31.3.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 84/52


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 29 maart 2010

tot vrijstelling van de exploratie naar en exploitatie van aardolie en aardgas in Engeland, Schotland en Wales van de toepassing van Richtlijn 2004/17/EG houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 1920)

(Alleen de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/192/EU)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (1), en met name op artikel 30, leden 5 en 6,

Gezien het verzoek dat Shell U.K. Limited (hierna „Shell” genoemd) op 15 oktober 2009 per e-mail heeft ingediend,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   FEITEN

(1)

Bij artikel 27 van Richtlijn 2004/17/EG is aanbestedende diensten die in het Verenigd Koninkrijk activiteiten uitvoeren op het gebied van de exploratie naar of productie van aardolie of aardgas toestemming verleend een alternatieve regeling te hanteren in plaats van de normale regels. Die alternatieve regeling behelst bepaalde statistische verplichtingen, alsmede de verplichting de beginselen van niet-discriminatie en oproep tot mededinging in acht te nemen bij de gunning van opdrachten voor leveringen, werken en diensten, met name wat de informatie betreft die de aanbestedende dienst betreffende zijn inkoopplannen voor de marktdeelnemers beschikbaar maakt.

(2)

Het mechanisme van artikel 30, dat voorziet in een afwijking van het bepaalde in Richtlijn 2004/17/EG, onder bepaalde omstandigheden voor bepaalde marktdeelnemers, geldt ook voor deze verminderde verplichtingen overeenkomstig artikel 27 van diezelfde richtlijn.

(3)

Op 15 oktober 2009 heeft Shell bij e-mail een verzoek overeenkomstig artikel 30, lid 5, van Richtlijn 2004/17/EG gericht tot de Commissie. Overeenkomstig artikel 30, lid 5, eerste alinea, heeft de Commissie de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk daarvan bij brief d.d. 21 oktober 2009 in kennis gesteld, waarop genoemde autoriteiten bij e-mail van 16 november 2009 hebben geantwoord. Bij e-mail van 17 november 2009 heeft de Commissie Shell ook om aanvullende informatie verzocht, welke Shell bij e-mail van 25 november 2009 heeft verzonden.

(4)

Het door Shell ingediende verzoek heeft betrekking op de exploratie naar en productie van aardolie en aardgas in Engeland, Schotland en Wales. In overeenstemming met vorige concentratiebeschikkingen van de Commissie (2), zijn in het verzoek drie onderscheiden Shell-activiteiten beschreven, namelijk:

a)

de exploratie naar aardolie en aardgas;

b)

de productie van aardolie, en

c)

de productie van aardgas.

Overeenkomstig bovengenoemde beschikkingen van de Commissie wordt „productie” voor de doeleinden van dit besluit ook geacht „ontwikkeling” in te houden, d.w.z. het opzetten van een gedegen infrastructuur voor toekomstige productie (olieplatforms, pijpleidingen, terminals enz.).

II.   RECHTSKADER

(5)

Bij artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG is bepaald dat opdrachten voor activiteiten waarop Richtlijn 2004/17/EG van toepassing is, niet onder deze richtlijn vallen indien die activiteit in de lidstaat waarin zij wordt uitgeoefend rechtstreeks aan mededinging blootstaat op marktgebieden tot welke de toegang niet beperkt is. De rechtstreekse blootstelling aan mededinging wordt getoetst aan de hand van objectieve criteria, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de betrokken sector. De toegang tot een markt wordt als niet-beperkt beschouwd indien de lidstaat de desbetreffende EU-wetgeving tot openstelling van een bepaalde (deel)sector ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast.

(6)

Aangezien het Verenigd Koninkrijk Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (3) ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast, dient de toegang tot de markt als niet-beperkt te worden beschouwd in de zin van artikel 30, lid 3, eerste alinea, van Richtlijn 2004/17/EG. De rechtstreekse blootstelling aan de mededinging in een specifieke markt moet worden geëvalueerd op basis van verscheidene criteria, waarvan geen op zich beslissend is.

