30.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/1


RICHTLIJN 2010/35/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 juni 2010

betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 91,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 1999/36/EG van de Raad van 29 april 1999 betreffende vervoerbare drukapparatuur (3) werd vastgesteld als een eerste stap naar veiliger vervoer van vervoerbare drukapparatuur, zonder afbreuk te doen aan het vrije verkeer van vervoerbare drukapparatuur in een interne vervoersmarkt.

(2)

In het licht van de ontwikkelingen op het gebied van vervoersveiligheid, moeten bepaalde technische bepalingen van Richtlijn 1999/36/EG worden aangepast.

(3)

Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (4) breidde de toepassing van de bepalingen van bepaalde internationale overeenkomsten uit tot nationaal verkeer om de voorwaarden te harmoniseren waaronder gevaarlijke goederen worden vervoerd over de weg, per spoor en over binnenwateren binnen de Unie.

(4)

Daarom is het noodzakelijk de bepalingen van Richtlijn 1999/36/EG dienovereenkomstig aan te passen om tegenstrijdigheden te vermijden, in het bijzonder met betrekking tot de conformiteitseisen, conformiteitsbeoordeling en conformiteitsbeoordelingsprocedures voor vervoerbare drukapparatuur.

(5)

Om de veiligheid te verhogen van vervoerbare drukapparatuur die werd goedgekeurd voor het vervoer van gevaarlijke goederen over land, en om vrij verkeer te verzekeren, alsook het in de handel brengen, op de markt aanbieden en het gebruik van dergelijke vervoerbare drukapparatuur in de Unie, moeten gedetailleerde voorschriften worden vastgelegd met betrekking tot de verplichtingen van de verschillende operatoren en de eisen waaraan de betreffende apparatuur moet voldoen.

(6)

Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten (5) vormt een algemeen, horizontaal kader voor toekomstige wetgeving tot harmonisering van de voorwaarden voor het verhandelen van producten. Dit kader zou, waar mogelijk, moeten worden toegepast op de sector van vervoerbare drukapparatuur overeenkomstig de doelstelling om de voorschriften over het vrije verkeer van producten te harmoniseren.

(7)

Om het vervoer tussen lidstaten en derde landen niet te hinderen, verdient het aanbeveling deze richtlijn niet toe te passen op vervoerbare drukapparatuur die uitsluitend wordt gebruikt voor vervoer van gevaarlijke goederen tussen het grondgebied van de Unie en dat van derde landen.

(8)

De verplichtingen van de verschillende marktdeelnemers, zoals de eigenaars en de operatoren van vervoerbare drukapparatuur, moeten duidelijk worden omschreven in het belang van de vervoersveiligheid en het vrije verkeer van vervoerbare drukapparatuur.

(9)

Marktdeelnemers moeten er met betrekking tot de respectieve rol die ze vervullen in de toeleveringsketen voor verantwoordelijk zijn dat de vervoerbare drukapparatuur in overeenstemming is met de veiligheidsvoorschriften en de voorschriften inzake markttoegang.

(10)

Er moet worden aangetoond dat nieuwe vervoerbare drukapparatuur in overeenstemming is met de technische eisen vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en dit moet worden aangetoond aan de hand van een conformiteitsbeoordeling als bewijs dat de vervoerbare drukapparatuur veilig is.

(11)

Periodieke keuringen, tussentijdse keuringen en bijzondere keuringen van vervoerbare drukapparatuur moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in overeenstemming met deze richtlijn om te kunnen verzekeren dat de apparatuur steeds in overeenstemming is met de veiligheidseisen in deze richtlijn en bijlagen.

(12)

Vervoerbare drukapparatuur moet een markering dragen waaruit blijkt dat de apparatuur in overeenstemming is met Richtlijn 2008/68/EG en met de onderhavige richtlijn om vrij verkeer en vrij gebruik te verzekeren.

(13)

Deze richtlijn dient niet van toepassing te zijn op vervoerbare drukapparatuur die in de handel werd gebracht voor de betreffende datum van tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/36/EG en waarvoor geen hernieuwde conformiteitsbeoordeling werd uitgevoerd.

(14)

Bestaande vervoerbare drukapparatuur die niet eerder werd beoordeeld op overeenstemming met Richtlijn 1999/36/EG, dient, om voor vrij verkeer en vrij gebruik in aanmerking te kunnen komen, aan een hernieuwde conformiteitsbeoordeling te worden onderworpen.

(15)

Het is noodzakelijk eisen vast te leggen voor instanties die verantwoordelijk zijn voor de beoordeling en aanmelding van en het toezicht op aangemelde instanties, teneinde een samenhangend kwaliteitsniveau van de prestaties van aangemelde instanties te verzekeren.

(16)

Voor de conformiteitsbeoordelingsprocedures waarvan sprake is in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn is de tussenkomst van keuringsinstanties nodig die gedetailleerde operationele eisen vastleggen om tot een uniform prestatieniveau in de hele Unie te komen. De lidstaten moeten deze keuringsinstanties bij de Commissie aanmelden.

(17)

De aanmeldende autoriteit dient verantwoordelijk te blijven voor het toezicht op de aangemelde instantie, ongeacht waar de aangemelde instantie haar activiteiten uitvoert, zodat het steeds duidelijk is wie verantwoordelijk is voor het toezicht.

(18)

Het is noodzakelijk gemeenschappelijke regels vast te stellen voor wederzijdse erkenning van aangemelde instanties die overeenstemming waarborgen met Richtlijn 2008/68/EG en de onderhavige richtlijn. Dankzij deze gemeenschappelijke regels zullen geen onnodige kosten en administratieve procedures meer nodig zijn voor de goedkeuring van de apparatuur en zal het verhandelen niet meer worden belemmerd door technische obstakels.

(19)

Lidstaten moeten maatregelen kunnen nemen om het in de handel brengen of het gebruik van apparatuur die een veiligheidsrisico inhoudt onder bepaalde omstandigheden te beperken of te verbieden, ook wanneer deze apparatuur in overeenstemming is met Richtlijn 2008/68/EG en met deze richtlijn.

(20)

De Commissie dient specifieke richtsnoeren op te stellen om de praktische uitvoering van de technische voorschriften van deze richtlijn te vergemakkelijken, en moet daarbij rekening houden met de resultaten van de uitwisseling van ervaringen zoals bedoeld in de artikelen 28 en 29.

(21)

De Commissie dient de bevoegdheid te krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van bepaalde aanpassingen van de bijlagen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie gedurende haar voorbereidende werkzaamheden adequaat overleg voert, onder meer op deskundigenniveau.

(22)

Richtlijn 76/767/EEG van de Raad van 27 juli 1976 over de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake gemeenschappelijke bepalingen betreffende toestellen onder druk en keuringsmethoden voor deze toestellen (6), Richtlijn 84/525/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake naadloze stalen gasflessen (7), Richtlijn 84/526/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake naadloze flessen van ongelegeerd aluminium en van een aluminiumlegering (8), Richtlijn 84/527/EEG van de Raad van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake gelaste gasflessen van ongelegeerd staal (9) en Richtlijn 1999/36/EG zijn verouderd en moeten daarom worden ingetrokken.

