26.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/7


VERORDENING (EG) Nr. 552/2009 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2009

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name op artikel 131,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (2) zijn beperkingen ten aanzien van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten opgenomen. Verordening (EG) nr. 1907/2006 komt met ingang van 1 juni 2009 in de plaats van Richtlijn 76/769/EEG, die op die datum wordt ingetrokken. Bijlage XVII bij die verordening komt in de plaats van bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG.

(2)

Artikel 67 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bepaalt dat stoffen, mengsels en voorwerpen waarvoor in bijlage XVII bij die verordening een beperking is opgenomen, niet vervaardigd, in de handel gebracht of gebruikt mogen worden tenzij aan de voorwaarden van die beperking wordt voldaan.

(3)

Richtlijn 2006/122/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot dertigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad (perfluoroctaansulfonaten (PFOS)) (3) en Richtlijn 2006/139/EG van de Commissie van 20 december 2006 tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat de beperking van het in de handel brengen en het gebruik van arseenverbindingen betreft met het oog op de aanpassing van bijlage I aan de technische vooruitgang (4), waarbij bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG gewijzigd werd, zijn kort voor de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1907/2006 in december 2006 goedgekeurd, maar de desbetreffende wijzigingen zijn nog niet in bijlage XVII bij die verordening opgenomen. Bijlage XVII moet dus worden gewijzigd om daar de beperkingen uit de Richtlijnen 2006/122/EG en 2006/139/EG in op te nemen, aangezien die beperkingen anders op 1 juni 2009 komen te vervallen.

(4)

Overeenkomstig artikel 137, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt elke wijziging van de goedgekeurde beperkingen krachtens Richtlijn 76/769/EEG vanaf 1 juni 2007 met ingang van 1 juni 2009 opgenomen in Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(5)

Richtlijn 2007/51/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen (5) is op 25 september 2007 goedgekeurd. Beschikking nr. 1348/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad wat betreft de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van 2-(2-methoxyethoxy)ethanol, 2-(2-butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat, cyclohexaan en ammoniumnitraat (6) is op 16 december 2008 goedgekeurd. De desbetreffende beperkingen zijn nog niet in bijlage XVII bij de verordening opgenomen. Bijlage XVII moet dus worden gewijzigd om daarin de beperkingen betreffende bepaalde kwikhoudende meettoestellen krachtens Richtlijn 2007/51/EG en de beperkingen ten aanzien van 2-(2-methoxyethoxy)ethanol, 2-(2-butoxyethoxy)ethanol, methyleendifenyldiisocyanaat, cyclohexaan en ammoniumnitraat krachtens Beschikking nr. 1348/2008/EG op te nemen.

(6)

Er moet rekening worden gehouden met de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 1272/2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (7).

(7)

Aangezien de bepalingen van titel VIII van Verordening (EG) nr. 1907/2006, en met name bijlage XVII, met ingang van 1 juni 2009 rechtstreeks toepasselijk zijn, moeten de beperkingen duidelijk worden geformuleerd, zodat de marktdeelnemers en de handhavingsinstanties ze correct kunnen toepassen. Daarom moet de tekst van de beperkingen worden herzien. De terminologie van de verschillende vermeldingen moet geharmoniseerd worden en meer in overeenstemming worden gebracht met de definities in Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(8)

Richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (pcb’s/pct’s) (8) schrijft voor dat apparaten die pcb’s en pct’s bevatten, zo spoedig mogelijk gereinigd of verwijderd moeten worden en bevat de voorschriften voor de reiniging van apparaten die die stoffen bevatten. In de vermelding in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 betreffende pct’s dient daarom geen bepaling te staan over apparaten die pct’s bevatten; dat is immers al volledig bij Richtlijn 96/59/EG geregeld.

(9)

De bestaande beperkingen voor de stoffen 2-naftylamine, benzidine, 4-nitrobifenyl en 4-aminobifenyl zijn dubbelzinnig, aangezien niet duidelijk is of het verbod alleen de levering aan het grote publiek of ook de levering aan professionele gebruikers betreft. Dit moet worden verduidelijkt. Daar Richtlijn 98/24/EG van de Raad van 7 april 1998 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers tegen risico’s van chemische agentia op het werk (9) het produceren, vervaardigen en gebruiken van die stoffen op het werk verbiedt, moeten de beperkingen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 betreffende die stoffen met Richtlijn 98/24/EG in overeenstemming zijn.

(10)

De stoffen tetrachloorkoolstof en 1,1,1-trichloorethaan zijn krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (10) aan strenge beperkingen onderworpen. In Verordening (EG) nr. 2037/2000 is voor tetrachloorkoolstof een verbod met uitzonderingen en voor 1,1,1-trichloorethaan een totaalverbod vastgelegd. De beperkingen ten aanzien van tetrachloorkoolstof en 1,1,1-trichloorethaan in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn derhalve overbodig en moeten worden geschrapt.

(11)

Aangezien kwik in batterijen is geregeld bij Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s (11) zijn de huidige bepalingen voor kwik in batterijen en accu’s in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 overbodig en moeten zij worden geschrapt.

(12)

Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn afvalstoffen geen stof, mengsel of voorwerp in de zin van artikel 3 van die verordening. Daar afvalstoffen niet onder de beperkingen van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vallen, zijn de bepalingen in bijlage XVII bij die verordening waarbij afvalstoffen worden uitgezonderd, overbodig en moeten zij worden geschrapt.

(13)

Een aantal beperkingen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet worden gewijzigd in verband met de definitie van „gebruik” en „in de handel brengen” in artikel 3 van die verordening.

(14)

De vermelding betreffende asbestvezels in bijlage I bij Richtlijn 76/769/EEG bevat een uitzondering voor membranen die chrysotiel bevatten. Gepreciseerd moet worden dat deze uitzondering zal worden geëvalueerd na ontvangst van de verslagen die de lidstaten die van deze uitzonderingsregeling gebruikmaken, moeten indienen. Bovendien moeten de lidstaten, gezien de definitie van „in de handel brengen” in Verordening (EG) nr. 1907/2006, de mogelijkheid hebben om het in de handel brengen van bepaalde voorwerpen die dergelijke vezels bevatten en al vóór 1 januari 2005 geïnstalleerd of in bedrijf waren, toe te staan onder bepaalde voorwaarden waardoor een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid gewaarborgd is.

(15)

Voor stoffen die in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn opgenomen omdat hiervoor beperkingen waren vastgesteld in Richtlijn 76/769/EEG (de vermeldingen 1 tot en met 58) moet worden gepreciseerd dat de beperkingen niet gelden voor de opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten of overbrenging van de ene recipiënt naar de andere van die stoffen met het oog op uitvoer, tenzij de vervaardiging van die stoffen verboden is.

(16)

In Verordening (EG) nr. 1907/2006 is de term „voorwerp” gedefinieerd, wat in Richtlijn 76/769/EEG niet het geval was. Om ervoor te zorgen dat de beperking ten aanzien van cadmium hetzelfde omvat als de oorspronkelijke beperking, moet in sommige bepalingen de term „mengsels” worden toegevoegd.

(17)

Gepreciseerd moet worden dat de beperkingen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 betreffende het in de handel brengen van bepaalde kwikhoudende meettoestellen niet gelden voor toestellen die al in de Gemeenschap in gebruik waren op het tijdstip dat de beperkingen in werking traden.

(18)

In de vermeldingen in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 voor de stoffen difenylether, pentabroomderivaat, en difenylether, octabroomderivaat, moet worden bepaald dat de beperkingen niet gelden voor voorwerpen die al in gebruik waren op het tijdstip waarop de beperking voor die stoffen inging, aangezien die stoffen zijn verwerkt in voorwerpen met een lange levensduur die op de tweedehandsmarkt worden verkocht, zoals vliegtuigen en voertuigen. Aangezien voorts het gebruik van die stoffen in elektrische en elektronische apparatuur is geregeld in Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (12), gelden de beperkingen niet voor dergelijke apparatuur.

(19)

In de beperking voor nonylfenol en nonylfenolethoxylaten moet worden aangegeven dat de bestaande nationale toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden die nonylfenolethoxylaten als co-formulant bevatten, onverlet blijven, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2003/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 houdende zesentwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad betreffende beperkingen op het in de handel brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (nonylfenol, nonylfenolethoxylaat en cement) (13).

(20)

Gepreciseerd moet worden dat de beperking in bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 betreffende perfluoroctaansulfonaten niet geldt voor producten die al in de Gemeenschap in gebruik waren op het tijdstip dat de beperking in werking trad.

(21)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2009.

Voor de Commissie

Günter VERHEUGEN

Vicevoorzitter


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 201.

(3)  PB L 372 van 27.12.2006, blz. 32.

(4)  PB L 384 van 29.12.2006, blz. 94.

(5)  PB L 257 van 3.10.2007, blz. 13.

(6)  PB L 348 van 24.12.2008, blz. 108.

(7)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(8)  PB L 243 van 24.9.1996, blz. 31.

(9)  PB L 131 van 5.5.1998, blz. 11.

(10)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1.

(11)  PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1.

(12)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(13)  PB L 178 van 17.7.2003, blz. 24.


BIJLAGE

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1.

De titel komt als volgt te luiden:

2.

De tabel met de benaming van de stoffen, groepen van stoffen en mengsels en de beperkingsvoorwaarden wordt als volgt vervangen:

„Voor stoffen die in deze bijlage zijn opgenomen omdat hiervoor beperkingen waren vastgesteld in Richtlijn 76/769/EEG (de vermeldingen 1 tot en met 58) gelden de beperkingen niet voor de opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten of overbrenging van de ene recipiënt naar de andere van die stoffen met het oog op uitvoer, tenzij de vervaardiging van die stoffen verboden is.


Kolom 1

Benaming van de stof of groep van stoffen of van het mengsel

Kolom 2

Beperkingsvoorwaarden

1.

