31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/31


VERORDENING (EG) Nr. 663/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 156 en artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese economie ondervindt grote moeilijkheden ten gevolge van de financiële crisis. Er moeten buitengewone en onmiddellijke inspanningen worden geleverd om deze ernstige en ergste economische situatie ooit het hoofd te bieden. Om het vertrouwen van de marktspelers te herstellen moeten er onverwijld maatregelen worden getroffen om de economie te herstellen.

(2)

Tegelijk is het duidelijk dat de Europese economie met het oog op haar sterkte en duurzaamheid op lange termijn hervormd moet worden om tegemoet te komen aan de behoeften inzake energiezekerheid en de noodzaak de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De toenemende zorgen omtrent de continuïteit van de gasvoorziening ondersteunen deze conclusie.

(3)

Daarom heeft de Europese Raad van 11 en 12 december 2008 in zijn conclusies zijn goedkeuring gehecht aan het Europees economisch herstelplan (Herstelplan), ingediend door de Commissie op 26 november 2008, dat aangeeft hoe de lidstaten en de Europese Unie hun beleid kunnen coördineren en de Europese economie nieuwe stimulansen kunnen geven, die toegespitst zijn op de doelstellingen van de Gemeenschap op lange termijn.

(4)

Een belangrijk onderdeel van het herstelplan is het voorstel om de communautaire uitgaven in bepaalde strategische sectoren te verhogen en aldus het gebrek aan vertrouwen bij de investeerders aan te pakken en ondersteuning te bieden bij het uitstippelen van de weg naar een sterkere economie voor de toekomst. De Raad heeft de Commissie gevraagd om, rekening houdend met een passend geografisch evenwicht, een lijst met concrete projecten te presenteren, teneinde de investeringen voor de ontwikkeling van, in het bijzonder, infrastructuurprojecten te versterken.

(5)

Voor een doeltreffende herstelplan is het van vitaal belang om maatregelen te financieren die snel een antwoord kunnen bieden op zowel de economische crisis als de dringende energiebehoeften van de Gemeenschap. Dit speciale programma, ingesteld bij deze verordening, mag echter geenszins een precedent vormen voor de toekomstige medefinancieringspercentages op het gebied van infrastructuurinvesteringen.

(6)

Om een tastbare en substantiële impact te hebben, moeten deze investeringen worden geconcentreerd op een beperkt aantal specifieke sectoren, waarin de actie duidelijk bijdraagt tot de doelstellingen van continuïteit van de energievoorziening en vermindering van de broeikasgasemissies; er grote, rijpe projecten bestaan, die in staat zijn om aanzienlijke bedragen aan financiële bijstand efficiënt en effectief aan te wenden en aanzienlijke bedragen aan investeringen uit andere bronnen, met inbegrip van de Europese Investeringsbank, te katalyseren; en actie op Europees niveau een meerwaarde vertegenwoordigt. De sectoren gas- en elektriciteitsinfrastructuur, offshore windenergie en koolstofafvang en -opslag voldoen aan die criteria. De keuze van die sectoren weerspiegelt de bijzondere omstandigheden van het herstelplan en mag geen afbreuk doen aan de hoge prioriteit die gehecht wordt aan energie-efficiëntie en de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen, die in het herstelplan aan bod zijn gekomen.

(7)

Indien het niet mogelijk zou blijken alle middelen voor eind 2010 vast te leggen, heeft de Commissie verklaard voornemens te zijn om zonodig in haar verslag van 2010 over de toepassing van deze verordening maatregelen voor te stellen die het mogelijk maken met dit herstelplan strokende projecten te financieren, zoals projecten op het gebied van energie-efficiëntie en energie uit hernieuwbare bronnen.

(8)

Wat de gas- en elektriciteitsinfrastructuur betreft, zijn bepaalde uitdagingen de laatste jaren ontstaan. De recente gascrisissen (de winters van 2006 en 2009) en de stijging van de olieprijzen tot medio 2008 hebben aangetoond hoe kwetsbaar Europa is. De inheemse energiebronnen — gas en olie — nemen zodanig af dat Europa voor zijn energievoorziening steeds afhankelijker wordt van invoer. In deze context zal de energie-infrastructuur een cruciale rol spelen.

(9)

De huidige economische en financiële crisis brengt echter de uitvoering van energie-infrastructuurprojecten in het gedrang. De uitvoering van een aantal belangrijke projecten — waaronder projecten van communautair belang — kan aanzienlijke vertraging oplopen door de schaarste aan middelen. Een spoedeisend optreden om investeringen in energie-infrastructuur te ondersteunen is dan ook aangewezen. Gezien de tijd die nodig is om dergelijke projecten te plannen en uit te voeren, is het belangrijk dat de Gemeenschap onmiddellijk investeert in dergelijke infrastructuur, met name om de ontwikkeling van projecten van bijzonder belang voor de energiezekerheid in de Gemeenschap te versnellen. Dit zal onontbeerlijk zijn om de continuïteit van de energievoorziening tegen concurrerende prijzen in de Gemeenschap te verzekeren wanneer de economie opnieuw aantrekt en de mondiale energiebehoefte weer toeneemt.

(10)

Uit de energie-infrastructuurprojecten moeten die projecten worden geselecteerd die van belang zijn voor de werking van de interne energiemarkt en voor de continuïteit van de energievoorziening, en die ook bijdragen tot het herstel van de economie.

(11)

Wat betreft koolstofafvang en -opslag en offshore windenergie in het bijzonder bouwt deze verordening voort op het Europees strategisch plan voor energietechnologie, door de Commissie ingediend op 22 november 2007, waarin werd opgeroepen tot een gezamenlijk strategisch plan voor energieonderzoek en -innovatie in overeenstemming met de energiebeleidsdoelstellingen van de EU, en tot een toezegging voor het opstarten van zes Europese industriële initiatieven. De Europese Raad van 16 oktober 2008 heeft in zijn conclusies de Commissie opgeroepen om de tenuitvoerlegging van het Europees strategisch plan voor energietechnologie aanzienlijk te versnellen. Het programma initieert de financiering van projecten voor koolstofafvang en -opslag en offshore windenergie, zonder vooruit te lopen op de toekomstige creatie van de zes industriële initiatieven voor energiedemonstratieprojecten, als geschetst in het Europees strategisch plan voor energietechnologie.