(23)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven (10) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Unie hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn omvat gedetailleerde voorschriften over vervoerbare drukapparatuur om de veiligheid te verhogen en vrij verkeer van dergelijke apparatuur in de Unie te verzekeren.

2.   Deze richtlijn is van toepassing op:

a)

nieuwe vervoerbare drukapparatuur zoals omschreven in artikel 2, lid 1, die niet voorzien is van de conformiteitsmarkeringen zoals bepaald in Richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG of 1999/36/EG, zodat de apparatuur op de markt kan worden aangeboden;

b)

vervoerbare drukapparatuur zoals bepaald in artikel 2, lid 1, die voorzien is van de conformiteitsmarkeringen zoals bepaald in deze richtlijn of in Richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG of 1999/36/EG, ten behoeve van periodieke keuringen, tussentijdse keuringen, bijzondere keuringen en gebruik daarvan;

c)

vervoerbare drukapparatuur zoals omschreven in artikel 2, lid 1, die niet voorzien is van de conformiteitsmarkeringen zoals bepaald in Richtlijn 1999/36/EG, voor een hernieuwde conformiteitsbeoordeling.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op vervoerbare drukapparatuur die in de handel werd gebracht voor de datum van tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/36/EG en waarvoor geen hernieuwde conformiteitsbeoordeling werd uitgevoerd.

4.   Deze richtlijn is niet van toepassing op vervoerbare drukapparatuur die uitsluitend wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke goederen tussen lidstaten en derde landen overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2008/68/EG.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.

„vervoerbare drukapparatuur”:

a)

alle drukrecipiënten, kranen en, in voorkomend geval, ander toebehoren, zoals bedoeld in hoofdstuk 6.2 van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

b)

tanks, batterijvoertuigen en -wagons, MEGC’s (multiple-element gas containers), hun kranen en, in voorkomend geval, ander toebehoren, zoals bedoeld in hoofdstuk 6.8 van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG,

indien de apparatuur onder a) of b) wordt gebruikt overeenkomstig deze bijlagen voor het vervoer van gassen van klasse 2, uitgezonderd gassen of artikelen met cijfers 6 en 7 in de classificatiecode, en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen van andere klassen die worden vermeld in bijlage I bij deze richtlijn.

Onder vervoerbare drukapparatuur wordt ook verstaan: gaspatronen (VN-nummer 2037), uitgezonderd aerosolen (VN-nummer 1950), open cryogene recipiënten, gasflessen voor ademhalingstoestellen, brandblusapparaten (VN-nummer 1044), vervoerbare drukapparatuur die is vrijgesteld overeenkomstig punt 1.1.3.2 van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en vervoerbare drukapparatuur die is vrijgesteld van de voorschriften over de constructie en het testen van verpakkingen volgens speciale bepalingen in punt 3.3 van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

2.

„bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG”: bijlage I, deel I.1, bijlage II, deel II.1 en bijlage III, deel III.1, bij Richtlijn 2008/68/EG;

3.

„in de handel brengen”: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van vervoerbare drukapparatuur;

4.

„op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit of een openbare dienst, al dan niet tegen betaling, verstrekken van vervoerbare drukapparatuur met het oog op distributie of gebruik op de uniale markt;

5.

„gebruik”: vullen, tijdelijk opslaan voor vervoer, legen en hervullen van vervoerbare drukapparatuur;

6.

„uit de handel nemen”: maatregel waarmee wordt beoogd te voorkomen dat vervoerbare drukapparatuur op de markt wordt aangeboden of gebruikt;

7.

„terugroepen”: maatregel waarmee wordt beoogd vervoerbare drukapparatuur die al aan de eindgebruiker ter beschikking is gesteld, te doen terugkeren;

8.

„fabrikant”: een natuurlijk of rechtspersoon die vervoerbare drukapparatuur, of onderdelen daarvan, vervaardigt of laat ontwerpen of vervaardigen, en het onder zijn naam of handelsmerk verhandelt;

9.

„gemachtigde”: een in de Unie gevestigde natuurlijk of rechtspersoon die schriftelijk door de fabrikant is gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen;

10.

„importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijk of rechtspersoon die vervoerbare drukapparatuur, of onderdelen daarvan, uit een derde land in de Unie in de handel brengt;

11.

„distributeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijk of rechtspersoon, met uitzondering van de fabrikant of de importeur, die vervoerbare drukapparatuur, of onderdelen daarvan, op de markt aanbiedt;

12.

„eigenaar”: een in de Unie gevestigde natuurlijk of rechtspersoon die vervoerbare drukapparatuur in zijn bezit heeft;

13.

„operator”: een in de Unie gevestigde natuurlijk of rechtspersoon die vervoerbare drukapparatuur gebruikt;

14.

„marktdeelnemer”: de fabrikant, de gemachtigde, de importeur, de distributeur, de eigenaar of de operator die, al dan niet tegen betaling, aan een handelsactiviteit of een openbare dienst deelneemt;

15.

„conformiteitsbeoordeling”: de beoordeling en de procedure voor de beoordeling van conformiteit zoals bepaald in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

16.

„pi-markering”: markering die aangeeft dat de vervoerbare drukapparatuur conform de toepasselijke conformiteitsbeoordelingseisen in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn is;

17.

„hernieuwde conformiteitsbeoordeling”: de procedure, gevoerd op verzoek van de eigenaar of operator, die ertoe strekt om a posteriori te beoordelen of vervoerbare drukapparatuur die voor de datum van tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/36/EG werd vervaardigd en in de handel werd gebracht, conform is;

18.

„periodieke keuring”: de periodieke keuring en de procedures inzake periodieke keuringen zoals bepaald in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

19.

„tussentijdse keuring”: de tussentijdse keuring en de procedures die gelden voor tussentijdse keuringen als vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

20.

„bijzondere keuring”: de bijzondere keuring en de procedures inzake bijzondere keuring zoals bepaald in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

21.

„nationale accreditatie-instantie”: de enige instantie in een lidstaat die door die staat gemachtigd is accreditaties te verlenen;

22.

„accreditatie”: een formele verklaring van een nationale accreditatie-instantie dat een aangemelde instantie voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de tweede alinea van punt 1.8.6.8 van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG;

23.

„aanmeldende autoriteit”: de door een lidstaat overeenkomstig artikel 17 aangewezen autoriteit;

24.

„aangemelde instantie”: een keuringsinstantie die voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en de voorwaarden in de artikelen 20 en 26 van deze richtlijn en die is aangemeld overeenkomstig artikel 22 bij deze richtlijn;

25.

„aanmelding”: het toekennen van de status van aangemelde instantie aan een keuringsinstantie, waaronder het meedelen van deze informatie aan de Commissie en aan de lidstaten;

26.

„markttoezicht”: activiteiten en maatregelen van overheidsinstanties om ervoor te zorgen dat vervoerbare drukapparatuur tijdens haar levenscyclus voldoet aan de eisen die zijn vastgesteld in Richtlijn 2008/68/EG en deze richtlijn, en geen gevaar oplevert voor gezondheid en veiligheid of andere aspecten van de bescherming van het openbaar belang.