Polychloorterfenylen (pct’s)

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

in mengsels, met inbegrip van afgewerkte oliën, of in apparaten, in een concentratie van meer dan 50 mg/kg (0,005 gewichtsprocent).

2.

Chlooretheen (vinylchloride)

CAS-nr. 75-01-4

EG-nr. 200-831-0

Mag niet worden gebruikt als drijfgas in spuitbussen voor welk gebruik dan ook.

Spuitbussen die de stof als drijfgas bevatten, mogen niet in de handel worden gebracht.

3.

Vloeibare stoffen of mengsels die als gevaarlijk worden beschouwd in de zin van de definities in Richtlijn 67/548/EEG en Richtlijn 1999/45/EG

1.

Mogen niet worden gebruikt:

in siervoorwerpen bestemd om licht- of kleureffecten te verkrijgen door verschillende fasen, bijvoorbeeld in sfeerlampen en asbakken;

in scherts- en fopartikelen;

in spelen voor een of meer personen of in alle voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, zelfs als deze fungeren als siervoorwerp.

2.

Voorwerpen die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel worden gebracht.

3.

Mogen niet in de handel worden gebracht als zij een kleurstof bevatten, tenzij dat om fiscale redenen vereist is, of een geurstof of beide, en:

gevaarlijk zijn bij inademing en met R65 of H304 worden gekenmerkt, en

als brandstof in sierlampen kunnen worden gebruikt, en

zijn verpakt in recipiënten met een capaciteit van 15 l of minder.

4.

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen betreffende de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op de verpakking van stoffen en mengsels als bedoeld in punt 3 die ervoor bestemd zijn om in lampen te worden gebruikt, zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

„Lampen die met deze vloeistof zijn gevuld buiten het bereik van kinderen houden”.

4.

Tris(2,3-dibroompropyl)fosfaat

CAS-nr. 126-72-7

1.

Mag niet worden gebruikt in textielartikelen die bestemd zijn om in contact te komen met de huid, bijvoorbeeld kleding, onderkleding en linnengoed.

2.

Voorwerpen die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel worden gebracht.

5.

Benzeen

CAS-nr. 71-43-2

EG-nr. 200-753-7

1.

Mag niet worden gebruikt in speelgoed of onderdelen van speelgoed indien de concentratie aan vrij benzeen groter is dan 5 mg/kg (0,0005 %) van het gewicht van het stuk speelgoed of onderdeel van het speelgoed.

2.

Speelgoed en onderdelen van speelgoed die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel worden gebracht.

3.

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

als bestanddeel van andere stoffen of van mengsels, in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer.

4.

Punt 3 is echter niet van toepassing op:

a)

brandstoffen die onder Richtlijn 98/70/EG vallen;

b)

stoffen en mengsels die bestemd zijn om te worden gebruikt in industriële procedés waarbij geen grotere benzeenemissie kan plaatsvinden dan is voorzien in de bestaande wetgeving.

6.

Asbestvezels

a)

Crocidoliet

CAS-nr. 12001-28-4

b)

Amosiet

CAS-nr. 12172-73-5

c)

Anthofylliet

CAS-nr. 77536-67-5

d)

Actinoliet

CAS-nr. 77536-66-4

e)

Tremoliet

CAS-nr. 77536-68-6

f)

Chrysotiel

CAS-nr. 12001-29-5

CAS-nr. 132207-32-0

1.

De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van deze vezels en van voorwerpen waaraan deze vezels opzettelijk zijn toegevoegd, zijn verboden.

De lidstaten mogen echter een uitzondering maken voor het in de handel brengen en het gebruik van membranen die chrysotiel (onder f)) bevatten in bestaande elektrolyse-installaties, tot zij aan vervanging toe zijn of totdat geschikte asbestsubstituten beschikbaar komen, als dat eerder is.

De lidstaten die van deze uitzondering gebruikmaken, dienen bij de Commissie uiterlijk op 1 juni 2011 een verslag in over de beschikbaarheid van asbestsubstituten voor elektrolyse-installaties en de inspanningen die zijn gedaan om dergelijke alternatieven te vinden, over de bescherming van de gezondheid van de werknemers in de installaties, over de bronnen van chrysotiel en de hoeveelheden daarvan, over de bronnen van chrysotiel bevattende membranen en de hoeveelheden ervan, en over de beoogde datum waarop zij geen gebruik meer zullen maken van deze uitzondering. De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Na ontvangst van die verslagen verzoekt de Commissie het Agentschap overeenkomstig artikel 69 een dossier samen te stellen om het in de handel brengen en het gebruik van chrysotiel bevattende membranen te verbieden.

2.

Het gebruik van voorwerpen die de in punt 1 genoemde asbestvezels bevatten en die al vóór 1 januari 2005 geïnstalleerd en/of in bedrijf waren, blijft toegestaan totdat zij worden verwijderd of aan vervanging toe zijn. De lidstaten mogen echter om redenen van gezondheidsbescherming het gebruik van dergelijke voorwerpen beperken, verbieden of aan bepaalde voorwaarden onderwerpen voordat deze worden verwijderd of aan vervanging toe zijn.

De lidstaten mogen het in de handel brengen van voorwerpen in hun geheel die de in punt 1 genoemde asbestvezels bevatten en die al vóór 1 januari 2005 geïnstalleerd en/of in bedrijf waren, toestaan onder bepaalde voorwaarden waardoor een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid gewaarborgd is. De lidstaten delen die nationale maatregelen uiterlijk op 1 juni 2011 aan de Commissie mee. De Commissie maakt deze informatie openbaar.

3.

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen betreffende de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels mag het in de handel brengen en het gebruik van voorwerpen die deze vezels bevatten, voor de bovengenoemde uitzonderingen slechts worden toegestaan indien de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor zorgen dat deze voorwerpen zijn geëtiketteerd overeenkomstig aanhangsel 7 van deze bijlage.

7.

Tris(aziridinyl)fosfineoxide

CAS-nr. 545-55-1

EG-nr. 208-892-5

1.

Mag niet worden gebruikt in textielartikelen die bestemd zijn om in contact te komen met de huid, bijvoorbeeld kleding, onderkleding en linnengoed.

2.

Voorwerpen die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel worden gebracht.

8.

Polybroombifenylen (pbb’s)

CAS-nr. 59536-65-1

1.

Mogen niet worden gebruikt in textielartikelen die bestemd zijn om in contact te komen met de huid, bijvoorbeeld kleding, onderkleding en linnengoed.

2.

Voorwerpen die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel worden gebracht.

9.

a)

Panamapoeder

(Quillaja saponaria) en derivaten daarvan die saponinen bevatten

CAS-nr. 68990-67-0

EG-nr. 273-620-4

b)

Poeder van de wortels van Helleborus viridis en Helleborus niger

c)

Poeder van de wortels van de witte nieswortel (Veratrum album) en de zwarte nieswortel (Veratrum nigrum)

d)

Benzidine en/of derivaten daarvan

CAS-nr. 92-87-5

EG-nr. 202-199-1

e)

o-Nitrobenzaldehyd

CAS-nr. 552-89-6

EG-nr. 209-025-3

f)

Houtstof

1.

Mogen niet worden gebruikt in fop- en schertsartikelen of in mengsels of voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, bijvoorbeeld als bestanddeel van niespoeder en stinkbommen.

2.

Fop- en schertsartikelen en mengsels of voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, en die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel gebracht worden.

3.

De punten 1 en 2 zijn echter niet van toepassing op stinkbommen die niet meer dan 1,5 ml vloeistof bevatten.

10.

a)

Ammoniumsulfide

CAS-nr. 12135-76-1

EG-nr. 235-223-4

b)

Ammoniumwaterstofsulfide

CAS-nr. 12124-99-1

EG-nr. 235-184-3

c)

Ammoniumpolysulfide

CAS-nr. 9080-17-5

EG-nr. 232-989-1

1.

Mogen niet worden gebruikt in fop- en schertsartikelen of in mengsels of voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, bijvoorbeeld als bestanddeel van niespoeder en stinkbommen.

2.

Fop- en schertsartikelen en mengsels of voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, en die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel gebracht worden.

3.

De punten 1 en 2 zijn echter niet van toepassing op stinkbommen die niet meer dan 1,5 ml vloeistof bevatten.

11.

Vluchtige esters van broomazijnzuur:

a)

methylbroomacetaat

CAS-nr. 96-32-2

EG-nr. 202-499-2

b)

ethylbroomacetaat

CAS-nr. 105-36-2

EG-nr. 203-290-9

c)

propylbroomacetaat

CAS-nr. 35223-80-4

d)

butylbroomacetaat

CAS-nr. 18991-98-5

EG-nr. 242-729-9

1.

Mogen niet worden gebruikt in fop- en schertsartikelen of in mengsels of voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, bijvoorbeeld als bestanddeel van niespoeder en stinkbommen.

2.

Fop- en schertsartikelen en mengsels of voorwerpen die bestemd zijn om als zodanig te worden gebruikt, en die niet met punt 1 in overeenstemming zijn, mogen niet in de handel gebracht worden.

3.

De punten 1 en 2 zijn echter niet van toepassing op stinkbommen die niet meer dan 1,5 ml vloeistof bevatten.

12.

2-Naftylamine

CAS-nr. 91-59-8

EG-nr. 202-080-4 en zouten daarvan

13.

Benzidine

CAS-nr. 92-87-5

EG-nr. 202-199-1 en zouten daarvan

14.

4-Nitrobifenyl

CAS-nr. 92-93-3

Einecs EG-nr. 202-204-7

15.

4-Aminobifenyl, xenylamine

CAS-nr. 92-67-1

EG-nr. 202-177-1 en zouten daarvan

Voor de vermeldingen 12 tot en met 15 geldt:

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent.

16.

Loodcarbonaten:

a)

neutraal watervrij loodcarbonaat (PbCO3)

CAS-nr. 598-63-0

EG-nr. 209-943-4

b)

triloodbis(carbonaat)dihydroxide 2Pb CO3-Pb(OH)2

CAS-nr. 1319-46-6

EG-nr. 215-290-6

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is om als verf te worden gebruikt.