(12)

Om een onmiddellijk effect te hebben op de economische crisis is het van essentieel belang dat deze verordening een lijst bevat van de projecten die onmiddellijk financiële steun kunnen ontvangen, op voorwaarde dat zij voldoen aan de criteria inzake efficiëntie en effectiviteit en binnen de grenzen van de toegewezen financiële middelen.

(13)

Projecten inzake gas- en elektriciteitsinfrastructuur dienen in een lijst te worden opgenomen volgens de mate waarin zij bijdragen tot de doelstellingen van continuïteit en diversificatie van de voorziening zoals bepaald in de recente tweede strategische toetsing van het energiebeleid van de Commissie van 13 november 2008 en onderschreven door het Europees Parlement in zijn resolutie van 3 februari 2009 en door de Raad in zijn conclusies van 19 februari 2009. De projecten dienen te worden geselecteerd op grond van het feit dat zij aan de in die toetsing vastgestelde prioriteiten voldoen, een redelijke graad van rijpheid hebben bereikt en bijdragen tot continuïteit en diversificatie van energiebronnen en van de energievoorziening, optimalisering van de netcapaciteit en de integratie van de interne energiemarkt, met name wat het grensoverschrijdende gedeelte betreft, netontwikkeling ter verbetering van de economische en sociale samenhang door ontsluiting van de minst begunstigde en eilanden in de Gemeenschap, de aansluiting van hernieuwbare energiebronnen, de veiligheid, betrouwbaarheid en interoperabiliteit van de gekoppelde netten, en de solidariteit tussen de lidstaten. De uitvoering van die projecten zal inspanningen vergen van de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten om de administratieve procedures en vergunningen sneller af te wikkelen. Als snellere afwikkeling uitblijft, zal de steun voor veel projecten niet binnen het voorgenomen tijdsbestek kunnen worden toegekend.

(14)

Projecten voor offshore windenergie dienen in de lijst te zijn opgenomen omdat zij, aan de hand van informatie die is verkregen van belanghebbenden in het kader van het Europees technologieplatform voor windenergie, uit industriële en andere bronnen, als goedgekeurd en uitvoeringsklaar te beschouwen zijn, innovatief geacht worden, maar toch op gevestigde concepten berusten, in staat geacht worden om met een financiële stimulans sneller te kunnen worden uitgevoerd, geacht worden een grensoverschrijdende betekenis te hebben, als grootschalig te beschouwen zijn en geacht worden te kunnen aantonen hoe de resultaten van technologische vooruitgang effectief zullen worden verspreid in het licht van de doelstellingen en de structuren van het Europees strategisch plan voor energietechnologie. De financiële bijstand moet vooral gaan naar projecten die in staat zijn om in 2009 en 2010 een wezenlijke vooruitgang in de projectontwikkeling te boeken.

(15)

Wat koolstofafvang en -opslag betreft moet de lijst in belangrijke mate worden opgesteld aan de hand van de informatie die van belanghebbenden wordt verkregen in het kader van het forum voor fossiele brandstoffen, het platform voor nulemissietechnologie voor met fossiele brandstoffen gestookte centrales en uit andere bronnen. De financiële bijstand moet vooral gaan naar projecten die in staat zijn om in 2009 en 2010 een wezenlijke vooruitgang in de projectontwikkeling te boeken. De projectrijpheid moet worden beoordeeld op basis van het bestaan van een rijp en uitvoerbaar concept voor de desbetreffende industriële installatie, inclusief de koolstofafvangcomponent, het bestaan van een rijp en uitvoerbaar project voor het vervoer en de opslag van CO2, en de uitgesproken bereidheid van de lokale autoriteiten om het project te ondersteunen. De projecten moeten ook kunnen aantonen hoe de resultaten van de technologische vooruitgang effectief zullen worden verspreid en hoe zij de verwezenlijking van de in het Europees strategisch plan voor energietechnologie bepaalde doelstellingen zullen versnellen.

(16)

Uit de in aanmerking komende voorstellen zal een selectie moeten worden gemaakt. Zulke selectie moet er onder meer voor zorgen dat niet meer dan één voorstel voor koolstofafvang en -opslag per lidstaat wordt ondersteund, opdat allerlei uiteenlopende omstandigheden van geologische opslag worden onderzocht en het aanmoedigen van economisch herstel in heel Europa als doelstelling wordt ondersteund.

(17)

De communautaire financiering mag de mededinging noch de werking van de interne markt nodeloos verstoren, in het bijzonder wat betreft de regels inzake toegang voor derden of eventuele uitzonderingen daarop. Bijkomende nationale middelen bovenop de communautaire financiering moeten voldoen aan de voorschriften inzake staatssteun. De communautaire financiële bijstand moet, ongeacht de vorm, worden verstrekt in overeenstemming met Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (3) (het „Financieel Reglement”) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (4), behalve in de gevallen waarin de bepalingen van de onderhavige verordening uitdrukkelijk van die voorschriften afwijken.

(18)

Gezien de dringende noodzaak om de economische crisis en de urgente energiebehoeften van de Gemeenschap aan te pakken, bevat deze verordening reeds gedetailleerde voorschriften, met betrekking tot de voorwaarden voor financiële steun, waaronder een lijst van in aanmerking komende projecten. Bovendien vergt de dringende behoefte aan stimulerend beleid dat alle juridische verbintenissen tot uitvoering van de vastleggingen in de begrotingen van 2009 en 2010 vóór het einde van 2010 worden aangegaan.

(19)

Bij de uitvoering van in het kader van deze verordening gefinancierde acties moeten de financiële belangen van de Gemeenschap worden beschermd aan de hand van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, via effectieve controles en door onterecht betaalde bedragen terug te vorderen en, wanneer onregelmatigheden aan het licht komen, door effectieve, evenredige en ontradende straffen op te leggen, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (5), Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (6) en Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (7).