Artikel 3

Plaatselijke eisen

De lidstaten mogen op hun grondgebied plaatselijke eisen vaststellen voor het opslaan op middellange- of lange termijn of het gebruik van vervoerbare drukapparatuur. De lidstaten mogen echter geen aanvullende eisen vaststellen voor de vervoerbare drukapparatuur zelf.

HOOFDSTUK 2

VERPLICHTINGEN VAN MARKTDEELNEMERS

Artikel 4

Verplichtingen van fabrikanten

1.   Wanneer zij hun vervoerbare drukapparatuur in de handel brengen, waarborgen fabrikanten dat de apparatuur werd ontworpen, vervaardigd en gedocumenteerd overeenkomstig de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn.

2.   Wanneer aan de hand van de in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn vastgestelde conformiteitsbeoordelingsprocedures is aangetoond dat de vervoerbare drukapparatuur aan de toepasselijke eisen voldoet, brengen fabrikanten de pi-markering aan overeenkomstig artikel 15 van deze richtlijn.

3.   Fabrikanten bewaren de technische documentatie die vermeld staat in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG. Deze documentatie wordt voor de hierna gespecificeerde termijn bewaard.

4.   Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte vervoerbare drukapparatuur niet conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG of deze richtlijn is, nemen onmiddellijk de corrigerende maatregelen die nodig zijn om de vervoerbare drukapparatuur in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen fabrikanten, indien de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de vervoerbare drukapparatuur op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

5.   Fabrikanten documenteren alle gevallen van non-conformiteit en alle corrigerende maatregelen.

6.   Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking met betrekking tot alle maatregelen die zijn genomen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte vervoerbare drukapparatuur.

7.   Fabrikanten verstrekken operatoren enkel informatie die voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en van deze richtlijn.

Artikel 5

Gemachtigden

1.   Een fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen.

De verplichtingen uit hoofde van artikel 4, leden 1 en 2, en de opstelling van technische documentatie maken geen deel uit van het mandaat van de gemachtigde.

2.   Een gemachtigde voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Het mandaat laat de gemachtigde toe ten minste de volgende taken te verrichten:

a)

de technische documentatie ten minste gedurende de in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG voor fabrikanten aangegeven periode ter beschikking houden van de nationale toezichtautoriteiten;

b)

een bevoegde nationale autoriteit op grond van diens met redenen omkleed verzoek alle benodigde informatie en documentatie verstrekken om de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen;

c)

op verzoek van de bevoegde nationale autoriteiten medewerking verlenen aan eventueel genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van vervoerbare drukapparatuur die onder het mandaat vallen.

3.   De persoonsgegevens en het adres van de gemachtigde worden op het conformiteitscertificaat vermeld overeenkomstig de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG.

4.   Gemachtigden geven enkel informatie aan operatoren die voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn.

Artikel 6

Verplichtingen van importeurs

1.   Importeurs brengen enkel vervoerbare drukapparatuur die conform is met de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en met deze richtlijn, in de Unie in de handel.

2.   Alvorens vervoerbare drukapparatuur in de handel te brengen, zien importeurs erop toe dat de fabrikant de juiste conformiteitsbeoordelingsprocedure heeft uitgevoerd. Zij zorgen ervoor dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld en dat de vervoerbare drukapparatuur voorzien is van de pi-markering en vergezeld gaat van het conformiteitscertificaat overeenkomstig de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG.

Wanneer een importeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat de vervoerbare drukapparatuur niet conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG of deze richtlijn is, mag hij de vervoerbare drukapparatuur niet in de handel brengen alvorens de apparatuur in overeenstemming is gebracht. Wanneer de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, brengt de importeur de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten hiervan bovendien op de hoogte.

3.   Importeurs vermelden hun naam en contactadres op, of als bijlage bij, het conformiteitscertificaat overeenkomstig de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG.

4.   Importeurs zorgen, gedurende de periode dat zij voor de vervoerbare drukapparatuur verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur met de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG niet in het gedrang komt.

5.   Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen in de handel gebrachte vervoerbare drukapparatuur niet conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG of deze richtlijn is, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om de vervoerbare drukapparatuur conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen importeurs, indien de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, de fabrikant en de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de vervoerbare drukapparatuur op de markt hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

Importeurs documenteren alle gevallen van non-conformiteit en alle corrigerende maatregelen.

6.   Importeurs houden, ten minste gedurende de in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG voor fabrikanten aangegeven periode, een kopie van de technische documentatie ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en zorgen ervoor dat de technische documentatie op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

7.   Importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen in de handel gebrachte vervoerbare drukapparatuur.

8.   Importeurs verstrekken operatoren enkel informatie die voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn.

Artikel 7

Verplichtingen van distributeurs

1.   Distributeurs bieden enkel vervoerbare drukapparatuur op de uniale markt aan die conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en deze richtlijn is. Alvorens vervoerbare drukapparatuur op de markt aan te bieden, controleren distributeurs of de vervoerbare drukapparatuur voorzien is van de pi-markering en vergezeld gaat van het conformiteitscertificaat en het contactadres waarnaar in artikel 6, lid 3, van deze richtlijn wordt verwezen.

Wanneer een distributeur van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat de vervoerbare drukapparatuur niet conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG of deze richtlijn is, mag hij de vervoerbare drukapparatuur niet op de markt aanbieden alvorens de apparatuur in overeenstemming is gebracht. Wanneer de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, brengt de distributeur de fabrikant of de importeur, alsook de markttoezichtautoriteiten, hiervan bovendien op de hoogte.

2.   Distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor de vervoerbare drukapparatuur verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur met de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG niet in het gedrang komt.

3.   Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat door hen op de markt aangeboden vervoerbare drukapparatuur niet conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG of deze richtlijn is, moeten ervoor zorgen dat de nodige corrigerende maatregelen worden genomen om de vervoerbare drukapparatuur in overeenstemming te brengen of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen. Bovendien brengen distributeurs, indien de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, de fabrikant, indien nodig de importeur, en de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar zij de vervoerbare drukapparatuur op de markt hebben aangeboden, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

Distributeurs documenteren alle gevallen van non-conformiteit en alle corrigerende maatregelen.

4.   Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van de bevoegde nationale autoriteit aan deze autoriteit alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur aan te tonen, in een taal die deze autoriteit gemakkelijk kan begrijpen. Op verzoek van deze autoriteit verlenen zij medewerking aan alle genomen maatregelen ter uitschakeling van de risico’s van de door hen op de markt aangeboden vervoerbare drukapparatuur.

5.   Distributeurs geven enkel informatie aan operatoren die voldoet aan de eisen die zijn vermeld inde bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn.

