseling van gegevens

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat informatie die wordt ontvangen in het kader van de door een rechtshandeling van de Unie voorgeschreven meldingsformaliteiten in hun nationale SafeSeaNet-systemen wordt opgenomen en zij stellen relevante delen van die informatie ter beschikking van de andere lidstaten via het SafeSeaNet-systeem. Tenzij een lidstaat anders bepaalt, geldt dit niet voor informatie die is ontvangen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2913/92, Verordening (EEG) nr. 2454/93, Verordening (EG) nr. 562/2006 en Verordening (EG) nr. 450/2008.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie, ontvangen overeenkomstig lid 1, desgevraagd toegankelijk is voor de bevoegde nationale instanties.

3.   De onderliggende digitale vorm van de berichten die overeenkomstig lid 1 in de nationale SafeSeaNet-systemen worden opgenomen, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 22 bis van Richtlijn 2002/59/EG.

4.   De lidstaten kunnen passende toegang tot de in lid 1 bedoelde informatie verschaffen middels een nationale éénloketdienst, waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektronisch informatieuitwisselingssysteem, of middels de nationale SafeSeaNet-systemen.

Artikel 7

Informatie in FAL-formulieren

De lidstaten aanvaarden FAL-formulieren voor het voldoen aan de meldingsformaliteiten. De lidstaten kunnen alleen tot 1 juni 2015 aanvaarden dat de bij rechtshandeling van de Unie voorgeschreven informatie op papier wordt aangeleverd.

Artikel 8

Vertrouwelijkheid

1.   De lidstaten nemen overeenkomstig de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie of het nationale recht de nodige maatregelen om de vertrouwelijkheid van de overeenkomstig deze richtlijn uitgewisselde commerciële en andere vertrouwelijke informatie te waarborgen.

2.   De lidstaten dragen er in het bijzonder zorg voor dat commerciële gegevens die uit hoofde van deze Richtlijn worden verzameld worden beschermd. Waar het gaat om persoonsgegevens zien de lidstaten erop toe dat wordt voldaan aan Richtlijn 95/46/EG. De instellingen en organen van de Unie zien erop toe dat wordt voldaan aan Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 9

Vrijstellingen

De lidstaten zien erop toe dat schepen die vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/59/EG en die opereren tussen havens binnen het douanegebied van de Unie, maar niet afkomstig zijn uit, niet aanmeren in of niet terugkeren naar een haven buiten dit gebied, of een vrije zone die onderworpen is aan de controleprocedure type I in de zin van de douanewetgeving, worden vrijgesteld van de verplichting om de FAL-formulieren in te dienen, onverminderd de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie en het recht van de lidstaten om in de FAL-formulieren informatie te verlangen als bedoeld in de punten 1 tot en met 6 van deel B van de bijlage bij deze richtlijn die nodig is voor de bescherming van de binnenlandse orde en veiligheid en voor de handhaving van douane-, belasting-, immigratie-, milieu- en gezondheidswetgeving.

Artikel 10

Wijzigingsprocedure

1.   De Commissie kan gedelegeerde handelingen vatstellen, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met betrekking tot de bijlage bij deze richtlijn, om ervoor te zorgen dat rekening gehouden wordt met alle relevante wijzigingen die door de IMO in de FAL-formulieren worden aangebracht. Zulke wijzigingen mogen niet tot gevolg hebben dat het toepassingsgebied van deze richtlijn wordt uitgebreid.

2.   Op de in dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen zijn de procedures van de artikelen 11, 12 en 13 van toepassing.

Artikel 11

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om de in artikel 10 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor een periode van vijf jaar na 18 november 2010. De Commissie stelt uiterlijk zes maanden voor het einde van de periode van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt automatisch verlengd met dezelfde periode, tenzij het Europees Parlement of de Raad de bevoegdheid intrekt overeenkomstig artikel 12.

2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend onder de voorwaarden van de artikelen 12 en 13.

Artikel 12

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De in artikel 10 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke tijd voordat het definitieve besluit wordt genomen op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3.   Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk of op een in dat besluit bepaalde latere datum in werking. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 13

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1.   Het Europees Parlement of de Raad kunnen tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maken binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving.

Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.

2.   Indien het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van de oorspronkelijke termijn van twee maanden of, in voorkomend geval, de verlengde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

De gedelegeerde handeling kan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en vóór het verstrijken van de oorspronkelijke termijn van twee maanden of, in voorkomend geval, de verlengde termijn in werking treden indien het Europees Parlement en de Raad beide de Commissie hebben doen weten geen bezwaar te zullen maken.