(20)

Rekening houdend met de aard van de thema's van de subprogramma's moet de Commissie door verschillende comités worden bijgestaan voor de selectie van de voor financiering in aanmerking komende voorstellen en voor het bepalen van het financieringsbedrag dat uit hoofde van elk subprogramma wordt toegekend.

(21)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).

(22)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het economisch herstel binnen de Gemeenschap bevorderen, kunnen voorzien in de vereiste energiezekerheid en de uitstoot van broeikasgassen verminderen door de uitgaven in bepaalde strategische sectoren te verhogen, niet op toereikende wijze door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve, gezien het toepassingsgebied van deze verordening en de aard van de geselecteerde sectoren en projecten, beter op het niveau van de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(23)

Wegens de dringende behoefte om de economische crisis en de toenemende energiebehoeften van de Gemeenschap aan te pakken, dient deze verordening onmiddellijk na haar bekendmaking in werking te treden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een financieringsinstrument ingesteld, met als titel het Europees energieprogramma voor herstel („European Energy Programme for Recovery”, hierna „het EEPR”), voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van energie in de Gemeenschap die door financiële impulsen bijdragen tot economisch herstel, zekerheid van de energievoorziening en vermindering van de broeikasgasemissies.

Deze verordening stelt subprogramma's in om deze doelstellingen te bevorderen op de volgende gebieden:

a)

gas- en elektriciteitsinfrastructuur;

b)

offshore windenergie, en

c)

koolstofafvang en -opslag.

Voorts wordt in deze verordening vastgesteld welke projecten in het kader van elk subprogramma worden gefinancierd en worden de criteria bepaald voor de selectie en uitvoering van acties om deze projecten te realiseren.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a)   „koolstofafvang en –opslag”: het afvangen van de door industriële installaties uitgestoten koolstofdioxide (CO2), het transporteren ervan naar een opslaglocatie en het injecteren ervan in een geschikte ondergrondse geologische formatie met het oog op opslag voor onbeperkte duur;

b)   „subsidiabele kosten”: heeft dezelfde betekenis als in Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002;

c)   „gas- en elektriciteitsinfrastructuur”:

i)

alle hoogspanningslijnen, met uitzondering van de lijnen van distributienetten, en onderzeese verbindingen, mits deze infrastructuur wordt gebruikt voor interregionale of internationale elektriciteitstransmissie of voor interregionale of internationale elektriciteitsverbindingen;

ii)

hogedrukgaspijpleidingen, met uitzondering van leidingen van distributienetten;

iii)

de met de in punt ii) bedoelde hogedrukgaspijpleidingen verbonden ondergrondse opslaginstallaties;

iv)

installaties voor de ontvangst, opslag en hervergassing van vloeibaar aardgas (LNG), en

v)

alle apparatuur en installaties die voor de goede werking van de in de punten i), ii), iii) of iv) bedoelde infrastructuur essentieel zijn, met inbegrip van de beveiligings-, controle- en regelsystemen;

d)   „deel van een project”: elke activiteit die financieel, technisch of in de tijd onafhankelijk is en bijdraagt tot de verwezenlijking van een project;

e)   „investeringsfase”: de fase van een project waarin de bouw plaatsvindt en investeringskosten worden gemaakt;

f)   „offshore windenergie”: de elektrische stroom, opgewekt door met wind aangedreven turbines op zee, dichtbij of ver van de kustlijn;

g)   „planningsfase”: de fase van een project die voorafgaat aan de investeringsfase, waarin de uitvoering van het project wordt voorbereid, inclusief, in voorkomend geval, een haalbaarheidsbeoordeling, voorbereidende en technische studies, het verkrijgen van licenties en vergunningen en het maken van investeringskosten.

Artikel 3

Begroting

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het EEPR voor 2009 en 2010 bedragen 3 980 000 000 EUR, die als volgt worden toegewezen:

a)

gas- en elektriciteitinfrastructuurprojecten: 2 365 000 000 EUR;

b)

offshore windenergieprojecten: 565 000 000 EUR;

c)

projecten voor koolstofafvang en -opslag: 1 050 000 000 EUR.

2.   De afzonderlijke juridische verbintenissen tot uitvoering van de vastleggingen in de begrotingen van 2009 en 2010 worden uiterlijk 31 december 2010 aangegaan.

HOOFDSTUK II

SUBPROGRAMMA'S

DEEL 1

Gas- en elektriciteitinfrastructuurprojecten

Artikel 4

Doelstellingen

De Gemeenschap bevordert de gasinfrastructuur- en elektriciteitsinfrastructuurprojecten met de hoogste meerwaarde voor de Gemeenschap, die bijdragen tot de volgende doelstellingen:

a)

continuïteit en diversificatie van de energiebronnen, aanvoerroutes en de voorziening;

b)

de optimalisering van de capaciteit van het energienetwerk en integratie van de interne markt voor energie, met name wat het grensoverschrijdende gedeelte betreft;

c)

de netontwikkeling ter verbetering van de economische en sociale samenhang door ontsluiting van de minst begunstigde regio's en eilanden in de Gemeenschap;

d)

de aansluiting en integratie van hernieuwbare energiebronnen, en

e)

de veiligheid, betrouwbaarheid en interoperabiliteit van de gekoppelde energienetten, waaronder indien nodig de mogelijkheid tot het gebruik van gasstromen in meerdere richtingen.

Artikel 5

Prioriteiten

Het EEPR strekt tot dringende aanpassing en ontwikkeling van de energienetten die van bijzonder belang zijn voor de Gemeenschap, om de werking van de interne energiemarkt te ondersteunen en, in het bijzonder, om de interconnectiecapaciteit, de zekerheid en de diversificatie van de voorziening te vergroten en ecologische, technische en financiële hindernissen te overwinnen. Speciale communautaire steun is nodig om energienetten intensiever te ontwikkelen en de totstandbrenging ervan te versnellen, namelijk in gebieden met een geringe diversiteit aan aanvoerroutes en voorzieningsbronnen.