Artikel 8

Verplichtingen van eigenaars

1.   Wanneer een eigenaar van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat de vervoerbare drukapparatuur niet conform de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG, inclusief de eisen voor periodieke keuring, of deze richtlijn is, mag hij de vervoerbare drukapparatuur niet ter beschikking stellen of gebruiken alvorens de apparatuur in overeenstemming is gebracht. Wanneer de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, brengt de eigenaar de fabrikant of de importeur of de distributeur, alsook de markttoezichtautoriteiten, hiervan bovendien op de hoogte.

Eigenaars documenteren alle gevallen van non-conformiteit en alle corrigerende maatregelen.

2.   Eigenaars zorgen, gedurende de periode dat zij voor de vervoerbare drukapparatuur verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur met de eisen in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG niet in het gedrang komt.

3.   Eigenaars verstrekken operatoren enkel informatie die voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn.

4.   Dit artikel is niet van toepassing op particulieren die vervoerbare drukapparatuur voor persoonlijke of huishoudelijke doeleinden of voor hun vrijetijds- of sportactiviteiten willen gebruiken of reeds gebruiken.

Artikel 9

Verplichtingen van operatoren

1.   Operatoren gebruiken enkel vervoerbare drukapparatuur die conform de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn is.

2.   Wanneer de vervoerbare drukapparatuur een risico inhoudt, brengt de operator de eigenaar, alsook de markttoezichtautoriteiten, hiervan op de hoogte.

Artikel 10

Gevallen waarin de verplichtingen van fabrikanten van toepassing zijn op importeurs en distributeurs

Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze richtlijn als een fabrikant beschouwd en hij moet aan de in artikel 4 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer hij vervoerbare drukapparatuur onder zijn eigen naam of merknaam in de handel brengt of reeds in de handel gebrachte vervoerbare drukapparatuur zodanig wijzigt dat de conformiteit met de toepasselijke eisen in het gedrang kan komen.

Artikel 11

Identificatie van marktdeelnemers

Op verzoek van de markttoezichtautoriteiten delen marktdeelnemers hen gedurende een periode van ten minste tien jaar mee:

a)

welke marktdeelnemer vervoerbare drukapparatuur aan hen heeft geleverd;

b)

aan welke marktdeelnemer zij vervoerbare drukapparatuur hebben geleverd.

HOOFDSTUK 3

CONFORMITEIT VAN DE VERVOERBARE DRUKAPPARATUUR

Artikel 12

Conformiteit van vervoerbare drukapparatuur en de beoordeling ervan

1.   De vervoerbare drukapparatuur waarnaar in artikel 1, lid 2, onder a), wordt verwezen, voldoet aan de eisen van de conformiteitsbeoordeling, de periodieke keuring, de tussentijdse keuring en de bijzondere keuringen overeenkomstig de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en de hoofdstukken 3 en 4 van deze richtlijn.

2.   De vervoerbare drukapparatuur waarnaar in artikel 1, lid 2, onder b), wordt verwezen, voldoet aan de specificaties van de documentatie op basis waarvan de apparatuur werd vervaardigd. De apparatuur is het voorwerp van periodieke keuringen, tussentijdse keuringen en bijzondere keuringen overeenkomstig de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en de eisen van de hoofdstukken 3 en 4 van deze richtlijn.

3.   Conformiteitsbeoordelingscertificaten, certificaten van hernieuwde conformiteitsbeoordelingen en verslagen van periodieke keuringen, tussentijdse keuringen en bijzondere keuringen die door een aangemelde instantie worden afgegeven, zijn geldig in alle lidstaten.

Voor afneembare onderdelen van navulbare vervoerbare drukapparatuur kan een afzonderlijke conformiteitsbeoordeling worden uitgevoerd.

Artikel 13

Hernieuwde conformiteitsbeoordeling

De hernieuwde conformiteitsbeoordeling van vervoerbare drukapparatuur waarnaar in artikel 1, lid 2, onder c), wordt verwezen en die voor de datum van tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/36/EG werd vervaardigd en in bedrijf werd gesteld, wordt uitgevoerd overeenkomstig de hernieuwde conformiteitsbeoordelingsprocedure die is vermeld in bijlage III bij deze richtlijn.

De pi-markering wordt overeenkomstig bijlage III bij deze richtlijn aangebracht.

Artikel 14

Algemene beginselen van de pi-markering

1.   De pi-markering wordt uitsluitend aangebracht door de fabrikant of, in het geval van een hernieuwde conformiteitsbeoordeling, zoals vermeld in bijlage III. Voor gasflessen die voorheen in overeenstemming waren met Richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG of 84/527/EEG wordt de pi-markering aangebracht door, of onder toezicht van, de aangemelde instantie.

2.   De pi-markering wordt enkel op vervoerbare drukapparatuur aangebracht die:

a)

voldoet aan de conformiteitsbeoordelingseisen in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn, of

b)

voldoet aan de hernieuwde beoordeling van conformiteitseisen waarnaar in artikel 13 wordt verwezen.

De pi-markering wordt op geen enkele andere vervoerbare drukapparatuur aangebracht.

3.   Door de pi-markering aan te brengen of te laten aanbrengen, geeft de fabrikant aan dat hij er de verantwoordelijkheid voor neemt dat de vervoerbare drukapparatuur conform alle toepasselijke eisen is die zijn vastgelegd in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn.

4.   In het kader van deze richtlijn is de pi-markering het enige merkteken dat bevestigt dat de vervoerbare drukapparatuur conform de toepasselijke eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn, is.

5.   Op vervoerbare drukapparatuur mogen geen merktekens, tekens of opschriften worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de vorm van de pi-markering. Op de vervoerbare drukapparatuur mogen wel andere merktekens worden aangebracht, mits dit niet ten koste gaat van de zichtbaarheid, de leesbaarheid en de betekenis van de pi-markering.

6.   Afneembare onderdelen van navulbare vervoerbare drukapparatuur die rechtstreeks voor de veiligheid dienen, krijgen de pi-markering.

7.   Lidstaten zorgen voor een juiste toepassing van de voorschriften voor de pi-markering en nemen passende maatregelen tegen oneigenlijk gebruik van het merkteken. De lidstaten voorzien ook in sancties voor inbreuken, waaronder mogelijk strafrechtelijke sancties voor ernstige inbreuken. Deze sancties moeten evenredig zijn aan de ernst van de overtreding en voldoende afschrikkend zijn om oneigenlijk gebruik tegen te gaan.

Artikel 15

Voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de pi-markering

1.   De pi-markering omvat het volgende symbool in de volgende vorm:

Image

2.   De pi-markering moet minstens 5 mm hoog zijn en minstens 2,5 mm hoog voor vervoerbare drukapparatuur met een diameter van maximaal 140 mm.

3.   De verhoudingen van de gegradueerde afbeelding in lid 1 moeten in acht worden genomen. Het rooster behoort niet tot de markering.

4.   De pi-markering wordt zichtbaar, leesbaar en permanent aangebracht op de vervoerbare drukapparatuur of op het gegevensplaatje, alsook op de afneembare onderdelen van navulbare vervoerbare drukapparatuur die rechtstreeks voor de veiligheid dienen.