De lidstaten mogen echter overeenkomstig de bepalingen van IAO-Verdrag nr. 13 betreffende het gebruik van loodwit in verfstoffen het gebruik van de stof of het mengsel op hun grondgebied toestaan voor de restauratie en het onderhoud van kunstwerken alsmede van historische gebouwen en hun interieurs.

17.

Loodsulfaten:

a)

PbSO4

CAS-nr. 7446-14-2

EG-nr. 231-198-9

b)

Pbx SO4

CAS-nr. 15739-80-7

EG-nr. 239-831-0

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is om als verf te worden gebruikt.

De lidstaten mogen echter overeenkomstig de bepalingen van IAO-Verdrag nr. 13 betreffende het gebruik van loodwit in verfstoffen het gebruik van de stof of het mengsel op hun grondgebied toestaan voor de restauratie en het onderhoud van kunstwerken alsmede van historische gebouwen en hun interieurs.

18.

Kwikverbindingen

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is om te worden gebruikt:

a)

ter voorkoming van de aangroeiing van micro-organismen, planten of dieren op:

scheepsrompen;

fuiken, drijvers, netten, alsmede alle overige apparatuur of uitrusting die bij de teelt van vissen en schaal- en schelpdieren wordt gebruikt;

alle apparatuur of uitrusting die zich geheel of gedeeltelijk onder water bevindt.

b)

voor de verduurzaming van hout;

c)

voor de impregnatie van zware industriële textielproducten en garens bestemd voor de fabricage daarvan;

d)

bij de behandeling van industrieel water, ongeacht het gebruik daarvan.

18bis.

Kwik

CAS-nr. 7439-97-6

EG-nr. 231-106-7

1.

Mag niet in de handel worden gebracht:

a)

in koortsthermometers;

b)

in andere meettoestellen bedoeld voor verkoop aan het grote publiek (zoals manometers, barometers, sfygmomanometers, andere thermometers dan koortsthermometers).

2.

De beperkingen in punt 1 zijn niet van toepassing op meettoestellen die vóór 3 april 2009 in de Gemeenschap in gebruik waren. De lidstaten mogen echter het in de handel brengen van dergelijke meettoestellen beperken of verbieden.

3.

De beperking in punt 1, onder b), is niet van toepassing op:

a)

meettoestellen die op 3 oktober 2007 meer dan 50 jaar oud waren;

b)

barometers (met uitzondering van onder a) bedoelde barometers) tot en met 3 oktober 2009.

4.

Uiterlijk op 3 oktober 2009 evalueert de Commissie de beschikbaarheid van betrouwbare, veiligere en technisch en economisch haalbare alternatieven voor kwikhoudende sfygmomanometers en andere meettoestellen in de gezondheidszorg en voor ander professioneel en industrieel gebruik. Op basis van die evaluatie of zodra nieuwe informatie over betrouwbare, veiligere alternatieven voor sfygmomanometers en andere kwikhoudende meettoestellen beschikbaar is, stelt de Commissie zo nodig een wetgevingsvoorstel op om de beperkingen in punt 1 uit te breiden tot sfygmomanometers en andere meettoestellen in de gezondheidszorg en voor ander professioneel of industrieel gebruik, zodat kwik in meettoestellen geleidelijk geëlimineerd wordt overal waar dit technisch en economisch uitvoerbaar is.

19.

Arseenverbindingen

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is ter voorkoming van de aangroeiing van micro-organismen, planten of dieren op:

scheepsrompen;

fuiken, drijvers, netten, alsmede alle overige apparatuur of uitrusting die bij de teelt van vissen en schaal- en schelpdieren wordt gebruikt;

alle apparatuur of uitrusting die zich geheel of gedeeltelijk onder water bevindt.

2.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is voor de behandeling van industrieel water, ongeacht het gebruik daarvan.

3.

Mogen niet worden gebruikt voor de verduurzaming van hout. Evenmin mag aldus behandeld hout in de handel worden gebracht.

4.

In afwijking van punt 3 geldt het volgende:

a)

stoffen en mengsels voor de verduurzaming van hout mogen alleen worden gebruikt in industriële installaties die van vacuüm- of druktechnologie gebruikmaken om hout te impregneren, als het oplossingen van anorganische verbindingen van koper, chroom en arseen (CCA) van type C zijn en als zij toegelaten zijn overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Richtlijn 98/8/EG. Aldus behandeld hout mag niet in de handel worden gebracht voordat het verduurzamingsmiddel volledig is gefixeerd;

b)

hout dat overeenkomstig punt a) met CCA-oplossingen is behandeld, mag voor professionele en industriële toepassingen in de handel worden gebracht, indien de structurele integriteit van het hout vereist is voor de veiligheid van mensen of vee en het onwaarschijnlijk is dat mensen er gedurende de levensduur van dit hout mee in aanraking komen:

voor de utiliteitsbouw;

voor bruggen;

als constructiehout in zoetwatergebieden en in brak water, bv. voor aanlegsteigers en bruggen;

voor geluidsbarrières;

voor lawineweringen;

voor veiligheidshekken en vangrails langs snelwegen;

als afrasteringspalen van rond naaldhout zonder bast, voor de veeteelt;

voor steunmuren;

voor telefoon- en elektriciteitspalen;

als ondergrondse dwarsliggers;

c)

de leveranciers zorgen er vóór het in de handel brengen voor dat al het in de handel gebrachte behandelde hout, onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels, wordt gekenmerkt met de tekst „Uitsluitend voor professionele en industriële toepassingen. Bevat arseen.” Bovendien moet het in de handel gebrachte hout zijn voorzien van een label met de tekst „Draag handschoenen bij het omgaan met dit hout. Draag een stofmasker en oogbescherming bij het zagen of anderszins bewerken van dit hout. Afval van dit hout moet door een daartoe gemachtigde onderneming als gevaarlijk afval worden behandeld.”;

d)

het in punt a) bedoelde behandelde hout mag niet worden gebruikt:

voor de woningbouw, ongeacht het doel;

voor toepassingen waarbij gevaar van herhaald huidcontact bestaat;

in zee;

voor landbouwdoeleinden, met uitzondering van gebruik als afrasteringspalen voor de veeteelt of voor utiliteitsgebouwen zoals bedoeld in punt b);

voor toepassingen waarbij het behandelde hout in contact kan komen met tussenproducten of eindproducten die bestemd zijn voor menselijke of dierlijke consumptie.

5.

Met arseenverbindingen behandeld hout dat vóór 30 september 2007 in de Gemeenschap in gebruik was of dat overeenkomstig punt 4 in de handel is gebracht, mag op zijn plaats blijven en verder worden gebruikt tot het einde van zijn levensduur.

6.

Met CCA van type C behandeld hout dat vóór 30 september 2007 in de Gemeenschap in gebruik was of overeenkomstig punt 4 in de handel is gebracht:

mag worden gebruikt of hergebruikt onder de in punt 4, onder b), c) en d), vermelde voorwaarden;

mag in de handel worden gebracht onder de in punt 4, onder b), c) en d), vermelde voorwaarden.

7.

De lidstaten mogen toestaan dat met andere typen CCA-oplossingen behandeld hout dat vóór 30 september 2007 in de Gemeenschap in gebruik was:

onder de in punt 4, onder b), c) en d), vermelde voorwaarden wordt gebruikt of hergebruikt;

onder de in punt 4, onder b), c) en d), vermelde voorwaarden in de handel wordt gebracht.

20.

Organische tinverbindingen

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel fungeert als biocide in los gebonden aangroeiwerende verf.

2.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel fungeert als biocide ter voorkoming van de aangroeiing van micro-organismen, planten of dieren op:

a)

alle vaartuigen, ongeacht hun lengte, bedoeld voor gebruik op volle zee, in kustgebieden, in estuaria, op binnenwateren of op meren;

b)

fuiken, drijvers, netten, alsmede alle overige apparatuur of uitrusting die bij de teelt van vissen en schaal- en schelpdieren wordt gebruikt;

c)

alle apparatuur of uitrusting die zich geheel of gedeeltelijk onder water bevindt.

3.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is voor de behandeling van industrieel water.

21.

Di-μ-oxo-di-n-butylstannio-hydroxyboraan/dibutyltinhydrogeenboraat C8H19BO3Sn (DBB)

CAS-nr. 75113-37-0

EG-nr. 401-040-5

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op deze stof (DBB) en mengsels die deze stof bevatten, indien deze uitsluitend worden verwerkt tot voorwerpen waarin de stof niet meer voorkomt in een concentratie van 0,1 % of meer.

22.

Pentachloorfenol

CAS-nr. 87-86-5

EG-nr. 201-778-6 en zouten en esters daarvan

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

als bestanddeel van andere stoffen of van mengsels, in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer.

23.

Cadmium

CAS-nr. 7440-43-9

EG-nr. 231-152-8 en cadmiumverbindingen

De tussen vierkante haken vermelde codes en hoofdstukken zijn de codes en hoofdstukken van de tarief- en statistieknomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 (1).

1.

Mogen niet worden gebruikt voor het kleuren van voorwerpen die uit de hierna genoemde stoffen en mengsels zijn vervaardigd:

a)

polyvinylchloride (PVC) [3904 10] [3904 21] [3904 22]

polyurethaan (PUR) [3909 50]

polyethyleen met lage dichtheid, met uitzondering van polyethyleen met lage dichtheid dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van gekleurde basispolymeren [3901 10]

celluloseacetaat (CA) [3912 11] [3912 12]

celluloseacetaatbutyraat (CAB) [3912 11] [3912 12]

epoxyharsen [3907 30]

melamineformaldehydeharsen (MF) [3909 20]

ureumformaldehydeharsen (UF) [3909 10]

onverzadigde polyesters (UP) [3907 91]

polyethyleentereftalaat (PET) [3907 60]

polybutyleentereftalaat (PBT)

kristallijn/standaard polystyreen [3903 11] [3903 19]

acrylonitril-methylmethacrylaat (AMMA)

verknoopt polyethyleen (VPE)

slag-/schokvast polystyreen

polypropyleen (PP) [3902 10]

b)

verf [3208] [3209]

Indien de verf een hoog zinkgehalte heeft, moet de restconcentratie van cadmium echter zo laag mogelijk zijn en in ieder geval lager dan 0,1 gewichtsprocent.