Artikel 6

Toekenning van communautaire financiële bijstand

1.   Financiële bijstand uit hoofde van het EEPR („EEPR-bijstand”) voor gas- en elektriciteitsinfrastructuurprojecten wordt toegekend voor acties ter uitvoering van de projecten opgenomen in deel A van de bijlage of delen daarvan, die bijdragen tot de verwezenlijking van de in artikel 4 vermelde doelstellingen.

2.   De Commissie roept op tot het indienen van voorstellen om de in lid 1 bedoelde acties aan te duiden en beoordeelt of die voorstellen voldoen aan de in artikel 7 bepaalde subsidiabiliteitscriteria en de in artikel 8 bepaalde selectie- en gunningscriteria.

3.   De Commissie stelt de begunstigden in kennis van de toe te kennen EEPR-bijstand.

Artikel 7

Subsidiabiliteit

1.   De voorstellen komen slechts voor EEPR-bijstand in aanmerking indien zij strekken tot uitvoering van in deel A van de bijlage opgenomen projecten, het aldaar vastgelegde maximumbedrag van de EEPR-bijstand niet overschrijden, en voldoen aan de selectie- en gunningscriteria van artikel 8.

2.   De voorstellen kunnen worden ingediend:

a)

door één of meer lidstaten die gezamenlijk optreden;

b)

met de instemming van alle lidstaten die rechtstreeks bij het project in kwestie betrokken zijn:

i)

door één of meer openbare of particuliere ondernemingen of instellingen die gezamenlijk optreden;

ii)

door één of meer internationale organisaties die gezamenlijk optreden, of

iii)

door een gemeenschappelijke onderneming.

3.   Door natuurlijke personen ingediende voorstellen komen niet in aanmerking.

Artikel 8

Selectie- en gunningscriteria

1.   Bij de beoordeling van de voorstellen die worden ontvangen in het kader van de in artikel 6, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen, hanteert de Commissie de volgende selectiecriteria:

a)

de degelijkheid en de technische geschiktheid van de voorgestelde aanpak;

b)

de degelijkheid van het financiële pakket voor de volledige investeringsfase van de actie.

2.   Bij de beoordeling van de voorstellen die worden ontvangen in het kader van de in artikel 6, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen, hanteert de Commissie de volgende gunningscriteria:

a)

de rijpheid, omschreven als het bereiken van de investeringsfase, en het verrichten van aanzienlijke kapitaaluitgaven vóór eind 2010;

b)

de mate waarin een gebrek aan toegang tot financiële middelen de uitvoering van de actie vertraagt;

c)

de mate waarin de EEPR-bijstand openbare en particuliere financiering zal stimuleren;

d)

sociaaleconomische effecten;

e)

milieueffecten;

f)

de bijdrage tot de continuïteit en interoperabiliteit van het energienet, alsmede tot de optimalisering van de capaciteit ervan;

g)

de bijdrage tot de verbetering van de kwaliteit, veiligheid en zekerheid van de dienst;

h)

de bijdrage tot de totstandbrenging van een goed geïntegreerde energiemarkt.

Artikel 9

Financieringsvoorwaarden

1.   De EEPR-bijstand vormt een bijdrage in de projectgerelateerde uitgaven voor de uitvoering van het project en die door de begunstigden of door met de uitvoering belaste derden zijn gedaan.

2.   De EEPR-bijstand bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten.

Artikel 10

Instrumenten

1.   Na de in artikel 6, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen selecteert de Commissie, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde beheersprocedure, de voorstellen die EEPR-bijstand ontvangen en bepaalt zij het bedrag van de te verlenen EEPR-bijstand. De Commissie preciseert de voorwaarden voor en de wijze van de uitvoering van de voorstellen.

2.   De EEPR-bijstand wordt toegekend op basis van besluiten van de Commissie.

Artikel 11

Financiële verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.   De lidstaten verrichten de technische bewaking van en de financiële controle op de projecten in nauwe samenwerking met de Commissie en certificeren het bedrag van de uitgaven die in verband met het project of de projectonderdelen zijn gedaan, alsmede hun conformiteit met deze verordening. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken aan controles ter plaatse deel te nemen.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de overeenkomstig lid 1 genomen maatregelen en verstrekken haar met name een beschrijving van de controle-, beheers- en bewakingsystemen die zijn opgezet om de succesvolle uitvoering van de projecten te verzekeren.

DEEL 2

Offshore windenergieprojecten

Artikel 12

Toekenning van EEPR-bijstand

1.   EEPR-bijstand voor offshore windenergieprojecten wordt toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen voor acties ter uitvoering van de in deel B van de bijlage genoemde projecten.

2.   De Commissie roept op tot het indienen van voorstellen om de in lid 1 bedoelde acties aan te duiden en beoordeelt of de voorstellen voldoen aan de in artikel 13 bepaalde subsidiabiliteitscriteria en de in artikel 14 bepaalde selectie- en gunningscriteria.

3.   De Commissie stelt de begunstigden in kennis van de toe te kennen EEPR -bijstand.

Artikel 13

Subsidiabiliteit

1.   De voorstellen komen slechts voor EEPR-bijstand in aanmerking indien zij strekken tot uitvoering van in deel B van de bijlage opgenomen projecten, het aldaar vastgelegde maximumbedrag van de EEPR-bijstand niet overschrijden, en voldoen aan de selectie- en gunningscriteria van artikel 14. Deze projecten worden geleid door een particuliere onderneming.

2.   De voorstellen kunnen worden ingediend door een of meer ondernemingen die gezamenlijk optreden.

3.   Door natuurlijke personen ingediende voorstellen komen niet in aanmerking.

Artikel 14

Selectie- en gunningscriteria

1.   Bij de beoordeling van de voorstellen die worden ontvangen in het kader van de in artikel 12, lid 1, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen, hanteert de Commissie de volgende selectiecriteria:

a)

de degelijkheid en de technische geschiktheid van de voorgestelde aanpak;

b)

de degelijkheid van het financiële pakket voor de volledige investeringsfase van het project.