5.   De pi-markering wordt aangebracht voordat de nieuwe vervoerbare drukapparatuur of afneembare onderdelen van de navulbare vervoerbare drukapparatuur die rechtstreeks voor de veiligheid dienen, in de handel worden gebracht.

6.   De pi-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die betrokken is bij de eerste keuringen en proeven.

Het identificatienummer van de aangemelde instantie wordt aangebracht door die instantie zelf, dan wel overeenkomstig haar instructies door de fabrikant.

7.   De markering van de datum van de periodieke keuring of, waar van toepassing, de tussentijdse keuring gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor de periodieke keuring.

8.   Voor gasflessen die voorheen in overeenstemming waren met Richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG of 84/527/EEG en geen pi-markering dragen, wordt, bij de eerste periodieke keuring die overeenkomstig deze richtlijn wordt uitgevoerd, het identificatienummer van de verantwoordelijke aangemelde instantie voorafgegaan door de pi-markering.

Artikel 16

Vrij verkeer van vervoerbare drukapparatuur

Onverminderd de vrijwaringsprocedures in de artikelen 30 en 31 van deze richtlijn en het kader voor markttoezicht in Verordening (EG) nr. 765/2008 (11), mogen de lidstaten het vrije verkeer, het op de markt aanbieden en het gebruik op hun grondgebied van vervoerbare drukapparatuur die voldoet aan deze richtlijn, niet verbieden, beperken of belemmeren.

HOOFDSTUK 4

AANMELDENDE AUTORITEITEN EN AANGEMELDE INSTANTIES

Artikel 17

Aanmeldende autoriteiten

1.   De lidstaten wijzen een aanmeldende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de instelling en uitvoering van de nodige procedures voor de beoordeling, aanmelding en het toezicht a posteriori op de aangemelde instanties.

2.   De lidstaten kunnen de beoordeling en het toezicht als bedoeld in lid 1 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 laten uitvoeren door een nationale accreditatie-instantie, zoals gedefinieerd in die verordening.

3.   Wanneer de aanmeldende autoriteit het toezicht als bedoeld in lid 1 delegeert of op andere wijze toevertrouwt aan een instantie die geen overheidsinstantie is, is deze instantie een rechtspersoon en voldoet zij mutatis mutandis aan de eisen van artikel 18, leden 1 tot en met 6. Bovendien moet deze instantie maatregelen treffen om de uit haar activiteiten voortvloeiende aansprakelijkheid te dekken.

4.   De aanmeldende autoriteit is volledig aansprakelijk voor de taken die de in lid 3 vermelde instantie verricht.

Artikel 18

Eisen voor aanmeldende autoriteiten

1.   De aanmeldende autoriteit is zodanig opgericht dat zich geen belangenconflicten met aangemelde instanties voordoen.

2.   De aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd en functioneert zodanig dat de objectiviteit en onpartijdigheid van haar activiteiten gewaarborgd zijn.

3.   De aanmeldende autoriteit is zodanig georganiseerd dat elk besluit in verband met de aanmelding van de aangemelde instanties wordt genomen door bekwame personen die niet de beoordeling hebben verricht.

4.   De aanmeldende autoriteit verricht geen activiteiten, noch adviesdiensten die worden uitgevoerd door aangemelde instanties, op commerciële basis of in concurrentie.

5.   De aanmeldende autoriteit waarborgt dat de verkregen informatie vertrouwelijk wordt behandeld.

6.   De aanmeldende autoriteit beschikt over een voldoende aantal bekwame personeelsleden om haar taken naar behoren uit te voeren.

Artikel 19

Informatieverplichting van aanmeldende autoriteiten

De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van hun nationale procedures voor de beoordeling en aanmelding van en het toezicht op aangemelde instanties, en van alle wijzigingen in deze informatie.

De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Artikel 20

Eisen in verband met aangemelde instanties

1.   Om te kunnen worden aangemeld, moet een aangemelde instantie aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn voldoen.

2.   Een bevoegde autoriteit, zoals gedefinieerd in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG, mag fungeren als een aangemelde instantie indien zij voldoet aan de eisen in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn en indien zij niet ook fungeert als een aanmeldende autoriteit.

3.   De aangemelde instantie wordt naar nationaal recht opgericht en heeft rechtspersoonlijkheid.

4.   De aangemelde instantie neemt deel aan, of zorgt ervoor dat haar beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van artikel 29, en hanteert de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.

Artikel 21

Aanvraag tot aanmelding

1.   Een keuringsinstantie dient een aanvraag tot aanmelding in bij de aanmeldende autoriteit van de lidstaat waar zij gevestigd is.

2.   De aanvraag gaat vergezeld van een beschrijving van:

a)

de activiteiten met betrekking tot conformiteitsbeoordeling, periodieke keuring, tussentijdse keuring, bijzondere keuringen en hernieuwde conformiteitsbeoordeling;

b)

de procedures met betrekking tot a);

c)

de vervoerbare drukapparatuur waarvoor de instantie verklaart bekwaam te zijn;

d)

een accreditatiecertificaat dat is afgegeven door een nationale accreditatie-instantie in de zin van Verordening (EG) nr. 765/2008, waarin wordt verklaard dat de keuringsinstantie voldoet aan de eisen van artikel 20 van deze richtlijn.

Artikel 22

Aanmeldingsprocedure

1.   Aanmeldende autoriteiten melden uitsluitend de instanties aan die aan de eisen in artikel 20 hebben voldaan.

2.   Zij verrichten de aanmelding bij de Commissie en de andere lidstaten door middel van het door de Commissie ontwikkelde en beheerde elektronische systeem.

3.   Bij de aanmelding wordt de uit hoofde van artikel 21, lid 2, vereiste informatie verstrekt.

4.   De betrokken instantie mag de activiteiten van een aangemelde instantie alleen verrichten als de Commissie en de andere lidstaten binnen twee weken na een aanmelding geen bezwaren hebben ingediend.

Alleen een dergelijke instantie wordt voor de toepassing van deze richtlijn als aangemelde instantie beschouwd.

5.   De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding.

6.   Interne keuringsdiensten van de aanvrager zoals bepaald in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG worden niet aangemeld.

Artikel 23

Identificatienummers en lijsten van aangemelde instanties

1.   De Commissie kent aan een aangemelde instantie een identificatienummer toe.

Zij kent per instantie slechts één identificatienummer toe, ook als de instantie uit hoofde van diverse uniale besluiten is aangemeld.

2.   De Commissie maakt de lijst van uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties openbaar, onder vermelding van de daaraan toegekende identificatienummers en de activiteiten waarvoor zij zijn aangemeld.

De Commissie zorgt voor de bijwerking van deze lijst.

Artikel 24

Wijzigingen van aanmeldingen

1.   Wanneer een aanmeldende autoriteit heeft geconstateerd of vernomen dat een aangemelde instantie niet meer aan de eisen van artikel 20 voldoet of haar verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende autoriteit beperkt, opgeschort of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan die eisen of het niet-nakomen van die verplichtingen. Zij brengt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk op de hoogte.

