10.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 39/1


VERORDENING (EG) Nr. 116/2009 VAN DE RAAD

van 18 december 2008

betreffende de uitvoer van cultuurgoederen

(Gecodificeerde versie)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen (1) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (2). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

Teneinde de interne markt te handhaven is het dienstig voor het handelsverkeer met derde landen voorschriften op te stellen waardoor de bescherming van cultuurgoederen wordt gewaarborgd.

(3)

Het is noodzakelijk gebleken in maatregelen te voorzien die met name aan de buitengrenzen van de Gemeenschap een eenvormige controle op de uitvoer van cultuurgoederen waarborgen.

(4)

Een dergelijke regeling moet de verplichting inhouden om voorafgaand aan de uitvoer van onder het toepassingsgebied van deze verordening vallende cultuurgoederen een vergunning van de bevoegde lidstaat over te leggen. Daartoe is een duidelijke omschrijving van het materiële toepassingsgebied van genoemde maatregelen en van de wijze van uitvoering van die maatregelen nodig. De toepassing van de regeling dient zo eenvoudig en zo doeltreffend mogelijk te zijn.

(5)

De voor de uitvoering van deze Verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (3).

(6)

Op grond van de ervaringen welke de autoriteiten van de lidstaten hebben opgedaan bij de toepassing van Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (4), is het dienstig genoemde verordening op deze materie van toepassing te verklaren.

(7)

Bijlage I bij de onderhavige verordening heeft tot doel de categorieën cultuurgoederen die in het handelsverkeer met derde landen in het bijzonder dienen te worden beschermd, nader te omschrijven, onverminderd de omschrijving door de lidstaten van de goederen die tot het nationaal bezit in de zin van artikel 30 van het Verdrag behoren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definitie

Onverminderd de bevoegdheden waarover de lidstaten uit hoofde van artikel 30 van het Verdrag beschikken, wordt in de zin van deze verordening onder „cultuurgoederen” verstaan de cultuurgoederen die in bijlage I zijn vermeld.

Artikel 2

Uitvoervergunning

1.   Voor de uitvoer van cultuurgoederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap is overlegging van een uitvoervergunning vereist.

2.   De uitvoervergunning wordt op verzoek van de belanghebbende verstrekt:

a)

door een bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het cultuurgoed zich op 1 januari 1993 wettig en definitief bevond;

b)

of, vervolgens, door een bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan het zich bevindt, na rechtmatige en definitieve verzending uit een andere lidstaat, na invoer uit een derde land, of na wederinvoer uit een derde land volgende op een rechtmatige verzending uit een lidstaat naar dat derde land.

Onverminderd lid 4 staat het de overeenkomstig de eerste alinea, onder a) of b), bevoegde lidstaat vrij voor de uitvoer van cultuurgoederen vermeld in het eerste en het tweede streepje van categorie A.1 van bijlage I geen uitvoervergunning op te leggen, wanneer deze goederen van beperkt archeologisch of wetenschappelijk belang zijn en mits zij niet rechtstreeks afkomstig zijn van opgravingen, vondsten of archeologische locaties in een lidstaat, en zij zich legaal op de markt bevinden.

Voor de doeleinden van deze verordening kan de uitvoervergunning worden geweigerd, wanneer de betrokken cultuurgoederen in de desbetreffende lidstaat vallen onder een wettelijke regeling voor de bescherming van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit.

Indien nodig neemt de in de eerste alinea, onder b), bedoelde bevoegde autoriteit contact op met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waaruit het betrokken cultuurgoed afkomstig is, met name de bevoegde autoriteiten als bedoeld in Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht (5).

3.   De uitvoervergunning is in de gehele Gemeenschap geldig.

4.   Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 3, is op de rechtstreekse uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap van nationaal artistiek, historisch of archeologisch bezit dat niet onder cultuurgoederen in de zin van deze verordening valt, de nationale wetgeving van de lidstaat van uitvoer van toepassing.

Artikel 3

Bevoegde autoriteiten

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie de lijst van de voor de afgifte van uitvoervergunningen voor cultuurgoederen bevoegde autoriteiten.

2.   De Commissie maakt de lijst van de autoriteiten, en elke wijziging daarin, in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

Artikel 4

Overlegging van uitvoervergunning

De uitvoervergunning wordt ter ondersteuning van de aangifte ten uitvoer bij de vervulling van de douaneformaliteiten voor uitvoer overgelegd aan het douanekantoor dat voor de aanvaarding van deze aangifte bevoegd is.

Artikel 5

Beperking van bevoegde douanekantoren

1.   De lidstaten kunnen het aantal douanekantoren dat voor de vervulling van de uitvoerformaliteiten voor cultuurgoederen bevoegd is, beperken.

2.   Wanneer zij van de in lid 1 geboden mogelijkheid gebruik maken, delen de lidstaten de Commissie mede welke douanekantoren aldus bevoegd zijn.

De Commissie maakt deze inlichtingen in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

Artikel 6

Administratieve samenwerking

Voor de uitvoering van deze verordening zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 515/97 van overeenkomstige toepassing, in het bijzonder de bepalingen met betrekking tot de vertrouwelijkheid van de inlichtingen.