3.   Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

Artikel 14

Omzetting

1.   De lidstaten stellen uiterlijk 19 mei 2012 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen die bepalingen toe met ingang van 19 mei 2012.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 15

Verslag

De Commissie brengt uiterlijk 19 november 2013 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de werking van deze richtlijn, waarin zij ook ingaat op de volgende punten:

a)

mogelijkheid van uitbreiding van de door deze richtlijn ingevoerde vereenvoudigingen tot het binnenvaartvervoer;

b)

de vraag of het River Information System compatibel is met de in deze richtlijn bedoelde elektronische systemen voor doorgifte van gegevens;

c)

de voortgang die is gemaakt met de harmonisatie en coördinatie van de meldingsformaliteiten ingevolge artikel 3;

d)

de haalbaarheid van vermijding of vereenvoudiging van formaliteiten voor schepen die een haven in een derde land of vrije zone hebben aangedaan;

e)

beschikbare gegevens omtrent het scheepsverkeer binnen de Unie en/of naar havens in derde landen of vrije zones.

Voor zover nodig zal het verslag vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 16

Intrekking van Richtlijn 2002/6/EG

Richtlijn 2002/6/EG wordt ingetrokken met ingang van 19 mei 2012. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 17

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 20 oktober 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 131.

(2)  PB C 211 van 4.9.2009, blz. 65.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 12 oktober 2010.

(4)  PB L 67 van 9.3.2002, blz. 31.

(5)  PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81.

(6)  PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10.

(7)  PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6.

(8)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57.

(9)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(10)  PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(11)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

(12)  PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1.

(13)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(14)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(15)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(16)  PB L 23 van 26.1.2008, blz. 21.


BIJLAGE

LIJST VAN DE IN DEZE RICHTLIJN BEDOELDE MELDINGSFORMALITEITEN

A.   Uit rechtshandelingen van de Unie voortvloeiende meldingsformaliteiten

Deze categorie meldingsformaliteiten betreft de informatie die overeenkomstig onderstaande bepalingen wordt verstrekt.

1.

Aanmelding voor schepen die havens van de lidstaten binnenlopen en deze havens verlaten

Artikel 4 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

2.

Grenscontrole op personen

Artikel 7 van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1).

3.

Aanmelding van gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord

Artikel 13 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart.

4.

Aanmelding van afval en residuen

Artikel 6 van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 November 2000 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).

5.

Verschaffing van veiligheidsinlichtingen

Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6).

Totdat er een op internationaal niveau geharmoniseerd formulier komt, wordt het formulier in het aanhangsel bij deze bijlage gebruikt voor de overdracht van de inlichtingen zoals vereist volgens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004. Het formulier kan elektronisch worden verzonden.

6.

Summiere aangifte bij binnenbrengen

Artikel 36 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1) en artikel 87 van Verordening (EG) nr. 450/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek) (PB L 145 van 4.6.2008, blz. 1).

B.   FAL-formulieren en uit internationale juridische instrumenten voortvloeiende formaliteiten

Deze categorie meldingsformaliteiten betreft de informatie die overeenkomstig het FAL-Verdrag en andere desbetreffende internationale juridische instrumenten wordt verstrekt.

1.

FAL-formulier 1: Algemene melding

2.

FAL-formulier 2: Melding van de lading

3.

FAL-formulier 3: Melding van de scheepsvoorraden

4.

FAL-formulier 4: Melding van de bezittingen en goederen van de bemanningsleden

5.

FAL-formulier 5: Bemanningslijst

6.

FAL-formulier 6: Passagierslijst

7.

FAL-formulier 7: Gevaarlijke goederen

8.

Maritieme gezondheidsverklaring

C.   Desbetreffende nationale wetgeving

De lidstaten kunnen in deze categorie de overeenkomstig het nationale recht te verstrekken informatie opnemen. Deze informatie moet langs elektronische weg worden verzonden.