2.   Wanneer de aanmelding wordt ingetrokken, beperkt of opgeschort, of de aangemelde instantie haar activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die instantie hetzij door een andere aangemelde instantie worden behandeld, hetzij aan de verantwoordelijke aanmeldende autoriteiten en markttoezichtautoriteiten op verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

Artikel 25

Betwisting van de bekwaamheid van aangemelde instanties

1.   De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een aangemelde instantie of over de vraag of een aangemelde instantie nog aan de eisen voldoet en haar verantwoordelijkheden nakomt.

2.   De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie over de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken instantie.

3.   Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek verkrijgt, wordt vertrouwelijk behandeld.

4.   Wanneer de Commissie vaststelt dat een aangemelde instantie niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, brengt zij de aanmeldende lidstaat daarvan op de hoogte en verzoekt zij deze lidstaat de nodige corrigerende maatregelen te nemen, en zo nodig de aanmelding in te trekken.

Artikel 26

Operationele verplichtingen van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties voeren conformiteitsbeoordelingen, periodieke keuringen, tussentijdse keuringen en bijzondere keuringen uit volgens de bepalingen in hun aanmelding en de procedures vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG.

2.   Aangemelde instanties voeren hernieuwde conformiteitsbeoordelingen uit overeenkomstig bijlage III.

3.   Aangemelde instanties die door een lidstaat zijn aangemeld, zijn gemachtigd om in alle lidstaten te werken. De aanmeldende autoriteit die de initiële beoordeling en aanmelding heeft uitgevoerd, blijft verantwoordelijk voor het toezicht op de lopende activiteiten van de aangemelde instantie.

Artikel 27

Informatieverplichting van aangemelde instanties

1.   Aangemelde instanties brengen de aanmeldende autoriteit op de hoogte van:

a)

elke weigering, beperking, opschorting of intrekking van een certificaat;

b)

omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor aanmelding;

c)

informatieverzoeken over verrichte activiteiten die zij van markttoezichtautoriteiten hebben ontvangen;

d)

op verzoek, de binnen de werkingssfeer van hun aanmelding verrichte activiteiten en alle andere verrichte activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding.

2.   Aangemelde instanties verstrekken de andere, uit hoofde van deze richtlijn aangemelde instanties die soortgelijke conformiteitsbeoordelingsactiviteiten, en activiteiten met betrekking tot periodieke keuringen, tussentijdse keuringen en bijzondere keuringen ter zake van dezelfde vervoerbare drukapparatuur verrichten, relevante informatie over negatieve conformiteitsbeoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve conformiteitsbeoordelingsresultaten.

Artikel 28

Uitwisseling van ervaringen

De Commissie voorziet in de organisatie van de uitwisseling van ervaringen tussen de nationale autoriteiten van de lidstaten die uit hoofde van deze richtlijn verantwoordelijk zijn voor:

a)

het aanmeldingsbeleid;

b)

markttoezicht.

Artikel 29

Coördinatie van aangemelde instanties

De Commissie zorgt voor passende coördinatie en samenwerking tussen instanties die zijn aangemeld uit hoofde van deze richtlijn in de vorm van een sectorale groep van aangemelde instanties.

De lidstaten zorgen ervoor dat de door hen aangemelde instanties rechtstreeks of via aangestelde vertegenwoordigers aan de werkzaamheden van die groep deelnemen.

HOOFDSTUK 5

VRIJWARINGSPROCEDURES

Artikel 30

Procedure voor het omgaan met vervoerbare drukapparatuur die op nationaal niveau een risico inhoudt

1.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat maatregelen hebben genomen krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of voldoende redenen hebben om aan te nemen dat onder deze verordening vallende vervoerbare drukapparatuur een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere onder deze verordening vallende aspecten van de bescherming van algemeen belang vormt, voeren zij een beoordeling van de betreffende vervoerbare drukapparatuur uit in het licht van alle in deze richtlijn vastgestelde eisen. De desbetreffende marktdeelnemers werken op elke vereiste wijze met de markttoezichtautoriteiten samen, onder andere door hen toegang te verlenen tot hun kantoren en hen zo nodig monsters te bezorgen.

Wanneer de markttoezichtautoriteiten bij deze beoordeling vaststellen dat de vervoerbare drukapparatuur niet voldoet aan de eisen die zijn vermeld in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is aan de aard van het risico, passende corrigerende maatregelen neemt om de vervoerbare drukapparatuur met deze eisen in overeenstemming te brengen, uit de handel te nemen of terug te roepen.

De markttoezichtautoriteiten brengen de desbetreffende aangemelde instantie hiervan op de hoogte.

Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in dit lid, tweede alinea, genoemde corrigerende maatregelen.

2.   Wanneer de markttoezichtautoriteiten van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd.

3.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden genomen ten aanzien van vervoerbare drukapparatuur die hij in de Unie op de markt heeft aangeboden.

4.   Wanneer de desbetreffende marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de markttoezichtautoriteiten alle passende voorlopige maatregelen om het op hun nationale markt aanbieden van vervoerbare drukapparatuur te verbieden of te beperken, dan wel de apparatuur in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

Zij brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

5.   De in lid 4 bedoelde informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om niet-conforme vervoerbare drukapparatuur te identificeren en om de oorsprong van de apparatuur, de aard van de beweerde non-conformiteit en van het betrokken risico, en de aard en de duur van de genomen nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer. De markttoezichtautoriteiten vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

a)

de vervoerbare drukapparatuur voldoet niet aan de in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn vastgestelde eisen ten aanzien van de gezondheid of veiligheid van personen of andere aspecten van de bescherming van algemeen belang, of

b)

tekortkomingen in de normen of technische codes waarnaar wordt verwezen in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG of in andere bepalingen van die richtlijn.

6.   De andere lidstaten dan die welke de procedure in gang heeft gezet, brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie over de non-conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur waarover zij beschikken, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

7.   Indien binnen twee maanden na de ontvangst van de in lid 4 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een voorlopige maatregel van een lidstaat is ingebracht door een lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van de betrokken vervoerbare drukapparatuur onverwijld passende beperkende maatregelen worden genomen zoals het verwijderen van de vervoerbare drukapparatuur uit de markt.

Artikel 31

Vrijwaringsprocedure van de Unie

1.   Wanneer na voltooiing van de procedure van artikel 30, leden 3 en 4, bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat een nationale maatregel in strijd is met een juridisch bindende handeling van de Unie, treedt de Commissie onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en evalueert zij de nationale maatregel. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

2.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om de niet-conforme vervoerbare drukapparatuur uit de handel te nemen en stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat deze maatregel in.

3.   Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en de non-conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur wordt toegeschreven aan tekortkomingen in de normen als bedoeld in artikel 30, lid 5, onder b), brengt de Commissie de relevante Europese normalisatie-instantie(s) op de hoogte en kan zij de aangelegenheid voorleggen aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG (12) ingestelde comité. Dat comité kan de relevante Europese normalisatie-instantie(s) raadplegen alvorens zijn advies uit te brengen.