Naast de uit hoofde van de eerste alinea ingestelde samenwerking nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om in hun wederzijdse betrekkingen te zorgen voor samenwerking tussen de douaneautoriteiten en de in artikel 4 van Richtlijn 93/7/EEG bedoelde bevoegde autoriteiten.

Artikel 7

Uitvoeringsmaatregelen

De voor de toepassing van deze verordening vereiste bepalingen, met name die met betrekking tot het te gebruiken formulier (model, technische kenmerken enz.) worden vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 8

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

Artikel 9

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties die gelden voor overtredingen van de bepalingen van deze verordening en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 10

Verslag

1.   Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij voor de toepassing van deze verordening neemt.

De Commissie deelt deze inlichtingen aan de andere lidstaten mee.

2.   Om de drie jaar doet de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de toepassing van deze verordening toekomen.

De Raad gaat om de drie jaar, op voorstel van de Commissie, over tot onderzoek naar en, in voorkomend geval, tot herziening van de in bijlage I genoemde bedragen, rekening houdend met de economische en monetaire indicatoren in de Gemeenschap.

Artikel 11

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 3911/92, zoals gewijzigd bij de in bijlage II vermelde verordeningen, wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

M. BARNIER


(1)  PB L 395 van 31.12.1992, blz. 1.

(2)  Zie bijlage II.

(3)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(4)  PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1.

(5)  PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74.


BIJLAGE I

Categorieën van cultuurgoederen bedoeld in artikel 1

1.

Oudheidkundige voorwerpen, ouder dan 100 jaar, afkomstig van:

 

opgravingen en vondsten, op het land en in zee

9705 00 00

oudheidkundige locaties

9706 00 00

oudheidkundige collecties

2.

Delen die integrerend deel hebben uitgemaakt van artistieke, historische of religieuze monumenten die niet in hun geheel bewaard zijn gebleven, ouder dan 100 jaar

9705 00 00

9706 00 00

3.

Afbeeldingen en schilderijen die niet tot categorie 4 of 5 behoren en geheel met de hand zijn vervaardigd, ongeacht op welke ondergrond en van welke materialen (1)

9701

4.

Aquarellen, gouaches en pasteltekeningen die geheel met de hand zijn vervaardigd, ongeacht op welke ondergrond (1)

9701

5.

Mozaïeken, ongeacht van welke materialen, die geheel met de hand zijn vervaardigd en niet tot categorie 1 of 2 behoren, en tekeningen die geheel met de hand zijn vervaardigd, ongeacht op welke ondergrond en van welke materialen (1)

6914

9701

6.

Oorspronkelijke gravures, prenten, zeefdrukken en lithografieën en hun respectieve matrijzen, alsmede de originele affiches (1)

Hoofdstuk 49

9702 00 00

8442 50 99

7.

Oorspronkelijke beelden of oorspronkelijk beeldhouwwerk, alsmede kopieën die zijn verkregen volgens hetzelfde procedé als de oorspronkelijke stukken (1), en die niet tot categorie 1 behoren

9703 00 00

8.

Fotoafdrukken, films en de negatieven daarvan (1)

3704

3705

3706

4911 91 80

9.

Wiegendrukken en manuscripten, met inbegrip van geografische kaarten en partituren, afzonderlijk of in verzamelingen (1)

9702 00 00

9706 00 00

4901 10 00

4901 99 00

4904 00 00

4905 91 00

4905 99 00

4906 00 00

10.

Boeken, ouder dan 100 jaar, afzonderlijk of in verzamelingen

9705 00 00

9706 00 00

11.

Gedrukte geografische kaarten, ouder dan 200 jaar

9706 00 00

12.

Archieven en onderdelen daarvan, ongeacht de aard en het materiaal, ouder dan 50 jaar

3704

3705

3706

4901

4906

9705 00 00

9706 00 00

13.

a)

Verzamelingen (2) en exemplaren voor verzamelingen van fauna, flora, mineralen en anatomische delen

9705 00 00

b)

verzamelingen (2) van historisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang

9705 00 00

14.

Vervoermiddelen, ouder dan 75 jaar

9705 00 00

Hoofdstukken 86 t/m 89

15.

Andere antiquiteiten die niet tot de categorieën A 1 tot en met A 14 behoren:

 

a)

tussen 50 en 100 jaar oud:

 

speelgoed, spellen

Hoofdstuk 95

glaswerk

7013

edelsmidwerk

7114

meubelen en meubelstukken

Hoofdstuk 94

optische instrumenten en instrumenten voor de fotografie of de cinematografie

Hoofdstuk 90

muziekinstrumenten

Hoofdstuk 92

uurwerken

Hoofdstuk 91

houtwaren

Hoofdstuk 44

aardewerk

Hoofdstuk 69

tapisserieën

5805 00 00

tapijten

Hoofdstuk 57

behangselpapier

4814

wapens

Hoofdstuk 93

b)

meer dan 100 jaar oud

9706 00 00

De bij de categorieën A.1 tot en met A.15 ingedeelde cultuurgoederen vallen alleen binnen het toepassingsgebied van deze verordening, indien de financiële waarde ervan ten minste gelijk is aan de in punt B aangegeven drempels.