Ongeacht gebruik of eindbestemming is het in alle gevallen verboden voorwerpen of componenten van voorwerpen die zijn vervaardigd uit de hierboven genoemde met cadmium gekleurde stoffen en mengsels in de handel te brengen indien het cadmiumgehalte (uitgedrukt als Cd metaal) hoger is dan 0,01 gewichtsprocent van de kunststof.

2.

Punt 1 is evenwel niet van toepassing op voorwerpen die om veiligheidsredenen dienen te worden gekleurd.

3.

Mogen niet worden gebruikt als stabilisator in de hierna genoemde mengsels en voorwerpen die uit polyvinylchloride en copolymeren daarvan zijn vervaardigd:

verpakkingsmateriaal (zakken, containers, flessen, deksels) [3923 29 10],

kantoor- en schoolbenodigdheden [3926 10],

bekleding voor meubelen, carrosserieën en dergelijke [3926 30],

kleding en kledingaccessoires (met inbegrip van handschoenen) [3926 20],

bekleding van vloeren en muren [3918 10],

weefsels, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen [5903 10],

kunstleder [4202],

grammofoonplaten

buizen en verbindingsstukken [3917 23],

klapdeuren („saloon”-deuren)

voertuigen voor wegtransport (inwendig, uitwendig en carrosseriebodem)

bekleding van in de bouw of in de industrie gebruikte staalplaat

isolatie van elektriciteitskabels.

Ongeacht gebruik of eindbestemming is het in alle gevallen verboden de hierboven genoemde mengsels, voorwerpen of componenten van voorwerpen die uit polyvinylchloride en copolymeren daarvan zijn vervaardigd in de handel te brengen indien zij zijn gestabiliseerd met cadmiumhoudende stoffen en hun cadmiumgehalte (uitgedrukt als Cd metaal) hoger is dan 0,01 gewichtsprocent van het polymeer.

4.

Punt 3 is echter niet van toepassing op mengsels en voorwerpen waarin om veiligheidsredenen stabilisatoren op basis van cadmium worden gebruikt.

5.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder „cadmeren” verstaan het aanbrengen van lagen of bekledingen van metallisch cadmium op een metaaloppervlak.

Mogen niet worden gebruikt voor het cadmeren van metalen voorwerpen of onderdelen van voorwerpen die in de hierna genoemde sectoren/toepassingen worden gebruikt:

a)

apparatuur en machines voor

de voedingsindustrie [8210] [8417 20] [8419 81] [8421 11] [8421 22] [8422] [8435] [8437] [8438] [8476 11]

de landbouw [8419 31] [8424 81] [8432] [8433] [8434] [8436]

koelen en invriezen [8418]

drukkerijen en boekbinderijen [8440] [8442] [8443]

b)

apparatuur en machines voor de fabricage van

huishoudapparaten [7321] [8421 12] [8450] [8509] [8516]

meubilair [8465] [8466] [9401] [9402] [9403] [9404]

toiletartikelen en sanitaire artikelen [7324]

centrale verwarming en klimaatregeling [7322] [8403] [8404] [8415]

Ongeacht gebruik of eindbestemming is het in alle gevallen verboden gecadmeerde voorwerpen of componenten van die voorwerpen die in de onder a) en b) genoemde sectoren/toepassingen worden gebruikt en voorwerpen die in de onder b) genoemde sectoren worden vervaardigd, in de handel te brengen.

6.

Punt 5 is ook van toepassing op gecadmeerde voorwerpen en componenten van die voorwerpen die in de hierna onder de punten a) en b) genoemde sectoren/toepassingen worden gebruikt en voorwerpen die in de hierna onder b) genoemde sectoren worden vervaardigd:

a)

apparatuur en machines voor de fabricage van

papier en karton [8419 32] [8439] [8441] textiel en kleding [8444] [8445] [8447] [8448] [8449] [8451] [8452];

b)

apparatuur en machines voor de fabricage van

verladingsmaterieel [8425] [8426] [8427] [8428] [8429] [8430] [8431]

weg- en landbouwvoertuigen [hoofdstuk 87]

treinen [hoofdstuk 86]

schepen [hoofdstuk 89].

7.

De beperkingen in de punten 5 en 6 zijn echter niet van toepassing op:

voorwerpen en componenten van voorwerpen die worden gebruikt in lucht- en ruimtevaart, mijnbouw, „offshore” en de nucleaire sector waarbij van de toepassingen een hoog veiligheidsniveau wordt geëist, en tevens op veiligheidsvoorzieningen in weg- en landbouwvoertuigen, treinen en schepen;

elektrische contacten, ongeacht de sector waarin zij worden toegepast, indien dat nodig is voor de betrouwbaarheid van de toestellen waarin zij worden geïnstalleerd.

24.

Monomethyltetrachloordifenylmethaan

Handelsnaam: Ugilec 141

CAS-nr. 76253-60-6

1.

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels.

Voorwerpen die deze stof bevatten, mogen niet in de handel worden gebracht.

2.

Punt 1 is echter niet van toepassing op:

a)

installaties en apparaten die op 18 juni 1994 reeds in bedrijf waren, tot de afdanking van deze installaties en apparaten;

b)

het onderhoud van installaties en apparaten die op 18 juni 1994 reeds in een lidstaat in bedrijf waren.

Voor de toepassing van punt a) mogen de lidstaten ter wille van de bescherming van de gezondheid en het milieu het gebruik op hun grondgebied van deze installaties of apparaten vóór hun afdanking verbieden.

25.

Monomethyldichloordifenylmethaan

Handelsnaam: Ugilec 121

Ugilec 21

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels.

Voorwerpen die deze stof bevatten, mogen niet in de handel worden gebracht.

26.

Monomethyldibroomdifenylmethaan, broombenzylbroomtolueen, mengsel van isomeren

Handelsnaam: DBBT

CAS-nr. 99688-47-8

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels.

Voorwerpen die deze stof bevatten, mogen niet in de handel worden gebracht.

27.

Nikkel

CAS-nr. 7440-02-0

EG-nr. 231-111-4 en nikkelverbindingen

1.

Mogen niet worden gebruikt:

a)

in staafjes die in gaatjes in de oren en in andere delen van het menselijke lichaam worden geplaatst, tenzij de hoeveelheid nikkel die uit dergelijke staafjes vrijkomt, niet groter is dan 0,2 μg/cm2/week (migratielimiet);

b)

in voorwerpen bestemd om in direct en langdurig contact met de huid te komen, zoals:

oorbellen,

halskettingen, armbanden en kettingen, enkelringen en vingerringen,

armbandhorlogekasten, horlogebanden en -sluitingen,

drukknopen, sluitingen, klinknagels, ritssluitingen en metalen merktekens, wanneer deze in kleding worden gebruikt,

indien de hoeveelheid nikkel die vrijkomt uit delen van deze voorwerpen die in direct en langdurig contact met de huid komen, groter is dan 0,5 μg/cm2/week;

c)

in voorwerpen zoals de onder b) genoemde, wanneer deze een niet-nikkelen coating hebben, tenzij deze coating voldoende is om ervoor te zorgen dat de hoeveelheid nikkel die vrijkomt uit de delen van dergelijke voorwerpen die in direct en langdurig contact met de huid komen, niet groter is dan 0,5 μg/cm2/week gedurende een periode van ten minste twee jaar van normaal gebruik van het voorwerp.

2.

Voorwerpen die onder punt 1 vallen, mogen niet in de handel worden gebracht tenzij zij voldoen aan de in dat punt genoemde voorschriften.

3.

De door het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) vastgestelde normen worden gebruikt als testmethoden om aan te tonen dat voorwerpen aan de punten 1 en 2 voldoen.

28.

Stoffen die in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 als kankerverwekkende stof van categorie 1A of 1B (tabel 3.1) of als kankerverwekkende stof van categorie 1 of 2 (tabel 3.2) zijn ingedeeld, en die als volgt zijn vermeld:

kankerverwekkende stof van categorie 1A (tabel 3.1)/kankerverwekkende stof van categorie 1 (tabel 3.2): vermeld in aanhangsel 1

kankerverwekkende stof van categorie 1B (tabel 3.1)/kankerverwekkende stof van categorie 2 (tabel 3.2): vermeld in aanhangsel 2.

29.

Stoffen die in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 als in geslachtscellen mutagene stof van categorie 1A of 1B (tabel 3.1) of als mutagene stof van categorie 1 of 2 (tabel 3.2) zijn ingedeeld, en die als volgt zijn vermeld:

mutagene stof van categorie 1A (tabel 3.1)/mutagene stof van categorie 1 (tabel 3.2): vermeld in aanhangsel 3.

mutagene stof van categorie 1B (tabel 3.1)/mutagene stof van categorie 2 (tabel 3.2): vermeld in aanhangsel 4.

30.

Stoffen die in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1A of 1B (tabel 3.1) of als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1 of 2 (tabel 3.2) zijn ingedeeld, en die als volgt zijn vermeld:

voor de voortplanting giftige stof van categorie 1A, schadelijke gevolgen voor de seksuele functie, de vruchtbaarheid of de ontwikkeling (tabel 3.1) of voor de voortplanting giftige stof van categorie 1 met R60 (Kan de vruchtbaarheid schaden) of R61 (Kan het ongeboren kind schaden) (tabel 3.2), vermeld in aanhangsel 5.

voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B, schadelijke gevolgen voor de seksuele functie, de vruchtbaarheid of de ontwikkeling (tabel 3.1) of voor de voortplanting giftige stof van categorie 2 met R60 (Kan de vruchtbaarheid schaden) of R61 (Kan het ongeboren kind schaden) (tabel 3.2), vermeld in aanhangsel 6.