Artikel 32

Conforme vervoerbare drukapparatuur die een risico voor de gezondheid en veiligheid inhoudt

1.   Wanneer een lidstaat na uitvoering van een beoordeling overeenkomstig artikel 30, lid 1, vaststelt dat vervoerbare drukapparatuur die conform Richtlijn 2008/68/EG en deze richtlijn is, toch een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere aspecten van de bescherming van algemeen belang meebrengt, verlangt deze lidstaat van de desbetreffende marktdeelnemer dat hij alle passende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de vervoerbare drukapparatuur dat risico niet meer meebrengt wanneer het in de handel wordt gebracht, of om de apparatuur binnen een door de lidstaat vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, uit de handel te nemen of terug te roepen.

2.   De marktdeelnemer zorgt ervoor dat corrigerende maatregelen worden genomen ten aanzien van alle betrokken vervoerbare drukapparatuur die hij op de markt heeft aangeboden of die in de Unie wordt gebruikt.

3.   De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte. Die informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om de vervoerbare drukapparatuur te identificeren en om de oorsprong en de toeleveringsketen van de apparatuur, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

4.   De Commissie treedt onverwijld in overleg met de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) en beoordeelt de nationale maatregelen die zijn genomen. Aan de hand van die beoordeling besluit de Commissie of de maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor.

5.   De Commissie richt haar beschikking tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) er onmiddellijk van op de hoogte.

Artikel 33

Formele non-conformiteit

1.   Onverminderd artikel 30 verlangt een lidstaat, wanneer hij een van de volgende feiten vaststelt, van de betrokken marktdeelnemer dat deze een einde maakt aan de non-conformiteit:

a)

de pi-markering is in strijd met artikel 12, 13, 14 of 15 aangebracht;

b)

de pi-markering is niet aangebracht;

c)

de technische documentatie is ofwel niet beschikbaar ofwel onvolledig;

d)

er werd niet voldaan aan de eisen van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en van deze richtlijn.

2.   Wanneer de in lid 1 bedoelde non-conformiteit voortduurt, neemt de betrokken lidstaat alle passende maatregelen om het op de markt aanbieden van de vervoerbare drukapparatuur te beperken of te verbieden, of zorgt ervoor dat de apparatuur wordt teruggeroepen of uit de handel wordt genomen.

HOOFDSTUK 6

SLOTBEPALINGEN

Artikel 34

Overgangsbepalingen

Lidstaten kunnen op hun grondgebied de bepalingen van bijlage II handhaven.

De lidstaten die deze bepalingen handhaven, brengen de Commissie daarvan op de hoogte. De Commissie deelt dit mee aan de andere lidstaten.

Artikel 35

Aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang

De Commissie kan overeenkomstig artikel 290 van het VWEU gedelegeerde handelingen vaststellen ten aanzien van aanpassingen van de bijlagen bij deze richtlijn aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang, met name om rekening te houden met wijzigingen in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG.

Op de in dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen zijn de procedures van de artikelen 36, 37 en 38 van toepassing.

Artikel 36

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om de in artikel 35 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

2.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

3.   De aan de Commissie toegekende bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, is onderworpen aan de voorwaarden die worden gesteld in de artikelen 37 en 38.

Artikel 37

Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De delegatie van de in artikel 35 bedoelde bevoegdheid kan door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

2.   De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke tijd voordat het definitieve besluit wordt genomen, op de hoogte te brengen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3.   Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld en het treedt ofwel onmiddellijk in werking ofwel op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 38

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1.   Het Europees Parlement of de Raad kan binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling.

Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze periode met twee maanden verlengd.

2.   Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar heeft aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt en treedt deze op de daarin bepaalde datum in werking.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

3.   Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar aantekent tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar aantekent tegen de gedelegeerde handeling, geeft aan om welke redenen zij dit doet.

Artikel 39

Intrekking

Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG worden met ingang van 1 juli 2011 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken Richtlijn 1999/36/EG worden opgevat als verwijzigen naar de onderhavige richtlijn.

Artikel 40

Erkenning van gelijkwaardigheid

1.   Certificaten van EEG-modelgoedkeuringen voor vervoerbare drukapparatuur die zijn afgegeven uit hoofde van Richtlijnen 84/525/EEG, 84/526/EEG en 84/527/EEG en certificaten van EG-ontwerponderzoek die zijn afgegeven uit hoofde van Richtlijn 1999/36/EG, worden erkend gelijkwaardig te zijn aan de goedkeuringscertificaten waarnaar in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG wordt verwezen en zijn onderworpen aan de bepalingen in die bijlagen inzake de in de tijd beperkte erkenning van goedkeuringen.

2.   Kranen en toebehoren waarnaar in artikel 3, lid 3, van Richtlijn 1999/36/EG wordt verwezen en die gemarkeerd zijn met de markering van Richtlijn 97/23/EG (13) overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 1999/36/EG, mogen nog worden gebruikt.

Artikel 41

Verplichtingen van de lidstaten

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken marktdeelnemers de bepalingen in de hoofdstukken 2 en 5 naleven. De lidstaten zorgen er eveneens voor dat de nodige maatregelen worden genomen ter uitvoering van de artikelen 12 tot en met 15.

Artikel 42

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3.   Onverminderd lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat artikel 21, lid 2, onder d), ten laatste van toepassing wordt met ingang van 1 januari 2012.

4.   Lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen waarnaar in lid 1 wordt verwezen, ten laatste op 1 juli 2013 van toepassing worden op drukrecipiënten, hun kranen en ander toebehoren die worden gebruikt voor het vervoer van VN nr. 1745, VN nr. 1746 en VN nr. 2495.

Artikel 43

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 44

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 16 juni 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

D. LÓPEZ GARRIDO


(1)  Advies van 17 februari 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 mei 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 31 mei 2010.

(3)  PB L 138 van 1.6.1999, blz. 20.

(4)  PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.

(5)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

(6)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 153.

(7)  PB L 300 van 19.11.1984, blz. 1.

(8)  PB L 300 van 19.11.1984, blz. 20.

(9)  PB L 300 van 19.11.1984, blz. 48.

(10)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(11)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(12)  Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37).

(13)  Richtlijn 97/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 mei 1997 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende drukapparatuur (PB L 181 van 9.7.1997, blz. 1).


BIJLAGE I

Lijst van andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 2

VN-nummer

Klasse

Gevaarlijke stof

1051

6.1

BLAUWZUUR, GESTABILISEERD

met ten hoogste 3 % water

1052

8

WATERSTOFFLUORIDE, WATERVRIJ

1745

5.1

BROOMPENTAFLUORIDE

Uitgezonderd vervoer in tanks

1746

5.1

BROOMTRIFLUORIDE

Uitgezonderd vervoer in tanks

1790

8

FLUORWATERSTOF

Met meer dan 85 % waterstoffluoride

2495

5.1

JOODPENTAFLUORIDE

Uitgezonderd vervoer in tanks


BIJLAGE II

OVERGANGSBEPALINGEN

1.   Totdat aan de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG relevante gebruiksnormen zijn toegevoegd, mogen de lidstaten hun nationale bepalingen handhaven met betrekking tot de voorzieningen voor aansluiting op andere apparatuur en de kleurencodes die van toepassing zijn op vervoerbare drukapparatuur.