2.   Bij de beoordeling van de voorstellen die worden ontvangen in het kader van de in artikel 12, lid 1, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen, hanteert de Commissie de volgende gunningscriteria:

a)

de rijpheid, omschreven als het bereiken van de investeringsfase, en het verrichten van aanzienlijke kapitaaluitgaven vóór eind 2010;

b)

de mate waarin een gebrek aan toegang tot financiële middelen de uitvoering van de actie vertraagt;

c)

de mate waarin het project de schaal van reeds in aanbouw zijnde of geplande installaties en infrastructuurvoorzieningen verbetert of verhoogt;

d)

de mate waarin het project de bouw van installaties en infrastructuur op volledige grootte en op industriële schaal omvat en waarin met name het volgende aan bod komt:

i)

het balanceren van de veranderlijkheid van windelektriciteit door integratiesystemen;

ii)

het bestaan van systemen voor opslag op grote schaal;

iii)

het beheer van windmolenparken als virtuele elektriciteitscentrales (meer dan 1 GW);

iv)

het bestaan van turbines die verder van de kust of in diepere wateren worden geplaatst (20 tot 50 m) dan momenteel gebruikelijk is;

v)

nieuwe substructuurontwerpen, of

vi)

processen voor de assemblage, de installatie, het gebruik en de buitengebruikstelling van windturbines en het testen van die processen in projecten op ware grootte;

e)

de innovatieve kenmerken van het project en de mate waarin het aantoonbaar zal bijdragen tot de uitvoering van die kenmerken;

f)

het effect van het project en de bijdrage ervan tot het communautaire netwerk voor offshore windenergie, met inbegrip van het herhalingspotentieel ervan;

g)

de aangetoonde bereidheid van de begunstigden om de resultaten van de door het project geboekte technologische vooruitgang ter beschikking te stellen van andere Europese exploitanten, op een wijze die strookt met het Gemeenschapsrecht en in het bijzonder met de doelstellingen en structuren van het Europees strategisch plan voor energietechnologie.

Artikel 15

Financieringsvoorwaarden

1.   De EEPR-bijstand vormt een bijdrage in de projectgerelateerde uitgaven voor de uitvoering van het project.

2.   De EEPR-bijstand bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten.

Artikel 16

Instrumenten

1.   Na de in artikel 12, lid 1, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen selecteert de Commissie, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde beheersprocedure, de voorstellen die EEPR-bijstand ontvangen en bepaalt zij het bedrag van de toe te kennen financiering. De Commissie preciseert de voorwaarden voor en de wijze van de uitvoering van de voorstellen.

2.   De EEPR-bijstand wordt toegekend op basis van subsidieovereenkomsten.

DEEL 3

Projecten voor koolstofafvang en -opslag

Artikel 17

Toekenning van EEPR-bijstand

1.   De EEPR-bijstand voor projecten voor koolstofafvang en -opslag wordt toegekend aan acties ter uitvoering van de projecten in deel C van de bijlage.

2.   De Commissie roept op tot het indienen van voorstellen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde acties aan te duiden en beoordeelt of de voorstellen voldoen aan de in artikel 18 bepaalde subsidiabiliteitscriteria en de in artikel 19 bepaalde selectie- en gunningscriteria.

3.   Als verschillende projectvoorstellen uit dezelfde lidstaat voldoen aan de in de artikel 18 bepaalde subsidiabiliteitscriteria en aan de in artikel 19, lid 1, bepaalde selectiecriteria, selecteert de Commissie op basis van de gunningscriteria van artikel 19, lid 2, niet meer dan één voorstel per lidstaat dat in aanmerking komt voor EEPR-bijstand.

4.   De Commissie stelt de begunstigden in kennis van de toe te kennen EEPR-bijstand.

Artikel 18

Subsidiabiliteit

1.   Voorstellen komen slechts voor EEPR-bijstand in aanmerking indien zij strekken tot uitvoering van in deel C van de bijlage opgenomen projecten en voldoen aan de selectie- en gunningscriteria van artikel 19 en de volgende voorwaarden:

a)

de projecten tonen aan dat zij de mogelijkheid bieden om ten minste 80 % van de CO2 af te vangen in industriële installaties en om die CO2 te transporteren en veilig ondergronds in geologische lagen op te slaan;

b)

voor elektriciteitsinstallaties wordt de CO2-afvang gedemonstreerd op een installatie met een elektrische productie van ten minste 300 MW of equivalent;

c)

de projectontwikkelaars leggen een bindende verklaring af dat zij de generieke kennis die de vrucht is van de demonstratie-installatie ter beschikking stellen van de gehele sector en aan de Commissie om bij te dragen aan het Europees strategisch plan voor energietechnologie.

2.   De voorstellen worden ingediend door één of meer ondernemingen die gezamenlijk optreden.

3.   Door natuurlijke personen ingediende voorstellen komen niet in aanmerking.

Artikel 19

Selectie- en gunningscriteria

1.   Bij de beoordeling van de voorstellen die worden ontvangen in het kader van de in artikel 17, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen, hanteert de Commissie de volgende selectiecriteria:

a)

de degelijkheid en de technische geschiktheid van de voorgestelde aanpak;

b)

de rijpheid, omschreven als het bereiken van de investeringsfase, inclusief het verkennen en ontwikkelen van opslagmogelijkheden en het verrichten van aanzienlijke investeringuitgaven voor het project vóór eind 2010;

c)

de degelijkheid van het financiële pakket voor de volledige investeringsfase van het project;

d)

de vermelding van alle vergunningen die noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging en de werking van het project op de voorgestelde site(s) en het bestaan van een strategie voor het verkrijgen van die vergunningen.

2.   Bij de beoordeling van de voorstellen die worden ontvangen in het kader van de in artikel 17, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen, hanteert de Commissie de volgende gunningscriteria:

a)

de mate waarin een gebrek aan toegang tot financiële middelen de uitvoering van de actie vertraagt;

b)

de gevraagde financiering per ton CO2-vermindering tijdens de eerste vijf jaar van het project;

c)

de complexiteit van het project en het niveau van innovatie van de gehele installatie, inclusief andere begeleidende onderzoeksactiviteiten en de aangetoonde bereidheid van de begunstigden om de resultaten van de door het project geboekte technologische vooruitgang beschikbaar te stellen voor andere Europese exploitanten, op een wijze die strookt met het Gemeenschapsrecht en met name de doelstellingen en structuren van het Europees strategisch plan voor energietechnologie;

d)

de degelijkheid en de geschiktheid van het managementplan, met betrekking tot de wetenschappelijke, technologische en technische informatie en gegevens, zodat aangetoond wordt dat er via het voorgestelde concept voor kan worden gezorgd dat het project tegen 31 december 2015 operationeel is.