(7)

Wat de markten betreft waarop dit besluit betrekking heeft, vormen het marktaandeel van de voornaamste spelers en de concentratiegraad op de markten in kwestie de te hanteren criteria. Aangezien de voorwaarden verschillen voor de onderscheiden activiteiten waarop dit besluit betrekking heeft, moet bij de desbetreffende evaluatie rekening worden gehouden met de verschillende situaties op de onderscheiden activiteiten/markten.

(8)

Dit besluit laat de toepassing van de mededingingsregels onverlet.

III.   BEOORDELING

(9)

Elk van de drie activiteiten waarop dit verzoek betrekking heeft (exploratie naar aardolie en aardgas, productie van aardolie en productie van aardgas) werden in de vorige beschikkingen van de Commissie, waarnaar is verwezen in overweging 4, als afzonderlijke productmarkten beschouwd. Zij moeten derhalve afzonderlijk worden bekeken.

(10)

Overeenkomstig de gevestigde praktijk van de Commissie (4) vormt de exploratie naar olie en aardgas één relevante productmarkt aangezien het van te voren onmogelijk is te bepalen of de exploratie zal resulteren in het vinden van aardolie, dan wel aardgas. Overeenkomstig diezelfde gevestigde praktijk van de Commissie is bovendien vastgesteld dat de relevante geografische markt mondiaal is.

(11)

Er kunnen drie manieren worden onderscheiden om het marktaandeel van de partijen die actief zijn op het gebied van exploratie te meten: kapitaaluitgaven, bewezen reserves en verwachte productie. Gezien de grote verschillen tussen de vereiste investeringsniveaus in de onderscheiden geografische gebieden zijn de kapitaaluitgaven geen geschikte parameter gebleken. Er zijn bijvoorbeeld grotere investeringen vereist voor exploratieactiviteiten naar olie en gas in de Noordzee dan in bijvoorbeeld het Midden-Oosten.

(12)

Er worden typisch twee andere parameters gebruikt om het marktaandeel van de marktdeelnemers binnen deze sector te evalueren, namelijk hun aandeel in de bewezen reserves en in de verwachte productie (5).

(13)

Op 31 december 2008 bedroegen de gecombineerde bewezen olie- en gasreserves, overeenkomstig de beschikbare informatie, in het totaal wereldwijd 385 miljard standaard kubieke meter olie-equivalent (hierna „Sm3 o. e.”) (6). Het aandeel van Shell daarin bedraagt 1,759 miljard Sm3 o. e., wat neerkomt op een marktaandeel van 0,46 %. Op 1 januari 2009 bedroegen de gecombineerde bewezen olie- en gasreserves in Groot-Brittannië een weinig meer dan 0,88 miljard Sm3 o. e (7), of iets meer dan 0,22 %. Het aandeel van Shell daarin is zelfs kleiner. Overeenkomstig de beschikbare informatie bestaat er een directe correlatie tussen de bewezen olie- en gasreserves en de verwachte toekomstige productie. Niets in de beschikbare informatie wijst er derhalve op dat het marktaandeel van Shell wezenlijk verschillend zal zijn wanneer gemeten in termen van verwachte productie dan in termen van aandeel in de bewezen reserves. In onderstaande overwegingen 14 en 17 wordt het marktaandeel van de voornaamste concurrenten van Shell op het gebied van de productie van respectievelijk aardolie en aardgas gepresenteerd. Gezien het verband tussen de bewezen reserves en de feitelijke productie geven deze cijfers een indicatie van de mededinging op de desbetreffende markten. De exploratiemarkt is weinig geconcentreerd. Afgezien van ondernemingen in staatsbezit, wordt de markt gekenmerkt door de aanwezigheid van twee andere internationale verticaal geïntegreerde particuliere spelers, de zogenaamde super majors (BP en ExxonMobil), alsmede door een aantal zogenaamde majors. Deze elementen wijzen op rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

(14)