2.   Totdat in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG bepalingen betreffende passende referentietemperaturen voor bepaalde klimaatzones zijn opgenomen, mogen de lidstaten waar de omgevingstemperatuur regelmatig lager is dan –20 °C onder nul, strengere normen opleggen ten aanzien van de bedrijfstemperatuur van het materieel dat bestemd is voor vervoerbare drukapparatuur voor het nationaal vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied.

In dat geval zal in de pi-markering van vervoerbare drukapparatuur en van de afneembare delen die rechtstreeks voor de veiligheid dienen, het identificatienummer van de aangemelde instantie worden gevolgd door „–40 °C” of door een andere relevante markering die door de bevoegde autoriteit wordt goedgekeurd.


BIJLAGE III

PROCEDURE VOOR DE HERNIEUWDE CONFORMITEITSBEOORDELING

1.   De methode om ervoor te zorgen dat de vervoerbare drukapparatuur waarnaar in artikel 1, lid 2, onder c), wordt verwezen en die voor de data van tenuitvoerlegging van Richtlijn 1999/36/EG werd vervaardigd en in bedrijf werd gesteld, voldoet aan de relevante bepalingen van de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en van deze richtlijn zoals van toepassing bij de hernieuwde beoordeling, wordt in deze bijlage vastgesteld.

2.   De eigenaar of operator moet een aangemelde instantie die overeenkomt met het EN ISO/IEC 17020:2004 type A en die voor de hernieuwde conformiteitsbeoordeling is aangemeld, de gegevens betreffende de vervoerbare drukapparatuur ter beschikking stellen, welke voor die instantie een precieze identificatie mogelijk maken (oorsprong, toegepaste ontwerpvoorschriften en, met betrekking tot acetyleenflessen, eveneens indicaties betreffende het poreuze materiaal). Deze informatie moet in voorkomend geval de voorgeschreven gebruiksbeperkingen omvatten, alsmede de notities betreffende eventuele schade of uitgevoerde reparaties.

3.   De aangemelde instantie van het type A die voor de hernieuwde conformiteitsbeoordeling is aangemeld, zal beoordelen of de vervoerbare drukapparatuur ten minste even veilig is als de bij de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG bedoelde vervoerbare drukapparatuur. Die beoordeling moet worden uitgevoerd op grond van de overeenkomstig punt 2 overgelegde gegevens en, in voorkomend geval, extra keuringen.

4.   Wanneer de resultaten van de beoordeling in lid 3 bevredigend zijn, wordt de vervoerbare drukapparatuur onderworpen aan de periodieke keuring zoals omschreven in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG. Indien aan de eisen van die periodieke keuring is voldaan, wordt de pi-markering door of onder toezicht van de aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor de periodieke keuring, aangebracht overeenkomstig artikel 14, leden 1 tot en met 5. De pi-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor de periodieke keuring. De aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor de periodieke keuring, geeft overeenkomstig punt 6 een certificaat van hernieuwde beoordeling af.

5.   Wanneer drukrecipiënten in serie zijn vervaardigd, mogen de lidstaten toestaan dat de hernieuwde conformiteitsbeoordeling van afzonderlijke drukrecipiënten, met inbegrip van hun kranen en ander toebehoren gebruikt voor het vervoer, wordt uitgevoerd door een aangemelde instantie die voor de periodieke keuring van de relevante vervoerbare drukrecipiënten is aangemeld, op voorwaarde dat de conformiteitsbeoordeling van het type overeenkomstig punt 3 is uitgevoerd door een aangemelde instantie van het type A die verantwoordelijk is voor de hernieuwde conformiteitsbeoordeling, en een certificaat van hernieuwde typebeoordeling is afgegeven. De pi-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor de periodieke keuring.

6.   In alle gevallen geeft de aangemelde instantie die verantwoordelijk is voor de periodieke keuring het certificaat van hernieuwde beoordeling af met minstens de volgende gegevens:

a)

de identificatie van de aangemelde instantie die het certificaat afgeeft, en het identificatienummer van de aangemelde instantie van het type A die verantwoordelijk is voor de hernieuwde beoordeling overeenkomstig punt 3, indien dit een andere instantie is;

b)

de naam en het adres van de in punt 2 vermelde eigenaar of operator;

c)

indien de procedure van punt 5 wordt toegepast, de identificatiegegevens van het certificaat van hernieuwde typebeoordeling;

d)

de identificatiegegevens van de vervoerbare drukapparatuur waarop de pi-markering is aangebracht, met minstens het serienummer of de serienummers, en

e)

de afgiftedatum.

7.   Een certificaat van hernieuwde typebeoordeling wordt afgegeven.

Wanneer de procedure van punt 5 wordt toegepast, geeft de instantie van het type A die verantwoordelijk is voor de hernieuwde conformiteitsbeoordeling, het certificaat van hernieuwde typebeoordeling af met minstens de volgende gegevens:

a)

de identificatie van de aangemelde instantie die het certificaat afgeeft;

b)

de naam en het adres van de fabrikant en, indien de fabrikant niet de houder is, van de houder van de originele goedkeuring voor de vervoerbare drukapparatuur die opnieuw wordt beoordeeld;

c)

de identificatiegegevens van de vervoerbare drukapparatuur die tot de series behoort;

d)

de afgiftedatum, en

e)

de vermelding: „dit certificaat machtigt niet tot het vervaardigen van vervoerbare drukapparatuur of onderdelen daarvan”.

8.   Door de pi-markering aan te brengen of te laten aanbrengen, geeft de eigenaar of de operator aan dat hij de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de conformiteit van de vervoerbare drukapparatuur met alle toepasselijke eisen die zijn vastgelegd in de bijlagen bij Richtlijn 2008/68/EG en in deze richtlijn, zoals van toepassing bij de hernieuwde beoordeling.

9.   Waar van toepassing, wordt rekening gehouden met de bepalingen in bijlage II, punt 2, en wordt ook de in die bijlage bedoelde koudemarkering aangebracht.


Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ad artikel 290 van het VWEU

„Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaren dat de bepalingen van deze richtlijn een eventueel toekomstig standpunt van de instellingen ten aanzien van de toepassing van artikel 290 van het VWEU of afzonderlijke wetgevingshandelingen die dergelijke bepalingen bevatten, onverlet laten.”


Verklaring van de Commissie betreffende de kennisgeving van gedelegeerde handelingen

De Commissie neemt er nota van dat, behalve in gevallen waar de wetgevingshandeling voorziet in een spoedprocedure, het Europees Parlement en de Raad ervan uitgaan dat bij kennisgeving van gedelegeerde handelingen rekening wordt gehouden met de recesperioden van de instellingen (winterreces, zomerreces en Europese verkiezingen) zodat het Europees Parlement en de Raad hun prerogatieven kunnen uitoefenen binnen de in de desbetreffende wetgevingshandelingen vastgestelde tijdslimieten. De Commissie is bereid dienovereenkomstig te werk te gaan.