Artikel 20

Financieringsvoorwaarden

1.   De EEPR-bijstand draagt uitsluitend bij in de projectgerelateerde uitgaven voor de uitvoering van het project die verband houden met koolstofafvang, -transport en -opslag, rekening houdend met de eventuele exploitatiebaten.

2.   De EEPR-bijdrage bedraagt ten hoogste 80 % van de totale subsidiabele investeringskosten.

Artikel 21

Instrumenten

1.   Na de in artikel 17, lid 2, bedoelde oproep tot het indienen van voorstellen selecteert de Commissie, volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde beheersprocedure, de voorstellen die EEPR-bijstand ontvangen en bepaalt zij het bedrag van de te verlenen EEPR-bijstand. De Commissie specificeert de voorwaarden voor en de wijze van de uitvoering van de voorstellen.

2.   De EEPR-bijstand wordt toegekend op basis van subsidieovereenkomsten.

HOOFDSTUK III

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 22

Andere EEPR-bijstand en -instrumenten

1.   Een deel van de communautaire bijstand voor de in de bijlage vermelde projecten kan worden verleend via een bijdrage tot een passend instrument uit de middelen van de Europese Investeringsbank. Die bijdrage bedraagt ten hoogste 500 000 000 EUR.

2.   De risicopositie die de Gemeenschap met betrekking tot het leninggarantie-instrument of een ander financieringsinstrument inneemt, blijft, inclusief de beheerskosten en andere in aanmerking komende kosten, beperkt tot de communautaire bijdrage aan dat instrument en brengt geen andere passiefpost op de algemene begroting van de Europese Unie met zich mee.

3.   De Commissie beslist volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde beheersprocedure over het bedrag aan EEPR-bijstand dat aan dit instrument wordt toegekend. De Commissie en de Europese Investeringsbank sluiten een memorandum van overeenstemming met de voorwaarden en de methoden voor de uitvoering van dat besluit.

Artikel 23

Programmerings- en uitvoeringsmodaliteiten

1.   De oproepen tot het indienen van voorstellen worden rechtstreeks door de Commissie uitgebracht op basis van de in artikel 3, lid 1, bedoelde beschikbare begrotingsmiddelen en op basis van de in hoofdstuk II bepaalde subsidiabiliteits-, selectie- en gunningscriteria.

2.   De EEPR-bijstand is uitsluitend bestemd voor projectgerelateerde uitgaven die door de begunstigden en, wat betreft projecten uit hoofde van artikel 9, door met de uitvoering belaste derden zijn gedaan. De uitgaven kunnen subsidiabel zijn vanaf de in artikel 29 bedoelde datum.

3.   De btw is een niet in aanmerking komende uitgave, met uitzondering van de niet-terugvorderbare btw.

4.   De projecten en acties waarvoor uit hoofde van deze verordening financiering wordt verleend, worden uitgevoerd overeenkomstig het Gemeenschapsrecht en houden rekening met toepasselijk communautair beleid, met name op de gebieden mededinging (inclusief de voorschriften inzake staatssteun), milieubescherming, gezondheid, duurzame ontwikkeling en gunning van overheidsopdrachten.

Artikel 24

Algemene verantwoordelijkheden van de lidstaten

De lidstaten stellen alles in het werk om binnen hun verantwoordelijkheidsgebied de projecten uit te voeren waarvoor EEPR-bijstand wordt toegekend, met name door middel van doelmatige administratieve vergunnings-, licentie- en certificatieprocedures.

Artikel 25

Bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap

1.   De Commissie ziet erop toe dat, wanneer uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties worden uitgevoerd, de financiële belangen van de Gemeenschap worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onrechtmatige handelingen, zulks door de uitvoering van doeltreffende controles en de terugvordering van de ten onrechte uitbetaalde bedragen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening (EG) nr. 1073/1999.

2.   Voor de uit hoofde van deze verordening gefinancierde communautaire acties wordt onder „onregelmatigheid” in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 verstaan elke schending van een bepaling van het Gemeenschapsrecht of niet-nakoming van een contractuele verplichting als gevolg van een handelen of nalaten van een marktdeelnemer die door een ongerechtvaardigde uitgave een nadelig effect heeft of zou hebben op de algemene begroting van de Europese Unie of op de door de Europese Unie beheerde begrotingsmiddelen.

3.   Alle uitvoeringsmaatregelen uit hoofde van deze verordening voorzien met name in toezicht en financiële controle door de Commissie of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger en in audits van de Europese Rekenkamer, indien nodig ter plaatse.

HOOFDSTUK IV

UITVOERINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Comités

1.   De Commissie wordt bijgestaan door de volgende comités:

a)

voor gas- en elektriciteitsinfrastructuurprojecten, het bij artikel 15 van Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (9) ingestelde comité;

b)

voor offshore windenergieprojecten, het bij artikel 8 van Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (10) ingestelde comité;

c)

voor projecten voor koolstofafvang en -opslag, het bij artikel 8 van Beschikking 2006/971/EG ingestelde comité;

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 27

Evaluatie

1.   Vóór 31 december 2011 verricht de Commissie een evaluatie van het EEPR om na te gaan in hoeverre het bijdraagt tot het effectieve gebruik van de kredieten.

2.   De Commissie kan een begunstigde lidstaat verzoeken een specifieke evaluatie van de uit hoofde van hoofdstuk II, deel 1, van deze verordening gefinancierde projecten in te dienen of desgevallend de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en assistentie te verstrekken.

3.   De Commissie legt aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een evaluatieverslag voor over de met het EEPR bereikte resultaten.

Artikel 28

Verstrekking van informatie aan het Europees Parlement en de Raad

De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van deze verordening. Elk jaar bij de indiening van het voorontwerp van begroting dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de uitvoering van het EEPR.