Onverminderd de andere delen van deze bijlage is het volgende op de vermeldingen 28 tot en met 30 van toepassing:

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

als bestanddeel van andere stoffen, of

in mengsels,

voor levering aan het grote publiek, in afzonderlijke concentraties gelijk aan of groter dan:

hetzij de in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 vastgestelde desbetreffende specifieke concentratiegrens,

hetzij de in Richtlijn 1999/45/EG vastgestelde desbetreffende concentratiegrens.

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op de verpakking van dergelijke stoffen en mengsels zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

„Uitsluitend voor gebruik door professionele gebruiker”.

2.

Punt 1 is echter niet van toepassing op:

a)

geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik in de zin van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG;

b)

cosmetische producten in de zin van Richtlijn 76/768/EEG;

c)

de volgende brandstoffen en olieproducten:

brandstoffen als bedoeld in Richtlijn 98/70/EG,

derivaten van minerale oliën, bestemd voor gebruik als brandstof in mobiele of vaste verbrandingsinstallaties,

brandstoffen die in een gesloten systeem worden verkocht (bijvoorbeeld flessen vloeibaar gas);

d)

kunstschilderverven die onder Richtlijn 1999/45/EG vallen.

31.

a)

Creosoot; benzol-wasolie

CAS-nr. 8001-58-9

EG-nr. 232-287-5

b)

Creosootolie; benzol-wasolie

CAS-nr. 61789-28-4

EG-nr. 263-047-8

c)

Destillaten (koolteer), naftaleenoliën; naftaleenolie

CAS-nr. 84650-04-4

EG-nr. 283-484-8

d)

Creosootolie, acenafteenfractie; benzol-wasolie

CAS-nr. 90640-84-9

EG-nr. 283-484-8EG-nr. 292-605-3

e)

Destillaten (koolteer), bovenste; zware antraceenolie

CAS-nr. 65996-91-0

EG-nr. 266-026-1

f)

Antraceenolie

CAS-nr. 90640-80-5

EG-nr. 292-602-7

g)

Teerzuren, kool, ruw; ruwe fenolen

CAS-nr. 65996-85-2

EG-nr. 266-019-3

h)

Creosoot, hout

CAS-nr. 8021-39-4

EG-nr. 232-419-1

i)

Lagetemperatuurkoolteerolie, alkalische; extractieresiduen (kool), lagetemperatuurkoolteer-alkalische

CAS-nr. 122384-78-5

EG-nr. 310-191-5

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is om te worden gebruikt voor het behandelen van hout. Evenmin mag aldus behandeld hout in de handel worden gebracht.

2.

In afwijking van punt 1:

a)

mogen de genoemde stoffen en mengsels worden gebruikt voor de behandeling van hout in industriële installaties of door professionele gebruikers op wie de wetgeving van de Gemeenschap inzake de bescherming van werknemers van toepassing is, maar alleen voor herbehandeling in situ, indien zij

i)

benzo[a]pyreen in een concentratie van minder dan 50 mg/kg (0,005 gewichtsprocent), en

ii)

met water extraheerbare fenolen in een concentratie van minder dan 3 gewichtsprocent bevatten.

Deze stoffen en mengsels die voor de behandeling van hout in industriële installaties of door professionele gebruikers worden gebruikt,

mogen uitsluitend in verpakkingen van 20 l of meer in de handel worden gebracht;

mogen niet aan consumenten worden verkocht.

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op de verpakking van dergelijke stoffen en mengsels zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

„Uitsluitend bestemd voor gebruik in industriële installaties of voor behandeling door professionele gebruikers”;

b)

mag hout dat overeenkomstig punt a) in industriële installaties of door professionele gebruikers is behandeld en dat voor het eerst in de handel wordt gebracht of in situ wordt herbehandeld, uitsluitend door professionele gebruikers en in industriële toepassingen worden gebruikt, bijvoorbeeld voor spoorwegen, bij de transmissie van elektriciteit en telecommunicatie, voor omheiningen, voor agrarische doeleinden (bv. palen ter ondersteuning van bomen) en in haveninstallaties en waterwegen;

c)

is het verbod op het in de handel brengen van punt 1 niet van toepassing op hout dat vóór 31 december 2002 met de onder a) tot en met i) genoemde stoffen is behandeld, indien dit hout als tweedehands product voor hergebruik in de handel wordt gebracht.

3.

Het in punt 2, onder b) en c), bedoelde behandelde hout mag echter niet worden gebruikt:

binnen gebouwen, ongeacht de bestemming ervan;

in speelgoed;

op speelplaatsen;

in parken, tuinen en andere voorzieningen voor recreatie en vrijetijdsbesteding buitenshuis, indien het gevaar bestaat dat dit hout regelmatig met de huid in aanraking komt;

voor de vervaardiging van tuinmeubilair, zoals picknicktafels;

voor de vervaardiging, het gebruik en de hernieuwde behandeling van:

kweekbakken;

verpakkingen die in aanraking kunnen komen met voor menselijke en/of dierlijke voeding bestemde onbewerkte producten, tussenproducten of eindproducten;

ander materiaal dat de hierboven genoemde voorwerpen kan verontreinigen.

32.

Chloroform

CAS-nr. 67-66-3

EG-nr. 200-663-8

34.

1,1,2-Trichloorethaan

CAS-nr. 79-00-5

EG-nr. 201-166-9

35.

1,1,2,2-Tetrachloorethaan

CAS-nr. 79-34-5

EG-nr. 201-197-8

36.

1,1,1,2-Tetrachloorethaan

CAS-nr. 630-20-6

37.

Pentachloorethaan

CAS-nr. 76-01-7

EG-nr. 200-925-1

38.

1,1-Dichlooretheen

CAS-nr. 75-35-4

EG-nr. 200-864-0

Onverminderd de andere delen van deze bijlage is het volgende op de vermeldingen 32 tot en met 38 van toepassing:

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

als bestanddeel van andere stoffen of van mengsels, in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer,

indien de stof of het mengsel bestemd is voor levering aan het grote publiek en/of voor toepassingen waarbij de betrokken stoffen kunnen vrijkomen, zoals oppervlaktereiniging en het reinigen van textiel.

2.

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op de verpakking van deze stoffen en van mengsels die deze stoffen in concentraties van 0,1 gewichtsprocent of meer bevatten, zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

“Uitsluitend bestemd voor gebruik in industriële installaties”.

Dit geldt echter niet voor:

a)

geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik in de zin van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG;

b)

cosmetische producten in de zin van Richtlijn 76/768/EEG.

40.

Stoffen die aan de ontvlambaarheidscriteria van Richtlijn 67/548/EEG voldoen en in de categorieën ontvlambaar, licht ontvlambaar of zeer licht ontvlambaar zijn ingedeeld, ongeacht of zij in bijlage VI, deel 3, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn opgenomen

1.

Mogen niet als stof of in mengsels worden gebruikt in aerosolen die in de handel worden gebracht voor levering aan het grote publiek voor amusements- of decoratiedoeleinden, zoals:

metaalglitter (hoofdzakelijk bedoeld als decoratieartikel);

kunstsneeuw en -rijp (decoratieartikel);

„scheetkussens” (fopartikel);

„silly string” (schertsartikel);

nepdrollen (fopartikel);

feesttoeters (amusementsartikel);

vlokken en schuim (decoratieartikel);

imitatiespinnenwebben (fopartikel);

stinkbommen (schertsartikel).

2.

Onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op de verpakking van de bovenbedoelde aerosolen zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

„Uitsluitend bestemd voor professionele gebruikers”.

3.

De punten 1 en 2 gelden echter niet voor aerosolen als bedoeld in artikel 8, lid 1 bis, van Richtlijn 75/324/EEG van de Raad (2).

4.

De in de punten 1 en 2 bedoelde aerosolen mogen niet in de handel worden gebracht, tenzij zij voldoen aan de in die punten genoemde voorschriften.

41.

Hexachloorethaan

CAS-nr. 67-72-1

EG-nr. 200-666-4

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels, indien de stof of het mengsel bestemd is om te worden gebruikt bij de fabricage of bewerking van non-ferrometalen.

42.

Alkanen, C10-13-, chloor- (gechloreerde paraffines met een korte keten) (SCCP’s)

EG-nr. 287-476-5

CAS-nr. 85535-84-8

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of als bestanddeel van andere stoffen of van mengsels in een concentratie van meer dan 1 gewichtsprocent, indien de stof of het mengsel bestemd is om te worden gebruikt:

bij metaalbewerking;

voor het „vetten” van leer.

43.

Azokleurstoffen

1.

Azokleurstoffen die door reductieve splitsing van een of meer azogroepen een of meer van de in aanhangsel 8 genoemde amines kunnen afgeven in aantoonbare concentraties, d.w.z. hoger dan 30 mg/kg (0,003 gewichtsprocent) in het voorwerp of in de geverfde onderdelen daarvan, bepaald volgens de in aanhangsel 10 vermelde testmethoden, mogen niet worden gebruikt in voorwerpen van textiel en leder die langdurig rechtstreeks in aanraking kunnen komen met de menselijke huid of mondholte, zoals:

kleding, beddengoed, handdoeken, haarstukjes, pruiken, hoeden, luiers en andere toiletartikelen, slaapzakken;

schoeisel, handschoenen, horlogebandjes, handtassen, portemonnees en portefeuilles, aktetassen, stoelbekleding en nektasjes;

speelgoed van textiel of leder en speelgoed met kledingstukken van textiel of leder;

garen en weefsels bestemd voor de eindgebruiker.

2.

Voorts mogen de in punt 1 bedoelde voorwerpen van textiel en leder uitsluitend in de handel worden gebracht indien zij aan de in dat punt genoemde eisen voldoen.

3.