Overeenkomstig de gevestigde praktijk van de Commissie (8) is de ontwikkeling en productie van (ruwe) aardolie een afzonderlijke productmarkt met een wereldwijde geografische omvang. Overeenkomstig de beschikbare informatie (9) bedroeg de totale mondiale dagproductie van olie 81 820 miljoen vaten in 2008. In datzelfde jaar heeft Shell een totaal van 1 771 miljoen vaten per dag geproduceerd, wat de onderneming een marktaandeel gaf van 2,16 %. Voor de doeleinden van deze analyse is het belangrijk te kijken naar de graad van concentratie op de relevante markt als geheel. In dit verband merkt de Commissie op dat de markt voor de productie van ruwe aardolie wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van grote ondernemingen in staatsbezit en door twee andere internationale verticaal geïntegreerde particuliere spelers (de zogenaamde super majors, BP en ExxonMobil, waarvan het aandeel in de olieproductie in 2008 respectievelijk 3,08 % en 2,32 % bedroeg), alsmede door een aantal zogenaamde majors  (10). Deze elementen wijzen erop dat de markt verscheidene spelers omvat waartussen rechtstreekse blootstelling aan mededinging kan worden verondersteld.

(15)

In een vorige beschikking van de Commissie (11) betreffende de levering van gas aan de eindgebruikers is een onderscheid gemaakt tussen gas met lage calorische waarde (Low Calorific Value — LCV) en gas met hoge calorische waarde (High Calorific Value — HCV). De Commissie heeft ook onderzocht of een onderscheid moet worden gemaakt tussen de levering van vloeibaar aardgas (Liquefied Natural Gas — LNG) en die van aardgas via pijpleidingen (12). In een daaropvolgende beschikking van de Commissie (13) betreffende o.m. de ontwikkeling en productie van aardgas is echter de vraag opengelaten of er voor het doel van die beschikking een onderscheid moet worden gemaakt tussen LCV-gas, HCV-gas en LNG „aangezien de uiteindelijke beoordeling niet afhangt van de gebruikte definitie”. Voor de doeleinden van dit besluit kan deze kwestie ook open worden gelaten om de volgende redenen:

Shell produceert geen LNG;

Shell U.K. Limited is actief in Groot-Brittannië (Schotland, Engeland en Wales), waar op de spotmarkt voor gas, het zogenaamde National Balancing Point, geen onderscheid wordt gemaakt tussen LCV en HCV. National Grid plc (de Britse beheerder van het nationale gasnetwerk) is belast met het toezicht op de kwaliteit van het gas dat het netwerk binnenkomt.

(16)

Wat de geografische markt betreft, werd in vorige beschikkingen van de Commissie (14) ervan uitgegaan dat deze de Europese Economische Ruimte (EER) en eventueel ook Rusland en Algerije omvat.

(17)

Overeenkomstig de beschikbare informatie (15) bedroeg de totale gasproductie in de Europese Unie en in de EER in 2008 respectievelijk 190,3 miljard Sm3 en 289,5 miljard Sm3. De productie van Shell bedroeg in 2008 37,60 miljard Sm3, wat de onderneming een marktaandeel gaf van 12,99 %. In 2008 bedroeg de productie in Rusland en Algerije respectievelijk 601,7 en 86,5 miljard Sm3. De totale productie in de EER plus Rusland en Algerije bedroeg dus 976,7 miljard Sm3, waarvan het aandeel van Shell goed was voor 3,85 %. De concentratie op de aardgasproductiemarkt is eveneens beperkt gezien de aanwezigheid van de super majors (ExxonMobil en BP met marktaandelen tussen respectievelijk [10-20] % en [5-10] %) en van de majors (Statoil en Total met marktaandelen van de orde van grootte van respectievelijk [10-20] % en [5-10] %), en de druk van twee andere belangrijke ondernemingen in staatsbezit, namelijk het Russische Gazprom en het Algerijnse Sonatrach (met marktaandelen tussen respectievelijk [30-40] % en [10-20] % (16). Deze elementen wijzen eveneens op rechtstreekse blootstelling aan mededinging.