Indien dit verslag serieuze risico's aan het licht brengt voor de uitvoering van de prioritaire projecten, beveelt de Commissie maatregelen aan om deze risico's weg te nemen, en dient zij desgevallend, en in overeenstemming met het herstelplan, aanvullende voorstellen in voor zulke projecten.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  Advies van 13 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van het Europees Parlement van 6 mei 2009 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 juli 2009.

(3)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(4)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1.

(5)  PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(6)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(7)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1.

(10)  PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86.


BIJLAGE

SUBSIDIABELE PROJECTEN

A.   Gas- en elektriciteitinfrastructuurprojecten

1.   Gasinterconnectie

Project

Locatie van de gesteunde projecten

Beoogde bijdrage van de Gemeenschap

(miljoen EUR)

Zuidelijke gascorridor

NABUCCO

Oostenrijk, Hongarije, Bulgarije, Duitsland, Roemenië

200

ITGI — Poseidon

Italië, Griekenland

100

Interconnectie van de Baltische landen

Skanled/Baltic Pipe

Polen, Denemarken, Zweden

150

LNG-netwerk

Terminal voor vloeibaar aardgas aan de Poolse kust (haven van Świnoujście)

Polen

80

Centraal- en Zuid-Oost-Europa

Interconnectie Slowakije-Hongarije (Veľký Krtíš — Vecsés)

Slowakije, Hongarije

30

Gastransmissiesysteem in Slovenië tussen de Oostenrijkse grens en Ljubljana (uitgezonderd het stuk Rogatec-Kidričevo)

Slovenië

40

Interconnectie Bulgarije-Griekenland (Stara Zagora — Dimitrovgrad-Komotini)

Bulgarije, Griekenland

45

Gasinterconnectie Roemenië-Hongarije

Roemenië, Hongarije

30

Uitbreiding van de gasopslagcapaciteit in Tsjechië

Tsjechië

35

Infrastructuur en uitrusting om het mogelijk te maken het gas in de omgekeerde richting te sturen in het geval van een korte onderbreking van de aanvoer

Oostenrijk, Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije

80

Interconnectie Slowakije-Polen

Slowakije, Polen

20

Interconnectie Hongarije-Kroatië

Hongarije

20

Interconnectie Bulgarije-Roemenië

Bulgarije, Roemenië

10

Middellandse Zeegebied

Versterking van het Franse gasnetwerk op de as Afrika-Spanje-Frankrijk

Frankrijk

200

GALSI (gaspijpleiding Algerije-Italië)

Italië

120

Gasinterconnectie westelijke as Larrau-tak

Spanje

45

Noordzeegebied

Pijpleiding Duitsland-België-Verenigd Koninkrijk

België

35

Connectie Frankrijk-België

Frankrijk, België

200

TOTAAL

 

1 440


2.   Elektriciteitsinterconnectie

Project

Locatie van de gesteunde projecten

Beoogde bijdrage van de Gemeenschap

(miljoen EUR)

Interconnectie van de Baltische landen

Estlink-2

Estland, Finland

100

Interconnectie Zweden-Baltische staten en versterking van het net in de Baltische staten

Zweden, Letland, Litouwen

175

Centraal- en Zuid-Oost-Europa

Halle/Saale — Schweinfurt

Duitsland

100

Wien — Győr

Oostenrijk, Hongarije

20

Middellandse Zeegebied

Versterking van de interconnectie Portugal-Spanje

Portugal

50

Interconnectie Frankrijk-Spanje (Baixas — Sta Llogaia)

Frankrijk, Spanje

225

Nieuwe 380 kV AC onderzeese kabel tussen Sicilië en het Italiaanse vasteland (Sorgente — Rizziconi)

Italië

110

Noordzeegebied

500 MW interconnectie Ierland/Wales (Meath-Deeside)

Ierland, Verenigd Koninkrijk

110

Elektriciteitsinterconnectie Malta-Italië

Malta/Italië

20

TOTAAL

 

910


3.   Projecten voor kleine eilanden

Initiatieven voor kleine, geïsoleerde eilanden

Cyprus

10

Malta

5

TOTAAL

 

15

B.   Offshore windenergieprojecten

Project

Capaciteit

Locatie van de gesteunde projecten

Vestigingsplaats Gemeenschap Bijdrage

(miljoen EUR)

1.   

Koppeling van offshore windenergie aan het net

1.1.

Baltic — Kriegers Flak I, II, III

Voortzetten van projecten in ontwikkeling. Financiering van de extra kosten voor een gemeenschappelijke interconnectieoplossing.

1,5 GW

Denemarken, Zweden, Duitsland, Polen

150

1.2.

Noordzeenet

Modulaire ontwikkeling van het offshorenet, demonstratie van virtuele offshore-elektriciteitscentrale en integratie in het bestaande netwerk aan land

1 GW

Verenigd Koninkrijk, Nederland, Duitsland, Ierland, Denemarken, België, Frankrijk, Luxemburg

165

2.   

Nieuwe turbines, structuren en componenten, optimalisering van de productiecapaciteit

2.1.

Borkum West II — Bard 1 — Nordsee Ost — Global tech 1

Nieuwe generatie multi-MW-turbines (5-7 MW) en innovatieve structuren, in diepere wateren (tot 40 m), ver van de kust (tot 100 km).

1,6 GW

Duitsland

200

2.2.

Offshorewindmolenpark Aberdeen (Europees testcentrum)

Voortzetten van projecten in ontwikkeling. Testen van multi-MW-turbines. Ontwikkeling van innovatieve structuren en substructuren, inclusief optimalisering van de productiecapaciteit van installaties voor offshore windenergieproductie. Een toename met 100 MW kan worden beoogd.

0,25 GW

Verenigd Koninkrijk

40

2.3.

Thornton Bank

Voortzetten van projecten in ontwikkeling. Lessen trekken uit het Downvind-project (gecofinancierd via KP6). Uitbreiding van de turbines van de Downvind-installaties (5 MW) in diepe wateren (tot 30 m) met lage visuele impact (tot 30 km).