Azokleurstoffen, vermeld in aanhangsel 9, „Lijst van azokleurstoffen”, mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent, indien de stof of het mengsel bestemd is voor het verven van voorwerpen van textiel en leder.

44.

Difenylether, pentabroomderivaat

C12H5Br5O

1.

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

in mengsels in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent.

2.

Voorwerpen mogen niet in de handel worden gebracht indien zij, ofwel brandvertragende onderdelen daarvan, een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent van deze stof bevatten.

3.

Punt 2 is echter niet van toepassing op:

voorwerpen die vóór 15 augustus 2004 in de Gemeenschap in gebruik waren;

elektrische en elektronische apparatuur die onder Richtlijn 2002/95/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) valt.

45.

Difenylether, octabroomderivaat

C12H2Br8O

1.

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt:

als stof,

als bestanddeel van andere stoffen of van mengsels, in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent.

2.

Voorwerpen mogen niet in de handel worden gebracht indien zij, ofwel brandvertragende onderdelen daarvan, een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent van deze stof bevatten.

3.

Punt 2 is echter niet van toepassing op:

voorwerpen die vóór 15 augustus 2004 in de Gemeenschap in gebruik waren;

elektrische en elektronische apparatuur die onder Richtlijn 2002/95/EG valt.

46.

a)

Nonylfenol

C6H4(OH)C9H19

CAS 25154-52-3

EC 246-672-0

b)

Nonylfenolethoxylaten

(C2H4O)nC15H24O

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer voor de volgende toepassingen:

1.

industriële en institutionele reiniging, behalve:

chemische reiniging in gecontroleerde gesloten systemen met recycling of verbranding van het wasmiddel;

reiniging in systemen waarbij het wasmiddel in een speciale behandeling wordt gerecycled of verbrand;

2.

huishoudelijke reiniging;

3.

textiel- en leerbewerking, behalve:

bewerking zonder lozing in afvalwater;

bewerking in systemen waarbij de organische fractie in een speciale behandeling volledig uit het proceswater wordt verwijderd vóór het afvalwater biologisch wordt behandeld (ontvetting van schapenvachten);

4.

emulgatoren in speendippers voor landbouwgebruik;

5.

metaalbewerking, behalve:

in gecontroleerde gesloten systemen met recycling of verbranding van het wasmiddel;

6.

vervaardiging van pulp en papier;

7.

cosmetische producten;

8.

andere persoonlijke verzorgingsproducten, behalve:

spermiciden;

9.

co-formulanten in gewasbeschermingsmiddelen en biociden. In het geval van vóór 17 juli 2003 verleende nationale toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen of biociden die nonylfenolethoxylaten als co-formulant bevatten, geldt deze beperking echter pas vanaf het verstrijken van de toelating.

47.

Chroom(VI)verbindingen

1.

Cement en cementhoudende mengsels mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt indien het gehalte aan oplosbaar chroom(VI) bij de gehydrateerde vorm van het cement of het mengsel meer dan 2 mg/kg (0,0002 %) van het totale drooggewicht van het cement bedraagt.

2.

Als er reductiemiddelen worden gebruikt, zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op de verpakking van cement en cementhoudende mengsels zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar informatie wordt vermeld over de verpakkingsdatum, de opslagomstandigheden en de opslagperiode waarbinnen de activiteit van het reductiemiddel gehandhaafd blijft en waarbinnen het gehalte oplosbaar chroom(VI) onder de in punt 1 vermelde limiet blijft, onverminderd de toepassing van andere communautaire bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels.

3.

De punten 1 en 2 gelden niet voor het in de handel brengen en het gebruik in gecontroleerde, gesloten en volledig geautomatiseerde processen waarin cement en cementhoudende mengsels alleen door machines worden behandeld en er geen kans op huidcontact bestaat.

48.

Tolueen

CAS-nr. 108-88-3

EG-nr. 203-625-9

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer, indien de stof of het mengsel wordt gebruikt in kleefstoffen of spuitverf die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek.

49.

Trichloorbenzeen

CAS-nr. 120-82-1

EG-nr. 204-428-0

Mag niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer voor alle toepassingen behalve:

als tussenproduct in syntheses, of

als procesoplosmiddel in gesloten chemische toepassingen voor chloreerreacties, of

bij de vervaardiging van 1,3,5-triamino-2,4,6-trinitrobenzeen (TATB).

50.

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (pak’s):

a)

benzo[a]pyreen (BaP)

CAS-nr. 50-32-8

b)

benzo[e]pyreen (BeP)

CAS-nr. 192-97-2

c)

benzo[a]antraceen (BaA)

CAS-nr. 56-55-3

d)

chryseen (CHR)

CAS-nr. 218-01-9

e)

benzo[b]fluorantheen (BbFA)

CAS-nr. 205-99-2

f)

benzo[j]fluorantheen (BjFA)

CAS-nr. 205-82-3

g)

benzo[k]fluorantheen (BkFA)

CAS-nr. 207-08-9

h)

dibenzo[a,h]antraceen (DBahA)

CAS-nr. 53-70-3

1.

Procesoliën voor rubberverwerking mogen vanaf 1 januari 2010 niet in de handel gebracht en voor de productie van banden of delen van banden gebruikt worden indien zij:

meer dan 1 mg/kg (0,0001 gewichtsprocent) BaP of

meer dan 10 mg/kg (0,001 gewichtsprocent) van alle hier vermelde pak’s tezamen bevatten.

Aan deze maximumgehalten wordt geacht te zijn voldaan als het PCA-extract minder dan 3 gewichtsprocent bedraagt, gemeten volgens norm IP346: 1998 van het Institute of Petroleum (Bepaling van polycyclische aromaten (PCA) in ongebruikte smeeroliën en asfalteenvrije petroleumfracties - dimethylsulfoxide-extractie met brekingsindexmeting), mits de naleving van de grenswaarden voor BaP en de in de lijst vermelde pak’s alsmede de correlatie tussen de meetwaarden en het PCA-extract om de zes maanden of, als dit eerder is, na elke belangrijke operationele verandering, door de fabrikant of importeur worden gecontroleerd.

2.

Banden en loopvlakken die na 1 januari 2010 worden vervaardigd en procesoliën bevatten die niet aan de in punt 1 genoemde maximumgehalten voldoen, mogen niet in de handel worden gebracht.

Aan deze maximumgehalten wordt geacht te zijn voldaan als de gevulkaniseerde rubberverbindingen niet meer dan 0,35 % „bay”-protonen bevatten, zoals gemeten en berekend volgens ISO 21461 (Rubber gevulkaniseerd — Bepaling van de aromaticiteit van olie in gevulkaniseerde rubberverbindingen).

3.

Punt 2 is echter niet van toepassing op banden die van een nieuw loopvlak zijn voorzien, als de procesoliën die dit loopvlak bevat, aan de in punt 1 genoemde maximumgehalten voldoen.

4.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder „banden” verstaan banden voor voertuigen die vallen onder:

Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (4),

Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (5), en

Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad (6).

51.

De volgende ftalaten (of andere CAS- en EG-nummers die betrekking hebben op de stof):

a)

bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

CAS-nr. 117-81-7

EG-nr. 204-211-0

b)

dibutylftalaat (DBP)

CAS-nr. 84-74-2

EG-nr. 201-557-4

c)

benzylbutylftalaat (bbp)

CAS-nr. 85-68-7

EG-nr. 201-622-7

1.

Mogen niet worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent van het weekgemaakte materiaal in speelgoed- en kinderverzorgingsartikelen.

2.

Speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die deze ftalaten bevatten in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent mogen niet in de handel gebracht worden.

3.

Uiterlijk op 16 januari 2010 beziet de Commissie de maatregelen met betrekking tot deze vermelding nogmaals in het licht van nieuwe wetenschappelijke informatie over deze stoffen en vervangers daarvoor en past zij die maatregelen zo nodig aan.

4.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder „kinderverzorgingsartikel” verstaan: artikelen voor het in slaap brengen van kinderen, ontspanning, hygiëne, het voeden van kinderen of het zuigen door kinderen.

52.

De volgende ftalaten (of andere CAS- en EG-nummers die betrekking hebben op de stof):

a)

di-„isononyl”-ftalaat (DINP)

CAS-nr. 28553-12-0 en 68515-48-0

EG-nr. 249-079-5 en 271-090-9

b)

di-„isodecyl”-ftalaat (DIDP)

CAS-nr. 26761-40-0 en 68515-49-1

EG-nr. 247-977-1 en 271-091-4

c)

di-n-octylftalaat (DNOP)

CAS-nr. 117-84-0

EG-nr. 204-214-7

1.

Mogen niet worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent van het weekgemaakte materiaal in speelgoed- en kinderverzorgingsartikelen die door kinderen in de mond kunnen worden gestopt.

2.

Speelgoed en kinderverzorgingsartikelen die deze ftalaten bevatten in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent mogen niet in de handel gebracht worden.

3.

Uiterlijk op 16 januari 2010 beziet de Commissie de maatregelen met betrekking tot deze vermelding nogmaals in het licht van nieuwe wetenschappelijke informatie over deze stoffen en vervangers daarvoor en past zij die maatregelen zo nodig aan.

4.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder „kinderverzorgingsartikel” verstaan: artikelen voor het in slaap brengen van kinderen, ontspanning, hygiëne, het voeden van kinderen of het zuigen door kinderen.

53.

Perfluoroctaansulfonaten (PFOS) C8F17SO2X

(X = OH, metaalzout (O-M+), halogenide, amide en andere derivaten waaronder polymeren)

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht of worden gebruikt als stof of in mengsels in een concentratie van 50 mg/kg (0,005 gewichtsprocent) of meer.

2.

Mogen niet in de handel worden gebracht in halffabricaten of voorwerpen, of delen daarvan, wanneer de PFOS-concentratie 0,1 gewichtsprocent of meer bedraagt, berekend naar de massa van structureel of microstructureel afzonderlijke delen die PFOS bevatten, of voor textiel of andere gecoate materialen wanneer de hoeveelheid PFOS gelijk is aan of meer bedraagt dan 1 μg/m2 van het gecoate materiaal.