B.   Financiële waardedrempels voor bepaalde onder A genoemde categorieën (in EUR)

Waarde:

 

ongeacht hun waarde

1 (Oudheidkundige voorwerpen)

2 (Niet in hun geheel bewaarde monumenten)

9 (Wiegendrukken en manuscripten)

12 (Archieven)

 

15 000

5 (Mozaïeken en tekeningen)

6 (Gravures)

8 (Fotoafdrukken)

11 (Gedrukte geografische kaarten)

 

30 000

4 (Aquarellen, gouaches en pasteltekeningen)

 

50 000

7 (Beelden)

10 (Boeken)

13 (Verzamelingen)

14 (Vervoermiddelen)

15 (Alle andere voorwerpen)

 

150 000

3 (Schilderijen)

De naleving van de voorwaarden inzake de financiële waardedrempels moet worden beoordeeld bij de indiening van de aanvraag om een uitvoervergunning. De financiële waarde is die van het cultuurgoed in de lidstaat als bedoeld in artikel 2, lid 2.

Voor de lidstaten die de euro niet als munt hebben, worden deze in bijlage I in euro's uitgedrukte waarden omgerekend en uitgedrukt in nationale valuta's tegen de wisselkoers die op 31 december 2001 in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is gepubliceerd. Deze tegenwaarden in nationale valuta's worden met ingang van 31 december 2001 iedere twee jaar herzien. De berekening van deze tegenwaarden is gebaseerd op het gemiddelde van de dagelijkse waarden van deze valuta's in euro's over de periode van 24 maanden die eindigt op de laatste dag van de maand augustus onmiddellijk voorafgaande aan de herziening die op 31 december in werking treedt. Deze berekeningsmethode wordt op voorstel van de Commissie, in beginsel twee jaar na de eerste toepassing, door het Raadgevend Comité cultuurgoederen opnieuw onderzocht. Bij iedere herziening worden de waarden in euro's en hun tegenwaarden in nationale valuta's periodiek bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie vanaf de eerste dagen van de maand november voorafgaande aan de datum waarop de herziening in werking treedt.


(1)  Ouder dan 50 jaar en niet meer in het bezit van de maker.

(2)  Als omschreven in het arrest van het Hof van Justitie in zaak 252/84, namelijk „Voorwerpen voor verzamelingen in de zin van post 9705 van het gemeenschappelijk douanetarief zijn voorwerpen die geschikt zijn om in een verzameling te worden opgenomen, dat wil zeggen voorwerpen die relatief zeldzaam zijn, normalerwijs niet overeenkomstig hun oorspronkelijke bestemming worden gebruikt, voorwerp zijn van speciale handelsbranches buiten de gewone handel in soortgelijke gebruiksvoorwerpen, en een hoge waarde hebben”.


BIJLAGE II

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad

(PB L 395 van 31.12.1992, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 2469/96 van de Raad

(PB L 335 van 24.12.1996, blz. 9)

 

Verordening (EG) nr. 974/2001 van de Raad

(PB L 137 van 19.5.2001, blz. 10)

 

Verordening (EG) nr. 806/2003 van de Raad

(PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1)

uitsluitend bijlage I, punt 2


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 3911/92

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, aanhef

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a)

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder b)

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 2, tweede alinea

Artikel 2, lid 2, derde alinea

Artikel 2, lid 2, derde alinea

Artikel 2, lid 2, vierde alinea

Artikel 2, lid 2, vierde alinea

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 4

Artikelen 3 tot en met 9

Artikelen 3 tot en met 9

Artikel 10, eerste alinea

Artikel 10, lid 1, eerste alinea

Artikel 10, tweede alinea

Artikel 10, lid 1, tweede alinea

Artikel 10, derde alinea

Artikel 10, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, vierde alinea

Artikel 10, vijfde alinea

Artikel 10, lid 2, tweede alinea

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Bijlage, punten A.1, A.2 en A.3

Bijlage I, punten A.1, A.2 en A.3

Bijlage, punt A.3A

Bijlage I, punt A.4

Bijlage, punt A.4

Bijlage I, punt A.5

Bijlage, punt A.5

Bijlage I, punt A.6

Bijlage, punt A.6

Bijlage I, punt A.7

Bijlage, punt A.7

Bijlage I, punt A.8

Bijlage, punt A.8

Bijlage I, punt A.9

Bijlage, punt A.9

Bijlage I, punt A.10

Bijlage, punt A.10

Bijlage I, punt A.11

Bijlage, punt A.11

Bijlage I, punt A.12

Bijlage, punt A.12

Bijlage I, punt A.13

Bijlage, punt A.13

Bijlage I, punt A.14

Bijlage, punt A.14

Bijlage I, punt A.15

Bijlage, punt B

Bijlage I, punt B

Bijlage II

Bijlage III