IV.   CONCLUSIES

(18)

Gezien de elementen die werden onderzocht in de overwegingen 5 tot en met 17 moet de voorwaarde rechtstreeks bloot te staan aan mededinging, zoals neergelegd in artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG, als vervuld worden beschouwd in Engeland, Schotland en Wales voor wat de volgende diensten betreft:

a)

de exploratie naar aardolie en aardgas;

b)

de productie van aardolie, en

c)

de productie van aardgas.

(19)

Aangezien de voorwaarde van niet-beperkte toegang tot de markt als vervuld kan worden beschouwd, is Richtlijn 2004/17/EG niet van toepassing wanneer aanbestedende diensten opdrachten gunnen die bedoeld zijn om de uitvoering in Engeland, Schotland en Wales van de in overweging 18, onder a) tot en met c), bedoelde diensten mogelijk te maken, noch wanneer prijsvragen worden georganiseerd voor de uitvoering van dergelijke activiteiten in deze geografische gebieden.

(20)

Dit besluit is gegrond op de juridische en feitelijke situatie van oktober-december 2009 zoals die naar voren komt uit de door Shell en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk ingediende informatie. Het kan worden herzien wanneer een aanmerkelijke wijziging van de juridische en feitelijke situatie meebrengt dat niet langer aan de voorwaarden voor de toepasselijkheid van artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2004/17/EG is voldaan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2004/17/EG is niet van toepassing op opdrachten die door de aanbestedende diensten worden gegund en die bedoeld zijn om de volgende in Engeland, Schotland en Wales uit te voeren diensten mogelijk te maken:

a)

de exploratie naar aardolie en aardgas;

b)

de productie van aardolie, en

c)

de productie van aardgas.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, 29 maart 2010.

Voor de Commissie

Michel BARNIER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Zie met name Beschikking 2004/284/EG van de Commissie van 29 september 1999 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-overeenkomst wordt verklaard (zaak nr. IV/M.1383 — Exxon/Mobil) (PB L 103 van 7.4.2004, blz. 1) en daaropvolgende beschikkingen, onder meer de beschikking van de Commissie van 3 mei 2007 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 (zaak IV/M.4545 — Statoil/Hydro).

(3)  PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3.

(4)  Zie met name de bovengenoemde Exxon/Mobil-beschikking en, meer recentelijk, de beschikking van de Commissie van 19 november 2007 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 (zaak COMP/M.4934 — Kazmunaigaz/Rompetrol).

(5)  Zie met name de bovengenoemde Exxon/Mobil-beschikking (overwegingen 25 en 27).

(6)  Zie punt 5.2.1 van de aanvraag en de daarin aangehaalde bronnen, in het bijzonder de BP Statistical Review of World Energy van juni 2009, die bij de aanvraag is gevoegd.

(7)  Meer bepaald 0,34 biljoen Sm3 gas, wat neerkomt op 0,34 miljard Sm3 o. e., en 3,4 duizend miljoen vaten aardolie, wat neerkomt op 0,540 miljard Sm3, in het totaal dus 0,88 miljard Sm3.

(8)  Zie met name de bovengenoemde Exxon/Mobil-beschikking en, meer recentelijk, de bovengenoemde Kazmunaigaz/Rompetrol-beschikking.

(9)  Zie blz. 8 van de bij het verzoek gevoegde BP Statistical Review of World Energy van juni 2009, hierna de „BP Statistics” genoemd.

(10)  Waarvan het marktaandeel kleiner is dan dat van de super majors.

(11)  Beschikking 2007/194/EG van de Commissie van 14 november 2006 waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de werking van de EER-overeenkomst wordt verklaard (zaak COMP/M.4180 — Gaz de France/Suez) (PB L 88 van 29.3.2007, blz. 47).

(12)  Zie met name de bovengenoemde Gaz de France/Suez-beschikking.

(13)  De bovengenoemde Statoil/Hydro-beschikking, punt 12.

(14)  Zie bijvoorbeeld die welke zijn genoemd in overweging 4.

(15)  Zie met name BP Statistics, blz. 24.

(16)  Zie de bovengenoemde Statoil/Hydro-beschikking.