3.

De punten 1 en 2 zijn echter niet van toepassing op de volgende artikelen, of de stoffen en mengsels die voor de productie daarvan benodigd zijn:

a)

lichtgevoelige of antireflecterende coatings voor fotolithografische procedés;

b)

fotografische coatings voor films, papier of drukplaten;

c)

nevelonderdrukkers voor niet-decoratieve hardverchroming met chroom(VI) en bevochtigingsmiddelen voor gebruik bij gecontroleerde galvanisatie, waarbij de hoeveelheid in het milieu geloosde PFOS tot een minimum beperkt blijft door volledige toepassing van de beste beschikbare technieken overeenkomstig Richtlijn 2008/1/EG (7);

d)

hydraulische vloeistoffen voor de luchtvaart.

4.

In afwijking van punt 1 mag blusschuim dat vóór 27 december 2006 in de handel is gebracht, worden gebruikt tot en met 27 juni 2011.

5.

Punt 2 is niet van toepassing op voorwerpen die vóór 27 juni 2008 in de Gemeenschap in gebruik waren.

6.

De punten 1 en 2 gelden onverminderd Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad (8).

7.

Zodra nieuwe informatie beschikbaar komt met nadere bijzonderheden over gebruik en veiliger alternatieve stoffen of technologieën voor verschillende gebruiksvormen, herziet de Commissie de in punt 3, onder a) tot en met d), genoemde uitzonderingen, zodat:

a)

het gebruik van PFOS geleidelijk wordt uitgebannen zodra het gebruik van veiliger alternatieven technisch en economisch haalbaar is;

b)

een uitzondering alleen nog kan blijven gelden voor essentiële toepassingen waarvoor geen veiliger alternatieven bestaan, op voorwaarde dat verslag is uitgebracht over de inspanningen die zijn gedaan om veiliger alternatieven te vinden;

c)

de lozing van PFOS in het milieu tot een minimum is beperkt, door toepassing van de beste beschikbare technieken.

8.

De Commissie houdt zich op de hoogte van de lopende risicobeoordelingswerkzaamheden en de beschikbaarheid van veiliger alternatieve stoffen of technologieën in samenhang met het gebruik van perfluoroctaanzuur (PFOA) en daarmee verwante stoffen, en zij stelt alle nodige maatregelen voor om onderkende risico’s te verminderen, waaronder beperking van het in de handel brengen en van het gebruik, met name wanneer er veiligere alternatieve stoffen of technologieën die technisch en economisch haalbaar zijn, beschikbaar zijn.

54.

2-(2-Methoxyethoxy)ethanol (DEGME)

CAS-nr. 111-77-3

EG-nr. 203-906-6

Mag na 27 juni 2010 niet in de handel worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer, van verven, verfafbijtmiddelen, reinigingsmiddelen, zelfglanzende emulsies en vloerkitten die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek.

55.

2-(2-Butoxyethoxy)ethanol (DEGBE)

CAS-nr. 112-34-5

EG-nr. 203-961-6

1.

Mag na 27 juni 2010 niet voor het eerst in de handel worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 3 gewichtsprocent of meer, van spuitverven of spuitreinigingsmiddelen in aerosolen die bestemd zijn voor het grote publiek.

2.

Spuitverven en spuitreinigingsmiddelen in aerosolen die DEGBE bevatten en niet aan punt 1 voldoen, mogen na 27 december 2010 niet in de handel worden gebracht voor levering aan het grote publiek.

3.

Onverminderd andere communautaire wetgeving betreffende de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op andere verven dan spuitverven, die DEGBE bevatten in een concentratie van 3 gewichtsprocent of meer en in de handel worden gebracht voor levering aan het grote publiek, uiterlijk op 27 december 2010 zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

„Niet gebruiken in verfspuitapparatuur”.

56.

Methyleendifenyldiisocyanaat (MDI)

CAS-nr. 26447-40-5

EG-nr. 247-714-0

1.

Mag na 27 december 2010 niet in de handel worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer, van mengsels die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek, tenzij de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor zorgen dat de verpakking:

a)

beschermende handschoenen bevat die aan de vereisten van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (9) voldoen;

b)

onverminderd andere communautaire wetgeving betreffende de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels voorzien is van de volgende, zichtbare, leesbare en onuitwisbare vermelding:

„—

Bij personen die al voor diisocyanaten gesensibiliseerd zijn, kunnen bij gebruik van dit product allergische reacties optreden.

Personen die lijden aan astma, eczeem of huidproblemen, moeten contact met dit product, inclusief huidcontact, vermijden.

Dit product niet bij slechte ventilatie gebruiken, tenzij een beschermend masker met een geschikte gasfilter (type A1 overeenkomstig norm EN 14387) wordt gedragen.”

2.

Punt 1, onder a), geldt niet voor smeltlijmen.

57.

Cyclohexaan

CAS-nr. 110-82-7

EG-nr. 203-806-2

1.

Mag na 27 juni 2010 niet voor het eerst in de handel worden gebracht als bestanddeel, in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer, van contactlijmen op basis van neopreen in een verpakking van meer dan 350 g die bestemd zijn voor levering aan het grote publiek.

2.

Contactlijmen op basis van neopreen die cyclohexaan bevatten en niet aan punt 1 voldoen, mogen na 27 december 2010 niet in de handel worden gebracht voor levering aan het grote publiek.

3.

Onverminderd andere communautaire wetgeving betreffende de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels zorgen de leveranciers er vóór het in de handel brengen voor dat op contactlijmen op basis van neopreen die cyclohexaan bevatten in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer en na 27 december 2010 in de handel worden gebracht voor levering aan het grote publiek, zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar het volgende wordt vermeld:

„—

Dit product mag niet worden gebruikt bij slechte ventilatie.

Dit product mag niet worden gebruikt voor het leggen van vloerbedekking”.

58.

Ammoniumnitraat (AN)

CAS-nr. 6484-52-2

EG-nr. 229-347-8

1.

Mag na 27 juni 2010 niet voor het eerst in de handel worden gebracht als stof of in mengsels die meer dan 28 gewichtsprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat bevatten, voor gebruik als vaste, enkelvoudige of samengestelde meststof, tenzij de meststof voldoet aan de technische bepalingen voor meststoffen op basis van ammoniumnitraat en met een hoog stikstofgehalte zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad inzake meststoffen (10).

2.

Mag na 27 juni 2010 niet in de handel worden gebracht als stof of in mengsels die 16 gewichtsprocent of meer stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat bevatten, behalve voor levering aan:

a)

downstreamgebruikers en distributeurs, met inbegrip van natuurlijke of rechtspersonen aan wie een licentie of vergunning is verstrekt overeenkomstig Richtlijn 93/15/EEG van de Raad (11);

b)

landbouwers voor gebruik tijdens hun voltijd- of deeltijdlandbouwactiviteiten, waarbij niet noodzakelijkerwijs een verband moet bestaan met de grootte van het areaal.

In dit punt wordt verstaan onder:

i)

„landbouwer”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, waarvan het bedrijf zich bevindt op het grondgebied van de Gemeenschap, als bedoeld in artikel 299 van het Verdrag, en die een landbouwactiviteit uitoefent;

ii)

„landbouwactiviteit”: het produceren, fokken of kweken van landbouwproducten, met inbegrip van oogsten, melken, fokken van dieren en houden van dieren voor landbouwdoeleinden, of het in goede landbouw- en milieuconditie houden van het land, zoals bepaald in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad (12);

c)

natuurlijke of rechtspersonen die zich beroepshalve bezighouden met tuinbouw, het kweken van planten in kassen, onderhoud van parken, tuinen of sportvelden, bosbouw of andere soortgelijke activiteiten.

3.

Ten aanzien van de in punt 2 vermelde beperkingen mogen de lidstaten evenwel om sociaaleconomische redenen tot en met 1 juli 2014 een grenswaarde van maximaal 20 gewichtsprocent stikstof in verhouding tot het ammoniumnitraat hanteren voor stoffen en mengsels die op hun grondgebied in de handel worden gebracht. Zij stellen de Commissie en de andere lidstaten hiervan in kennis.

3)

In de aanhangsels 1 tot en met 6 komt het voorwoord als volgt te luiden:

„VOORWOORD

Toelichting bij de hoofdjes van de kolommen

Naam van de stof:

De naam komt overeen met de internationale chemische identificatie in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006.

Stoffen zijn zo veel mogelijk onder hun Iupac-naam opgenomen. Stoffen die in Einecs (Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen), Elincs (Europese lijst van stoffen waarvan kennisgeving is gedaan) of de lijst van „no-longer polymers” staan, zijn onder de in de desbetreffende lijst gebruikte naam opgenomen. Soms zijn andere namen, zoals gangbare of triviale namen, vermeld. Gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn zo veel mogelijk onder hun ISO-naam opgenomen.

Groepsvermeldingen:

In deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn een aantal groepsvermeldingen opgenomen. In dat geval gelden de indelingsvoorschriften voor alle stoffen die onder de beschrijving vallen.

In sommige gevallen zijn er indelingsvoorschriften voor specifieke stoffen die onder de groepsvermelding zouden vallen. In dat geval wordt de stof afzonderlijk in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 opgenomen en wordt in de groepsvermelding de volgende zin toegevoegd: „met uitzondering van stoffen die elders in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 vermeld zijn.”.

In sommige gevallen kunnen bepaalde stoffen onder meer dan één groepsvermelding vallen. In dat geval moet de indeling van de stof voldoen aan de indelingsvoorschriften voor beide groepsvermeldingen. Indien voor hetzelfde gevaar verschillende indelingen zijn gegeven, geldt de strengste indeling.