Aanhangsel

FORMULIER BEVEILIGINGSINFORMATIE VOOR SCHEPEN VÓÓR AANKOMST VOOR ALLE SCHEPEN VOORAFGAAND AAN DE AANKOMST IN EEN HAVEN VAN EEN EU-LIDSTAAT

(Voorschrift 9 van hoofdstuk XI-2 van het Internationaal Verdrag voor de Beveiliging van Mensenlevens op Zee van 1974 (SOLAS) en Artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 725/2004)

Inlichtingen over het schip en contactgegevens

IMO-nummer

 

Naam van het schip

 

Haven van registratie

 

Vlaggenstaat

 

Scheepstype

 

Roepnaam

 

Brutotonnage

 

Inmarsat-oproepnummers (indien beschikbaar)

 

Naam en identificatie-nummer van de maatschappij

 

Naam en 24-uurscontactgegevens van de BBF

 

Aankomsthaven

 

Aankomsthavenfaciliteit (indien gekend)

 

Haven- en havenfaciliteitsinformatie

Verwachte datum en tijd van aankomst van het schip in de haven (ETA)

 

Voornaamste doel van de aanloop

 

Volgens SOLAS-voorschrift 9.2.1 van hoofdstuk XI-2 vereiste informatie

Heeft het schip een geldig internationaal scheepsbeveiligings certificaat (ISSC)?

JA

ISSC

NEE — waarom niet?

Afgegeven door (naam, instantie of EBB)

Vervaldatum (dd/mm/jjjj)

Heeft het schip een goedgekeurd scheepsbeveiligingsplan aan boord?

JA

NEE

Huidig beveiligings niveau van het schip

Beveiliging Niveau 1

Beveiliging Niveau 2

Beveiliging Niveau 3

Locatie van het schip op het tijdstip waarop het verslag wordt opgemaakt

 

Vermeld de laatste tien aanlopen in havenfaciliteiten in chronologische volgorde (meest recente aanloop eerst):

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Haven

Land

UN/LOCODE

(indien voorhanden)

Haven faciliteit

Beveiligingsniveau

1

 

 

 

 

 

 

BN =

2

 

 

 

 

 

 

BN =

3

 

 

 

 

 

 

BN =

4

 

 

 

 

 

 

BN =

5

 

 

 

 

 

 

BN =

6

 

 

 

 

 

 

BN =

7

 

 

 

 

 

 

BN =

8

 

 

 

 

 

 

BN =

9

 

 

 

 

 

 

BN =

10

 

 

 

 

 

 

BN =

Zijn er voor het schip speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen genomen, behalve die van het goedgekeurde scheepsbeveiligingsplan?

Zo JA, vermeld hieronder de speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen voor het schip.

JA

NEE

Nr.

(zoals hierboven)

Speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen voor het schip

1

 

2

 

3

 

4

 

5

 

6

 

7

 

8

 

9

 

10

 

Vermeld de schip-tot-schipactiviteiten, in chronologische volgorde (meest recente eerst), die tijdens de laatste tien aanlopen in de bovenvermelde havenfaciliteiten werden uitgevoerd. Breid de tabel hieronder zo nodig uit of ga verder op een afzonderlijke pagina — vermeld het totale aantal schip-tot-schipactiviteiten:

Werden de in het goedgekeurde beveiligingsplan bepaalde beveiligingsprocedures gehandhaafd tijdens elk van deze schip-tot-schipactiviteiten?

Zo NEE, verstrek in de laatste kolom details van de toegepaste beveiligingsmaatregelen.

JA

NEE

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Locatie of lengte- en breedtegraad

Schip-tot-schipactiviteit

Ter plaatse toegepaste beveiligingsmaatregelen

1

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

6

 

 

 

 

 

7

 

 

 

 

 

8

 

 

 

 

 

9

 

 

 

 

 

10

 

 

 

 

 

Algemene omschrijving van de lading aan boord van het schip

 

Bevat het schip gevaarlijke substanties die behoren tot de klassen 1, 2.1, 2.3, 3, 4.1, 5.1, 6.1, 6.2, 7 of 8 van de IMDG-code?

JA

NEE

Zo JA, bevestig dat het Dangerous Goods Manifest (of het relevante uittreksel) als bijlage is toegevoegd

Bevestig dat een exemplaar van de bemanningslijst van het schip als bijlage is toegevoegd

JA

Bevestig dat een exemplaar van de passagierslijst van het schip als bijlage is toegevoegd

JA

Andere veiligheidsinformatie

Wenst u enige andere beveiligingskwesties te melden?

JA

Verstrek details:

NEE

Agent van het schip in de vooropgestelde aankomsthaven

Naam:

Contactgegevens (telefoonnr.):

Identificatie van de persoon die de informatie verstrekt

Titel of functie (schrappen wat niet past):

Kapitein/SBF/BBF/agent van het schip (als bovenvermeld)

Naam:

Handtekening:

Datum/tijdstip/plaats waar het verslag werd opgemaakt