30.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/4


RICHTLIJN 2009/58/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 juli 2009

betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 79/533/EEG van de Raad van 17 mei 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Richtlijn 79/533/EEG is een van de bijzondere richtlijnen van het bij Richtlijn 74/150/EEG van de Raad van 4 maart 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen geregelde EG-typegoedkeuringssysteem, thans geregeld in Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (5) en stelt de technische voorschriften vast betreffende het ontwerp en de constructie van landbouw- of bosbouwtrekkers met betrekking tot de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting. Deze technische voorschriften beogen de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten, teneinde de uitvoering van de bij Richtlijn 2003/37/EG geregelde EG-typegoedkeuringsprocedure ten aanzien van elk type trekker mogelijk te maken. Derhalve zijn de bepalingen van Richtlijn 2003/37/EG betreffende land- of bosbouwtrekkers, aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines, alsmede de systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan op de onderhavige richtlijn van toepassing.

(3)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „trekker (landbouw- of bosbouwtrekker)” verstaan ieder motorvoertuig op wielen of rupsbanden met ten minste twee assen, voornamelijk bestemd voor tractiedoeleinden en in het bijzonder ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde werktuigen, machines of aanhangwagens die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd. De trekker kan zijn ingericht voor het vervoer van een lading en van meerijders.

2.   Deze richtlijn geldt slechts voor de in lid 1 omschreven trekkers, gemonteerd op luchtbanden, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid die ligt tussen 6 en 40 km/h.

Artikel 2

1.   De lidstaten mogen de EG-goedkeuring, het afgeven van het document bedoeld in artikel 2, onder u), van Richtlijn 2003/37/EG, of de nationale goedkeuring van een trekker niet weigeren om redenen die verband houden met de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting indien deze aan de voorschriften in de bijlagen I en II voldoen.

2.   Lidstaten mogen niet langer het document afgeven bedoeld in artikel 2, onder u), van Richtlijn 2003/37/EG voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Lidstaten mogen de nationale typegoedkeuring weigeren voor een trekkertype dat niet voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn.

Artikel 3

De lidstaten mogen noch de inschrijving weigeren noch de verkoop, het in het verkeer brengen of het gebruik van trekkers verbieden om redenen die verband houden met de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting indien deze beantwoorden aan de voorschriften in de bijlagen I en II.

Artikel 4

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen I en II aan de technische vooruitgang aan te passen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 20, lid 3, van Richtlijn 2003/37/EG bedoelde procedure.

Artikel 5

De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Richtlijn 79/533/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage III, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 7

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 8

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB C 10 van 15.1.2008, blz. 21.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 11 december 2007 (PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 57) en besluit van de Raad van 22 juni 2009.

(3)  PB L 145 van 13.6.1979, blz. 20.

(4)  Zie bijlage III, deel A.

(5)  PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.


BIJLAGE I

SLEEPINRICHTING

1.   Aantal

Elke landbouw- of bosbouwtrekker moet zijn voorzien van een bijzondere inrichting, waaraan een verbindingsdeel voor het slepen zoals een sleepstang of een sleepkabel moet kunnen worden bevestigd.

2.   Plaatsing

De inrichting moet aan de voorzijde van de trekker zijn aangebracht en zijn voorzien van een koppelingspen.

3.   Vorm

De inrichting moet in de vorm van een vangmuilkoppeling worden uitgevoerd. De opening ter hoogte van het midden van de koppelingspen moet 60 mm + 0,5/- 1,5 mm hoog zijn en de diepte van de vangmuil vanaf het midden van de koppelingspen moet 62 mm ± 0,5 mm bedragen.

De koppelingspen moet een diameter hebben van 30 + 1,5 mm, en voorzien zijn van een inrichting die deze pen verhindert tijdens het gebruik zijn positie te verlaten. De borging moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze niet kan worden verloren.

De aangegeven toelaatbare afwijking van + 1,5 mm dient niet als fabricagetolerantie te worden beschouwd, maar als toelaatbaar verschil van de nominale waarden van koppelingspennen van verschillende uitvoering.


BIJLAGE II

ACHTERUITRIJINRICHTING

Elke trekker moet zijn voorzien van een achteruitrijinrichting die vanaf de bestuurdersplaats kan worden bediend.


BIJLAGE III

Deel A

Ingetrokken richtlijn met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn 79/533/EEG van de Raad

(PB L 145 van 13.6.1979, blz. 20)

 

Richtlijn 89/890/EEG van de Raad

(PB L 378 van 31.12.1982, blz. 45)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, lid 1, naar Richtlijn 79/533/EEG betreft

Richtlijn 97/54/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 277 van 10.10.1997, blz. 24)

uitsluitend wat de verwijzing in artikel 1, eerste streepje, naar Richtlijn 79/533/EEG betreft

Richtlijn 1999/58/EG van de Commissie

(PB L 148 van 15.6.1999, blz. 37)

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing

(bedoeld in artikel 6)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toepassingsdatum

79/533/EEG

21 november 1980

82/890/EEG

21 juni 1984

97/54/EG

22 september 1998

23 september 1998

1999/58/EG

30 juni 2000 (1)


(1)  Overeenkomstig artikel 2 van Richtlijn 1999/58/EG:

„1.   Met ingang van 1 juli 2000 mogen de lidstaten:

voor een type trekker de EG-typegoedkeuring, de afgifte van het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document, of de nationale typegoedkeuring weigeren,

noch het voor de eerste maal in het verkeer brengen van trekkers verbieden,

indien deze trekkers voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 79/533/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.

2.   Met ingang van 1 januari 2001 mogen de lidstaten:

niet langer het in artikel 10, lid 1, derde streepje, van Richtlijn 74/150/EEG bedoelde document afgeven voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 79/533/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn,

de nationale typegoedkeuring weigeren voor een type trekker, indien dit niet voldoet aan de voorschriften van Richtlijn 79/533/EEG, als gewijzigd bij deze richtlijn.”


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 79/533/EEG

Richtlijn 1999/58/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1

 

Artikel 1

 

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

 

Artikel 3

Artikel 4

 

Artikel 4

Artikel 5, lid 1

 

Artikel 5, lid 2

 

Artikel 5

 

Artikelen 6 en 7

Artikel 6

 

Artikel 8

Bijlage I

 

Bijlage I

Bijlage II

 

Bijlage II

 

Bijlage III

 

Bijlage IV