Catalogusnummer:

Het catalogusnummer is de in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 gebruikte identificatiecode. In het aanhangsel worden de stoffen volgens dit catalogusnummer gerangschikt.

EG-nummers:

Het EG-nummer (d.w.z. het Einecs-, Elincs- of NLP-nummer) is het officiële nummer van de stof in de Europese Unie. Het Einecs-nummer is te vinden in de Europese inventaris van bestaande chemische handelsstoffen (Einecs). Het Elincs-nummer is te vinden in de Europese lijst van stoffen waarvan kennisgeving is gedaan. Het NLP-nummer is te vinden in de lijst van „no-longer-polymers”. Deze lijsten worden door het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen uitgebracht.

Het EG-nummer bestaat uit zeven cijfers in het formaat XXX-XXX-X, met als eerste nummer 200-001-8 (Einecs), 400-010-9 (Elincs) respectievelijk 500-001-0 (NLP). Het staat vermeld in de kolom „EG-nummer”.

CAS-nummer:

Het CAS-nummer (het nummer van de Chemical Abstracts Service) wordt vermeld om identificatie van de stof te vergemakkelijken.

Noten

De volledige tekst van de noten is te vinden in deel 1 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008.

De voor deze verordening van toepassing zijnde noten zijn:

 

Noot A

Onverminderd artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1272/2008 moet op het etiket als naam van de stof een van de benamingen uit deel 3 van bijlage VI bij die verordening worden gebruikt.

In dat deel 3 wordt soms een algemene benaming gebruikt, zoals „verbindingen” of „zouten”. In dat geval moet de leverancier die de stof in de handel brengt, op het etiket de juiste naam vermelden, met inachtneming van sectie 1.1.1.4 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008.

 

Noot C

Sommige organische stoffen kunnen in de vorm van een specifiek isomeer of als mengsel van verschillende isomeren in de handel worden gebracht.

 

Noot D

Sommige stoffen die spontaan kunnen polymeriseren of ontleden, worden meestal in een gestabiliseerde vorm in de handel gebracht. In deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 zijn die stoffen in gestabiliseerde vorm opgenomen.

Dergelijke stoffen worden echter soms in een niet-gestabiliseerde vorm in de handel gebracht. In dat geval moet de leverancier die een dergelijke stof in de handel brengt, op het etiket de naam van de stof met daaraan toegevoegd de vermelding „niet-gestabiliseerd” aangeven.

 

Noot J

De stof hoeft niet als kankerverwekkend of mutageen te worden ingedeeld als kan worden aangetoond dat zij minder dan 0,1 gewichtsprocent benzeen (EG-nr. 200-753-7) bevat.

 

Noot K

De stof hoeft niet als kankerverwekkend of mutageen te worden ingedeeld als kan worden aangetoond dat zij minder dan 0,1 gewichtsprocent buta-1,3-dieen (EG-nr. 203-450-8) bevat.

 

Noot L:

De stof hoeft niet als kankerverwekkend te worden ingedeeld als kan worden aangetoond dat zij minder dan 3 % DMSO-extract bevat, gemeten volgens IP 346.

 

Noot M:

De stof hoeft niet als kankerverwekkend te worden ingedeeld als kan worden aangetoond dat zij minder dan 0,005 gewichtsprocent benzo[a]pyreen (EG-nr. 200-028-5) bevat.

 

Noot N:

De stof hoeft niet als kankerverwekkend te worden ingedeeld als volledig bekend is hoe de raffinage daarvan is verlopen en kan worden aangetoond dat zij is geproduceerd uit een stof die niet kankerverwekkend is.

 

Noot P:

De stof hoeft niet als kankerverwekkend of mutageen te worden ingedeeld als kan worden aangetoond dat zij minder dan 0,1 gewichtsprocent benzeen (EG-nr. 200-753-7) bevat.

 

Noot R:

Indeling als kankerverwekkend is niet noodzakelijk voor vezels waarvan de naar de lengte gewogen meetkundig gemiddelde diameter, minus tweemaal de standaardfout, groter is dan 6 μm.”;

4)

In de vermeldingen in de aanhangsels 1, 2, 3, 5 en 6 worden in de kolom „Opmerkingen” de verwijzingen naar de noten E, H en S geschrapt.

5)

In aanhangsel 1 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 28 — Kankerverwekkende stoffen: categorie 1A (tabel 3.1)/categorie 1 (tabel 3.2)”.

6)

Aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel komt als volgt te luiden: „Vermelding 28 — Kankerverwekkende stoffen: categorie 1B (tabel 3.1)/categorie 2 (tabel 3.2)”;

b)

in de vermeldingen met catalogusnummer 024-017-00-8, 611-024-00-1, 611-029-00-9, 611-030-00-4 en 650-017-00-8 worden de woorden „bijlage I bij Richtlijn 67/548/EEG” vervangen door „bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008”;

c)

De vermeldingen met catalogusnummer 649-062-00-6, 649-063-00-1, 649-064-00-7, 649-065-00-2, 649-066-00-8, 649-067-00-3, 649-068-00-9, 649-069-00-4, 649-070-00-X, 649-071-00-5, 649-072-00-0, 649-073-00-6, 649-074-00-1, 649-075-00-7, 649-076-00-2, 649-077-00-8, 649-078-00-3, 649-079-00-9, 649-080-00-4, 649-081-00-X, 649-082-00-5, 649-083-00-0, 649-084-00-6, 649-085-00-1, 649-086-00-7, 649-087-00-2, 649-089-00-3, 649-090-00-9, 649-091-00-4, 649-092-00-X, 649-093-00-5, 649-094-00-0, 649-095-00-6, 649-096-00-1, 649-097-00-7, 649-098-00-2, 649-099-00-8, 649-100-00-1, 649-101-00-7, 649-102-00-2, 649-103-00-8, 649-104-00-3, 649-105-00-9, 649-106-00-4, 649-107-00-X, 649-108-00-5, 649-109-00-0, 649-110-00-6, 649-111-00-1, 649-112-00-7, 649-113-00-2, 649-114-00-8, 649-115-00-3, 649-116-00-9, 649-117-00-4, 649-119-00-5, 649-120-00-0, 649-121-00-6, 649-122-00-1, 649-123-00-7, 649-124-00-2, 649-125-00-8, 649-126-00-3, 649-127-00-9, 649-128-00-4, 649-129-00-X, 649-130-00-5, 649-131-00-0, 649-132-00-6, 649-133-00-1, 649-134-00-7, 649-135-00-2, 649-136-00-8, 649-137-00-3, 649-138-00-9, 649-139-00-4, 649-140-00-X, 649-141-00-5, 649-142-00-0, 649-143-00-6, 649-144-00-1, 649-145-00-7, 649-146-00-2, 649-147-00-8, 649-148-00-3, 649-149-00-9, 649-150-00-4, 649-151-0-X, 649-152-00-5, 649-153-00-0, 649-154-00-6, 649-155-00-1, 649-156-00-7, 649-157-00-2, 649-158-00-8, 649-159-00-3, 649-160-00-9, 649-161-00-4, 649-162-00-X, 649-163-00-5, 649-164-00-0, 649-165-00-6, 649-166-00-1, 649-167-00-7, 649-168-00-2, 649-169-00-8, 649-170-00-3, 649-171-00-9, 649-172-00-4, 649-173-00-X, 649-174-00-5, 649-177-00-1, 649-178-00-7, 649-179-00-2, 649-180-00-8, 649-181-00-3, 649-182-00-9, 649-183-00-4, 649-184-00-X, 649-185-00-5, 649-186-00-0, 649-187-00-6, 649-188-00-1, 649-189-00-7, 649-190-00-2, 649-191-00-8, 649-193-00-9, 649-194-00-4, 649-195-00-X, 649-196-00-5, 649-197-00-0, 649-198-00-6, 649-199-00-1, 649-200-00-5, 649-201-00-0, 649-202-00-6, 649-203-00-1, 649-204-00-7, 649-205-00-2, 649-206-00-8, 649-207-00-3, 649-208-00-9, 649-209-00-4 en 649-210-00-X worden geschrapt.

7)

In aanhangsel 3 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 29 — Mutagene stoffen: categorie 1A (tabel 3.1)/categorie 1 (tabel 3.2)”.

8)

In aanhangsel 4 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 29 — Mutagene stoffen: categorie 1B (tabel 3.1)/categorie 2 (tabel 3.2)”.

9)

In aanhangsel 5 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 30 — Voor de voortplanting giftige stoffen: categorie 1A (tabel 3.1)/categorie 1 (tabel 3.2)”.

10)

In aanhangsel 6 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 30 — Voor de voortplanting giftige stoffen: categorie 1B (tabel 3.1)/categorie 2 (tabel 3.2)”.

11)

In aanhangsel 8 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 43 — Azokleurstoffen — Lijst van aromatische amines”.

12)

In aanhangsel 9 komt de titel als volgt te luiden: „Vermelding 43 — Azokleurstoffen — Lijst van azokleurstoffen”.

13)

Aanhangsel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel komt als volgt te luiden: „Vermelding 43 — Azokleurstoffen — Lijst van testmethoden”;

b)

in de voetnoot komen de adressen van CEN en Cenelec als volgt te luiden:

„CEN: Marnixlaan 17, 1000 Brussel, België, tel.: (32-2) 550 08 11, fax: (32-2) 550 08 19 (http://www.cen.eu/cenorm/homepage.htm)

Cenelec: Marnixlaan 17, 1000 Brussel, België, tel.: (32-2) 519 68 71, fax: (32-2) 519 69 19. (http://www.cenelec.eu/Cenelec/Homepage.htm)”


(1)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 42.

(2)  PB L 147 van 9.6.1975, blz. 40.

(3)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 19.

(4)  PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

(5)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.

(6)  PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1.

(7)  PB L 24 van 29.1.2008, blz. 8.

(8)  PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1.

(9)  PB L 399 van 30.12.1989, blz. 18.

(10)  PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1.

(11)  PB L 121 van 15.5.1993, blz. 20.

(12)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.”