4.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/56


VERORDENING (EG) Nr. 81/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 14 januari 2009

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 wat betreft het gebruik van het visuminformatiesysteem (VIS) in het kader van de Schengengrenscode

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, lid 2, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (2) zijn de voorwaarden, criteria en nadere voorschriften vastgesteld voor de controle aan de grensdoorlaatposten en voor de grensbewaking, waarvan de raadpleging van het Schengeninformatiesysteem deel uitmaakt.

(2)

Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (3) moet de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid verbeteren. Die verordening bepaalt ook dat het VIS onder meer is bedoeld om de controles bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen en fraudebestrijding te vergemakkelijken.

(3)

Verordening (EG) nr. 767/2008 bepaalt volgens welke criteria en onder welke voorwaarden de voor het verrichten van controles bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen bevoegde autoriteiten toegang hebben tot gegevens om de identiteit van de visumhouder en/of de echtheid van het visum te verifiëren en/of na te gaan of aan de inreisvoorwaarden is voldaan, en om personen die mogelijk niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, te identificeren.

(4)

Aangezien alleen een verificatie van vingerafdrukken met zekerheid kan bevestigen dat degene die het Schengengebied wenst te betreden, ook degene is aan wie het visum is verstrekt, moet worden voorzien in de mogelijkheid het VIS aan de buitengrenzen te gebruiken.

(5)

Om na te gaan of aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 562/2006 vastgestelde toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen is voldaan en om hun taak met succes te verrichten, dienen grenswachters alle beschikbare informatie te gebruiken, waaronder gegevens die in het VIS kunnen worden geraadpleegd.

(6)

Om te voorkomen dat grensdoorlaatposten waar mogelijk het VIS in gebruik is, worden vermeden en om ervoor te zorgen dat het VIS zijn volle effect kan sorteren, dient het VIS op geharmoniseerde wijze te worden gebruikt bij inreiscontroles aan de buitengrenzen.

(7)

Daar het in gevallen waarin opnieuw een visum wordt aangevraagd dienstig is de biometrische gegevens van de eerste aanvraag opnieuw te gebruiken en deze uit het VIS te kopiëren, dient het gebruik van het VIS bij inreiscontroles aan de buitengrenzen verplicht te zijn.

(8)

Het gebruik van het VIS dient een systematische raadpleging van het VIS in te houden aan de hand van het nummer van de visumsticker in combinatie met een verificatie van vingerafdrukken. Gezien de mogelijke gevolgen van dergelijke raadplegingen voor de wachttijden aan de grensdoorlaatposten, dient het, gedurende een overgangsperiode bij wijze van uitzondering mogelijk te zijn, en onder strikt omschreven omstandigheden, het VIS zonder een systematische verificatie van vingerafdrukken te raadplegen. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat van deze uitzonderingsregeling uitsluitend gebruik wordt gemaakt wanneer volledig aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan en dat de duur en de frequentie van de toepassing van deze uitzonderingsregeling aan de diverse grensdoorlaatposten tot een strikt minimum wordt beperkt.

(9)

Verordening (EG) nr. 562/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk het vaststellen van de regels voor het gebruik van het VIS aan de buitengrenzen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(11)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die worden erkend in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(12)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG (5) van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(13)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (7).

(14)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8), die vallen onder artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van de Besluit 2008/261/EG van de Raad (9).

(15)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze niet verbindend voor, noch van toepassing op die lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, beslist Denemarken, overeenkomstig artikel 5 van genoemd protocol, binnen een termijn van zes maanden na de vaststelling van deze verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(16)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (10). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in het Verenigd Koninkrijk.

(17)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (11). Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

(18)

Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening een akte die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

(19)

Deze verordening vormt een akte die voortbouwt op het Schengenacquis of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging

Artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 562/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Na punt a) worden de volgende punten ingevoegd:

„a bis)

Indien de onderdaan van het derde land houder is van een visum als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder b), behelzen de grondige controles bij binnenkomst ook de verificatie van de identiteit van de houder van het visum en van de echtheid van het visum, door middel van raadpleging van het visuminformatiesysteem (VIS) overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (12).

a ter)

Bij wijze van uitzondering kan, indien:

i)

het verkeer zo druk wordt dat de wachttijden aan de grensdoorlaatposten onredelijk lang worden;

ii)

alle middelen op het gebied van personeel, apparatuur en organisatie al uitgeput zijn, en

iii)

een evaluatie heeft uitgewezen dat er geen risico op het gebied van de interne veiligheid en illegale immigratie bestaat,

het VIS worden geraadpleegd aan de hand van het nummer van de visumsticker in alle gevallen en, steekproefsgewijs, aan de hand van het nummer van de visumsticker in combinatie met een verificatie van vingerafdrukken.

In alle gevallen waarin echter twijfel bestaat over de identiteit van de houder van het visum en/of over de echtheid van het visum, wordt de raadpleging van het VIS uitgevoerd door een systematisch gebruik van het nummer van de visumsticker in combinatie met een verificatie van vingerafdrukken.

Van deze uitzonderingsregel kan uitsluitend gebruik worden gemaakt aan de desbetreffende grensdoorlaatpost zolang aan de bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.

a quater)

Het besluit tot raadpleging van het VIS overeenkomstig punt a ter) wordt genomen door de bevelvoerende grenswachter aan de doorlaatpost, of op een hoger niveau.

De betrokken lidstaten stellen de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van een dergelijk besluit in kennis.

a quinquies)

Elke lidstaat dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Commissie een verslag in over de toepassing van punt a ter), met vermelding van het aantal onderdanen van derde landen die in het VIS zijn gecontroleerd aan de hand van het nummer van de visumsticker alleen, en de duur van de in punt a ter), onder i), bedoelde wachttijd.

a sexies)

De punten a ter) en a quater) gelden gedurende een maximumperiode van drie jaar na de inwerkingtreding van het VIS. De Commissie zendt vóór afloop van het tweede jaar van de toepassing van de punten a ter) en a quater) het Europees Parlement en de Raad een evaluatie van hun uitvoering toe. Op grond van deze evaluatie kunnen het Europees Parlement en de Raad de Commissie verzoeken de nodige wijzigingen bij deze verordening voor te stellen.

2)

Aan het einde van punt c), onder i), wordt de volgende zin toegevoegd:

„deze verificatie kan inhouden dat het VIS wordt geraadpleegd overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 767/2008;”.

3)

Het volgende punt d) wordt ingevoegd:

„d)

Met het oog op de identificatie van personen die mogelijk niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, kan het VIS worden geraadpleegd overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 767/2008.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de twintigste dag volgende op de in artikel 48, lid 1, van Verordening (EG) nr. 767/2008 bedoelde datum.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Straatsburg, 14 januari 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

A. VONDRA


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 2 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 november 2008.

(2)  PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

(3)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(6)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1.

(8)  Raadsdocument 16462/06; beschikbaar op http://register.consilium.europa.eu.

(9)  PB L 83 van 26.3.2008, blz. 3.

(10)  PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(11)  PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(12)  PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.”.