90 MW

België

10

TOTAAL

 

 

565

C.   Projecten voor afvang en opslag van kooldioxide

Naam en locatie van het project

Beoogde bijdrage van de Gemeenschap

(miljoen EUR)

Brandstof

Capaciteit

Afvang-techniek

Opslagconcept

Huerth

Duitsland

180

Kool

450 MW

IGCC

Zoutwatervoerende lagen

Jaenschwalde

 

 

Kool

500 MW

Oxyfuel

Olie-/gasvelden

Eemshaven

Nederland

180

Kool

1 200 MW

IGCC

Olie-/gasvelden

Rotterdam

Kool

1 080 MW

PC

Olie-/gasvelden

Rotterdam

Kool

800 MW

PC

Olie-/gasvelden

Belchatów

Polen

180

Kool

858 MW

PC

Zoutwatervoerende lagen

Compostella

(León)

Spanje

180

Kool

500 MW

Oxyfuel

Zoutwatervoerende lagen

Kingsnorth

Verenigd Koninkrijk

180

Kool

800 MW

PC

Olie-/gasvelden

Longannet

Kool

3 390 MW

PC

Zoutwatervoerende lagen

Tilbury

Kool

1 600 MW

PC

Olie-/gasvelden

Hatfield

(Yorkshire)

Kool

900 MW

IGCC

Olie-/gasvelden

Porto Tolle

Italië

100

Kool

660 MW

PC

 

Project inzake industriële afvang van kooldioxide

Florange

Frankrijk

50

Vervoer van CO2 van industriële installatie (staalfabriek) naar ondergrondse opslaginstallatie (zoutwatervoerende lagen)

TOTAAL

1 050


VERKLARING VAN DE COMMISSIE

De Commissie benadrukt dat energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen zowel om ecologische redenen als om redenen van voorzieningszekerheid hoofdprioriteiten van het EU-energiebeleid zijn. De verordening zal tot deze prioriteiten bijdragen door te voorzien in aanzienlijke steun voor offshore-windenergieprojecten.

De Commissie memoreert in dit verband de diverse andere nieuwe initiatieven ter ondersteuning van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen, die zij met name heeft voorgesteld in haar Europees herstelplan waaraan de Europese Raad van december 2008 zijn goedkeuring heeft gehecht. Het gaat daarbij onder meer om:

Een wijziging van de EFRO-verordening om investeringen tot 8 miljard EUR in energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen in woningen mogelijk te maken in alle lidstaten.

Een publiek-privaat partnerschap inzake een „Europees initiatief voor energie-efficiënte gebouwen”, ter bevordering van groene technologieën en van de ontwikkeling van energie-efficiënte systemen en materialen in nieuwe en gerenoveerde gebouwen. De begrotingsmiddelen voor deze actie worden op 1 miljard EUR geraamd: 500 miljoen EUR uit de bestaande begroting voor het zevende EG-kaderprogramma voor de periode 2007-2013, en 500 miljoen euro van het bedrijfsleven.

Het EG-EIB-initiatief „EU-initiatief voor de financiering van duurzame energie”, dat investeringen voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen in stedelijke milieus mogelijk moet maken. De Commissie financiert een faciliteit voor technische bijstand uit het programma Intelligente energie voor Europa (toewijzing van 15 miljoen EUR voor 2009). Deze door de EIB beheerde faciliteit zal de toegang tot EIB-leningen met een aanzienlijk hefboomeffect vergemakkelijken.

De oprichting door institutionele beleggers uit de EU - onder leiding van de EIB - van een marktgeoriënteerd beleggingsfonds „Marguerite”: het Europees Fonds 2020 voor energie, klimaatverandering en infrastructuur. Dit fonds investeert op de gebieden energie en klimaatverandering (TEN-E, duurzame energieproductie, hernieuwbare energie, nieuwe technologieën, energie-efficiëntie, voorzieningszekerheid en milieu-infrastructuur). De Commissie steunt dit initiatief.

Voorts zal de Commissie voor eind november 2009 de herziening van het actieplan inzake energie-efficiëntie presenteren, zoals gevraagd door de Raad (conclusies van de Europese Raad van maart 2009) en het Europees Parlement (EP-Resolutie P6_TA(2009)0064).

Deskundigen zijn het erover eens dat energie-efficiëntie de goedkoopste beschikbare optie is om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. De Commissie zal tegen november 2009 een gedetailleerde analyse voorleggen van de elementen die meer investeringen in energie-efficiëntie in de weg staan. Zij zal daarin met name nagaan of er behoefte is aan meer financiële stimulansen in de vorm van leningen met een lage rentevoet en/of subsidies en hoe de Europese begroting daartoe kan worden gebruikt, en zij zal, indien nodig, onder meer voorzien in extra middelen voor de financiering van energie-efficiëntie in het nieuwe EU-instrument voor energiezekerheid en -infrastructuur dat in 2010 zal worden voorgelegd.

Bij de herziening van het actieplan inzake energie-efficiëntie zal de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de nabuurschapsdimensie van energie-efficiëntie. Zij zal nagaan hoe zij met stimulansen op financieel en regelgevend gebied buurlanden ertoe kan aanzetten hun investeringen in energie-efficiëntie op te voeren.

Indien de Commissie, bij de rapportage over de uitvoering van de verordening in 2010 conform artikel 28 daarvan, constateert dat een deel van de middelen voor de in de bijlage bij de verordening vermelde projecten niet tegen eind 2010 zal kunnen worden vastgelegd, dan stelt zij in voorkomend geval een geografisch evenwichtige wijziging van de verordening voor, zodat naast de bovengenoemde initiatieven ook projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen kunnen worden gefinancierd, mede aan de hand van soortgelijke subsidiabiliteitscriteria als die voor de projecten welke staan vermeld in de bijlage bij deze verordening.

Verklaring van Portugal

Portugal stemt voor, evenwel met dien verstande dat in het kader van een evaluatie van het programma uit hoofde van artikel 28 overwogen moet worden projecten voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie en met name projecten voor micro-opwekking en voor intelligente netwerken en meters, op te nemen, om de in artikel 4, onder a) en onder b), van de verordening genoemde doelstellingen te helpen verwezenlijken.